Ministerie van Buitenlandse Zaken
Afdeling Verdragen
Den Haag, 14 november 2002
DJZ/VE-1042/02
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken biedt de Ambassade van de Republiek Estland
zijn complimenten aan en heeft de eer onder verwijzing naar het Samenwerkingsverdrag
tussen de Republiek Estland en de Europese Politiedienst van 10 oktober 2001 (hierna
te noemen het Samenwerkingsverdrag), en gelet op artikel 41, tweede lid, van de Overeenkomst
op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting
van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst, 26 juli 1995), voor te stellen
dat ten aanzien van de voorrechten en immuniteiten benodigd voor de goede taakvervulling
van de verbindingsofficieren bij Europol, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en Bijlage
3, artikel 2, eerste lid, van het Samenwerkingsverdrag overeenstemming wordt bereikt
zoals vervat in het Aanhangsel.
Indien dit voorstel aanvaardbaar is voor de Ambassade van de Republiek Estland, stelt
het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor dat deze nota en de bevestigende nota van
de Ambassade van de Republiek Estland een verdrag zullen vormen tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Estland, dat voorlopig zal worden toegepast vanaf
de datum van ontvangst door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van deze bevestigende
nota en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op
de dag waarop het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland elkaar hebben
medegedeeld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste formaliteiten is voldaan.
Het Ministerie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade opnieuw te verzekeren
van zijn zeer bijzondere hoogachting.
Ambassade van de Republiek Estland
Den Haag