Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran, Teheran, 03-09-2003

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-04-2007 t/m heden

Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran

Authentiek : NL

Bilateraal verdrag inzake luchtdiensten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Islamitische Republiek Iran inzake geregelde luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden

Preambule

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Islamitische Republiek Iran,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen;

Partij zijnde bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, op 7 december 1944 (16/09/1323) te Chicago voor ondertekening opengesteld;

geleid door de wens een bijdrage te leveren aan de vooruitgang van de internationale burgerluchtvaart;

geleid door de wens de Overeenkomst van 31 oktober 1949 (09/08/1328), zoals gewijzigd bij briefwisseling van 12 februari/13 maart 1968, te vervangen teneinde de bestaande luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden te verbeteren;

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag betekenen de onderstaande begrippen het volgende:

  • a. onder het „Verdrag van Chicago" wordt verstaan: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, op 7 december 1944 (16/09/1323) te Chicago voor ondertekening opengesteld, met inbegrip van alle overeenkomstig artikel 90 van dat Verdrag aangenomen Bijlagen en alle wijzigingen van de Bijlagen of van dat Verdrag ingevolge de artikelen 90 en 94 van dat Verdrag, voor zover deze Bijlagen en wijzigingen in werking zijn getreden voor of zijn bekrachtigd door beide Verdragsluitende Partijen;

  • b. onder „luchtvaartautoriteiten" wordt verstaan:

    wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Minister van Verkeer en Waterstaat;

    wat de Islamitische Republiek Iran betreft, de Burgerluchtvaartorganisatie of in beide gevallen elke persoon of instantie die bevoegd is een functie te vervullen die thans wordt vervuld door genoemde instanties;

  • c. onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij" wordt verstaan: de luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd overeenkomstig artikel 3 van dit Verdrag;

  • d. onder ``grondgebied" wordt met betrekking tot een Verdragsluitende Partij verstaan: gebieden die onder de soevereiniteit van die partij vallen;

  • e. de begrippen „luchtdienst", „internationale luchtdienst", „luchtvaartmaatschappij" en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden" hebben de betekenis die daaraan in artikel 96 van het Verdrag van Chicago respectievelijk wordt toegekend;

  • f. onder „overeengekomen dienst" en „omschreven route" wordt respectievelijk verstaan: een internationale luchtdienst ingevolge artikel 2 van dit Verdrag en de in de Bijlage bij dit Verdrag omschreven route;

  • g. onder „boordproviand" wordt verstaan: consumptiegoederen bestemd voor gebruik of verkoop aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht;

  • h. onder „Verdrag" wordt verstaan: dit Verdrag, de in toepassing daarvan opgestelde Bijlage, en alle wijzigingen van het Verdrag of van de Bijlage;

  • i. onder „tarief" wordt verstaan: elk bedrag dat door de luchtvaartmaatschappijen, rechtstreeks of via hun agenten, in rekening wordt gebracht of zal worden gebracht aan alle natuurlijke personen of rechtspersonen voor het vervoer door de lucht van passagiers (en hun bagage) en vracht (post uitgezonderd), daarbij inbegrepen:

    • I. de voorwaarden betreffende het beschikbaar zijn en het van toepassing zijn van een tarief, en

    • II. de heffingen en voorwaarden voor alle bij zulk vervoer bijkomende diensten die door de luchtvaartmaatschappij worden aangeboden;

  • j. onder „verandering van luchtvaartuig" wordt verstaan: zodanige exploitatie van de overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij dat een of meer sectoren van een route worden gevlogen door luchtvaartuigen met een andere capaciteit dan die welke in een andere sector worden gebruikt;

  • k. onder de term „capaciteit" wordt verstaan: de combinatie van de frequentie per week en de configuratie van het type luchtvaartuig dat wordt gebruikt op de route of deel van de route die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij aan het publiek wordt geboden.

Artikel 2. Verlening van rechten

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij verleent de andere Verdragsluitende Partij, behoudens waar in de Bijlage anders wordt bepaald, de onderstaande rechten voor de uitvoering van geregeld internationaal luchtvervoer door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij:

    • a. het recht om zonder landen over haar grondgebied te vliegen;

    • b. het recht om op haar grondgebied te landen anders dan voor verkeersdoeleinden; en

    • c. bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een omschreven route, het recht op haar grondgebied te landen voor het separaat of in combinatie opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post in internationaal verkeer.

  • 2 Geen enkele bepaling in het eerste lid van dit artikel wordt geacht de luchtvaartmaatschappij van de ene Verdragsluitende Partij het recht te verlenen deel te nemen in luchtvervoer tussen punten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 Behoudens de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, en rekening houdend met artikel 8 van dit Verdrag, kan elke Verdragsluitende Partij eveneens voorzien in de rechten voor de verkeersbehoefte tussen de grondgebieden van derde landen bij de exploitatie van de routetabel, die als Bijlage bij dit Verdrag is gevoegd, en het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 In geval van oorlog, vijandelijkheden of ongeregeldheden waarbij de veilige uitvoering van burgerluchtvaartexploitatie gevaar loopt, kunnen de bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen een aanvullende vergunning verlangen voor de exploitatie van de eerder goedgekeurde route op of boven hun grondgebied.

Artikel 3. Aanwijzing en vergunning

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht, door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg aan de andere Verdragsluitende Partij, één luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor de exploitatie van luchtdiensten op de in de Bijlage omschreven routes en een eerder aangewezen luchtvaartmaatschappij te vervangen door een andere luchtvaartmaatschappij.

  • 2 Na ontvangst van bedoelde kennisgeving verleent elke Verdragsluitende Partij, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, onverwijld de desbetreffende exploitatievergunningen aan de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.

  • 3 Zodra de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatievergunning is ontvangen, kan de aangewezen luchtvaartmaatschappij op elk moment, geheel of ten dele, een aanvang maken met de exploitatie van de overeengekomen diensten, mits zij de bepalingen van dit Verdrag naleeft en ten aanzien van die diensten een in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van dit Verdrag vastgesteld tarief van kracht is en daadwerkelijk wordt toegepast.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatievergunning te weigeren of deze vergunning te verlenen onder noodzakelijk geachte voorwaarden voor de uitoefening van de in artikel 2 van dit Verdrag omschreven rechten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij, indien niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijke toezicht op die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen, of bij beide.

Artikel 4. Intrekking en opschorting van vergunningen

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de in artikel 3 van dit Verdrag bedoelde vergunningen van een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken of op te schorten, of daaraan voorwaarden te verbinden:

    • a. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat ten genoegen van de luchtvaartautoriteiten van die Verdragsluitende Partij aan te tonen dat zij voldoet aan de door die autoriteiten gewoonlijk en redelijkerwijze in overeenstemming met het Verdrag van Chicago ten aanzien van de exploitatie van internationale luchtdiensten toegepaste wetten en voorschriften;

    • b. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat de wetten en voorschriften van die Verdragsluitende Partij na te leven;

    • c. ingeval niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen of bij haar onderdanen, of bij beide;

    • d. indien de luchtvaartmaatschappij anderszins nalaat de exploitatie uit te voeren in overeenstemming met de ingevolge dit Verdrag gestelde voorwaarden.

  • 2 Tenzij onmiddellijk ingrijpen van wezenlijk belang is ter voorkoming van verdere inbreuken op de hierboven bedoelde wetten en voorschriften, worden de in het eerste lid van dit artikel opgesomde rechten slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij. Tenzij anders door de Verdragsluitende Partijen is overeengekomen, vangt het overleg aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek ter zake.

Artikel 5. Tarieven

  • 1 Elk der Verdragsluitende Partijen staat toe dat elke aangewezen luchtvaartmaatschappij prijzen vaststelt voor het luchtvervoer op basis van commerciële overwegingen in de markt. Het ingrijpen door de Partijen beperkt zich tot:

    • a. voorkoming van onredelijke prijsdiscriminatie of onredelijke praktijken;

    • b. bescherming van klanten tegen onredelijk hoge of onredelijk beperkende prijzen als gevolg van misbruik van een dominante positie.

  • 2 Elk der Verdragsluitende Partijen kan verlangen dat bij haar luchtvaartautoriteiten kennisgeving wordt gedaan of registratie plaatsvindt van de prijzen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij worden berekend van of naar haar grondgebied. Kennisgeving of registratie door de luchtvaartmaatschappijen van beide Partijen kan worden verlangd uiterlijk dertig (30) dagen voor de voorgestelde datum van ingang. In individuele gevallen kan kennisgeving of registratie worden toegestaan binnen een kortere termijn dan die welke normaliter vereist is. Geen der Partijen verlangt de kennisgeving of registratie door luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij van prijzen die door charteraars aan het publiek worden berekend, behoudens voor zover dit op non-discriminatoire basis vereist is voor informatieve doeleinden.

  • 3 Geen der Verdragsluitende Partijen grijpt op unilaterale basis in ter voorkoming van de invoering of handhaving van een prijs die wordt voorgesteld of berekend door (a) een luchtvaartmaatschappij van een van beide Partijen voor internationaal luchtvervoer tussen de grondgebieden van de Partijen, of (b) een luchtvaartmaatschappij van de ene Partij voor internationaal luchtvervoer tussen het grondgebied van de andere Partij en elk ander land, in beide gevallen met inbegrip van vervoer op interline- of intraline-basis. Indien een der Partijen van mening is dat een dergelijke prijs strijdig is met het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, verzoekt zij om overleg en geeft zij de andere Partij onverwijld kennis van de redenen van haar ongenoegen. Dit overleg vindt plaats uiterlijk dertig (30) dagen na de ontvangst van het verzoek, en de Partijen werken samen bij de verkrijging van gegevens benodigd voor een redelijke oplossing van de zaak. Indien de Partijen een overeenkomst bereiken ten aanzien van een prijs waarover een kennisgeving van ongenoegen is gedaan, stelt elke Partij al het mogelijke in het werk om deze overeenkomst daadwerkelijk na te leven. Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst, gaat of blijft de desbetreffende prijs gelden.

Artikel 6. Commerciële activiteiten

  • 1 Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van beide Verdragsluitende Partijen toegestaan om:

    • a. op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij kantoren te vestigen ten behoeve van de bevordering van het luchtvervoer en de verkoop van vliegbiljetten (met inbegrip van het recht van verkoop en uitgifte van vliegbiljetten en/of luchtvrachtbrieven, zowel de eigen vliegbiljetten/vrachtbrieven als die van alle andere vervoerders), alsook andere voor het verzorgen van luchtvervoer vereiste voorzieningen;

    • b. zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij rechtstreeks en, naar goeddunken van die luchtvaartmaatschappij, via haar agenten, bezig te houden met de verkoop van luchtvervoer.

  • 2 Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Verdragsluitende Partij toegestaan om haar in verband met het verzorgen van luchtvervoer benodigde leidinggevend, commercieel, operationeel en technisch personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 In deze behoeften aan personeel kan naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voorzien door haar eigen personeel of door gebruikmaking van de diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die werkzaam is op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en die gemachtigd is dergelijke diensten te verlenen op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij.

  • 4 De bovengenoemde activiteiten worden verricht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 7. Verandering van luchtvaartuig

  • 1 Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij mag naar haar keuze op een of meerdere vluchten van de overeengekomen diensten op het grondgebied van de andere Partij of op elk punt op de omschreven route van luchtvaartuig veranderen, met dien verstande dat:

    • a. luchtvaartuigen die worden gebruikt na het punt van luchtvaartuig-verandering gelijktijdig worden ingepland met het inkomende of uitgaande luchtvaartuig, naar gelang van het geval;

    • b. in geval van verandering van luchtvaartuig op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en indien meer dan één luchtvaartuig wordt geëxploiteerd na het punt van verandering, niet meer dan één dergelijk luchtvaartuig van dezelfde omvang mag zijn als de in de sectoren van de derde en vierde vrijheid gebruikte luchtvaartuigen en geen enkele groter.

  • 2 Voor de verandering van de exploitatie van luchtvaartuigen mag een aangewezen luchtvaartmaatschappij haar eigen materieel en, afhankelijk van nationale voorschriften, geleast materieel gebruiken, en op basis van handelsregelingen met een andere luchtvaartmaatschappij samenwerken.

  • 3 Een aangewezen luchtvaartmaatschappij mag voor de sectoren van verandering van luchtvaartuigexploitatie dezelfde of verschillende vluchtnummers gebruiken.

Artikel 8. Eerlijke concurrentie, capaciteit en dienstregeling

  • 1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Verdrag-sluitende Partijen worden op eerlijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan het internationale luchtvervoer waarop dit Verdrag betrekking heeft.

  • 2 Bij de exploitatie van de overeengekomen diensten houdt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elke Verdragsluitende Partij rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij teneinde de diensten die deze laatste op het geheel of een gedeelte van dezelfde routes biedt, niet onnodig te hinderen.

  • 3 Met betrekking tot het tweede lid dienen de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elke Verdragsluitende Partij het voornaamste doel te hebben het bieden van toereikende capaciteit om te voorzien in de behoefte met betrekking tot het vervoer van passagiers, bagage en post op de overeengekomen routes, op een commercieel verantwoorde wijze.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij treft alle passende maatregelen binnen haar rechtsmacht ter bestrijding van alle vormen van discriminatie of oneerlijke concurrentiepraktijken die de concurrentiepositie van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij nadelig beïnvloeden.

  • 5 Met betrekking tot de door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elke Verdragsluitende Partij te verschaffen capaciteit, wordt door de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen een overeenkomst gesloten.

    Zolang hiertoe tussen de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen geen overeenkomst is gesloten, blijft de voordien goedgekeurde capaciteit van toepassing.

  • 6 De door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij stelt de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij dertig (30) dagen van tevoren in kennis van de dienstregeling van haar voorgenomen diensten aan, en vermeldt daarbij de route, de frequentie, de exploitatietijden, het type luchtvaartuig, de configuratie en het aantal zitplaatsen dat beschikbaar zal zijn voor het publiek. In bijzondere gevallen kan deze termijn van dertig (30) dagen worden bekort, mits de autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen daarmee instemmen.

  • 7 Verzoeken om toestemming voor het uitvoeren van extra vluchten of wijzigingen in de goedgekeurde dienstregeling kunnen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij rechtstreeks aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij ter goedkeuring worden voorgelegd.

Artikel 9. Belastingen, douanerechten en heffingen

  • 1 Luchtvaartuigen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een van beide Verdragsluitende Partijen voor internationale luchtdiensten worden gebruikt, alsmede hun normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen, proviand (met inbegrip van etenswaren, dranken en tabaksartikelen) aan boord, alsmede reclame- en promotiemateriaal dat zich aan boord van zodanige luchtvaartuigen bevindt, zijn op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en soortgelijke nationale of lokale heffingen en belastingen bij binnenkomst op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, mits deze uitrustingsstukken en voorraden aan boord van de luchtvaartuigen blijven totdat zij weer worden uitgevoerd.

  • 2 Met betrekking tot normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en proviand die worden ingevoerd op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij door of ten behoeve van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij, of aan boord van de door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij geëxploiteerde luchtvaartuigen worden genomen uitsluitend voor gebruik aan boord van die luchtvaartuigen bij de exploitatie van internationale diensten, behoeven geen heffingen of belastingen te worden betaald, met inbegrip van douaneheffingen en inspectiekosten die verschuldigd zijn op het grondgebied van de eerste Verdragsluitende Partij, zelfs indien deze voorraden zullen worden gebruikt tijdens de gedeelten van de vlucht die worden afgelegd boven het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.

    Ten aanzien van de bovengenoemde goederen kan worden verlangd dat deze onder het toezicht en beheer van de douane blijven.

    De bepalingen van dit lid mogen niet zodanig worden uitgelegd dat een Verdragsluitende Partij kan worden verplicht tot terugbetaling van douanerechten die reeds op bovenbedoelde goederen zijn geheven.

  • 3 Normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een van beide Verdragsluitende Partijen kunnen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van deze Verdragsluitende Partij, die kunnen verlangen dat deze materialen onder hun toezicht worden geplaatst totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.

  • 4 Bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke belastingen.

  • 5 Elke Verdragsluitende Partij draagt er zorg voor dat aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij redelijke kosten in rekening worden gebracht voor het gebruik van de luchthaven, de luchthavenvoorzieningen en andere faciliteiten met betrekking tot het internationale burgerluchtvaartvervoer, met dien verstande dat deze kosten niet hoger mogen zijn dan die welke voor het gebruik van soortgelijke luchthavens, luchthavenfaciliteiten en andere faciliteiten met betrekking tot het internationale burgerluchtvaartvervoer op dezelfde locatie aan andere luchtvaartmaatschappijen die soortgelijke internationale luchtdiensten uitvoeren, in rekening worden gebracht.

  • 6 Kosten en heffingen die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij met betrekking tot vluchten van een luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij in rekening worden gebracht voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaart-voorzieningen op het grondgebied van eerstbedoelde Partij, mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht met betrekking tot de vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij die soortgelijke vluchten uitvoert.

Artikel 10. Verschaffing van statistieken

Op verzoek verschaft de luchtvaartautoriteit van elke Verdragsluitende Partij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, afhankelijk van de beschikbaarheid hiervan in de administratie van die Verdragsluitende Partij, gegevens en/of statistieken met betrekking tot het verkeer op de door hun aangewezen luchtvaartmaatschappij overeengekomen diensten tussen de grondgebieden van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 11. Overmaking van gelden

  • 1 Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de Verdragsluitende Partijen vrij luchtvervoerdiensten te verkopen op de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een agent, in de munteenheid die door de wetten en voorschriften van de respectieve Verdragsluitende Partijen is toegestaan.

  • 2 Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen vrij, rekening houdend met de wetten en voorschriften van beide Verdragsluitende Partijen, het batig saldo van de ontvangsten en uitgaven op het grondgebied van verkoop over te maken van het grondgebied van verkoop naar hun eigen grondgebied. In deze netto-overmaking zijn begrepen de baten uit verkopen, rechtstreeks of via agenten, van luchtvervoerdiensten en bijkomende of aanvullende diensten, alsmede de gebruikelijke handelsrente die over deze inkomsten wordt ontvangen terwijl deze in afwachting van de overmaking in deposito zijn gegeven.

  • 3 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen verkrijgen binnen ten hoogste zestig (60) dagen na de aanvraag toestemming voor de overmaking, in een vrij inwisselbare munteenheid, tegen de officiële koers voor het inwisselen van de plaatselijke munteenheid die geldt op de datum van verkoop.

    Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen vrij de feitelijke overmaking te verrichten zodra zij de toestemming verkrijgen.

Artikel 12. Toepassing van wetten, voorschriften en procedures

  • 1 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende de toelating tot of het vertrek van haar grondgebied van in internationale luchtdiensten gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zodanige luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij te worden nageleefd vanaf de binnenkomst op en tot en met het vertrek van bedoeld grondgebied.

  • 2 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende immigratie, paspoorten of andere erkende reisdocumenten, binnenkomst, inklaring, douane en quarantaine dienen te worden nageleefd door of ten behoeve van bemanningsleden, passagiers, vracht en post die worden vervoerd door luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaart-maatschappij van de andere Verdragsluitende Partij vanaf de binnenkomst op en tot en met het vertrek van het grondgebied van eerstbedoelde Verdragsluitende Partij.

  • 3 Passagiers, bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer via het grondgebied van een der Verdragsluitende Partijen die de daarvoor gereserveerde zone van de luchthaven niet verlaten, worden, behalve wat veiligheidsmaatregelen tegen geweld en luchtpiraterij betreft, slechts aan een vereenvoudigde controle onderworpen.

  • 4 Beide Verdragsluitende Partijen verschaffen de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij de benodigde voorzieningen op het gebied van communicatie, vliegverkeer en meteorologie en andere diensten die nodig zijn voor de veilige exploitatie van de overeengekomen diensten.

  • 5 Geen van beide Verdragsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij ten opzichte van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie, quarantaine en soortgelijke voorschriften, of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen, luchtverkeers-diensten en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.

  • 6 Beide Verdragsluitende Partijen verschaffen de andere Verdragsluitende Partij op verzoek afschriften van de in dit Verdrag bedoelde relevante wetten, voorschriften en procedures.

Artikel 13. Erkenning van bewijzen en vergunningen

Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door de ene Verdragsluitende Partij zijn uitgereikt of op basis van wederkerigheid zijn afgegeven en die nog niet zijn verlopen, worden door de andere Verdragsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de routetabel, mits de normen voor de uitreiking of voor de afgifte op basis van wederkerigheid van deze bewijzen en vergunningen ten minste gelijkwaardig zijn aan de in overeenstemming met het Verdrag van Chicago vastgestelde, of in de toekomst vast te stellen, minimumnormen.

Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten boven haar eigen grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn verstrekt door de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 14. Veiligheid

Elke Verdragsluitende Partij kan verzoeken om technisch overleg inzake de door de andere Verdragsluitende Partij gehandhaafde en toegepaste veiligheidsnormen met betrekking tot de luchtvaartvoorzieningen, de luchtvaartuigbemanningen, de luchtvaartuigen, het technisch toezicht en de exploitatie van de luchtvaartmaatschappij die de door beide luchtvaartautoriteiten overeengekomen vervoerdiensten exploiteert.

Indien een Verdragsluitende Partij naar aanleiding van dit technisch overleg van mening is dat de andere Verdragsluitende Partij veiligheidsnormen en -eisen in deze gebieden die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in overeenstemming met het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede versie (1988), vast te stellen minimumnormen, niet effectief handhaaft en toepast, wordt de andere Verdragsluitende Partij in kennis gesteld van deze opvatting en van de stappen die noodzakelijk worden geacht om aan deze minimumnormen te voldoen, en de andere Verdragsluitende Partij neemt adequate maatregelen tot verbetering.

Artikel 15. Veiligheid van de luchtvaart

  • 1 De Verdragsluitende Partijen komen overeen elkaar de bijstand te verlenen die nodig is ter voorkoming van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, passagiers en bemanningsleden, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, en elke andere bedreiging voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.

  • 2 Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in de niet-discriminatoire en algemeen toepasselijke veiligheidsbepalingen na te leven die de andere Verdragsluitende Partij voorschrijft voor de binnenkomst op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij en toereikende maatregelen te treffen om passagiers en hun handbagage aan controle te onderwerpen. Elke Verdragsluitende Partij neemt ook elk verzoek van de andere Verdragsluitende Partij om bijzondere veiligheidsmaatregelen voor haar luchtvaartuigen of passagiers om het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging welwillend in overweging.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen handelen overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsbepalingen voor de luchtvaart die zijn vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Indien een Verdragsluitende Partij van deze bepalingen afwijkt, kan de andere Verdragsluitende Partij verzoeken om overleg met die Verdragsluitende Partij. Tenzij anders door de Verdragsluitende Partijen is overeengekomen, begint dit overleg binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek ter zake. Het uitblijven van een bevredigend akkoord kan een grond vormen voor toepassing van artikel 17 van dit Verdrag.

  • 4 De Verdragsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen, begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963 (23/06/1342), het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970 (25/09/1349), en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971 (01/07/1350), voor zover de Verdragsluitende Partijen beide partij zijn bij deze Verdragen.

  • 5 Wanneer zich een voorval voordoet, of dreigt zich voor te doen, van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of van andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, passagiers en bemanningsleden, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, verlenen de Verdragsluitende Partijen elkaar bijstand door de verbindingen die bedoeld zijn om op snelle en veilige wijze aan een dergelijk voorval of de dreiging daarvan een einde te maken, te vergemakkelijken.

Artikel 16. Overleg en wijziging

  • 1 In een geest van nauwe samenwerking plegen de luchtvaart-autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen van tijd tot tijd overleg met elkaar teneinde te verzekeren dat de bepalingen van dit Verdrag worden uitgevoerd en naar tevredenheid worden nageleefd.

  • 2 Elk der Verdragsluitende Partijen kan verzoeken om overleg met het oog op wijziging van dit Verdrag of van de Bijlage daarbij. Dit overleg vangt aan binnen zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek door de andere Verdragsluitende Partij, tenzij anders overeengekomen.

    Dit overleg kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3 Door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen wijzigingen van dit Verdrag worden van kracht op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar er schriftelijk, door middel van de uitwisseling van diplomatieke nota's, van in kennis hebben gesteld dat aan hun respectieve constitutionele voorwaarden is voldaan.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in het derde lid wordt elke wijziging van de Bijlage bij dit Verdrag schriftelijk overeengekomen tussen de luchtvaartautoriteiten, en wordt van kracht op een door die autoriteiten te bepalen datum.

Artikel 17. Beslechting van geschillen

  • 1 Indien er tussen de Verdragsluitende Partijen een geschil ontstaat met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, trachten de Verdragsluitende Partijen dit in de eerste plaats te beslechten door middel van onderhandelingen.

  • 2 Indien de Verdragsluitende Partijen er niet in slagen het geschil te beslechten door middel van onderhandeling, kunnen zij overeenkomen het geschil ter vergemakkelijking van een mogelijke beslechting voor advies voor te leggen aan een derde partij.

  • 3 Indien de Verdragsluitende Partijen er niet in slagen overeenkomstig het eerste en tweede lid tot beslechting van het geschil te komen, kan elk der Verdragsluitende Partijen het geschil, in overeenstemming met haar relevante wetten en voorschriften, voorleggen aan een gerecht van drie scheidsmannen, van wie elke Verdragsluitende Partij er een benoemt, waarna de aldus gekozen twee scheidsmannen overeenstemming bereiken over de derde, op voorwaarde dat deze scheidsrechter geen onderdaan van een van beide Verdragsluitende Partijen is en onderdaan is van een Staat die ten tijde van de benoeming diplomatieke betrekkingen onderhoudt met elk van de Verdragsluitende Partijen.

    Elk van de Verdragsluitende Partijen wijst een scheidsman aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum waarop een van beide Verdragsluitende Partijen van de andere Verdragsluitende Partij, door middel van een aangetekend schrijven, een kennisgeving van arbitrage heeft ontvangen. De scheidsrechter wordt binnen een volgende termijn van zestig (60) dagen benoemd, na de benoeming van een scheidsman door elk van beide Verdragsluitende Partijen.

    Indien een der Verdragsluitende Partijen haar eigen scheidsman niet aanwijst binnen de aangegeven termijn of indien over de scheidsrechter niet binnen de genoemde termijn overeenstemming is bereikt, kan de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie door een der Verdragsluitende Partijen worden verzocht, naar gelang van het geval, de scheidsrechter of de scheidsman van de verzuimende partij te benoemen.

  • 4 In geval van afwezigheid of onbevoegdheid van de Voorzitter van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie worden zijn scheidsrechterlijke taken als bedoeld in het derde lid van dit artikel, naar gelang van het geval, overgenomen door de Vice-Voorzitter of door een hooggeplaatst lid van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, die geen onderdaan mogen zijn van een van de Verdragsluitende Partijen.

  • 5 Het scheidsgerecht bepaalt zijn eigen procedures en de plaats van arbitrage, in overeenstemming met de tussen de Verdragsluitende Partijen overeengekomen bepalingen.

  • 6 De uitspraken van het scheidsgerecht zijn bindend voor de Verdragsluitende Partijen.

  • 7 De kosten van het scheidsgerecht, met inbegrip van de beloning van de scheidsmannen en de door hen gemaakte kosten, worden in gelijke delen door de Verdragsluitende Partijen gedragen. Kosten gemaakt door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in verband met de benoeming van de scheidsrechter en/of scheidsman van de verzuimende Partij, bedoeld in het derde lid van dit artikel, worden geacht deel uit te maken van de kosten van het scheidsgerecht.

Artikel 18. Beëindiging

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Verdragsluitende Partij langs diplomatieke weg schriftelijk kennisgeving doen van haar besluit dit Verdrag te beëindigen.

Deze kennisgeving wordt tegelijkertijd toegezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. In dit geval treedt het Verdrag twaalf (12) maanden na de datum waarop de kennisgeving door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen buiten werking, tenzij de kennisgeving van beëindiging vóór het verstrijken van deze termijn na overeenstemming tussen de Verdragsluitende Partijen wordt ingetrokken. Indien de andere Verdragsluitende Partij nalaat de ontvangst van de kennisgeving van beëindiging te bevestigen, wordt de kennisgeving geacht te zijn ontvangen veertien (14) werkdagen na de ontvangst van de kennisgeving door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 19. Registratie bij de ICAO

Dit Verdrag wordt geregistreerd bij de Internationale Burger-luchtvaartorganisatie.

Artikel 20. Toepasselijkheid van multilaterale overeenkomsten en verdragen

  • 1 De bepalingen van het Verdrag van Chicago worden op dit Verdrag toegepast.

  • 2 Indien een door beide Verdragsluitende Partijen aanvaard multilateraal verdrag ter zake van een aangelegenheid die onder dit Verdrag valt, in werking treedt, hebben de desbetreffende bepalingen van dat verdrag voorrang boven de desbetreffende bepalingen van het onderhavige Verdrag.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen kunnen overleg met elkaar plegen teneinde de gevolgen van de voorrang van het multilaterale verdrag voor dit Verdrag te bepalen en de nodige wijzigingen van dit Verdrag overeen te komen.

Artikel 21. Toepasselijkheid van het Verdrag

Wat het Koninkrijk der Nederlanden (bestaande uit het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba) betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dertigste dag na de datum van ondertekening ervan en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de daarvoor constitutioneel vereiste formaliteiten in hun respectieve landen is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag, bestaande uit tweeëntwintig (22) artikelen en 1 bijlage, hebben ondertekend.

GEDAAN te Teheran op 3 september 2003, overeenkomend met 1382/6/12, in twee originele exemplaren, in de Nederlandse, de Perzische en de Engelse taal, zijnde alle versies gelijkelijk authentiek. In geval van eventuele verschillen is de Engelse versie doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) F. NAEFF

Voor de Regering van de Islamitische Republiek Iran

(w.g.) H. ALIFARD

BIJLAGE ROUTETABEL

TABEL 1

Routes die mogen worden geëxploiteerd door de aangewezen luchtvaart-maatschappij van het Koninkrijk der Nederlanden:

Punten van vertrek

Tussenliggende punten

Punten van bestemming

Verdergelegen punten

Punten in Nederland

Alle punten

Teheran

Alle punten

TABEL 2

Routes die mogen worden geëxploiteerd door de aangewezen luchtvaart-maatschappij van de Islamitische Republiek Iran:

Punten van vertrek

Tussenliggende punten

Punten van bestemming

Verdergelegen punten

Punten in Iran

Alle punten

Amsterdam

Alle punten

NOTEN:

  • 1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij mag de routetabellen ook in omgekeerde richting exploiteren.

  • 2. De desbetreffende punten kunnen, naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappij, worden toegevoegd, overgeslagen of in ongeacht welke volgorde worden aangedaan.

  • 3. Bij de exploitatie van de overeengekomen diensten op de omschreven routes kan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij elk type luchtvaartuig in elke configuratie inzetten.

  • 4. Elk punt in de overeengekomen Routetabel mag worden aangedaan zonder vervoersrechten van de vijfde vrijheid.

    Vervoersrechten van de vijfde vrijheid kunnen evenwel alleen worden uitgeoefend op grond van overeenstemming tussen de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen.

Naar boven