Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, [...] binnengekomen en verblijvende personen, Bern, 12-12-2003

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-03-2007 t/m heden

Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen

Het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, die krachtens de bepalingen van de op 11 april 1960 gesloten Benelux-Overeenkomst gemeenschappelijk optreden, en de Zwitserse Bondsstaat,

hierna genoemd „de Overeenkomstsluitende Partijen",

ernaar strevend de overname van personen die zich illegaal op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij ophouden, dat wil zeggen die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst en verblijf, en de doorgeleiding van te repatriëren personen in een geest van samenwerking en op basis van wederkerigheid te vergemakkelijken,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definities en werkingssfeer

  • 1 In deze Overeenkomst dient te worden verstaan onder grondgebied van:

    • (1) de Benelux: het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk België, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden;

    • (2) Zwitserland: het grondgebied van Zwitserland, alsmede het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein, waarbij de Zwitserse Overeenkomstsluitende Partij tevens op grond van de tussen Zwitserland en het Vorstendom Liechtenstein van kracht zijnde bilaterale verdragen gemachtigd is om de ingevolge deze Overeenkomst aan de Overeenkomstsluitende Partijen opgedragen taken te vervullen.

  • 2 In deze Overeenkomst dient te worden verstaan:

    • (1) onder „eigen onderdanen": elke onderdaan van één der Benelux-Staten, van Zwitserland of van het Vorstendom Liechtenstein;

    • (2) onder „derde Staat": elke Staat die geen Benelux-Staat en niet Zwitserland of het Vorstendom Liechtenstein is;

    • (3) onder „onderdaan van een derde Staat": eenieder die geen onderdaan van één der Benelux-Staten, van Zwitserland of het Vorstendom Liechtenstein is;

    • (4) onder „buitengrenzen":

      • a) de eerst overschreden grens die niet een gemeenschappelijke grens van de Overeenkomstsluitende Partijen is;

      • b) iedere binnen het Benelux-gebied of op het Zwitserse grondgebied gelegen lucht- of zeehaven, waar personenverkeer van of naar een derde Staat plaatsvindt.

Artikel 2. Overname van eigen onderdanen

  • 1 Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zonder formaliteiten de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij de nationaliteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft. Hetzelfde geldt voor personen wie na binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij de nationaliteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij ontnomen is en die niet tenminste een naturalisatietoezegging van de kant van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij hebben ontvangen.

  • 2 De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekt op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij en overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, onverwijld de voor de teruggeleiding van de over te nemen persoon noodzakelijke reisdocumenten.

  • 3 De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt dat deze op het moment van het verlaten van het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij niet de nationaliteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij had. Dit geldt niet wanneer de verplichting tot overname volgt uit het feit dat de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij deze persoon na binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij de eigen nationaliteit heeft ontnomen, zonder tenminste een naturalisatietoezegging van de kant van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij te hebben ontvangen.

Artikel 3. Overname van onderdanen van een derde Staat

  • 1 Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij en zonder formaliteiten de onderdanen van een derde Staat over die niet of niet meer voldoen aan de op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst en verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze onderdanen van een derde staat het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij zijn doorgereisd of aldaar hebben verbleven.

  • 2 De verplichting tot overname als bedoeld in het eerste lid geldt niet ten aanzien van:

    • een onderdaan van een derde Staat die door de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij in het bezit is gesteld van een visum, anders dan een transitvisum, of een verblijfstitel geldig op het ogenblik van zijn binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij of die, na binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij een door bedoelde verzoekende Overeenkomstsluitende Partij afgegeven verblijfstitel verkregen heeft, tenzij de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij een op een latere datum vervallend visum of vervallende verblijfstitel heeft afgegeven;

    • een onderdaan van een derde Staat die daadwerkelijk door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij naar zijn Staat van herkomst of naar een derde Staat is verwijderd tenzij hij op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij is binnengekomen via het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij na de uitvoering van de verwijderingsmaatregel.

  • 3 De Overeenkomstsluitende Partijen doen het nodige om onderdanen van een aangrenzende Staat met voorrang naar hun Staat van herkomst terug te geleiden.

  • 4 De bepalingen van het bovenstaande eerste lid zijn evenwel niet van toepassing wanneer de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij een regeling van visumvrije binnenkomst toepast ten aanzien van een derde Staat waarvan de betrokkene onderdaan is.

  • 5 De bewijsmiddelen voor het vaststellen of aannemelijk maken dat is voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden zijn beschreven in het Uitvoeringsprotocol.

Artikel 4. Overname van onderdanen van een derde Staat door de voor binnenkomst verantwoordelijke Overeenkomstsluitende Partij

  • 1 Indien een op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij aangekomen persoon niet voldoet of niet langer meer voldoet aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf en in het bezit is van een door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij afgegeven geldig visum of geldige verblijfstitel, neemt die Overeenkomstsluitende Partij op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, zonder formaliteit, deze persoon over.

  • 2 Indien beide Overeenkomstsluitende Partijen een visum of een verblijfstitel hebben afgegeven, is de Overeenkomstsluitende Partij van wie het visum of de verblijfstitel het laatst vervalt, verantwoordelijk.

  • 3 De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de afgifte van een transitvisum.

Artikel 5. Verblijfstitels

Onder verblijfstitels als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en artikel 4, wordt verstaan een door een Overeenkomstsluitende Partij afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die recht geeft op verblijf op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij. Onder deze omschrijving valt niet de tijdelijke toelating tot verblijf op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij met het oog op de behandeling van een asielverzoek.

Artikel 6. Identiteit en nationaliteit

  • 1 De identiteit en de nationaliteit van een overeenkomstig de in het eerste lid van artikel 2, en de artikelen 3 en 4, opgenomen procedures over te nemen persoon kunnen worden aangetoond door middel van de volgende documenten:

    • een geldig nationaal identiteitsbewijs;

    • een geldig paspoort of paspoortvervangend reisdocument met foto (laissez-passer);

    • een geldig militair identiteitsbewijs of een ander identiteitsbewijs van het personeel van de strijdkrachten met een foto van de houder;

    • een document, zoals hiervoor beschreven, waarvan de geldigheidsduur is verstreken op de dag van ontvangst van het verzoek om overname.

  • 2 De identiteit en de nationaliteit kunnen aannemelijk worden gemaakt aan de hand van de volgende documenten:

    • een officieel document anders dan zoals beschreven in het vorige lid, aan de hand waarvan de identiteit van de betrokkene kan worden vastgesteld (rijbewijs en dergelijke);

    • een document waaruit een consulaire inschrijving blijkt, een nationaliteitsbewijs of een bewijs van de burgerlijke stand.

  • 3 Het vermoeden van identiteit en nationaliteit kan tevens worden ondersteund door middel van één van de volgende elementen:

    • een betrouwbare getuigenverklaring, opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    • andere documenten waaruit de identiteit van de betrokkene blijkt;

    • afschriften van bovengenoemde documenten;

    • de verklaring van de betrokkene zelf, behoorlijk opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    • de taal waarin de betrokkene zich uitdrukt.

Artikel 7. Indiening van het verzoek om overname

  • 1 Een verzoek om overname vindt schriftelijk plaats en omvat:

    • (1) de personalia van de betrokkene (naam, voornaam, eventueel vroegere naam, bijnaam en pseudoniem, alias, geboortedatum en -plaats, geslacht en laatste verblijfplaats);

    • (2) de beschrijving van het paspoort of het paspoortvervangend reisdocument (onder meer serienummer, plaats en datum van afgifte, geldigheidsduur, afgevende autoriteit) en/of enig ander bewijs waaruit de nationaliteit van de betrokkene blijkt of door middel waarvan zijn nationaliteit kan worden aangetoond of vermoed;

    • (3) indien het een verzoek uit hoofde van artikel 3, vijfde lid, betreft de bewijsmiddelen bedoeld in het Uitvoeringsprotocol;

    • (4) indien het een verzoek uit hoofde van artikel 4, eerste lid, betreft een visum of een verblijfstitel.

  • 2 De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij kan elke andere voor de overnameprocedure dienstige inlichting aan de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij verstrekken.

  • 3 Indien de betrokkene medisch gevolgd moet worden, zal de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij bovendien een beschrijving van de gezondheidstoestand doorgeven en in voorkomend geval aangeven of de betrokkene een bijzondere behandeling behoeft zoals medische of andere bijstand, toezicht of vervoer per ambulance (eventueel medisch attest).

  • 4 Indien de over te nemen persoon zich in de internationale zone van één van de luchthavens van één der Overeenkomstsluitende Partijen bevindt, kunnen de bevoegde luchthavenautoriteiten een vereenvoudigde procedure overeenkomen.

Artikel 8. Termijnen

  • 1 De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij beantwoordt onverwijld, doch uiterlijk binnen een termijn van drie werkdagen, de tot haar gerichte verzoeken om overname.

  • 2 De aangezochte Overeenkomstsluitende Partij neemt de persoon wiens overname werd aanvaard onverwijld, doch uiterlijk binnen een termijn van een maand, over. Deze termijn kan op verzoek van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij worden verlengd voor de tijd dat er nog juridische of praktische belemmeringen zijn.

Artikel 9. Verval van de verplichting tot overname

  • 1 Het verzoek om overname van een onderdaan van één der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde worden ingediend.

  • 2 Het verzoek om overname van een onderdaan van een derde Staat dient uiterlijk binnen één jaar na vaststelling door de Overeenkomstsluitende Partij van de ongeoorloofde aanwezigheid van bedoelde onderdaan op haar grondgebied te worden ingediend.

Artikel 10. Doorgeleiding

  • 1 Elk der Overeenkomstsluitende Partijen staat op verzoek van de andere de doorgeleiding toe over haar grondgebied van onderdanen van een derde Staat waartegen door de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij een besluit tot verwijdering of weigering van binnenkomst op haar grondgebied is genomen op voorwaarde dat de doorgeleiding langs eventuele derde Staten en de overname door de aangezochte Staat van bestemming verzekerd zijn. De doorreis geschiedt met elk vervoermiddel.

  • 2 De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij is volledig verantwoordelijk voor het verloop van de verdere reis van de onderdaan van een derde Staat naar zijn Staat van bestemming en neemt deze persoon opnieuw over indien

    • een reden als bedoeld in het vierde lid, van dit artikel, zich voordoet of naderhand ontdekt wordt waardoor de doorgeleiding verhinderd wordt, of

    • de rest van de doorgeleiding of de overname door de aangezochte Staat van bestemming niet meer verzekerd zijn, of

    • om enigerlei andere reden het besluit tot verwijdering of weigering van binnenkomst op haar grondgebied niet kan worden uitgevoerd.

  • 3 De Overeenkomstsluitende Partij die het besluit tot verwijdering of weigering van binnenkomst op haar grondgebied genomen heeft, moet de voor doorgeleiding aangezochte Overeenkomstsluitende Partij mededelen of de persoon tegen wie dit besluit is genomen dient te worden geëscorteerd. De voor doorgeleiding aangezochte Overeenkomstsluitende Partij kan:

    • ofwel beslissen zelf voor begeleiding te zorgen, waarbij de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij zich tot de vergoeding van de hieruit voortvloeiende kosten verbindt;

    • ofwel beslissen in samenwerking met de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij voor begeleiding te zorgen;

    • ofwel de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij toestemming geven zelf voor begeleiding over haar grondgebied te zorgen.

    In de twee laatstgenoemde gevallen staat de begeleiding door de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij onder het gezag van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.

  • 4 De doorgeleiding voor verwijdering of de doorgeleiding ingevolge een weigering van binnenkomst op het grondgebied kan onder andere worden geweigerd:

    • indien de onderdaan van een derde Staat in één van de Staten van doorreis of in de Staat van bestemming dreigt te worden vervolgd op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke groepering of politieke overtuiging;

    • indien de onderdaan van een derde Staat voor de strafrechter in de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij, een mogelijke derde Staat van doorreis of de Staat van bestemming dreigt te worden beschuldigd of veroordeeld voor aan de doorreis voorafgaande feiten.

    De Overeenkomstsluitende Partijen stellen alles in het werk om de doorgeleiding te beperken tot onderdanen van een derde Staat die niet rechtstreeks aan de Staat van bestemming kunnen worden overgedragen.

Artikel 11. Geleden en veroorzaakte schade

  • 1 Indien een met de begeleiding belaste ambtenaar van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, die op het grondgebied van doorreis krachtens deze Overeenkomst een opdracht uitvoert, tijdens de uitvoering of ter gelegenheid van de opdracht schade lijdt, neemt de administratie van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij de betaling van de verschuldigde vergoedingen overeenkomstig het nationale recht voor haar rekening. De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij verhaalt de door haar betaalde vergoedingen niet op de Staat van doorreis tenzij de schade met opzet of door grove schuld is veroorzaakt dan wel door een handelen of nalaten onder verantwoordelijkheid van de Staat van doorreis.

  • 2 Indien een met de begeleiding belaste ambtenaar van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, die op het grondgebied van doorreis krachtens deze Overeenkomst een opdracht uitvoert, tijdens de uitvoering of ter gelegenheid van de opdracht schade veroorzaakt, is de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij aansprakelijk voor de schade veroorzaakt aan goederen of aan elke andere persoon dan de begeleide vreemdeling, overeenkomstig het recht van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij als Staat van doorreis. Indien voorgenoemde ambtenaar schade veroorzaakt jegens de te begeleiden vreemdeling, is de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij aansprakelijk voor de veroorzaakte schade, overeenkomstig haar eigen recht.

  • 3 De Staat van doorreis op het grondgebied waarvan de schade als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, is veroorzaakt, neemt op zich deze schade te vergoeden op de wijze waarop zij daartoe gehouden zou zijn, indien de schade door haar eigen ambtenaren zou zijn toegebracht.

  • 4 De Overeenkomstsluitende Partij waarvan de ambtenaren op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij schade als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, hebben veroorzaakt, betaalt laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij het volledige bedrag aan schadevergoeding terug dat deze aan de slachtoffers of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.

  • 5 Onverminderd de uitoefening van haar rechten jegens derden en met uitzondering van het bepaalde in het vierde lid, zien de Overeenkomstsluitende Partijen in het geval als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, ervan af de door hen geleden schade op de andere Overeenkomstsluitende Partij te verhalen.

Artikel 12. Gegevensbescherming

Persoonsgegevens worden alleen verstrekt wanneer dit nodig is voor de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen. De verwerking en behandeling van persoonsgegevens in een bepaald geval is onderworpen aan de wetgeving van de Zwitserse Bondsstaat en, wanneer een bevoegde autoriteit van een Benelux-Staat als controleur optreedt, aan de bepalingen van Richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en de uit hoofde van deze Richtlijn vastgestelde nationale wetgeving. Daarnaast zijn de volgende beginselen van toepassing:

  • a. persoonsgegevens moeten redelijk en rechtmatig worden verwerkt;

  • b. persoonsgegevens moeten voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doel van de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst worden verkregen en mogen door de mededelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;

  • c. persoonsgegevens moeten passend, relevant en niet bovenmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld en/of vervolgens worden verwerkt; de verstrekte persoonsgegevens mogen met name uitsluitend betrekking hebben op:

    • de personalia van de over te dragen persoon (naam, voornaam, eventuele vroegere namen, bijnamen of pseudoniemen, geboortedatum en -plaats, geslacht, huidige en vorige nationaliteit);

    • identiteitsbewijs of paspoort (nummer, geldigheidsduur, datum van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte);

    • verblijfplaatsen en reisroutes;

    • andere voor identificatie van de over te dragen persoon of voor het onderzoek van de overnamevereisten uit hoofde van deze Overeenkomst dienstige gegevens;

  • d. persoonsgegevens moeten nauwkeurig zijn en moeten zonodig worden bijgewerkt;

  • e. persoonsgegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, noodzakelijk is;

  • f. de mededelende en de ontvangende autoriteit treffen alle passende maatregelen om waar nodig te zorgen voor rectificatie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens wanneer de verwerking niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat de gegevens niet passend, relevant, nauwkeurig of bovenmatig zijn in verhouding tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke rectificatie, uitwissing of afscherming aan de andere Overeenkomstsluitende Partij;

  • g. op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de mededelende autoriteit in kennis van het gebruik dat van de verstrekte gegevens is gemaakt en van de daardoor verkregen resultaten;

  • h. persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt. Voor de verdere verstrekking aan andere instanties is de voorafgaande goedkeuring van de mededelende autoriteit vereist;

  • i. de mededelende en ontvangende autoriteiten zijn verplicht de verstrekking en ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren.

Artikel 13. Kosten

  • 1 De kosten verbonden aan het overbrengen van personen die volgens de artikelen 2, 3 en 4, worden overgenomen komen ten laste van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 De kosten verbonden aan de doorgeleiding tot aan de grens van de Staat van bestemming, alsmede de eventueel uit de teruggeleiding voortvloeiende kosten, komen overeenkomstig artikel 10 ten laste van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 14. Comité van deskundigen

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar onderling hulp bij de toepassing en uitlegging van deze Overeenkomst. Daartoe stellen zij een comité van deskundigen in dat:

    • (1) de toepassing van deze Overeenkomst volgt;

    • (2) voorstellen doet om vraagstukken in verband met de toepassing van deze Overeenkomst op te lossen;

    • (3) wijzigingen van en aanvullingen op deze Overeenkomst voorstelt;

    • (4) passende maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie uitwerkt en aanbeveelt.

  • 2 De Overeenkomstsluitende Partijen behouden zich het recht voor om de door het Comité voorgestelde maatregelen al dan niet goed te keuren.

  • 3 Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen. De Overeenkomstsluitende Partijen wijzen daarin de voorzitter en zijn plaatsvervangers aan; tegelijkertijd worden plaatsvervangende leden benoemd. Bij het overleg kunnen nog andere deskundigen worden betrokken.

  • 4 Het Comité komt op voorstel van één der Overeenkomstsluitende Partijen bijeen.

Artikel 15. Betrekking tot andere verdragen

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit:

Artikel 16. Uitvoeringsprotocol

  • 1 Alle nodige praktische bepalingen voor de uitvoering van deze Overeenkomst worden in het Uitvoeringsprotocol vastgelegd.

  • 2 Wijzigingen in het Protocol worden door middel van een notawisseling tussen de Benelux-Staten en de Zwitserse Bondsstaat doorgevoerd.

Artikel 17. Territoriale toepassing

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, kan de toepassing van deze Overeenkomst tot de Nederlandse Antillen en Aruba worden uitgebreid door een kennisgeving aan het Koninkrijk België, depositaris van deze Overeenkomst, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de nota waarbij de laatste van de Overeenkomstsluitende Partijen het Koninkrijk België ervan kennis heeft gegeven de voor de inwerkingtreding vereiste interne formaliteiten te hebben nageleefd.

  • 2 Het Koninkrijk België stelt ieder der Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de in het eerste lid bedoelde notificaties en van de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 19. Schorsing en opzegging

  • 1 Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

  • 2 Het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden gezamenlijk, en de Zwitserse Bondsstaat kunnen deze Overeenkomst, na kennisgeving aan het Koninkrijk België, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt, om ernstige redenen, met name in verband met de bescherming van de staatsveiligheid, de openbare orde of de volksgezondheid, en mits kennisgeving schorsen. Wat betreft de intrekking van een dergelijke maatregel, brengen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar onverwijld via diplomatieke weg op de hoogte.

  • 3 Het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden gezamenlijk, en de Zwitserse Bondsstaat kunnen deze Overeenkomst, na mededeling aan het Koninkrijk België, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt, opzeggen.

  • 4 De schorsing of opzegging van deze Overeenkomst wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de kennisgeving bedoeld in respectievelijk het tweede en derde lid, door het Koninkrijk België is ontvangen.

Artikel 20. Depositaris

Het Koninkrijk België is depositaris van deze Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Bern, op 12 december 2003, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten in de twee talen gelijkelijk authentiek.

Het origineel zal worden nedergelegd bij het Koninkrijk België, depositaris van deze Overeenkomst, die eensluidend gewaarmerkte afschriften aan de overige Overeenkomstsluitende Partijen toezendt.

Voor het Koninkrijk België

M. BAPTIST

Voor het Groothertogdom Luxemburg

Y. SPAUTZ

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

ROELOF SMIT

Voor de Zwitserse Bondsstaat

J.-D. GERBER

Uitvoeringsprotocol van de Overeenkomst tussen de Benelux-Staten ( het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen.

De Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat met het oog op de toepassing van de Overeenkomst van 12 december 2003 tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Verzoek

  • 1 Het verzoek om overname wordt gedaan wanneer krachtens artikel 6, van de Overeenkomst de identiteit en de nationaliteit van de over te nemen persoon zijn aangetoond of aannemelijk gemaakt en, indien het een verzoek uit hoofde van artikel 3, of artikel 4, van de Overeenkomst betreft, wanneer is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarden voor overname van onderdanen van een derde Staat.

  • 2 De verzoekende Overeenkomstsluitende Partij richt een schriftelijk verzoek tot de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 Het verzoek wordt middels een formulier overeenkomstig bijlage 1 bij dit Protocol ingediend. Het bevat:

    • a. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, nummer van het dossier en de datum van het verzoek;

    • b. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

    • c. de gegevens inzake de over te nemen persoon;

    • d. zo nodig, de gegevens betreffende de minderjarige kinderen;

    • e. de handtekening van de vertegenwoordiger en de officiële stempel van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

  • 4 De te verstrekken gegevens over de over te nemen persoon zijn de volgende:

    • a. persoonlijke gegevens:

      • naam en voornaam;

      • geboortedatum;

      • geboorteplaats en -land;

      • geslacht;

      • plaats van de laatste woonplaats op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

      • zo nodig, vroegere naam, pseudoniem of bijnaam.

    • b. beschrijving van het paspoort of vervangend reisdocument (met name serienummer, plaats en datum van uitgifte, geldigheidsduur, afgevende autoriteit) en/of elk ander document dat het mogelijk maakt om de nationaliteit van de betrokkene vast te stellen of aannemelijk te maken.

    • c. twee pasfoto's.

  • 5 Gegevens betreffende de minderjarige kinderen:

    • a. naam en voornamen;

    • b. verwantschap met de houder van het reisdocument;

    • c. geboortedag,-maand en -jaar;

    • d. geboorteplaats.

    Bijgevoegd worden:

    • e. geboorteakte voor een op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geboren kind;

    • f. zo mogelijk, de geboorteakte voor een op het grondgebied van een andere Staat geboren kind;

    • g. een foto voor elk kind van vijf jaar of ouder.

Artikel 2. Bewijsmiddelen met betrekking tot onderdanen van een derde Staat

  • 1 De bewijsmiddelen aan de hand waarvan overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, van de Overeenkomst kan worden aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden voor overname van onderdanen van een derde Staat zijn de volgende:

    • a. visa of verblijfstitels afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij, die geldig zijn of waarvan de geldigheidsduur niet langer dan twee jaar is verstreken;

    • b. inreis-/uitreisstempels of soortgelijke aantekeningen in het reisdocument van de betrokkene waaruit diens binnenkomst of het verblijf op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij blijkt of waarmee zijn binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij vanuit de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij kan worden aangetoond (reisroute);

    • c. door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij op naam afgegeven documenten, zoals bijvoorbeeld een rijbewijs, legitimatiebewijs;

    • d. documenten van de burgerlijke stand of een inschrijving op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

    • e. kopieën van bovenstaande documenten.

  • 2 De bewijsmiddelen aan de hand waarvan overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, van de Overeenkomst aannemelijk gemaakt kan worden dat is voldaan aan de voorwaarden voor overname van onderdanen van een derde Staat zijn de volgende:

    • a. op naam gestelde reisbiljetten, bescheiden of facturen indien daaruit de binnenkomst of het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij blijkt, of waarmee zijn binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij vanuit de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij kan worden aangetoond (bijvoorbeeld hotelrekeningen, afspraakkaarten voor bezoek aan arts/tandarts, toegangsbewijzen voor openbare/particuliere instellingen, passagierslijsten voor vlieg- of bootreizen, enzovoorts);

    • b. inlichtingen waaruit blijkt dat de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de diensten van een reisbegeleider of reisbureau;

    • c. officiële verklaringen van met name grensbeambten en andere functionarissen die kunnen getuigen dat betrokkene de grens van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft overschreden;

    • d. officiële verklaringen van ambtenaren over de aanwezigheid van de betrokkene op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

    • e. sedert meer dan twee jaren verlopen verblijfstitel, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

    • f. proces-verbaal waarin de plaats en omstandigheden worden beschreven waaronder de betrokkene na binnenkomst op het grondgebied van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij is onderschept;

    • g. inlichtingen die door een internationale organisatie zijn verstrekt met betrekking tot de identiteit en het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij of van diens reisroute van het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij naar dat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    • h. rapportage of bevestiging van de informatie door familieleden, reisgenoten, of andere personen in de vorm van een getuigenverklaring afgelegd ten overstaan van de bevoegde autoriteiten van Overeenkomstsluitende Partijen;

    • i. verklaringen van de betrokkene zelf, afgelegd ten overstaan van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij (consistent en voldoende gedetailleerd welke objectief te toetsen feiten bevatten);

    • j. andere bescheiden (bijvoorbeeld niet op naam gestelde toegangskaartjes) of betrouwbare informatie aan de hand waarvan het verblijf op of de doorreis over het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij aannemelijk gemaakt kan worden.

Artikel 3. Antwoord op het verzoek

  • 1 Het antwoord op het verzoek wordt door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij conform de in artikel 8, van de Overeenkomst gestelde termijnen overgemaakt.

  • 2 Het antwoord op het verzoek bevat:

    • a. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij, dossiernummer en de datum van het antwoord op het verzoek;

    • b. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij;

    • c. naam en voornamen, geboorteplaats en -datum van de betrokkene;

    • d. verklaring ter bevestiging dat er voor de betrokkene een overnameverplichting bestaat conform de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 4, van de Overeenkomst.

    of

    Ingeval van een negatief antwoord een verklarende nota waarin wordt aangegeven waarom voor de betrokkene de identiteit niet kon worden vastgesteld en/of dat de overnameverplichting conform de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 4, van de Overeenkomst niet op hem/haar van toepassing is.

Artikel 4. Reisdocument

  • 1 De bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij overhandigt de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij het positieve antwoord op het verzoek met het oog op de afgifte van het reisdocument.

  • 2 De diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij geeft op grond van het positieve antwoord op het verzoek het reisdocument af voor de persoon van wie de overname is toegestaan.

  • 3 Het reisdocument heeft een geldigheidsduur van tenminste zes maanden.

  • 4 Wanneer de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij niet in staat is een persoon vóór de datum waarop het reisdocument verloopt over te dragen dient zij de betrokken bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij daarvan in kennis te stellen. Zodra de effectieve terugname van de betrokkene kan plaatsvinden dient de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij een nieuw reisdocument te verstrekken met opnieuw een geldigheidsduur van zes maanden en dit binnen de vijf werkdagen die volgen op een aanvraag daartoe van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 5. Overnameprocedure

  • 1 De bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij zal de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij van de teruggeleiding van de betrokkene drie werkdagen vóór de geplande teruggeleiding in kennis stellen.

  • 2 Deze kennisgeving geschiedt schriftelijk door middel van een formulier overeenkomstig bijlage 2 bij dit Protocol, met opgave van de onderstaande gegevens:

    • a. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, het nummer van het dossier en de datum van de in kennis stelling van de teruggeleiding;

    • b. naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij;

    • c. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats van de betrokkene;

    • d. dossiernummer en datum van het antwoord op het verzoek;

    • e. aanwijzing over een persoon die om redenen van gezondheidstoestand of leeftijd een behandeling of specifieke zorg behoeft;

    • f. aanwijzing over een persoon die incidenten zou kunnen veroorzaken en voor wie de nodige begeleiding moet worden verzorgd.

  • 3 Indien de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij in de onmogelijkheid verkeert de in artikel 8, van de Overeenkomst vermelde termijn ten aanzien van de overdracht van de betrokkene in acht te nemen, dient zij de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis te stellen. Zodra de effectieve overdracht van de betrokkene kan plaatsvinden, dient de bevoegde autoriteit van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij de bevoegde autoriteit van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij daarvan binnen de onder het eerste lid van dit artikel gestelde termijnen in kennis te stellen.

Artikel 6. Begeleiding

  • 1 Wanneer de doorgeleiding onder begeleiding plaatsvindt, oefenen de met de begeleiding belaste ambtenaren van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij hun taak in burgerkledij uit, ongewapend en in het bezit van de toestemming tot doorgeleiding.

  • 2 De bewaking en het aan boord brengen van de onderdaan van een derde Staat worden door deze ambtenaren met de bijstand en onder het gezag van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij gewaarborgd. In voorkomend geval kunnen de bewaking en het aan boord brengen door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij in samenspraak met de met de begeleiding belaste ambtenaren worden gewaarborgd.

  • 3 De autoriteiten van de Staat van doorreis verlenen de met de begeleiding belaste ambtenaren van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij bij de uitoefening van hun taak in het kader van deze Overeenkomst dezelfde bescherming en bijstand als aan de terzake bevoegde ambtenaar van hun eigen land.

  • 4 De met de begeleiding belaste ambtenaren van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij worden met de ambtenaren van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij gelijkgesteld, wat betreft de strafbare feiten waarvan zij het slachtoffer zouden zijn of die ze tijdens de doorreis op het grondgebied van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij bij de uitoefening van hun taak zouden plegen. Zij vallen onder de regeling voor burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij optreden.

  • 5 De ambtenaren die krachtens deze Overeenkomst met de begeleiding op het grondgebied van de Staat van doorreis zijn belast, moeten in staat zijn te allen tijde hun identiteit, hun hoedanigheid en de aard van hun opdracht aan te tonen door overlegging van de door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij afgegeven toestemming tot doorgeleiding.

Artikel 7. Grensposten

  • 1 De plaatsen waar betrokkenen daadwerkelijk via de lucht kunnen worden overgedragen en overgenomen krachtens de Overeenkomst zijn:

– Voor het Koninkrijk België:

de luchthaven Brussel Nationaal

– Voor het Groothertogdom Luxemburg:

de luchthaven van Luxemburg

- Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

de luchthaven Schiphol te Amsterdam

– Voor Zwitserland:

de luchthaven Zürich-Kloten de luchthaven Genève-Cointrin de luchthaven Basel - Mulhouse de luchthaven Bern - Belp

De luchthavens van Bazel-Mulhouse en Bern-Belp mogen niet voor doorreis worden gebruikt.

  • 2 Wanneer overname over de weg plaatsvindt, stelt de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij in kennis van de bevoegde autoriteit in het desbetreffende geval.

Artikel 8. Bevoegde autoriteiten

Dertig dagen na de sluiting van de Overeenkomst wisselen de Overeenkomstsluitende Partijen de lijst van de voor de uitvoering van de Overeenkomst bevoegde autoriteiten en hun adres onderling uit.

Artikel 9. Comité van deskundigen

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen stellen elkaar binnen de dertig dagen na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in kennis van de samenstelling van hun delegatie in het krachtens artikel 14, van de Overeenkomst bepaalde Comité van deskundigen.

Artikel 10. Slotbepaling

Dit Protocol zal van toepassing zijn vanaf de dag van de inwerkingtreding van de Overeenkomst, gesloten tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen.

GEDAAN te Bern, op 12 december 2003, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten in de twee talen gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België

M. BAPTIST

Voor het Groothertogdom Luxemburg

Y. SPAUTZ

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

ROELOF SMIT

Voor de Zwitserse Bondsstaat

J.-D. GERBER

Naar boven