Protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt [...] Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, Luxemburg, 31-05-2005

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2008 t/m heden

Protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

Authentiek : NL

Protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

Het Koninkrijk België,

De Tsjechische Republiek,

Het Koninkrijk Denemarken,

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Estland,

De Helleense Republiek,

Het Koninkrijk Spanje,

De Franse Republiek,

Ierland,

De Italiaanse Republiek,

De Republiek Cyprus,

De Republiek Letland,

De Republiek Litouwen,

Het Groothertogdom Luxemburg,

De Republiek Hongarije,

De Republiek Malta,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

De Republiek Oostenrijk,

De Republiek Polen,

De Portugese Republiek,

De Republiek Slovenië,

De Republiek Slowakije,

De Republiek Finland,

Het Koninkrijk Zweden,

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

hierna „EG-lidstaten’’ te noemen, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie; en

De Europese Gemeenschap

hierna „de Gemeenschap’’, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen,

enerzijds, en

De Republiek Tunesië, hierna „Tunesië’’ te noemen,

anderzijds,

Overwegende dat de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, hierna „de Euro-mediterrane overeenkomst’’ genoemd, op 17 juli 1995 in Brussel ondertekend en op 1 maart 1998 in werking is getreden;

Overwegende dat het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (hierna het „Toetredingsverdrag’’ genoemd) op 16 april 2003 te Athene is ondertekend en op 1 mei 2004 in werking is getreden;

Overwegende dat uit hoofde van artikel 6, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, de toetreding van de nieuwe overeenkomstsluitende partijen tot de Euro-mediterrane overeenkomst moet worden overeengekomen door de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 23, lid 2, van de Euro-mediterrane overeenkomst overleg heeft plaatsgevonden om rekening te houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Tunesië,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek worden partij bij de Euro-mediterrane overeenkomst en dienen, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Gemeenschap, de teksten van de overeenkomst, alsmede de gemeenschappelijke verklaringen, de verklaringen en de briefwisselingen respectievelijk goed te keuren en er nota van te nemen.

Artikel 2

Teneinde rekening te houden met de recente institutionele ontwikkelingen binnen de Europese Unie, komen de partijen overeen dat na het aflopen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de bestaande bepalingen van de overeenkomst die naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal verwijzen, geacht worden te verwijzen naar de Europese Gemeenschap, die alle door de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aangegane rechten en verplichtingen heeft overgenomen.

HOOFDSTUK I. WIJZIGINGEN IN DE TEKST VAN DE EURO-MEDITERRANE OVEREENKOMST IN HET BIJZONDER DE PROTOCOLLEN

Artikel 3. Landbouwproducten

[Red: Wijzigt de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds; Brussel, 17-07-1995.]

Artikel 4. Oorsprongsregels

[Red: Wijzigt de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds; Brussel, 17-07-1995.]  

Artikel 5. Voorzitterschap van het associatiecomité

[Red: Wijzigt de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds; Brussel, 17-07-1995.]

HOOFDSTUK II. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 6. Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking

  • 1 Bewijzen van oorsprong die op de juiste wijze zijn afgegeven door Tunesië of een nieuwe lidstaat in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die tussen hen van toepassing zijn, worden, krachtens dit protocol, in de desbetreffende landen aanvaard, op voorwaarde dat:

    • a. aanvaarding van dergelijke oorsprong betekent dat een preferentiële tariefbehandeling wordt toegepast op basis van de preferentiële tariefmaatregelen die in de overeenkomst tussen de Europese Unie en Tunesië zijn opgenomen of op basis van het communautaire stelsel van algemene tariefpreferenties;

    • b. het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de datum van toetreding zijn afgegeven;

    • c. het bewijs van oorsprong binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten wordt ingediend.

    Indien goederen vóór de datum van toetreding ten invoer zijn aangegeven in Tunesië of een nieuwe lidstaat op grond van op dat tijdstip tussen Tunesië en die nieuwe lidstaat geldende preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen, kunnen achteraf op grond van die overeenkomsten of regelingen achteraf afgegeven bewijzen van oorsprong ook worden aanvaard, mits het bewijs binnen vier maanden na de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten wordt overgelegd.

  • 2  Tunesië en de nieuwe lidstaten mogen vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur’’ is verleend in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die zij onderling toepassen, blijven gebruiken, mits:

    • a. een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de door Tunesië vóór de toetredingsdatum met de Gemeenschap gesloten overeenkomst;

    • b. de toegelaten exporteurs de regels van oorsprong uit hoofde van die overeenkomst toepassen.

    Deze vergunningen moeten uiterlijk één jaar na de datum van toetreding worden vervangen door nieuwe vergunningen die onder de voorwaarden van de overeenkomst zijn afgegeven.

  • 3  Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven op grond van de preferentiële overeenkomsten en autonome regelingen zoals bedoeld in de leden 1 en 2, moeten gedurende drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong worden aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van Tunesië of de nieuwe lidstaten en kunnen gedurende een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong nog worden gedaan door die autoriteiten ter rechtvaardiging van een invoeraangifte.

Artikel 7. Goederen geplaatst onder de regeling douanevervoer

  • 1  De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op goederen die worden uitgevoerd uit Tunesië naar een van de nieuwe lidstaten of uit een van de nieuwe lidstaten naar Tunesië, die voldoen aan het bepaalde in Protocol nr. 4 en die op de dag van toetreding onderweg zijn of zich in tijdelijke opslag bevinden in een douane-entrepot of in een vrije zone in Tunesië of de betrokken nieuwe lidstaat.

  • 2  In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

HOOFDSTUK III. ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Tunesië verbindt zich ertoe geen claim, verzoek of beroep in te dienen, noch concessies te wijzigen of in te trekken op grond van de artikelen XXIV.6 en XXVIII van de GATT naar aanleiding van deze uitbreiding van de Gemeenschap.

Artikel 9

Voor 2004 zal de verhoging van het bestaande tariefcontingent voor de invoer van niet bewerkte olijfolie berekend worden naar rato van de basisvolumen, rekening houdend met de tijd die is verstreken vóór de in artikel 12, lid 2, bedoelde datum.

Artikel 10

Dit protocol vormt een integrerend deel van de Euro-mediterrane overeenkomst. De bijlagen bij dit protocol zijn een integrerend onderdeel van dit protocol.

Artikel 11

  • 1  Dit protocol wordt door de Gemeenschap, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door Tunesië volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

  • 2  De partijen geven elkaar kennis van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde overeenkomstige procedures. De akten van goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 12

  • 1  Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

  • 2  Dit protocol is voorlopig van toepassing vanaf 1 mei 2004.

Artikel 13

Dit protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 14

De tekst van de Euro-mediterrane overeenkomst, de bijlagen en de protocollen die daarvan een integrerend deel vormen, de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen worden opgemaakt in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal, en die teksten zijn evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten.

De Associatieraad moet deze teksten goedkeuren.

GEDAAN te Luxemburg, de eenendertigste mei tweeduizend vijf.

Naar boven