Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, Paramaribo, 25-10-2004

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2006 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Preambule

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Suriname,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Gelet op het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en van het waarborgen van een juiste handhaving door hun douaneadministraties van verboden, beperkingen en controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen;

Overwegend dat inbreuken op de douanewetgeving schadelijk zijn voor de veiligheid en de economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de belangen op het gebied van de volksgezondheid van de Verdragsluitende Partijen;

Overwegend dat de illegale grensoverschrijdende handel in wapens, explosieven, chemische, biologische en nucleaire stoffen alsmede in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren een gevaar voor de samenleving vormt;

Erkennend de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van door de Verdragsluitende Partijen met elkaar overeengekomen internationaal rechtelijke bepalingen;

Gelet op de Aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand, de Verklaring inzake verbetering van douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand (Verklaring van Cyprus) en de Resolutie inzake veiligheid en facilitatie van de internationale logistieke keten, aangenomen door de Internationale Douaneraad, tegenwoordig bekend als de Wereld Douane Organisatie, in respectievelijk december 1953, juli 2000 en juni 2002;

Gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;

Tevens gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties van 1948;

zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „douaneadministratie": wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, één van de centrale administraties die in de respectieve delen van het Koninkrijk verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de douanewetgeving, en wat de Republiek Suriname betreft, de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen;

  • b. „douanerechten": alle rechten, belastingen of heffingen die geheven worden alsmede restituties en exportsubsidies die verleend worden op grond van de douanewetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen, met uitzondering van heffingen voor verleende diensten;

  • c. „douanevordering": elk bedrag aan douanerechten dat niet in een van de Verdragsluitende Partijen kan worden geïnd alsmede verhogingen, administratieve boeten, renten en kosten die betrekking hebben op die douanerechten;

  • d. „douanewetgeving": alle wettelijke en administratieve bepalingen die door een van de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verboden, beperkingen en controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen;

  • e. „functionaris": elke douaneambtenaar of andere regeringsambtenaar aangewezen door een van de douaneadministraties;

  • f. „inbreuk op de douanewetgeving": elke schending of poging tot schending van de douanewetgeving;

  • g. „informatie": alle gegevens, al dan niet bewerkt of geanalyseerd, en documenten, rapporten en andere mededelingen ongeacht in welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm, of gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan;

  • h. „persoon": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • i. „persoonsgegevens": alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • j. „aangezochte administratie": de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht;

  • k. „verzoekende administratie": de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;

  • l. „aangezochte Verdragsluitende Partij": de Verdragsluitende Partij wier douaneadministratie om bijstand wordt verzocht;

  • m. „verzoekende Verdragsluitende Partij": de Verdragsluitende Partij wier douaneadministratie om bijstand verzoekt.

HOOFDSTUK II. REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG

Artikel 2

  • 1 De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving, met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen.

  • 2 Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door een Verdragsluitende Partij wordt verleend in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douaneadministratie.

  • 3 Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake zijn huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen na te komen, alsmede zijn huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie.

  • 4 Dit Verdrag laat onverlet de huidige en toekomstige verplichtingen van de Republiek Suriname die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Caribbean Community (CARICOM), gedaan te Chaguaramas op 4 juli 1973 als herzien op 5 juli 2001 te Nassau, Bahamas.

  • 5 Dit Verdrag heeft betrekking op de wederzijdse administratieve bijstand tussen de Verdragsluitende Partijen en laat onverlet de wederzijdse bijstand tussen hen in strafzaken. Indien wederzijdse bijstand moet worden verleend door andere autoriteiten van de aangezochte Verdragsluitende Partij zal de aangezochte administratie deze autoriteiten en waar bekend het desbetreffende verdrag of de toepasselijke regeling aangeven.

  • 6 Personen kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen de uitvoering van een verzoek om bijstand te doen beletten.

HOOFDSTUK III. INFORMATIE

Artikel 3. Informatie voor de toepassing en handhaving van de douanewetgeving

  • 1 De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving, met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen. Deze informatie kan betrekking hebben op:

    • a. nieuwe wetshandhavingstechnieken die hun doeltreffendheid hebben bewezen;

    • b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen betreffende het maken van inbreuken op de douanewetgeving;

    • c. goederen waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor het maken van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede de voor deze goederen toegepaste vervoer- en opslagmethoden;

    • d. personen van wie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of van wie wordt vermoed dat zij een inbreuk op de douanewetgeving gaan maken;

    • e. alle andere gegevens die de douaneadministraties van nut kunnen zijn bij de risicobeoordeling voor controle- en facilitatiedoeleinden.

  • 2 Op verzoek verstrekt de aangezochte administratie de verzoekende administratie informatie die betrekking heeft op gevallen waarin de laatste reden heeft te twijfelen aan de door een persoon verstrekte informatie voor de toepassing van de douanewetgeving te zijnen aanzien.

Artikel 4. Informatie met betrekking tot inbreuken op de douanewetgeving

  • 1 De douaneadministratie van een Verdragsluitende Partij verstrekt, op verzoek of uit eigen beweging, informatie aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij over voorgenomen, lopende of voltooide activiteiten die een inbreuk op de douanewetgeving van de andere Verdragsluitende Partij lijken te vormen.

  • 2 In gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare orde en veiligheid met inbegrip van de veiligheid van de internationale logistieke keten, of voor andere vitale belangen van een Verdragsluitende Partij met zich kunnen brengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij, waar mogelijk, uit eigen beweging en onverwijld zulke informatie.

Artikel 5. Informatie over de rechtmatigheid van het grensoverschrijdende goederenverkeer

Op verzoek stelt de aangezochte administratie de verzoekende administratie ervan op de hoogte:

  • a. of goederen die zijn ingevoerd in het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze werden uitgevoerd uit het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij;

  • b. of goederen die werden uitgevoerd uit het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij en de douaneregeling waaronder de goederen eventueel zijn geplaatst.

Artikel 6. Systematisch verstrekken van informatie

De douaneadministraties kunnen elkaar, op voorwaarden die worden neergelegd in een nadere regeling overeenkomstig artikel 20, informatie die onder dit Verdrag valt op een systematische wijze verstrekken.

Artikel 7. Vooraf verstrekken van informatie

De douaneadministraties kunnen elkaar, op voorwaarden die worden neergelegd in een nadere regeling overeenkomstig artikel 20, specifieke informatie verstrekken voorafgaand aan de aankomst van zendingen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK IV. BIJZONDERE VORMEN VAN BIJSTAND

Artikel 8. Invordering van douanevorderingen

  • 1 Op verzoek verlenen de douaneadministraties elkaar bijstand met het oog op de invordering van douanevorderingen in overeenstemming met de respectieve nationale wettelijke en administratieve bepalingen voor de invordering van hun eigen douanerechten.

  • 2 Bijstand bij de invordering van douanevorderingen wordt nader geregeld overeenkomstig artikel 20.

Artikel 9. Toezicht en informatie

Op verzoek houdt de aangezochte administratie toezicht op en verstrekt zij informatie over:

  • a. goederen in vervoer of in opslag waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

  • b. vervoermiddelen waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

  • c. panden of terreinen op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden in verband met het maken van een inbreuk op de douanewetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij;

  • d. personen van wie bekend is dat zij een inbreuk hebben gemaakt of van wie het vermoeden bestaat dat zij een inbreuk maken op de douanewetgeving van de verzoekende Verdragsluitende Partij, in het bijzonder diegenen die het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij betreden en verlaten.

Artikel 10. Gecontroleerde aflevering

De douaneadministraties kunnen binnen het kader van hun nationale wettelijke en administratieve bepalingen, door middel van een wederzijdse regeling, toestemming verlenen voor de onder hun toezicht verrichte invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het grondgebied van hun respectieve landen van goederen die betrokken zijn bij ongeoorloofde handel om deze ongeoorloofde handel tegen te gaan. Indien een douaneadministratie niet bevoegd is bedoelde toestemming te verlenen, tracht die administratie samenwerking te bewerkstelligen met de nationale autoriteiten die daartoe wel bevoegd zijn of draagt zij de zaak aan hen over.

Artikel 11. Deskundigen en getuigen

De aangezochte administratie kan, op verzoek, functionarissen machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechtscollege van de verzoekende Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK V. TOEZENDING VAN VERZOEKEN

Artikel 12

  • 1 Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere Verdragsluitende Partij gericht. Verzoeken worden schriftelijk of elektronisch gedaan en gaan vergezeld van alle informatie die voor de inwilliging van het verzoek nuttig wordt geacht. De aangezochte administratie kan schriftelijke bevestiging van elektronische verzoeken verlangen. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken mondeling worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

  • 2 Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende gegevens:

    • a. de naam van de verzoekende administratie;

    • b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek, alsmede de aard van de verzochte bijstand;

    • c. een korte beschrijving van de desbetreffende aangelegenheid en van de administratieve en juridische aspecten die daaraan zijn verbonden;

    • d. de namen en de adressen van de personen waarop het verzoek betrekking heeft, voorzover bekend.

  • 3 Aan een voorstel van de verzoekende administratie om een bepaalde procedure of methode te volgen, wordt door de aangezochte administratie tegemoetgekomen met inachtneming van haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen.

  • 4 Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met afschriften kan worden volstaan en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden. De rechten van de aangezochte administratie of van derden terzake blijven onverlet.

HOOFDSTUK VI. UITVOERING VAN VERZOEKEN

Artikel 13. Verkrijgen van informatie

  • 1 Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te verkrijgen.

  • 2 Als de aangezochte administratie niet de bevoegde autoriteit is om een onderzoek in te stellen om de verzochte informatie te verkrijgen, kan zij, naast het aanwijzen van de bevoegde autoriteit, het verzoek aan die autoriteit doorzenden.

Artikel 14. Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij

Door de verzoekende administratie speciaal hiertoe aangewezen functionarissen kunnen, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde hieraan verbonden voorwaarden, ten behoeve van het onderzoek naar een inbreuk op de douanewetgeving, op verzoek:

  • a. ten kantore van de aangezochte administratie kennisnemen van documenten en andere informatie met betrekking tot die inbreuk op de douanewetgeving, en daarvan afschriften verkrijgen;

  • b. aanwezig zijn bij een door de aangezochte administratie geleid onderzoek op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij dat van belang is voor de verzoekende administratie; de functionarissen van de verzoekende Verdragsluitende Partij hebben daarbij uitsluitend een adviserende rol.

Artikel 15. Aanwezigheid van functionarissen van de verzoekende Verdragsluitende Partij op uitnodiging van de aangezochte administratie

Indien de aangezochte administratie het wenselijk acht dat functionarissen van de verzoekende Verdragsluitende Partij aanwezig zijn wanneer, overeenkomstig een verzoek, bijstandsmaatregelen worden uitgevoerd, kan zij de verzoekende administratie uitnodigen daartoe functionarissen ter beschikking te stellen. Aan de aanwezigheid van deze functionarissen op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Partij kan de aangezochte administratie voorwaarden verbinden.

Artikel 16. Bezoeken van functionarissen

  • 1 Indien functionarissen aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag, moeten zij te allen tijde in staat zijn hun identiteit en officiële hoedanigheid aan te tonen.

  • 2 Functionarissen genieten, gedurende hun verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, de bescherming die wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij voorzover dit uit hoofde van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij mogelijk is. Zij zijn verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.

HOOFDSTUK VII. VERTROUWELIJKHEID EN BESCHERMING VAN INFORMATIE

Artikel 17

  • 1 Uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts door de douaneadministraties en uitsluitend voor de doeleinden van dit Verdrag worden gebruikt, behalve in gevallen waarin de douaneadministratie die de informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan door andere autoriteiten of voor andere doeleinden. Aan deze goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2 Uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag, indien de wetgeving van de verstrekkende Verdragsluitende Partij dat voorschrijft, slechts bij strafrechtelijke vervolgingen worden gebruikt nadat het openbaar ministerie of de rechterlijke autoriteiten van de verstrekkende Verdragsluitende Partij met dit gebruik hebben ingestemd.

  • 3 Uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld en daarvoor gelden ten minste dezelfde vertrouwelijkheid en bescherming als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar zij wordt ontvangen.

  • 4 Toezending van persoonsgegevens uit hoofde van dit Verdrag geschiedt in overeenstemming met de wetgeving van de desbetreffende Verdragsluitende Partij en is daarnaast onderworpen aan de bepalingen in de Bijlage bij dit Verdrag, die een integrerend deel uitmaakt van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII. ONTHEFFING

Artikel 18

  • 1 Indien de bijstand waar uit hoofde van dit Verdrag om wordt verzocht een inbreuk zou kunnen vormen op de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of een ander wezenlijk nationaal belang van de aangezochte Verdragsluitende Partij, of rechtmatige handels- of beroepsbelangen zou kunnen schaden, kan deze bijstand door die Verdragsluitende Partij worden geweigerd of worden verstrekt onder de voorwaarden die zij verlangt.

  • 2 Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

  • 3 De bijstand kan worden uitgesteld indien er gronden zijn om aan te nemen dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden die de aangezochte administratie verlangt.

  • 4 Indien de bijstand wordt geweigerd of uitgesteld, deelt de aangezochte administratie de verzoekende administratie de redenen hiervoor mee.

HOOFDSTUK IX. KOSTEN

Artikel 19

  • 1 Behoudens het bepaalde in het tweede en in het derde lid van dit artikel zien de Verdragsluitende Partijen af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten.

  • 2 Bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen, alsook de kosten van vertalers en tolken die niet in dienst zijn bij de centrale overheid van de aangezochte Verdragsluitende Partij, worden gedragen door de verzoekende Verdragsluitende Partij.

  • 3 Indien met de uitvoering van een verzoek aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone aard zijn of zullen zijn gemoeid, plegen de Verdragsluitende Partijen overleg om de voorwaarden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.

HOOFDSTUK X. UITVOERING VAN HET VERDRAG

Artikel 20

De douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen besluiten gezamenlijk, binnen het kader van dit Verdrag, over nadere uitvoeringsregelingen.

HOOFDSTUK XI. GESCHILLENREGELING

Artikel 21

  • 1 De douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen streven ernaar geschillen of andere problemen betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

  • 2 Geschillen of problemen waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geregeld.

HOOFDSTUK XII. TERRITORIALE TOEPASSING

Artikel 22

  • 1 Wat de Republiek Suriname betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied van Suriname en het onder de aangrenzende zee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan waarop Suriname in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft.

  • 2 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied van het deel van het Koninkrijk in Europa en van de Nederlandse Antillen, met uitzondering van artikel 2, derde lid, dat alleen toepassing vindt op het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot Aruba.

  • 3 Bedoelde uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, met inbegrip van voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, die nader worden vastgesteld en overeengekomen bij diplomatieke notawisseling

HOOFDSTUK XIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 23. Inwerkingtreding

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

  • 2 Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

Artikel 24. Duur en beëindiging

  • 1 Dit Verdrag wordt in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide Verdragsluitende Partijen kan het te allen tijde langs diplomatieke weg opzeggen.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen zijn gerechtigd de toepassing van dit Verdrag te beëindigen ten aanzien van elk afzonderlijk deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 3 De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de datum van de kennisgeving van opzegging aan de andere Verdragsluitende Partij. Lopende procedures op het tijdstip van beëindiging worden niettemin voltooid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Paramaribo, op 25 oktober 2004, in de Nederlandse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

J. G. WIJN

Voor de Republiek Suriname

H. S. HILDENBERG

Bijlage Bepalingen van toepassing op de douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen bij de uitwisseling van persoonsgegevens

1.

De douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen mogen de verstrekte persoonsgegevens alleen gebruiken voor het aangegeven doel en overeenkomstig de door de verstrekkende douaneadministratie gestelde voorwaarden.

2.

De ontvangende administratie licht de verstrekkende douaneadministratie op haar verzoek in over het gebruik dat van de verstrekte persoonsgegevens is gemaakt en over de daarmee bereikte resultaten.

3.

Persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan de bevoegde douaneautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen. Toezending ervan aan andere autoriteiten mag alleen plaatsvinden met voorafgaande toestemming van de verstrekkende douaneadministratie.

4.

De verstrekkende douaneadministratie waarborgt dat de persoonsgegevens zowel nauwkeurig zijn als noodzakelijk en niet te uitvoerig in verhouding tot het doel waarvoor zij dienen te worden verstrekt. Verboden inzake het verstrekken van persoonsgegevens krachtens nationaal recht worden in acht genomen. Indien aan het licht komt dat onnauwkeurige gegevens of gegevens die niet verstrekt mogen worden zijn verstrekt, wordt de ontvanger terstond ingelicht en is deze verplicht de desbetreffende gegevens te verbeteren of te vernietigen.

5.

De betrokken natuurlijke persoon wordt op verzoek ingelicht over de omtrent hem aanwezige persoonsgegevens en over het beoogde gebruik ervan. Een dergelijke verplichting bestaat niet voorzover het openbaar belang bij het niet inlichten van de betrokken natuurlijke persoon zwaarder weegt dan het belang van die natuurlijke persoon te worden ingelicht. Het recht te worden ingelicht wordt voor het overige beheerst door nationaal recht.

6.

Indien enig persoon wordt geschaad door een onrechtmatig handelen bij de verstrekking van persoonsgegevens uit hoofde van dit Verdrag, is de ontvangende douaneadministratie aansprakelijk jegens genoemde persoon overeenkomstig het nationale recht. In haar verweer jegens genoemde persoon kan zij zich er niet op beroepen dat de schade is veroorzaakt door de verstrekkende douaneadministratie.

7.

Bij het verstrekken van persoonsgegevens vermeldt de verstrekkende douaneadministratie de krachtens nationaal recht toepasselijke termijnen waarna die gegevens dienen te worden vernietigd.

8.

De douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen zijn verplicht de verstrekking en ontvangst van persoonsgegevens te registreren.

9.

De douaneadministraties van de Verdragsluitende Partijen zijn verplicht de verstrekte persoonsgegevens doeltreffend te beschermen tegen ongeoorloofde toegang, tegen niet door de verstrekkende douaneadministratie toegestane wijzigingen en tegen ongeoorloofde toezending aan derde partijen.

Naar boven