Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada, Brantford, 27-06-2001

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-04-2004 t/m heden

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada

Authentiek : NL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Canada,

hierna te noemen „Partijen”,

vastbesloten de relaties tussen de beide landen op het terrein van de sociale zekerheid verder te versterken, en

in achtnemende de wijzigingen in hun onderscheiden sociale zekerheidswetgeving sedert de ondertekening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada te 's-Gravenhage op 26 februari 1987,

zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel I. Definities

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag,

    • wordt onder „uitkering” verstaan, met betrekking tot een Partij, elke uitkering, pensioen of bijslag ingevolge de wetgeving van die Partij met inbegrip van aanvullingen op en verhogingen van de uitkering, het pensioen of de bijslag krachtens de wetgeving zoals gedefinieerd in artikel II;

    • wordt onder „bevoegde autoriteit” verstaan, met betrekking tot een Partij, de Minister of de Ministers onder wier verantwoordelijkheid de in artikel II vermelde wetgevingen vallen;

    • wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan, wat Canada betreft, de bevoegde autoriteit, en wat Nederland betreft het orgaan dat belast is met de uitvoering van de in artikel II vermelde wetgevingen en dat krachtens de van toepassing zijnde wetgeving bevoegd is;

    • wordt onder „verzekeringstijdvak” verstaan, met betrekking tot een Partij, een tijdvak van premiebetaling, verzekering, arbeid of wonen dat in acht wordt genomen om recht te verkrijgen op uitkering krachtens de wetgeving van die Partij;

    • wordt onder „werknemer” verstaan een persoon die in dienstbetrekking staat tot een werkgever alsmede ieder die krachtens de van toepassing zijnde wetgeving wordt aangemerkt als werknemer;

    • wordt onder „wetgeving” verstaan, met betrekking tot een Partij, de in artikel II vermelde wetgevingen met betrekking tot die Partij;

    • wordt onder „onderdaan” verstaan, wat Canada betreft, een Canadees staatsburger; en, wat Nederland betreft, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;

    • wordt onder „voorgaande Verdrag” verstaan, het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Canada en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te 's-Gravenhage op 26 februari 1987, zoals aangepast door het Aanvullende Verdrag tot aanpassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Canada en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Ottawa op 26 juli 1989;

    • onder „zelfstandige” wordt verstaan een persoon die voor eigen rekening tegen beloning werkzaam is;

    • wordt onder „grondgebied” verstaan, wat Canada betreft, het grondgebied van Canada; en, wat Nederland betreft, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

  • 2 Elke term die niet in dit Verdrag is omschreven heeft de betekenis welke daaraan wordt gegeven in de wetgeving welke wordt toegepast.

Artikel II. Materiële werkingssfeer

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing:

    • a. wat Canada betreft, op:

      • i. de „Old Age Security Act” (Wet op de Ouderdomsverzekering) en de krachtens deze wet getroffen regelingen; en

      • ii. het „Canada Pension Plan” (Canada Pensioen Plan) en de krachtens deze wet getroffen regelingen;

    • b. wat Nederland betreft, op de wetgevingen betreffende:

      • i. de invaliditeitsverzekering voor werknemers;

      • ii. de invaliditeitsverzekering voor zelfstandigen

      • iii. de ouderdomsverzekering;

      • iv. de nabestaandenverzekering;

      • v. de kinderbijslagen;

        en voor de toepassing van artikel VI(2), (3) en (4):

      • vi. de ziekteverzekering (uitkeringen en verstrekkingen), inclusief de verplichting van de werkgever tot doorbetaling van het loon gedurende de eerste tweeënvijftig weken van ziekte van de werknemer zoals bepaald in het Burgerlijk Wetboek;

      • vii. de werkloosheidsverzekering.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het derde lid, is dit Verdrag eveneens van toepassing op elke wetgeving, waarbij de in het eerste lid bedoelde wetgevingen worden gewijzigd, aangevuld, samengevoegd of vervangen.

  • 3 Dit Verdrag is niet van toepassing op wetten of regelingen die de bestaande wetgeving van een Partij uitbreiden tot een nieuwe categorie rechthebbenden, indien de bevoegde autoriteit van die Partij binnen drie maanden na de officiële bekendmaking of afkondiging van die wetten of regelingen de bevoegde autoriteit van de andere Partij in kennis stelt dat zij een zodanige uitbreiding van het Verdrag niet wenst.

  • 4 Dit Verdrag is niet van toepassing op regelingen inzake sociale en medische bijstand, noch op bijzondere regelingen voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden, noch op regelingen betreffende prestaties aan slachtoffers van oorlogshandelingen of de gevolgen daarvan.

Artikel III. Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, is dit Verdrag van toepassing op onderdanen van de Partijen, op personen op wie de wetgeving van één van de Partijen van toepassing is dan wel is geweest, alsmede op andere personen voor zover zij rechten ontlenen aan vorenbedoelde personen.

Artikel IV. Gelijkheid van behandeling

  • 1 Wat de Canadese wetgeving betreft zijn alle personen die in artikel III worden bedoeld, onderworpen aan de verplichtingen van die wetgeving en zijn zij, ongeacht hun nationaliteit, uitkeringsgerechtigd.

  • 2 Wat de Nederlandse wetgeving betreft zijn, tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald:

    • a. onderdanen van Canada,

    • b. vluchtelingen, als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 bij genoemd Verdrag,

    • c. staatlozen, als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954, en

    • d. andere personen voor zover zij rechten ontlenen aan een onder a, b of c bedoeld persoon, onderworpen aan de verplichtingen van die wetgeving en zijn zij onder dezelfde voorwaarden als onderdanen van Nederland uitkeringsgerechtigd.

Artikel V. Export van uitkeringen

  • 1 Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald kunnen invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenuitkeringen die een in artikel III bedoeld persoon krachtens de wetgeving van een Partij heeft verkregen, inclusief zodanige uitkeringen die verkregen zijn op grond van dit Verdrag, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard, uitsluitend op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van de andere Partij woont; zij worden betaalbaar gesteld op het grondgebied van de andere Partij.

  • 2 Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, worden uitkeringen die op grond van dit Verdrag door de ene Partij aan een persoon op het grondgebied van de andere Partij betaalbaar worden gesteld, ook betaalbaar gesteld aan een persoon op het grondgebied van een derde Staat, onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde omvang als aan onderdanen van de eerste Partij die op het grondgebied van die derde Staat wonen.

TITEL II. BEPALINGEN INZAKE TOE TE PASSEN WETGEVING

Artikel VI. Regels met betrekking tot de dekking

  • 1 Onder voorbehoud van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel:

    • a. is op een werknemer die op het grondgebied van een Partij werkt met betrekking tot die werkzaamheden uitsluitend de wetgeving van die Partij van toepassing; en

    • b. is op een zelfstandige die op het grondgebied van de ene Partij zijn normale woonplaats heeft en op het grondgebied van de andere Partij of op het grondgebied van beide Partijen werkt, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend de wetgeving van de eerste Partij van toepassing.

  • 2

    • a. Op een werknemer die verzekerd is krachtens de wetgeving van de ene Partij en die door zijn werkgever is aangewezen voor hem werkzaamheden te verrichten op het grondgebied van de andere Partij, is met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend de wetgeving van de eerste Partij van toepassing alsof die werkzaamheden op het grondgebied van deze Partij werden verricht, mits de duur van de bedoelde tewerkstelling niet meer dan zestig maanden bedraagt en de betrokkene op het grondgebied van de andere Partij niet tevens in dienst is van een andere aldaar gevestigde werkgever.

    • b. Voor de toepassing van het gestelde in dit lid, onder a, zal, met betrekking tot een persoon die op de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag reeds werkzaamheden verricht op het grondgebied van de andere Partij en onderworpen is aan de wetgeving van de eerste Partij op grond van artikel VI(2) van het voorgaande Verdrag, de periode van zestig maanden geacht worden betrekking te hebben op de totale periode waarover een persoon op het grondgebied van de andere Partij onderworpen mag blijven aan de wetgeving van de eerste Partij, met inbegrip van de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Verdrag die reeds vervuld is op basis van artikel VI(2) van het voorgaande Verdrag.

  • 3 Op degene die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent als lid van de bemanning van een zeeschip of luchtvaartuig is, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend van toepassing de wetgeving van de Partij op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming is gevestigd. Echter, indien de betreffende persoon gewoonlijk woont op het grondgebied van de andere Partij, en als de werkgever een vestiging heeft op het grondgebied van die Partij, zal die persoon uitsluitend onderworpen zijn aan de wetgeving van die andere Partij.

  • 4

    • a. Op degene die op het grondgebied van de ene Partij zijn beroepswerkzaamheden uitoefent in overheidsdienst van de andere Partij, is, met betrekking tot die werkzaamheden, uitsluitend van toepassing de wetgeving van eerstbedoelde Partij indien hij een onderdaan is van deze Partij of op het grondgebied van deze Partij zijn normale woonplaats heeft.

    • b. Op de onderdanen van een Partij die in dienst zijn van de overheid van die Partij en die te werk worden gesteld op het grondgebied van de andere Partij blijven, met betrekking tot die beroepswerkzaamheden, uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van de eerste Partij.

    • c. Wanneer op een onder a bedoelde persoon de wetgeving van de eerste Partij van toepassing is, neemt de betrokken werkgever de verplichtingen welke die wetgeving aan werkgevers oplegt in acht.

  • 5 De bevoegde autoriteiten van beide Partijen kunnen, in onderlinge overeenstemming, met betrekking tot bepaalde personen of groepen van personen, wijzigingen aanbrengen in de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel VII. Definitie van bepaalde periodes van wonen met betrekking tot de Canadese wetgeving

  • 1 Voor de berekening van de hoogte van uitkeringen krachtens de Wet op de Ouderdomsverzekering wordt,

    • a. indien een persoon gedurende een tijdvak van verblijf of van wonen in Nederland verzekerd is krachtens het Canada Pensioen Plan of de algemene pensioenregeling van een provincie van Canada, dit tijdvak voor deze persoon alsmede voor zijn/haar echtgeno(o)t(e)/partner en de personen die bij hem/haar wonen en te zijner/harer laste komen en die niet op grond van (zelfstandige) beroepswerkzaamheden verzekerd zijn krachtens de Nederlandse wetgeving, aangemerkt als een tijdvak van wonen in Canada;

    • b. indien een persoon gedurende een tijdvak van verblijf of van wonen op het grondgebied van Canada verplicht verzekerd is krachtens de Nederlandse wetgeving, dit tijdvak voor deze persoon alsmede voor zijn/haar echtgeno(o)t(e)/partner en de personen die bij hem/haar wonen en die te zijner/harer laste komen en die niet op grond van (zelfstandige) beroepswerkzaamheden verzekerd zijn krachtens het Canada Pensioen Plan of de algemene pensioenregeling van een provincie van Canada, niet aangemerkt als een tijdvak van wonen in Canada.

  • 2 Voor de toepassing van lid 1 zal,

    • a. een persoon uitsluitend geacht worden verzekerd te zijn krachtens het Canada Pensioen Plan of de algemene pensioenregeling van een provincie van Canada gedurende een periode van verblijf of van wonen op het grondgebied van Nederland indien die persoon bijdragen verricht tot de betreffende regeling gedurende die periode op basis van (zelfstandige) beroepswerkzaamheden; en

    • b. een persoon uitsluitend geacht worden verplicht verzekerd te zijn krachtens de Nederlandse wetgeving gedurende de periode van verblijf of van wonen op het grondgebied van Canada indien die persoon verplichte bijdragen verricht tot die wetgeving gedurende de periode op basis van (zelfstandige) beroepswerkzaamheden.

Artikel VIII. Definitie van bepaalde periodes van wonen met betrekking tot de Nederlandse wetgeving

  • 1 Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving wordt degene, op wie overeenkomstig de bepalingen van deze Titel de Nederlandse wetgeving van toepassing is, geacht in Nederland te wonen.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de echtgeno(o)t(e) en kinderen die de in het tweede of vierde lid, sub b, van artikel VI bedoelde persoon vergezellen van het grondgebied van de ene Partij naar het grondgebied van de andere Partij, tenzij zij zelf betaalde arbeid gaan verrichten of een pensioen of uitkering ontvangen krachtens de wetgeving van laatstbedoelde Partij.

TITEL III. BEPALINGEN BETREFFENDE UITKERINGEN

HOOFDSTUK 1. UITKERINGEN KRACHTENS DE CANADESE WETGEVING

Artikel IX. Samentellen van verzekeringstijdvakken

  • 1

    • a. Indien een persoon geen recht heeft op een uitkering op basis van de krachtens de Canadese wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken, wordt het recht op deze uitkering voor deze persoon vastgesteld door samentelling van die tijdvakken en die welke worden genoemd onder b, mits deze tijdvakken niet samenvallen.

    • b. Voor de toepassing van dit lid zal

      • i. voor de vaststelling van het recht op een uitkering krachtens de Wet op de Ouderdomsverzekering een verzekeringstijdvak krachtens de Nederlandse wetgeving inzake ouderdomsverzekering worden beschouwd als een tijdvak van wonen op het grondgebied van Canada;

      • ii. voor de vaststelling van het recht op een uitkering krachtens het Canada Pensioen Plan een kalenderjaar met tenminste 13 weken verzekeringstijdvakken krachtens de Nederlandse wetgeving inzake invaliditeitsverzekering of nabestaanden-verzekering worden beschouwd als een jaar van verzekering krachtens het Canada Pensioen Plan.

  • 2 Indien een persoon geen recht heeft op een uitkering krachtens de Canadese wetgeving op basis van de krachtens de wetgevingen van beide Partijen vervulde verzekeringstijdvakken samengeteld, zoals geregeld in het eerste lid, wordt het recht op deze uitkering van deze persoon vastgesteld door samentelling van die tijdvakken en de verzekeringstijdvakken, vervuld krachtens de wetten van een derde Staat waarmee beide Partijen zijn verbonden door internationale sociaal zekerheidsinstrumenten waarin de samentelling van tijdvakken is geregeld.

Artikel X. Uitkeringen krachtens de Wet op de Ouderdomsverzekering

  • 1 Indien een persoon uitsluitend op grond van de samentellingsbepalingen van artikel IX recht heeft op een pensioen of op een toelage krachtens de Wet op de ouderdomsverzekering, zal het bevoegde orgaan van Canada het bedrag van het pensioen of de toelage dat betaald wordt aan die persoon berekenen in overeenstemming met de bepalingen van de Wet op de Ouderdomsverzekering die betrekking hebben op de betaling van een gedeeltelijk pensioen of toelage uitsluitend op basis van de tijdvakken van wonen in Canada, die krachtens die wet in aanmerking kunnen worden genomen.

  • 2 Lid 1 is eveneens van toepassing op een persoon buiten Canada die gerechtigd zou zijn op de betaling van een volledig pensioen in Canada, maar die niet gedurende het minimum tijdvak van wonen in Canada, dat ingevolge de Wet op de Ouderdomsverzekering vereist wordt voor de betaling van een pensioen of een huwelijkspartnerstoelage buiten Canada, in Canada gewoond heeft.

  • 3 Niettegenstaande elke andere bepaling van dit Verdrag zal:

    • a. een pensioen ingevolge de Wet op de Ouderdomsverzekering met toepassing van de samentellingsbepalingen van artikel IX worden betaald aan een persoon buiten Canada uitsluitend indien:

      • i. die persoon in Canada heeft gewoond als bedoeld in de Wet op de Ouderdomsverzekering gedurende een periode van ten minste een jaar na 31 december 1956, en

      • ii. het totaal der verzekeringstijdvakken, wanneer samengeteld zoals geregeld in artikel IX, ten minste gelijk is aan het minimum tijdvak van wonen in Canada dat ingevolge genoemde wet is vereist voor het recht op betaling van een pensioen buiten Canada;

    • b. de toelage en een toeslag tot het gewaarborgd inkomen alleen aan een persoon buiten Canada worden betaald voor zover zulks ingevolge de Wet op de Ouderdomsverzekering is toegestaan.

Artikel XI. Uitkeringen krachtens het Canada Pensioen Plan

Indien een persoon uitsluitend door toepassing van de samentellingsbepalingen van artikel IX recht heeft op een uitkering, berekent het bevoegde Canadese orgaan het bedrag van die uitkering als volgt:

  • a. het inkomensafhankelijk deel van de uitkering wordt overeenkomstig de bepalingen van het Canada Pensioen Plan uitsluitend bepaald op basis van het krachtens dat Plan voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen inkomen; en

  • b. de hoogte van het vaste deel van de uitkering wordt bepaald door:

    • i. het bedrag van het vaste deel van de uitkering, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Canada Pensioen Plan, te vermenigvuldigen met

    • ii. een breuk die de verhouding weergeeft van de tijdvakken van premiebetaling voor het Canada Pensioen Plan en het minimum kwalificatietijdvak dat voor het recht op die uitkering krachtens het Canada Pensioen Plan vereist is, welke breuk evenwel geen grotere waarde mag hebben dan de waarde 1.

HOOFDSTUK 2. UITKERINGEN KRACHTENS DE NEDERLANDSE WETGEVING

Artikel XII. Uitkeringen krachtens de arbeidsongeschiktheidswetten

  • 1 Wanneer een onderdaan van een der Partijen of een in het tweede lid, sub b of c, van artikel IV bedoelde persoon, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, tenminste in totaal twaalf maanden krachtens de Nederlandse wetgeving inzake de invaliditeitsverzekering verzekerd is geweest, heeft hij, met in achtneming van het bepaalde in het tweede lid, recht op een uitkering vastgesteld volgens laatstbedoelde wetgeving en berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel XIII.

  • 2 Het voorgaande lid is van toepassing onder voorwaarde dat er aanspraak bestaat op een invaliditeitsuitkering krachtens het Canada Pensioen Plan, zo nodig onder toepassing van artikel IX, of dat er aanspraak bestaat op een uitkering in verband met invaliditeit krachtens het werknemerscompensatieplan van een provincie of territorium van Canada.

Artikel XIII. Hoogte van de uitkeringen

  • 1 Indien het recht op uitkering is vastgesteld met toepassing van artikel XII wordt het bedrag van de uitkering berekend naar verhouding van de totale duur van de verzekeringstijdvakken, door de betrokkene na het bereiken van de 15-jarige leeftijd vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving tot het tijdvak liggende tussen de datum waarop hij de 15-jarige leeftijd heeft bereikt en het tijdstip waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan.

  • 2 Indien de betrokkene op het tijdstip waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, werknemer was, wordt de uitkering vastgesteld volgens de bepalingen van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO). Indien dit niet het geval is wordt de uitkering vastgesteld volgens de bepalingen van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ).

  • 3 De volgende krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken worden in aanmerking genomen:

    • a. verzekeringstijdvakken gedurende arbeid vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO);

    • b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW);

    • c. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ); en

    • d. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

  • 4 Bij toepassing van de eerste volzin van het tweede lid wordt, wanneer een krachtens de WAO vervuld verzekeringstijdvak samenvalt met een krachtens de AAW en/of WAZ vervuld verzekeringstijdvak, alleen het krachtens de WAO vervulde tijdvak in aanmerking genomen.

  • 5 Bij toepassing van de tweede volzin van het tweede lid wordt, wanneer een krachtens de AAW en/of WAZ vervuld verzekeringstijdvak samenvalt met een krachtens de WAO vervuld verzekeringstijdvak, alleen het krachtens de AAW en/of WAZ vervulde tijdvak in aanmerking genomen.

Artikel XIV. Uitkeringen krachtens de Algemene Ouderdomswet

  • 1 Het Nederlandse bevoegde orgaan stelt het ouderdomspensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet vervulde verzekeringstijdvakken.

  • 2 Onder voorbehoud van het bepaalde in het derde lid worden tijdvakken gelegen vóór 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een der Partijen of een in het tweede lid, sub b of c, van artikel IV bedoelde persoon na het bereiken van de 15-jarige leeftijd in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, in een ander land wonende, in Nederland arbeid in loondienst heeft verricht, mede aangemerkt als verzekeringstijdvakken indien hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zodanige tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde tijdvakken worden alleen in aanmerking genomen voor de berekening van het ouderdomspensioen indien de persoon verzekerd is geweest in de zin van artikel 6 van de Algemene Ouderdomswet en hij na het bereiken van de 59-jarige leeftijd tenminste zes jaar op het grondgebied van een of van beide Partijen heeft gewoond en alleen zolang hij op het grondgebied van een van beide Partijen woont. Deze tijdvakken worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die reeds in aanmerking zijn genomen voor de berekening van een ouderdomspensioen krachtens de wetgeving van een ander land dan Nederland.

Artikel XV. Uitkeringen krachtens de Algemene Nabestaandenwet

  • 1 Wanneer een onderdaan van een der Partijen of een in het tweede lid, sub b of c, van artikel IV bedoelde persoon op het tijdstip van zijn overlijden onderworpen was aan het Canada Pensioen Plan of een uitkering krachtens dat Plan ontving en hij voordien tenminste in totaal twaalf maanden krachtens de Nederlandse wetgeving inzake nabestaandenverzekering verzekerd is geweest, hebben zijn nabestaanden recht op een uitkering vastgesteld volgens laatstbedoelde wetgeving en berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel XVI.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt een persoon op de datum van zijn overlijden geacht onderworpen te zijn aan het Canada Pensioen Plan indien het overlijden plaatsvindt in een kalenderjaar dat voor de betreffende persoon een verzekeringstijdvak is voor dat Plan, of als het kalenderjaar onmiddellijk voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het overlijden plaatsvindt een verzekeringstijdvak voor de betreffende persoon voor dit Plan was.

  • 3 De persoon, of het kind, dat recht heeft op een Nederlandse nabestaandenuitkering, heeft recht op uitbetaling van deze uitkering indien hij, dan wel het kind, woont op het grondgebied van Canada.

Artikel XVI. Hoogte van de uitkeringen

Indien het recht op uitkering is vastgesteld met toepassing van artikel XV wordt het bedrag van de uitkering berekend naar verhouding van de totale duur van de door de overledene voor zijn 65-jarige leeftijd krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak liggende tussen de datum waarop de overledene de 15-jarige leeftijd heeft bereikt en de datum van overlijden, maar uiterlijk de datum waarop hij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

Artikel XVII. Uitkeringen krachtens de Algemene Kinderbijslagwet

Het Nederlandse bevoegde orgaan stelt de kinderbijslag rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet. De verzekerde die recht heeft op Nederlandse kinderbijslag, heeft recht op uitbetaling van de kinderbijslag indien hij, dan wel het kind, woont op het grondgebied van Canada.

HOOFDSTUK 3. INKOMENSAFHANKELIJKE UITKERINGEN VOOR ECHTGENOTEN EN PARTNERS

Artikel XVIII. Hoogte van de uitkeringen

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk:

    • wordt onder „inkomensafhankelijke uitkeringen” verstaan, wat Canada betreft, een gegarandeerde inkomensaanvulling en de toeslag krachtens de „Old Age Security Act” (Wet op de ouderdomsverzekering); en wat Nederland betreft, de toeslag;

    • wordt onder „partner” verstaan de persoon zoals gedefinieerd in de Nederlandse Algemene Ouderdomswet;

    • wordt onder „gepensioneerde” verstaan, wat Canada betreft, de persoon die recht heeft op de uitbetaling van een pensioen krachtens de „Old Age Security Act” (Wet op de Ouderdomsverzekering); en wat Nederland betreft, de persoon die recht heeft op de uitbetaling van een pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet;

    • wordt onder „echtgenoot/partner” verstaan de persoon die recht heeft op de uitbetaling van de toeslag krachtens de „Old Age Security Act” (Wet op de Ouderdomsverzekering) van Canada vanwege de omstandigheid dat hij of zij de echtgenoot/partner is van een gepensioneerde.

  • 2 Onder voorbehoud van het bepaalde in paragraaf 4, zullen, in het geval een persoon zowel echtgenoot/partner als partner van de gepensioneerde is, de bevoegde organen van Canada en Nederland het bedrag van de uit te betalen inkomensafhankelijke uitkeringen aan die persoon en die gepensioneerde als volgt vaststellen:

    • a. Het bevoegde orgaan van Canada zal:

      • i. het gecombineerde inkomen van de pensioengerechtigde en de echtgenoot/partner berekenen in overeenstemming met de bepalingen van de „Old Age Security Act” (Wet op de Ouderdomsverzekering), in welke berekening het bedrag van iedere toeslag die tot uitbetaling komt aan de gepensioneerde ten behoeve van de partner op basis van de Nederlandse wetgeving buiten beschouwing blijft;

      • ii. op basis van het aldus berekende inkomen het respectievelijk aan de gepensioneerde en het uit te betalen bedrag van de gegarandeerde inkomensaanvulling en de toeslag voor de echtgenoot/partner bepalen;

      • iii. het Nederlandse bevoegde orgaan op de hoogte brengen van het bedrag van de uit te betalen toeslag voor de echtgenoot/partner.

    • b. Het bevoegde orgaan van Nederland zal:

      • i. het theoretische bedrag van de toeslag ten behoeve van de partner krachtens de Algemene Ouderdomswet, welk, onder voorbehoud van het bepaalde in de volgende sub-paragraaf, aan de gepensioneerde uit te betalen zou zijn, berekenen, in welke berekening het bedrag van de toeslag krachtens de wetgeving van Canada buiten beschouwing blijft;

      • ii. het feitelijke bedrag van de aan de gepensioneerde uit te betalen toeslag ten behoeve van de partner bepalen door het theoretische bedrag te verminderen met het volledige bedrag van de toeslag welke aan de echtgenoot/partner wordt uitbetaald door het bevoegde orgaan van Canada.

  • 3 Bij de toepassing van sub-paragraaf 2, onder b, (ii), zal het bevoegde Nederlandse orgaan voor de omrekening van het bedrag van de toeslag naar de valuta van Nederland gebruik maken van de volgende wisselkoersen:

    • a. voor de periode van de eerste twaalf maanden volgend op de datum waarop de meest recente van de twee inkomensafhankelijke uitkeringen tot uitbetaling komt, de wisselkoers van die datum; en

    • b. voor iedere volgende periode van twaalf maanden, de wisselkoers van de dag in die twaalfmaandsperiode waarop in een voorgelegen jaar de meest recente van de twee inkomens afhankelijke uitkeringen tot uitbetaling kwam.

  • 4 Niettegenstaande elke andere bepaling van dit Verdrag zal dit hoofdstuk niet van toepassing zijn op een persoon die echtgenoot/partner is op de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag.

TITEL IV. ADMINISTRATIEVE EN DIVERSE BEPALINGEN

Artikel XIX. Uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand

  • 1 De bevoegde autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van dit Verdrag:

    • a. verstrekken elkaar alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit verdrag, voor zover zulks is toegestaan door de wetgeving die zij uitvoeren;

    • b. zijn elkaar behulpzaam en verlenen elkaar bijstand met betrekking tot de vaststelling van het recht op en de betaling van uitkeringen krachtens dit Verdrag of de wetgevingen waarop dit Verdrag van toepassing is, als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving;

    • c. stellen elkaar zo spoedig mogelijk in kennis van de maatregelen die door hen getroffen zijn voor de toepassing van dit Verdrag of van wijzigingen in hun wetgeving voor zover deze wijzigingen van invloed zijn op de toepassing van dit Verdrag.

  • 2 De in het eerste lid, onder b, bedoelde hulp is kosteloos, onder voorbehoud van eventuele tussen de bevoegde autoriteiten van de Partijen bereikte overeenstemming inzake de vergoeding van bepaalde kosten.

  • 3 Tenzij op grond van de wetten van een Partij anders is bepaald, zijn alle inlichtingen welke over een persoon die overeenkomstig dit Verdrag door een autoriteit of orgaan van die Partij aan de autoriteit of het orgaan van de andere Partij zijn doorgegeven vertrouwelijk; zij mogen alleen gebruikt worden voor de uitvoering van dit Verdrag en de wetgeving waarop dit Verdrag van toepassing is.

Artikel XX. Administratief Akkoord

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Partijen stellen door middel van een administratief akkoord de maatregelen vast welke nodig zijn voor de toepassing van dit Verdrag.

  • 2 In dat akkoord worden de verbindingsorganen van de Partijen aangewezen.

Artikel XXI. Vrijstelling of vermindering van belastingen, leges en kosten

  • 1 De vrijstelling of verlaging van belastingen, leges, consulaire of administratieve kosten waarin de wetgeving van een Partij voorziet voor bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van deze Partij dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor bescheiden en documenten die ter uitvoering van de wetgeving van de andere Partij dienen te worden overgelegd.

  • 2 Alle akten of documenten van officiële aard die voor de toepassing van dit Verdrag dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten en van gelijksoortige formaliteiten.

Artikel XXII. Taal

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten en organen van de Partijen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen in een van de officiële talen van elk van beide Partijen.

  • 2 De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een Partij mogen aanvragen of andere documenten die hun zijn toegezonden, niet afwijzen op grond van het feit dat zij in een vreemde taal zijn gesteld, wanneer deze taal een officiële taal van de andere Partij is.

Artikel XXIII. Aanvragen, mededelingen of beroepschriften

  • 1 Aanvragen, mededelingen of beroepschriften inzake de vaststelling van het recht op of betaling van uitkeringen krachtens de wetgeving van een Partij, welke ingevolge deze wetgeving binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een bevoegde autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van deze Partij, maar die binnen dezelfde termijn zijn ingediend bij een bevoegde autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere Partij worden behandeld alsof zij zijn ingediend bij de bevoegde autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie van eerstbedoelde Partij. De datum waarop die aanvragen, mededelingen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de ene Partij zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie van de andere Partij.

  • 2 Een aanvraag om uitkering krachtens de wetgeving van een Partij ingediend na de datum van de inwerkingtreding van het voorgaande Verdrag wordt beschouwd als een aanvraag om een gelijksoortige uitkering krachtens de wetgeving van de andere Partij, mits de aanvrager ten tijde van de aanvraag:

    • a. verzoekt de aanvraag te beschouwen als een aanvraag krachtens de wetgeving van de andere Partij, of

    • b. inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat verzekeringstijdvakken krachtens de wetgeving van de andere Partij zijn vervuld.

  • 3 Wanneer het eerste of tweede lid van toepassing is, draagt de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waarbij de aanvraag, de mededeling of het beroepschrift is ingediend, deze onverwijld over aan de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie van de andere Partij.

Artikel XXIV. Betaling van uitkeringen

  • 1 Het orgaan of de autoriteit van een Partij voldoet hetgeen hij krachtens dit Verdrag verschuldigd is in de munteenheid van deze Partij.

  • 2 Uitkeringen worden aan de rechthebbenden betaald zonder inhouding van administratiekosten, welke verband houden met de betaling van de uitkeringen.

Artikel XXV. Oplossing van geschillen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Partijen lossen geschillen die ontstaan met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van dit Verdrag, zo veel mogelijk op overeenkomstig de geest en de grondbeginselen van dit Verdrag.

  • 2 Indien het geschil niet binnen zes maanden is beslecht, wordt het voorgelegd aan een scheidsrechterlijke commissie waarvan de samenstelling en de procedure door de Partijen wordt vastgesteld. De scheidsrechterlijke commissie beslecht het geschil volgens de geest en de grondbeginselen van dit Verdrag. De beslissing van de scheidsrechterlijke commissie is niet vatbaar voor beroep en is bindend voor de Partijen.

Artikel XXVI. Overeenkomsten met een provincie van Canada

De betreffende autoriteit van Nederland en een provincie van Canada kunnen akkoorden sluiten betreffende sociale zekerheidsaangelegenheden welke in Canada tot de bevoegdheid van de provinciale overheid behoren, voorzover deze akkoorden niet strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag.

TITEL V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel XXVII. Overgangsbepalingen

  • 1 Verzekeringstijdvakken die vervuld zijn voor de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van het recht op uitkering krachtens dit Verdrag.

  • 2 Aan dit Verdrag kan geen recht op uitkering worden ontleend over een tijdvak gelegen voor de datum van inwerkingtreding van het voorgaande Verdrag.

  • 3 Onder voorbehoud van het bepaalde in het tweede lid is, met betrekking tot gebeurtenissen die plaatsvonden voor de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, op aanvraag een uitkering, anders dan een uitkering ineens, verschuldigd krachtens dit Verdrag.

Artikel XXVIII. Beëindiging van het voorgaande Verdrag

  • 1 Onder voorbehoud van het tweede lid vervangt dit Verdrag bij inwerkingtreding het voorgaande Verdrag.

  • 2 Indien na de datum van de inwerkingtreding van het voorgaande Verdrag maar voor de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag een persoon een aanvraag voor een uitkering krachtens de wetgeving van een van de Partijen indient, en wanneer, op de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag het bevoegde orgaan van die Partij op deze aanvraag nog geen beslissing heeft genomen, past dat bevoegde orgaan de bepalingen van het voorgaande Verdrag toe bij de vaststelling van het recht op een uitkering voor die persoon.

  • 3 Uitkeringen toegekend met behulp van de bepalingen van het voorgaande Verdrag kunnen, ofwel direct danwel op verzoek van de gerechtigde, door de bevoegde organen worden herberekend met behulp van de bepalingen van dit Verdrag. In geen geval zal de hoogte van de uitkering worden verminderd tengevolge van een dergelijke herberekening.

Artikel XXIX. Duur en beëindiging

  • 1 Dit Verdrag blijft van kracht voor onbepaalde tijd. Het kan echter te allen tijde door elk van beide Partijen schriftelijk worden opgezegd met een opzegtermijn van twaalf maanden.

  • 2 Wanneer de werking van dit Verdrag is beëindigd blijven alle rechten, die krachtens de bepalingen hiervan of van die van het voorgaande Verdrag zijn verkregen, gehandhaafd; voor de regeling van in opbouw zijnde rechten krachtens bedoelde bepalingen moeten onderhandelingen plaats vinden.

Artikel XXX. Inwerkingtreding

  • 1 De Partijen stellen elkaar er schriftelijk van in kennis dat de onderscheiden vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn vervuld. Behoudens het bepaalde in paragraaf 2, zal dit Verdrag in werking treden op de eerste dag van de vierde maand volgende op de datum van de laatste van deze kennisgevingen.

  • 2 Artikel XVII zal in werking treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brantford, op 27 juni 2001, in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) DIRK JAN VAN HOUTEN

Voor de Regering van Canada

(w.g.) JANE STEWART

Protocol inzake wederzijdse bijstand behorend bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Canada,

met het doel de administratieve doelmatigheid, kosteneffectiviteit en rechtmatigheid van hun sociaal zekerheidsstelsel, zoals zij dat toepassen ter zake van uitkeringen betaalbaar krachtens de wetgeving opgenomen in artikel II van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada, getekend te Brantford op 27 juni 2001 (hierna te noemen „het Verdrag”), te verbeteren,

in acht nemende de bepalingen met betrekking tot wederzijdse bijstand zoals opgenomen in artikel XIX van het Verdrag,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definities

Elke term in dit Protocol heeft de betekenis welke daaraan wordt gegeven in het Verdrag.

Artikel 2. Wederzijdse bijstand

  • 1 In overeenstemming met de procedures welke beschreven worden in een of meerdere Administratieve Overeenkomsten, staan de bevoegde organen en de verbindingsorganen van de twee Partijen elkaar bij in de uitvoering van de wetgeving zoals opgenomen in artikel II van het Verdrag.

  • 2 In geen geval wordt van een bevoegd orgaan of verbindingsorgaan van een Partij verwacht:

    • a. administratieve maatregelen uit te voeren in afwijking van de regels of administratieve praktijk van die Partij;

    • b. informatie te verschaffen die niet verkrijgbaar is krachtens de wetgeving van die Partij.

Artikel 3. Beheer

  • 1 Het programma van wederzijdse bijstand staat onder de algemene directie van een Beheerscomité, dat belast is met de voortdurende beoordeling van het beleid en de procedures met betrekking tot het programma. Het Beheerscomité bestaat uit vier leden, waarvan het bevoegde orgaan en het verbindingsorgaan van elke Partij er twee aanwijzen.

  • 2 Het Beheerscomité:

    • a. is verantwoordelijk voor de coördinatie van het programma van wederzijdse bijstand, zoals later in een of meerdere Administratieve Overeenkomsten wordt vastgelegd, en voor de aanpassingen daarvan. Het Comité zal de verschillende tijdpaden voor de uitvoering van de functies, zoals vastgelegd in de Overeenkomsten, beoordelen teneinde te verzekeren dat de normen zo veel als mogelijk worden behaald, danwel deze tijdpaden waar nodig aanpassen;

    • b. is verantwoordelijk voor de uitwisseling van statistieken en andere informatie met betrekking tot de werkbelasting en andere administratieve aangelegenheden in relatie tot het programma van wederzijdse bijstand. De inhoud en vorm van de uit te wisselen statistieken en informatie wordt door het Beheerscomité overeengekomen;

    • c. komt, zo vaak als nodig, bijeen, om de voortgang te beoordelen en om een programma van begeleiding en prioriteiten op te stellen.

Artikel 4. Kosten

Het bevoegde orgaan en het verbindingsorgaan van elk van de Partijen verschaft de wederzijdse bijstand in overeenstemming met artikel 2 van dit Protocol kosteloos. Het Beheerscomité beoordeelt periodiek de uitgaven verbonden aan het verschaffen van de bijstand krachtens dit Protocol, met als doel een balans van die kosten te bereiken.

Artikel 5. Interpretatie en toepassing

Niettegenstaande artikel XXV van het Verdrag wordt elk geschil met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit Protocol of de Administratieve Overeenkomsten beslist door het Beheerscomité.

Artikel 6. Duur en beëindiging van het Protocol

Dit Protocol blijft van kracht voor onbepaalde tijd. Het kan echter te allen tijde door elk van beide Partijen schriftelijk bij de andere Partij worden opgezegd met een opzegtermijn van zes maanden.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit Protocol treedt in werking op dezelfde datum als het Verdrag en vormt een integraal deel van het Verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brantford, op 27 juni 2001, in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) DIRK JAN VAN HOUTEN

Voor de Regering van Canada

(w.g.) JANE STEWART

Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada ondertekend te Brantford op 27 juni 2001

Overeenkomstig artikel XX van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada ondertekend te Brantford op 27 juni 2001, zijn de bevoegde autoriteiten:

voor Nederland,

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

voor Canada,

de Minister van „Human Resources Development”

en

de Minister van „National Revenue”,

de volgende bepalingen overeengekomen:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

  • 1 Voor de toepassing van dit Administratief Akkoord, wordt onder „Verdrag" verstaan het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van Canada en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Ontario op 27 juni 2001.

  • 2 Andere termen hebben de hun in het Verdrag toegekende betekenis.

Artikel 2. Verbindingsorganen

  • 1 Overeenkomstig artikel XX van het Verdrag zijn de volgende verbindingsorganen aangewezen:

    • a. voor Canada:

      • i. met betrekking tot alle zaken, behoudens de toepassing van Artikel VI van het Verdrag (Regels met betrekking tot de dekking) en Titel II van dit Administratieve Akkoord (Bepalingen inzake de Toepasselijke Wetgeving), de „International Operations Division, Income Security Programs Branch", Department of Human Resources Development; en

      • ii. met betrekking tot de toepassing van Artikel VI van het Verdrag en Titel II van dit Administratieve Akkoord, de „Revenue Collections Division, Department of National Revenue".

    • b. voor Nederland:

      • i. voor wat betreft de ouderdoms- en nabestaandenverzekering: de Sociale Verzekeringsbank, Amstelveen; en

      • ii. voor wat betreft de invaliditeitsverzekering: het Landelijk instituut sociale verzekeringen p/a Gak Nederland BV, Amsterdam.

  • 2 De taken van de verbindingsorganen zijn uiteengezet in dit Akkoord. Voor de toepassing van het Verdrag kunnen de verbindingsorganen zich zowel rechtstreeks met elkaar als met de betrokken personen of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen. De verbindingsorganen van de Partijen zijn elkaar bij de toepassing van het Verdrag behulpzaam.

Artikel 3. Bevoegd orgaan

Het bevoegde orgaan voor de toepassing van de artikelen XII en XIII van het Verdrag is het Landelijk instituut sociale verzekeringen, p/a Gak Nederland BV, Amsterdam.

TITEL II. BEPALINGEN INZAKE DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 4

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „orgaan" verstaan,

    • a. voor wat Canada betreft, de „Revenue Collections Division, Department of National Revenue",

    • b. voor wat Nederland betreft, de Sociale Verzekeringsbank.

  • 2

    • a. Wanneer de wetgeving van een Partij in de in het tweede lid van artikel VI van het Verdrag beschreven omstandigheden van toepassing is, geeft het orgaan van die Partij, op verzoek van de werknemer of van zijn werkgever, een verklaring af waaruit blijkt dat met betrekking tot de desbetreffende werkzaamheden op deze werknemer tot de aangegeven datum die wetgeving van toepassing is.

    • b. Wanneer de in het tweede lid, sub a, van dit artikel bedoelde werknemer op het grondgebied van de andere Partij gaat werken in dienst van een andere werkgever gevestigd op dat grondgebied, dient de werknemer het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven hiervan onverwijld in kennis te stellen. Dat orgaan trekt hierop de verklaring in en stelt het orgaan van de andere Partij hiervan in kennis.

    • c. Tot het moment van intrekking wordt de verklaring die is afgegeven op grond van het tweede lid, sub a, of het derde lid van dit artikel aanvaard als bewijs dat op de werknemer voor de werkzaamheden waarvoor de verklaring werd afgegeven, de wetgeving van de andere Partij niet van toepassing is.

  • 3 Wanneer de wetgeving van een Partij van toepassing is op grond van een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten krachtens het vijfde lid van artikel VI van het Verdrag, geeft het orgaan van die Partij een verklaring af waaruit blijkt dat op de werknemer met betrekking tot de desbetreffende werkzaamheden die wetgeving van toepassing is.

  • 4 Het orgaan dat op grond van het tweede lid, sub a, of het derde lid van dit artikel een verklaring heeft afgegeven, zendt hiervan kopieën aan de werknemer, zijn werkgever en het orgaan van de andere Partij.

TITEL III. BEPALINGEN INZAKE UITKERINGEN

Artikel 5. Behandeling van een aanvraag

  • 1 Het bevoegde orgaan van een Partij dat een aanvraag ontvangt voor een uitkering krachtens de wetgeving van de andere Partij, zendt het aanvraagformulier onverwijld aan het verbindingsorgaan van de andere Partij.

  • 2 Het bevoegde orgaan van de eerstbedoelde Partij draagt samen met het aanvraagformulier tevens alle voorhanden zijnde documentatie over die noodzakelijk kan zijn voor het bevoegde orgaan van de andere Partij om het recht op uitkering van de aanvrager vast te stellen. Wanneer het een aanvraag betreft voor een uitkering krachtens de „Old Age Security Act" van Canada (Wet op de ouderdomsverzekering), bevat deze documentatie zo mogelijk een verklaring betreffende de in Nederland vervulde tijdvakken van wonen. Wanneer het een aanvraag om uitkering krachtens de Nederlandse wetgeving inzake de invaliditeitsverzekering betreft, bevat deze documentatie een door een bevoegde arts afgegeven arbeidsongeschiktheidsverklaring waarin de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid is vermeld.

  • 3 De persoonlijke informatie die het aanvraagformulier bevat wordt naar behoren geverifieerd door het bevoegde orgaan van eerstbedoelde Partij, die bevestigt dat de informatie wordt gestaafd door bewijzen; het overmaken van het aldus geverifieerde formulier ontslaat het bevoegde orgaan van het zenden van bewijsstukken.

  • 4 Naast het aanvraagformulier en de in het eerste en tweede lid bedoelde documentatie, stuurt het bevoegde orgaan van de eerstbedoelde Partij aan het verbindingsorgaan van de andere Partij een contactformulier waarop in het bijzonder de verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Partij zijn vermeld.

  • 5 Na ontvangst van het contactformulier voegt het verbindingsorgaan van de andere Partij de informatie betreffende de verzekeringstijdvakken krachtens de wetgeving die het uitvoert erbij en stuurt het contactformulier onverwijld terug aan het bevoegde orgaan van eerstbedoelde Partij.

  • 6 Elk bevoegd orgaan stelt vervolgens het recht van de aanvrager vast en stelt het andere orgaan in kennis van de eventuele uitkeringen die aan de aanvrager zijn toegekend.

  • 7 Onder voorbehoud van het Protocol inzake wederzijdse bijstand behorend bij het Verdrag, zullen de leden 1 tot en met 6 van analoge toepassing zijn wanneer het bevoegde orgaan van een Partij aan het bevoegde orgaan van de andere Partij verzoekt de rechtmatigheid van betalingen aan gerechtigden die leven of wonen op het grondgebied van die andere Partij te verifiëren.

TITEL IV. DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 6. Medische onderzoeken

  • 1 Het bevoegde orgaan van een Partij verstrekt, voor zover zulks is toegestaan ingevolge de wetgeving die het uitvoert, op verzoek aan het bevoegde orgaan of het verbindingsorgaan van de andere Partij, die medische informatie en documentatie betreffende de arbeidsongeschiktheid van een aanvrager of een rechthebbende die voorhanden is.

  • 2 Indien het bevoegde orgaan van een Partij verlangt dat een aanvrager of een rechthebbende die op het grondgebied van de andere Partij woont, een aanvullend medisch onderzoek ondergaat, neemt het verbindingsorgaan van deze Partij, op verzoek van het verbindingsorgaan van eerstbedoelde Partij, maatregelen om dit onderzoek plaats te doen vinden overeenkomstig de regels die door het verbindingsorgaan dat de bedoelde maatregelen neemt worden toegepast en op kosten van het bevoegde orgaan dat het medische onderzoek vraagt.

  • 3 De bedragen die ten gevolge van de toepassing van het tweede lid verschuldigd zijn, worden door het bevoegde orgaan van eerstbedoelde Partij onverwijld vergoed na ontvangst van een gedetailleerde specificatie van de kosten die zijn gemaakt door het bevoegde orgaan van de andere Partij.

  • 4

    • a. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel behoudt het bevoegde orgaan van Nederland het recht de aanvrager of gerechtigde door een medicus van zijn eigen keuze te laten onderzoeken of om de betreffende persoon een medisch onderzoek te laten ondergaan op het grondgebied van Nederland.

    • b. De kosten, inclusief reis- en verblijfskosten, die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen onder a van dit lid, zullen worden gedragen door het bevoegde orgaan van Nederland.

Artikel 7. Formulieren en procedures

De verbindingsorganen van de Partijen stellen de formulieren en de procedures vast die nodig zijn voor de uitvoering van het Verdrag en van dit Administratief Akkoord.

Artikel 8. Uitwisseling van statistieken

De verbindingsorganen van de Partijen wisselen jaarlijks en op nader overeen te komen wijze statistieken uit betreffende de betalingen die krachtens het Verdrag zijn verricht. Deze statistieken bevatten gegevens over het aantal rechthebbenden en het totale bedrag van de betaalde uitkeringen, per soort van uitkering.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit Administratief Akkoord treedt gelijktijdig met het Verdrag in werking en heeft dezelfde werkingsduur.

GEDAAN in tweevoud te Brantford, op 27 juni 2001, in de Nederlandse, de Engelse en de Franse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Nederlandse bevoegde autoriteit

(w.g.) DIRK JAN VAN HOUTEN

Voor de Canadese bevoegde autoriteiten

(w.g.) JANE STEWART

Naar boven