Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun [...] Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, Luxemburg, 09-04-2001

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-2017 t/m heden

Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds

Authentiek : NL

Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds

Het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie,

hierna de „lidstaten” te noemen, en van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hierna „de Gemeenschap” te noemen,

enerzijds, en

de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

anderzijds,

Gelet op de sterke banden tussen de partijen en hun gemeenschappelijke waarden, hun wens deze banden te versterken en nauwe, duurzame betrekkingen tot stand te brengen op grond van wederkerigheid en wederzijds belang, die de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in staat zou moeten stellen de in het verleden tot stand gebrachte betrekkingen te versterken en uit te breiden, met name de door de op 29 april 1997 door middel van een briefwisseling ondertekende Samenwerkingsovereenkomst die op 1 januari 1998 in werking trad;

Overwegende dat de betrekkingen tussen de partijen op het gebied van het overlandvervoer geregeld moeten blijven door de tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gesloten overeenkomst op het gebied van het vervoer, die op 29 juni 1997 werd ondertekend en op 28 november 1997 in werking trad;

Gelet op het belang van deze overeenkomst voor het stabilisatie- en associatieproces met de landen van Zuidoost-Europa, dat verder moet worden ontwikkeld door middel van een communautaire EU-strategie voor deze regio, voor de totstandbrenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en voor het stabiliteitspact;

Gelet op de toezegging van de partijen dat zij met alle mogelijke middelen zullen bijdragen tot de politieke, economische en institutionele stabilisatie, zowel in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië als in de gehele regio, door de ontwikkeling van de civiele samenleving en door democratisering, institutionele versterking en hervorming van de overheidsadministratie, intensievere handel en economische samenwerking, versterking van de nationale en regionale veiligheid, alsmede intensievere samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan versterking van de politieke en economische vrijheden, die de grondslag van de overeenkomst vormen, en op het belang dat zij hechten aan de eerbiediging van de rechtstaat en de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van personen die tot nationale minderheden behoren, en aan democratische beginselen in de vorm van een meerpartijenstelsel met vrije, eerlijke verkiezingen;

Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bij te dragen;

Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest der Verenigde Naties, de OVSE, inzonderheid die van de Slotakte van Helsinki, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en het Stabiliteitspact van Keulen voor Zuidoost-Europa, teneinde bij te dragen tot de regionale stabiliteit en de samenwerking tussen de landen van de regio;

Verlangende een regelmatige politieke dialoog in te stellen over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang, met inbegrip van regionale aspecten;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeenkomstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de WTO;

Overtuigd dat de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwikkeling van handel en investeringen, welke factoren van cruciaal belang zijn voor de economische herstructurering en modernisering;

Gelet op de toezegging van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om de wetgeving aan te passen aan die van de Gemeenschap;

Gelet op de bereidheid van de Gemeenschap om doorslaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van de hervormingen en te dien einde op een omvattende indicatieve meerjaarlijkse basis gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand;

Bevestigende dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke verdragsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

Nogmaals wijzend op de bereidheid van de Europese Unie om de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en op de status van het land als een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria, onder voorbehoud van de succesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen1:

Artikel 1

  • 1 Hierbij wordt een associatie ingesteld tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

  • 2 Deze associatie heeft ten doel:

    • een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen;

    • steun te verlenen aan de inspanningen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking, ook door de aanpassing van de wetgeving aan die van de Gemeenschap;

    • harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleidelijk een vrijhandelszone in te stellen tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

    • regionale samenwerking te bevorderen op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen.

TITEL I. ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 2

Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, als vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en als omschreven in de slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationaal recht en de rechtsstaat, en de beginselen van de markteconomie als neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormen de grondslag van het binnen- en buitenlands beleid van de partijen en zijn een essentieel onderdeel van deze overeenkomst.

Artikel 3

Internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst passen in het kader van de regionale benadering van de Gemeenschap zoals gedefinieerd in de conclusies van de Raad van 29 april 1997, op basis van de verdiensten van de individuele landen in de regio.

Artikel 4

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verbindt zich ertoe samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio aan te gaan, inclusief een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten, alsmede de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regionale stabiliteit.

Artikel 5

  • 1 De associatie wordt volledig verwezenlijkt in een overgangsperiode van maximaal 10 jaar die in twee fasen uiteenvalt. Deze opsplitsing in twee op elkaar volgende fasen is bedoeld om de bepalingen van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst geleidelijk uit te voeren en de aandacht in de eerste fase toe te spitsen op de hieronder in de titels III, V, VI en VII genoemde gebieden.

  • 2 De krachtens artikel 108 opgerichte Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt op gezette tijden de toepassing van deze overeenkomst en de verwezenlijking door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van de juridische, administratieve, institutionele en economische hervormingen in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene principes van deze overeenkomst.

  • 3 Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst zal de Stabilisatie- en Associatieraad de vooruitgang evalueren en een besluit nemen over de overgang naar en de duur van de tweede fase, en over eventueel aan te brengen wijzigingen in de inhoud van de bepalingen inzake de tweede fase. Daarbij wordt rekening gehouden met de resultaten van voornoemde toetsing.

  • 4 De twee fasen als bedoeld in de leden 1 en 3 zijn niet van toepassing op titel IV.

Artikel 6

De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS.

TITEL II. POLITIEKE DIALOOG

Artikel 7

De politieke dialoog tussen de partijen wordt verder ontwikkeld en geïntensiveerd. De dialoog zal de toenadering tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië begeleiden en consolideren, en zal bijdragen tot het tot stand brengen van solidariteit en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.

De politieke dialoog moet met name het volgende bevorderen:

  • toenemende convergentie van de standpunten van de partijen over internationale vraagstukken, met name over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor de partijen kunnen hebben;

  • regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;

  • gemeenschappelijke opvattingen over veiligheid en stabiliteit in Europa, ook op de terreinen die worden bestreken door het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

Artikel 8

De politieke dialoog kan plaatsvinden in een multilateraal kader, en als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio worden betrokken.

Artikel 9

  • 1 Op ministerieel niveau vindt de politieke dialoog plaats binnen de Stabilisatie- en Associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen de Associatieraad voorleggen.

  • 2 Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de volgende vormen aannemen:

    • indien nodig vergaderingen tussen hoge functionarissen die enerzijds de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie vertegenwoordigen;

    • optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE en andere internationale fora;

    • alle andere middelen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

Artikel 10

Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 114 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité.

TITEL III. REGIONALE SAMENWERKING

Artikel 11

In overeenstemming met haar verbintenis op het gebied van vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap zal de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de regionale samenwerking actief bevorderen. De Gemeenschap zal via haar programma's voor technische bijstand ook projecten steunen met een regionale of grensoverschrijdende dimensie.

Telkens wanneer de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van plan is de samenwerking met een van de in onderstaande artikelen 12 tot en met 14 genoemde landen te intensiveren, deelt zij dit mede aan en voert zij overleg met de Gemeenschap en haar lidstaten overeenkomstig de bepalingen van titel X.

Artikel 12. Samenwerking met andere landen die een Stabilisatie- en Associatieraad hebben ondertekend

Niet later dan wanneer ten minste één Stabilisatie- en Associatieovereenkomst is ondertekend met een van de andere landen die betrokken zijn bij het stabilisatie- en associatieproces opent de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onderhandelingen met het betrokken land of de betrokken landen met het oog op de sluiting van een verdrag over regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.

De hoofdelementen van dit verdrag zijn:

  • politieke dialoog;

  • de totstandbrenging van een vrijhandelszone tussen de partijen die verenigbaar is met de relevante WTO-bepalingen;

  • wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer op een niveau dat equivalent is aan dat van deze overeenkomst;

  • bepalingen inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

Deze overeenkomst bevat zo nodig bepalingen voor de oprichting van de nodige institutionele mechanismen.

Deze overeenkomst inzake regionale samenwerking moet worden gesloten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van ten minste de tweede Stabilisatie- en Associatieovereenkomst. De bereidheid van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om een dergelijk verdrag te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de EU.

Artikel 13. Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gaat regionale samenwerking aan met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen, met name terreinen van gemeenschappelijk belang. Deze samenwerking moet verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.

Artikel 14. Samenwerking met kandidaat-lidstaten van de EU

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kan met elke kandidaat-lidstaat van de EU de samenwerking versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen. Deze overeenkomst zal de bilaterale betrekkingen tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante deel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.

TITEL IV. VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 15

  • 1 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verbinden zich ertoe in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste tien jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, geleidelijk een vrijhandelszone in te stellen op grond van deze overeenkomst en overeenkomstig de bepalingen van de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hieronder vermelde specifieke eisen.

  • 2 In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.

  • 3 Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het recht dat erga omnes daadwerkelijk wordt toegepast op de dag voorafgaand aan de datum van ondertekening van de overeenkomst.

  • 4 Indien na de ondertekening van deze Overeenkomst tariefverlagingen op erga omnes grondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen toepassing vinden in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten.

  • 5 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië delen elkaar hun respectieve basisrechten mede.

HOOFDSTUK I. INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 16

  • 1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, bedoeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van de in bijlage I. § I, ii) van de Overeenkomst inzake de landbouw (GATT 1994) genoemde producten.

  • 2 De bepalingen van de artikelen 17 en 18 zijn niet van toepassing op textielproducten of staalproducten, zoals gespecificeerd in de artikelen 22 en 23.

Artikel 17

  • 1 De douanerechten bij invoer in de Gemeenschap die van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden opgeheven bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

  • 2 De kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap en de maatregelen van gelijke werking worden voor de producten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 18

  • 1 De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, andere dan die bedoeld in de bijlagen I en II, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

  • 2 De douanerechten bij invoer die in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van toepassing zijn op de in bijlage I opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd volgens het onderstaande tijdschema:

    • op 1 januari van het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 70% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het zesde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het zevende jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het achtste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 20% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het negende jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verlaagd tot 10% van het basisrecht;

    • op 1 januari van het tiende jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden de resterende rechten afgeschaft.

  • 3 De douanerechten bij invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die van toepassing zijn op de in bijlage II opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd en afgeschaft volgens het tijdschema in de bijlage.

  • 4 De kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden op de datum van de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

Artikel 19

De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst in hun onderlinge handelsverkeer alle heffingen die een gelijke werking hebben als douanerechten bij invoer af.

Artikel 20

  • 1 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.

  • 2 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst in hun onderlinge handelsverkeer alle kwantitatieve beperkingen bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.

Artikel 21

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verklaart zich bereid haar douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap in een sneller tempo te verlagen dan het tempo waarin artikel 18 voorziet, indien de algemene economische situatie en de situatie in de betrokken sector van de economie zulks mogelijk maken.

De Stabilisatie- en Associatieraad doet daartoe strekkende aanbevelingen.

Artikel 22

Protocol 1 bevat de regelingen die op de daarin genoemde textielproducten van toepassing zijn.

Artikel 23

Protocol 2 bevat de regelingen die van toepassing zijn op de daarin genoemde staalproducten.

HOOFDSTUK II. LANDBOUW EN VISSERIJ

Artikel 24. Definitie

  • 1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

  • 3 Deze definitie omvat ook vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, posten 1604 en 1605, en onderverdelingen 0511 91, 2301 20 00 en ex 1902 202.

Artikel 26

  • 1 Op de datum van de inwerkingtreding van deze overeenkomst gaat de Gemeenschap over tot afschaffing van alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

  • 2 Op de datum van de inwerkingtreding van deze overeenkomst gaat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over tot afschaffing van alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.

Artikel 27. Landbouwproducten

  • 1 De Europese Unie gaat over tot de afschaffing van de douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.

    Voor de producten die vallen onder hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een ad-valoremdouanerecht en een specifiek douanerecht voorziet, is de afschaffing uitsluitend op het ad-valoremdeel van de douanerechten van toepassing.

  • 2 Met ingang van de inwerkingtreding van het protocol bij deze overeenkomst om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, gaat de Europese Unie over tot de vaststelling van de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Europese Unie van de in bijlage III gedefinieerde producten van de categorie „baby beef’ van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op 20% van het ad-valoremrecht en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 1.650 ton geslacht gewicht.

    Producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur worden binnen een jaarlijks tariefcontingent van 7.000 ton (nettogewicht) rechtenvrij in de Europese Unie ingevoerd.

  • 3 Vanaf de datum van inwerkingtreding van het protocol bij deze overeenkomst om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, dient de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië:

    • a. de douanerechten af te schaffen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Europese Unie die worden vermeld in bijlage IV a);

    • b. de douanerechten af te schaffen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Europese Unie die worden vermeld in bijlage IV b), binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk product in die bijlage zijn vermeld;

    • c. de douanerechten toe te passen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Europese Unie die worden vermeld in bijlage IV c), binnen de grenzen van de tariefcontingenten.

  • 4 De handelsregelingen voor wijn en gedistilleerde dranken worden bij een afzonderlijke overeenkomst inzake wijn en gedistilleerde dranken vastgesteld.

Artikel 28. Visserijproducten

  • 1 Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst gaat de Gemeenschap over tot de volledige afschaffing van douanerechten op vis en visserijproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Op producten vermeld in Bijlage V a) zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.

  • 2 De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gaat over tot de afschaffing van alle heffingen die een gelijke werking hebben als douanerechten en van de douanerechten van toepassing op de invoer van vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in de bijlagen V b) en V c), waarin de tariefverlagingen voor de daarin opgenomen producten worden vastgelegd.

Artikel 29

  • 1 Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoeligheden, de regels van het gemeenschappelijk beleid van de Gemeenschap voor landbouw en visserij, het landbouwbeleid van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de rol van de landbouw in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het productie- en exportpotentieel van de traditionele sectoren en markten, en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uiterlijk 1 januari 2003 in de Stabilisatie- en Associatieraad, product per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden die er zijn om elkaar verdere concessies te verlenen, met het oog op een grotere liberalisering van de handel in landbouw- en visserijproducten.

  • 2 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn in geen geval van invloed op de toepassing, op een unilaterale basis, van voordeliger maatregelen door een van de partijen.

Artikel 30

Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, met name die van artikel 37, plegen beide partijen, indien, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25, 27 en 28 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of de binnenlandse regelmechanismen van de andere partij, onverwijld overleg teneinde een passende oplossing te vinden voor het probleem. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.

HOOFDSTUK III. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 31

Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in de Protocollen 1, 2 of 3 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.

Artikel 32. Standstill

  • 1 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn verhoogd.

  • 2 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking ingesteld, noch worden de bestaande beperkingen restrictiever gemaakt.

  • 3 Onverminderd de overeenkomstig artikel 26 verleende concessies vormen de bepalingen van de leden 1 en 2 van dit artikel in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het respectieve landbouwbeleid van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid, voorzover de invoerregeling in de bijlagen III, IV a) b) c) en V a) b) daardoor niet wordt beïnvloed.

Artikel 33. Verbod op fiscale discriminatie

  • 1 Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij, en gaan over tot de afschaffing van dergelijke bestaande maatregelen of praktijken.

  • 2 De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor producten die naar het grondgebied van één van de partijen worden uitgevoerd mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.

Artikel 34

De bepalingen betreffende de afschaffing van douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

Artikel 35. Douane-unies, vrijhandelszones, regelingen voor grensverkeer

  • 1 Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze Overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

  • 2 Tijdens de in de artikelen 17 en 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de specifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die vroeger tussen een of meer lidstaten en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, opgevolgd door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zijn gesloten, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ter bevordering van de regionale handel zijn gesloten.

  • 3 De partijen plegen in de Stabilisatie- en Associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 beschreven overeenkomsten en, desgewenst, over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië als omschreven in deze overeenkomst.

Artikel 36. Dumping

  • 1 Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 en haar eigen wetgeving terzake.

  • 2 Met betrekking tot lid 1 van dit artikel wordt de Stabilisatie- en Associatieraad van de dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de invoerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien de dumping niet is beëindigd in de zin van artikel VI van de GATT of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen 30 dagen nadat de zaak aan de Stabilisatie- en Associatieraad is voorgelegd, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen.

Artikel 37. Algemene vrijwaringsclausule

  • 1 Indien een product van een partij wordt ingevoerd op het grondgebied van de andere partij in dusdanig grotere hoeveelheden en onder omstandigheden die:

    • ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of

    • ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken in een sector van de economie of moeilijkheden die tot een ernstige verslechtering kunnen leiden van de economische situatie in een regio van de invoerende partij,

    kan de invoerende partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.

  • 2 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië passen vrijwaringsmaatregelen onderling uitsluitend toe in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden, en bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verlaging van een heffing of recht krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product of een verhoging daarvan voor dat product.

    Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen waardoor zij uiterlijk aan het einde van de vastgestelde termijn geleidelijk worden opgeheven. Deze termijn mag niet meer dan een jaar bedragen. In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen maatregelen worden genomen voor een totale maximumtermijn van drie jaar. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen werden genomen, worden gedurende een periode van minstens drie jaar na het verstrijken van deze maatregelen geen nieuwe vrijwaringsmaatregelen genomen.

  • 3 In de in dit artikel genoemde gevallen en vooraleer zij de daarin bedoelde maatregelen nemen of, in de gevallen waarop het bepaalde in lid 4, onder b), van dit artikel van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekken de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het Stabilisatie- en Associatiecomité alle relevante informatie teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

  • 4 Voor de tenuitvoerlegging van het bovenstaande gelden de volgende bepalingen:

    • a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden ter bespreking voorgelegd aan het Stabilisatie- en Associatiecomité, dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden. Indien het Stabilisatie- en Associatiecomité of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen 30 dagen nadat de kwestie aan het Stabilisatie- en Associatiecomité is voorgelegd, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstemming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van deze vrijwaringsmaatregelen wordt prioriteit gegeven aan die welke de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.

    • b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de betrokken partij, in de in dit artikel vermelde omstandigheden, onmiddellijk de nodige voorzorgsmaatregelen nemen, waarvan zij de andere partij onmiddellijk in kennis stelt.

  • 5 De vrijwaringsmaatregelen worden het Stabilisatie- en Associatiecomité onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in dit comité op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder met het doel een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.

  • 6 Wanneer de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rijzen aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stellen zij de andere partij daarvan in kennis.

Artikel 38. Tekortclausule

  • 1 Wanneer de naleving van de bepalingen van deze titel leiden tot:

    • a. een ernstig tekort of gevaar voor een ernstig tekort aan levensmiddelen of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn; of

    • b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en waar de bovengenoemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.

  • 2 Bij de keuze van deze maatregelen wordt prioriteit gegeven aan die welke de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen worden niet toegepast op een wijze die onder dezelfde omstandigheden een arbitraire of onrechtvaardige discriminatie of een verholen beperking van het handelsverkeer zou inhouden, en worden opgeheven zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

  • 3 Voor zij de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen nemen of zo spoedig mogelijk in de gevallen waarin lid 4 van dit artikel van toepassing is, verstrekken de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het Stabilisatie- en Associatiecomité alle relevante informatie, teneinde het comité in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden voor het probleem. De partijen kunnen in het Stabilisatie- en Associatiecomité besluiten tot elke maatregel die een einde maakt aan de moeilijkheden. Indien geen overeenstemming wordt bereikt binnen dertig dagen nadat de zaak aan het Stabilisatie- en Associatiecomité werd voorgelegd, kan de exporterende partij uit hoofde van dit artikel maatregelen toepassen op de uitvoer van het betrokken product.

  • 4 Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, voorafgaande informatie of voorafgaand onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kunnen de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen om het probleem op te lossen, waarvan zij de andere partij onmiddellijk in kennis stelt.

  • 5 Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden het Stabilisatie- en Associatiecomité onmiddellijk ter kennis gebracht en in dit comité op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder met het doel een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.

Artikel 39. Staatsmonopolies

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië past alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, in dier voege dat tegen het einde van het vijfde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst tussen onderdanen van de lidstaten en van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geen discriminatie bestaat ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht. De Stabilisatie- en Associatieraad wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 40

In Protocol nr. 4 zijn de regels van oorsprong voor de toepassing van de in deze overeenkomst vastgestelde tariefpreferenties neergelegd.

Artikel 41. Toegestane beperkingen

Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de openbare veiligheid; de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten; de bescherming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Dergelijke verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 42

Beide partijen komen overeen samen te werken om het risico van fraude bij de toepassing van de handelsbepalingen van deze overeenkomst te verkleinen.

In afwijking van andere bepalingen van deze overeenkomst, met name de artikelen 30, 37 en 88 en Protocol 4, geldt dat, indien een van de partijen oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, zoals een significante toename van de handel in producten van de ene naar de andere partij boven het niveau dat de economische omstandigheden zoals de normale productie en exportcapaciteit weerspiegelt, of het niet verlenen van de vereiste administratieve medewerking voor de verificatie van het bewijs van oorsprong door de andere partij, de partijen onverwijld overleg voeren om een passende oplossing te vinden. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht. Bij de keuze van deze maatregelen wordt prioriteit gegeven aan die welke de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.

Artikel 43

De toepassing van deze overeenkomst laat de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden onverlet.

TITEL V. HET VERKEER VAN WERKNEMERS, DE VESTIGING EN HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN

HOOFDSTUK I. VERKEER VAN WERKNEMERS

Artikel 44

  • 1 Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:

    • is de behandeling van werknemers die de nationaliteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben en die legaal op het grondgebied van een lidstaat zijn tewerkgesteld vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit wat betreft de arbeidsvoorwaarden, de beloning of ontslag in vergelijking met de nationale onderdanen;

    • hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lidstaat tewerkgestelde werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 45 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode van het toegestane tewerkstellingsverblijf van die werknemer toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.

  • 2 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verleent, met inachtneming van de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied zijn tewerkgesteld alsmede aan hun echtgenoten en kinderen die aldaar legaal verblijven de in lid 1 vermelde behandeling.

Artikel 45

  • 1 Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de naleving van de regels die in de lidstaat er gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:

    • dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende tewerkstellingsmogelijkheden voor werknemers uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië behouden te blijven en, zo mogelijk, te worden verbeterd;

    • dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.

  • 2 De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt de toekenning van andere verbeteringen, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap.

Artikel 46

Er worden regels vastgelegd voor de coördinatie van de sociale-zekerheidsstelsels voor op het grondgebied van een lidstaat wettig tewerkgestelde werknemers die onderdaan zijn van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en hun aldaar wettig verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad, dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat indien deze in een gunstigere behandeling voorzien, de volgende bepalingen ingevoerd:

  • alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering, arbeid of verblijf worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invaliditeit en overlijden, alsmede voor medische verzorging van deze werknemers en hun gezinsleden;

  • alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, een arbeidsongeval of een beroepsziekte dan wel wegens de daaruit voortvloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;

  • de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kent aan legaal op zijn grondgebied tewerkgestelde werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun aldaar legaal verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in het tweede en derde streepje van lid 1 wordt omschreven.

HOOFDSTUK II. VESTIGING

Artikel 47

In de overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „communautaire vennootschap” of „vennootschap uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”: een volgens het recht van respectievelijk een lidstaat of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft.

    Indien een volgens het recht van respectievelijk de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Slovenië heeft, wordt deze vennootschap als respectievelijk een communautaire vennootschap of als een vennootschap uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië beschouwd indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van respectievelijk een van de lidstaten of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijkt;

  • b. „dochteronderneming” van een vennootschap: een vennootschap die daadwerkelijk door de eerste vennootschap wordt bestuurd;

  • c. „filiaal van een vennootschap”: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, in dier voege dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat indien nodig er een rechtsverhouding zal bestaan met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact dienen te hebben met deze moedermaatschappij doch hun transacties kunnen afhandelen met de genoemde handelszaak die het vorengenoemde agentschap vormt;

  • d. „vestiging”:

    • i. voor onderdanen, het recht op de oprichting van ondernemingen, met name vennootschappen, die zij daadwerkelijk besturen. Handelsactiviteiten door onderdanen strekken zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere partij en geven evenmin recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij;

    • ii. voor communautaire of vennootschappen uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen, filialen in respectievelijk de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of de Gemeenschap;

  • e. „activiteiten”: het verrichten van economische handelingen;

  • f. „economische activiteiten”: met name activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;

  • g. „communautaire onderdaan” en „onderdaan van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”: een natuurlijke persoon die een onderdaan is van respectievelijk een van de lidstaten of van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

  • h. wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gevestigde onderdanen van respectievelijk de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en op buiten de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van respectievelijk een lidstaat of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, indien hun vaartuigen respectievelijk in die lidstaat of in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in overeenstemming met de respectieve wetgevingen zijn ingeschreven;

  • i. „financiële diensten”: de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en Associatieraad kan de werkingssfeer van die bijlage uitbreiden of wijzigen.

Artikel 48

  • 1 Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst dient de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië:

    • i. voor de vestiging van communautaire vennootschappen een niet minder gunstige behandeling te verlenen dan die welke zij verleent aan eigen vennootschappen of aan die uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;

    • ii. voor de activiteiten van in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan die welke aan de eigen vennootschappen en filialen of aan de dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen wordt verleend, indien deze behandeling gunstiger is.

  • 2 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voert geen nieuwe wettelijke regelingen of maatregelen in die de vestiging van vennootschappen van de Gemeenschap op haar grondgebied of de activiteiten van op zijn grondgebied gevestigde vennootschappen van de Gemeenschap discrimineren in vergelijking met de eigen vennootschappen.

  • 3 De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst:

    • i. voor de vestiging van vennootschappen uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een niet minder gunstige behandeling dan die welke de lidstaten aan hun eigen vennootschappen of aan die uit derde landen verlenen, indien deze behandeling gunstiger is;

    • ii. met betrekking tot de activiteiten van op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een niet minder gunstige behandeling dan die welke de lidstaten aan hun eigen vennootschappen en filialen of aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen verlenen, indien deze behandeling gunstiger is.

  • 4 Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal de Stabilisatie- en Associatieraad, in het licht van de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van de toestand op de arbeidsmarkt, onderzoeken of de bovenstaande bepalingen moeten worden uitgebreid tot de vestiging van onderdanen van beide partijen bij de overeenkomst met als doel als zelfstandigen activiteiten te ontplooien.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in dit artikel:

    • a. hebben dochterondernemingen en filialen van communautaire vennootschappen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onroerend goed te gebruiken en te huren;

    • b. genieten dochterondernemingen van communautaire vennootschappen hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als de vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, met inbegrip van natuurlijke hulpbronnen, landbouwgrond en bossen, genieten zij dezelfde rechten als de vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben;

    • c. aan het eind van de eerste fase van de overgangsperiode onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad de mogelijkheid de rechten onder b) uit te breiden tot filialen van de communautaire vennootschappen.

Artikel 49

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 48 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de exploitatie door vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderdanen van de andere partij niet discrimineren in vergelijking met de eigen vennootschappen en onderdanen.

  • 2 Ten aanzien van financiële diensten vormt geen andere bepaling van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, voor het beschermen van investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of diegenen jegens wie een fiduciaire verplichting is aangegaan of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te verzekeren. Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.

  • 3 Niets in de overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat van een partij bekendmaking kan worden geëist van gegevens over de zaken en rekeningen van individuele klanten of van vertrouwelijke informatie of informatie inzake eigendomsrechten die in het bezit van openbare instanties is.

Artikel 50

  • 1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op diensten in het kader van het luchtverkeer, het vervoer over de binnenwateren en cabotage in het zeevervoer.

  • 2 De Stabilisatie- en Associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de vestiging en het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.

Artikel 51

  • 1 Het bepaalde in de artikelen 48 en 49 vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en activiteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die niet op het grondgebied van de eerste partij zijn opgericht, van bijzondere regels die op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste partij zijn opgericht, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen gerechtvaardigd zijn.

  • 2 Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.

Artikel 52

Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereguleerde activiteiten van de vrije beroepen in respectievelijk de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap en onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma's. De raad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.

Artikel 53

  • 1 Een op het grondgebied van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of de Gemeenschap gevestigde „communautaire vennootschap” respectievelijk „vennootschap uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van respectievelijk de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of de Gemeenschap werknemers die onderdanen zijn van de lidstaten van de Gemeenschap of van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, mits dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend door vennootschappen, dochterondernemingen of filialen tewerkgesteld worden. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.

  • 2 Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna „organisaties” genoemd, zijn „binnen de onderneming overgeplaatste personen”, als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsparticipatie) waren:

    • a. leden van het hogere kader van een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht en de leiding van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen; deze personeelsleden:

      • geven leiding aan een afdeling of onderafdeling van de vestiging;

      • houden toezicht op en controleren de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;

      • zijn persoonlijk bevoegd werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;

    • b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van de vestiging, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management. Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals, in voorkomend geval, het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;

    • c. een „binnen de onderneming overgeplaatste persoon” is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk, voor het verrichten van economische handelingen naar het gebied van de andere partij wordt overgeplaatst; de betrokken organisatie dient haar belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming, filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische handelingen verricht.

  • 3 Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van respectievelijk onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en van de Gemeenschap, wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen die deel uitmaken van het hogere kader, als in lid 2, onder a,) gedefinieerd, van een vennootschap, en die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een vennootschap van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, dan wel een dochteronderneming of filiaal in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van een communautaire vennootschap, mits:

    • die vertegenwoordigers niet betrokken zijn bij de rechtstreekse verkoop of het verstrekken van diensten;

    • de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten respectievelijk de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft, en geen andere vertegenwoordiger, kantoor, filiaal of dochteronderneming in respectievelijk de betrokken lidstaat van de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft.

Artikel 54

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kan in de eerste vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst ten aanzien van de vestiging van communautaire vennootschappen en onderdanen maatregelen invoeren die van de bepalingen van dit hoofdstuk afwijken, indien bepaalde industrieën:

  • herstructureringen ondergaan of met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze ernstige sociale gevolgen in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben, of

  • geconfronteerd worden met de eliminatie of een drastische reductie van het totale marktaandeel dat vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of onderdanen hebben in een bepaalde sector of bedrijfstak in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, of

  • recente opkomende industrieën in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn. Dergelijke maatregelen:

    • i. gelden tot uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de eerste fase van de overgangsperiode,

    • ii. zijn redelijk en noodzakelijk voor het oplossen van de situatie, en

    • iii. mogen niet tot discriminatie leiden met betrekking tot de activiteiten van ten tijde van de invoering van een bepaalde maatregel reeds in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gevestigde vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap ten opzichte van vennootschappen of onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Bij het ontwerpen en uitvoeren van dergelijke maatregelen verleent de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, wanneer zulks mogelijk is, een voorkeursbehandeling aan vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap en in geen geval een behandeling die minder gunstig is dan die welke aan vennootschappen of onderdanen uit een derde land wordt verleend. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië raadpleegt de Stabilisatie- en Associatieraad vóór de invoering van deze maatregelen en legt deze pas ten uitvoer nadat één maand is verstreken na de kennisgeving aan de Stabilisatie- en Associatieraad van de concrete door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in te voeren maatregelen, behalve wanneer de dreiging van onherstelbare schade het treffen van urgente maatregelen vereist in welk geval de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de Stabilisatie- en Associatieraad onmiddellijk na de invoering hiervan raadpleegt.

Bij het verstrijken van het vierde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst mag de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dergelijke maatregelen uitsluitend met toestemming van de Stabilisatie- en Associatieraad en onder door deze raad vastgestelde voorwaarden invoeren of handhaven.

HOOFDSTUK III. HET VERLENEN VAN DIENSTEN

Artikel 55

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrichten van diensten mogelijk te maken door vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk vennootschappen of onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.

  • 2 Naargelang de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een belangrijke functie vervullen zoals omschreven in artikel 53, met inbegrip van de natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een onderneming of onderdaan van de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en tijdelijke toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.

  • 3 Met ingang van de tweede fase van de overgangsperiode neemt de Stabilisatie- en Associatieraad de nodige maatregelen voor de geleidelijke tenuitvoerlegging van de bepalingen van lid 1. Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.

Artikel 56

  • 1 De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door vennootschappen of onderdanen uit de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht duidelijk restrictiever maken ten opzichte van de situatie die bestond op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

  • 2 Indien een partij van mening is dat door de andere partij sedert de inwerkingtreding van de overeenkomst genomen maatregelen leiden tot een situatie die ten aanzien van het verrichten van diensten duidelijk restrictiever is dan die welke op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst bestond, kan eerstgenoemde partij de andere partij om overleg verzoeken.

Artikel 57

Met betrekking tot de vervoerdiensten tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1. Wat het overlandvervoer betreft worden de betrekkingen tussen de partijen geregeld door de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op het gebied van het vervoer die op 28 november 1997 werd ondertekend. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de correcte toepassing van deze overeenkomst.

  • 2. Ten aanzien van het internationaal maritiem vervoer verbinden de partijen zich tot het daadwerkelijk toepassen van het beginsel van onbeperkte toegang tot de markt en vervoer op commerciële basis.

    • a. Bovenstaande bepaling doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen in het kader van de gedragscode van de Verenigde Naties voor lijnvaartconferences welke voor de ene of de andere van de partijen bij deze Overeenkomst van toepassing zijn. De niet bij conferences aangesloten maatschappijen kunnen vrij met een conference concurreren zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden;

    • b. De partijen bevestigen dat zij vrije concurrentie beschouwen als een fundamentele noodzaak voor het vervoer van droge en vloeibare bulkgoederen.

  • 3. Bij de toepassing van de beginselen van lid 2 verbinden de partijen zich tot:

    • a. het niet opnemen van bepalingen inzake vrachtverdeling in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen, tenzij in die uitzonderlijke gevallen waarin de lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze Overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het vervoer van en naar het betrokken land deel te nemen;

    • b. het niet toestaan van het opnemen van vrachtverdelingsregelingen in toekomstige bilaterale overeenkomsten betreffende het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen;

    • c. bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer.

  • 4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en een geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve commerciële behoeften zullen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer en het overlandvervoer worden vastgelegd in een speciale overeenkomst, waarover tussen de partijen na de inwerkingtreding van de overeenkomst zal worden onderhandeld.

  • 5. De partijen nemen voor het sluiten van de in lid 4 bedoelde overeenkomst geen maatregelen welke een meer beperkende of discriminerende situatie tot gevolg hebben dan de situatie op de dag welke voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

  • 6. Tijdens de overgangsperiode past de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, aan de op dat ogenblik op het gebied van het luchtvervoer en het overlandvervoer bestaande communautaire wetgeving, voor zover deze gericht is op de liberalisering en op de wederzijdse toegang tot de markten van de partijen en het verkeer van reizigers en van goederen vergemakkelijkt.

    De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, de wijze waarop de voor het verbeteren van de vrijheid van dienstverrichting in het luchtvervoer en het overlandvervoer noodzakelijke voorwaarden tot stand kunnen worden gebracht.

HOOFDSTUK IV. LOPENDE BETALINGEN EN KAPITAALVERKEER

Artikel 58

De partijen verbinden zich ertoe machtiging te verlenen, in vrije convertibele valuta, in overeenstemming met de bepalingen van artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds, tot alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 59

  • 1 Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de lidstaten als de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

  • 2 Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen zowel de lidstaten als Slovenië het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met commerciële transacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, alsmede op financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.

    Bij aanvang van de tweede fase garanderen zij tevens het vrije verkeer van kapitaal dat verband houdt met beleggingsportefeuilles en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.

  • 3 Onverminderd lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.

  • 4 Onverminderd de bepalingen van artikel 58 en van dit artikel mogen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in uitzonderlijke gevallen wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor een periode van ten hoogste zes maanden indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.

  • 5 De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.

Artikel 60

  • 1 Tijdens de eerste fase nemen de partijen maatregelen voor het creëren van de voorwaarden voor de verdere geleidelijke toepassing van de communautaire voorschriften betreffende het vrije verkeer van kapitaal.

  • 2 Aan het einde van de eerste fase gaat de Stabilisatie- en Associatieraad na op welke wijze de communautaire voorschriften met betrekking tot het kapitaalverkeer volledig kunnen worden toegepast.

HOOFDSTUK V. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 61

  • 1 De bepalingen van deze titel worden toegepast behoudens beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.

  • 2 De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de werkzaamheden die op het grondgebied van elke partij verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag, zelfs indien deze slechts voor een bepaalde gelegenheid geschieden.

Artikel 62

Voor de toepassing van deze titel belet geen enkele bepaling van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, tewerkstelling, arbeidsvoorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij dat niet op zodanige wijze doen dat de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen teniet gedaan of beperkt worden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 61.

Artikel 63

Vennootschappen die gezamenlijk door vennootschappen of onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn, vallen eveneens onder de bepalingen van deze titel.

Artikel 64

  • 1 De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoordelen waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.

  • 2 Geen van de bepalingen van deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.

  • 3 Geen van de bepalingen van deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.

Artikel 65

  • 1 De partijen vermijden zoveel mogelijk het opleggen om redenen verband houdende met de betalingsbalans van beperkende maatregelen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer. Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.

  • 2 Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten of van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor direct gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de WTO-overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer. Deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië stellen de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis.

  • 3 De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, inzonderheid de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en om het even welke daaruit voortvloeiende inkomsten.

Artikel 66

De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die voortvloeien door artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS).

Artikel 67

De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de uitvoering door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van ontduiking van de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt via de bepalingen van deze Overeenkomst.

TITEL VI. HARMONISATIE VAN WETGEVINGEN EN RECHTSHANDHAVING

Artikel 68

  • 1 De partijen erkennen het belang van de harmonisatie van de bestaande en toekomstige wetgeving van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië met die van de Gemeenschap. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië streeft ernaar haar wetgeving geleidelijk aan te passen aan die van de Gemeenschap.

  • 2 Deze geleidelijke harmonisatie van de wetgeving zal in twee fasen plaatsvinden.

  • 3 Beginnend op de datum van ondertekening van de overeenkomst en met een duur die in artikel 5 wordt uiteengezet, heeft de aanpassing van wetgeving ook betrekking op bepaalde fundamentele elementen van het acquis betreffende de interne markt en op andere met de handel verband houdende terreinen, volgens een in coördinatie met de Commissie van de Europese Gemeenschappen op te stellen programma. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië definieert ook, in coördinatie met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, de modaliteiten voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de harmonisatie van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen, inclusief hervorming van het justitieel apparaat.

    Er zullen tijdslimieten worden vastgesteld voor de mededingingswetgeving, de wetgeving inzake de intellectuele eigendom, de wetgeving inzake normen en certificering, de wetgeving inzake overheidsopdrachten en de wetgeving inzake gegevensbescherming. Harmonisatie van de wetgeving in andere sectoren van de interne markt is een verplichting waaraan aan het einde van de overgangsperiode zal moeten zijn voldaan.

  • 4 Tijdens de tweede fase van de in artikel 5 vermelde overgangsperiode heeft de aanpassing van de wetgeving ook betrekking op de elementen van het acquis die niet door het vorige lid worden gedekt.

Artikel 69. Bepalingen betreffende de concurrentie en andere economische aspecten

  • 1 Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst voorzover zij de handel tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië nadelig kunnen beïnvloeden zijn:

    • i. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

    • ii. het misbruik maken van een machtspositie door één of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of op een wezenlijk deel daarvan;

    • iii. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen.

  • 3

    • a. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder iii, komen de partijen overeen dat tijdens de eerste vier jaren na de inwerkingtreding van de overeenkomst alle door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt beschouwd als een regio overeenkomend met de in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap.

    • b. Elke partij garandeert met betrekking tot overheidssteun transparantie door met name ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken. Op verzoek van een van de partijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

      Elke partij zal erop toezien dat deze bepalingen van dit artikel binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden toegepast.

  • 5 Indien de Gemeenschap of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel en:

    • indien de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen, kunnen zij passende maatregelen nemen na overleg binnen de Stabilisatie- en Associatieraad of na een termijn van 30 werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg.

    Met betrekking tot handelwijzen die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), kunnen, indien de WTO-overeenkomst daarop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedures en voorwaarden bepaald in die overeenkomst of de desbetreffende interne wetgeving van de Gemeenschap.

  • 6 De partijen wisselen gegevens uit, rekening houdend met de beperkingen uit hoofde van het zaken- en beroepsgeheim.

Artikel 70

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet elke partij erop toe dat met ingang van het derde jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 86, worden nageleefd.

Artikel 71. Intellectuele, industriële en commerciële eigendom

  • 1 Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage VII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiënte bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.

  • 2 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië treft de nodige maatregelen om te garanderen dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten af te dwingen.

  • 3 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verbindt zich ertoe binnen bovengenoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII bedoelde multilaterale overeenkomsten inzake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.

    Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongunstig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onverwijld aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.

Artikel 72. Overheidsopdrachten

  • 1 De partijen beschouwen het openbaar maken van de aanbesteding van overheidsopdrachten op grond van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.

  • 2 De vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië krijgen, ongeacht of zij al dan niet in de Gemeenschap zijn gevestigd, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkomstig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan die van de vennootschappen van de Gemeenschap.

    Bovenstaande bepalingen zullen ook van toepassing zijn op contracten in de nutssector zodra de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de wetgeving die de communautaire regels op dit terrein invoert, heeft vastgesteld. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië deze wetgeving daadwerkelijk heeft ingevoerd.

    De vennootschappen van de Gemeenschap die niet in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn gevestigd, krijgen, uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig de Wet op Aanbestedingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan die van de vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2 van titel V gevestigde vennootschappen van de Gemeenschap krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan die van vennootschappen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

    De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om alle vennootschappen van de Gemeenschap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

  • 3 De artikelen 44 tot en met 67 zijn van toepassing op de vestiging, de activiteiten, de dienstverrichtingen tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië alsmede de tewerkstelling en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten.

Artikel 73. Normalisatie, Metrologie, Accreditering en Conformiteitsbeoordeling

  • 1 De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.

  • 2 Te dien einde verbinden de partijen zich tot:

    • de bevordering van de toepassing van communautaire technische voorschriften en Europese normen, tests en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

    • sluiting van Europese protocollen voor conformiteitsbeoordeling, waar nuttig;

    • bevordering van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;

    • stimulering van de deelname aan de activiteiten van gespecialiseerde Europese organisaties (CEN, CENELEC, ETSI, EA, WELMEC, EUROMED enz.).

TITEL VII. JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Artikel 74. Institutionele versterking en de rechtsstaat

Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder. Dit omvat de consolidatie van de rechtsstaat. De samenwerking op justitieel gebied zal vooral gericht zijn op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en een doeltreffender rechtspraak, en op opleiding van rechtsbeoefenaars.

Artikel 75. Visa, grenscontrole, asiel en migratie

  • 1 De partijen zullen samenwerken en daartoe een kader in het leven roepen, ook op regionaal niveau, op het gebied van visa, grenscontrole, asiel en migratie.

  • 2 De samenwerking aangaande in lid 1 genoemde kwesties is gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie tussen de partijen, en omvat onder andere technische bijstand voor:

    • de uitwisseling van informatie over wetgeving en praktijken;

    • het opstellen van wetgeving;

    • grotere efficiëntie van de instellingen;

    • opleiding van personeel;

    • betrouwbaarheid van reisdocumenten en herkenning van valse documenten.

  • 3 De samenwerking is vooral gericht op:

    • met betrekking tot asiel: op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving opdat deze voldoet aan de normen van het Verdrag van Genève (1951) zodat gegarandeerd wordt dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging (het principe van non-refoulement).

    • met betrekking tot legale migratie: op toelatingsregels en -rechten en de status van de toegelaten personen. Op het gebied van migratie komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.

    De Stabilisatie- en Associatieraad kan andere onderwerpen voor samenwerking in het kader van dit artikel aanbevelen.

Artikel 76. Preventie van en controle op illegale immigratie; overname

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van de preventie van en de controle op illegale immigratie. Hiertoe:

    • verbindt de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zich ertoe haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van een lidstaat op verzoek van deze lidstaat en zonder verdere formaliteiten over te nemen wanneer deze met zekerheid als zodanig zijn geïdentificeerd;

    • verbindt elke lidstaat van de Europese Unie zich ertoe haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op verzoek van deze lidstaat en zonder verdere formaliteiten over te nemen wanneer deze met zekerheid als zodanig zijn geïdentificeerd.

    De lidstaten van de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en de administratieve faciliteiten die voor dit doel noodzakelijk zijn.

  • 2 De partijen komen overeen op verzoek een overeenkomst te sluiten tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Europese Gemeenschap waarbij specifieke verplichtingen voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en voor de lidstaten van de Europese Unie worden geregeld voor overname, inclusief een verplichting voor de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

  • 3 In afwachting van de sluiting van de in lid 2 bedoelde overeenkomst met de Gemeenschap verbindt de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zich ertoe op verzoek van een lidstaat bilaterale overeenkomsten te sluiten met individuele lidstaten van de Europese Unie waarbij specifieke verplichtingen voor overname tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de betrokken lidstaat worden geregeld, inclusief een verplichting voor de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

  • 4 De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt welke gezamenlijke inspanningen gedaan kunnen worden voor de preventie van en de controle op illegale immigratie, met inbegrip van mensenhandel.

Artikel 77. Bestrijding van het witwassen van geld

  • 1 De partijen zijn het erover eens dat alle mogelijke inspanningen en samenwerking geboden zijn om te voorkomen dat hun financiële stelsels worden misbruikt voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.

  • 2 De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en de efficiënte werking van de passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied.

Artikel 78. Voorkoming en bestrijding van misdrijven en andere illegale activiteiten

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken bij de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:

    • mensenhandel;

    • illegale economische activiteiten, en met name corruptie en illegale transacties waarbij goederen zoals industrieel afval, radioactief materiaal en illegale en namaakproducten betrokken zijn;

    • illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

    • smokkel;

    • illegale wapenhandel;

    • terrorisme.

    Over de samenwerking aangaande voornoemde zaken zullen overleg en nauwe coördinatie tussen de partijen plaatsvinden.

  • 2 Tot de administratieve en technische bijstand op dit gebied kunnen behoren:

    • de opstelling van nationale wetgeving op het gebied van het strafrecht;

    • vergroting van de efficiëntie van de instellingen belast met het bestrijden en voorkomen van misdaad;

    • personeelsopleiding en de ontwikkeling van onderzoeksfaciliteiten;

    • het definiëren van maatregelen ter bestrijding van de misdaad.

Artikel 79. Samenwerking op het gebied van drugs

  • 1 Partijen werken in het kader van hun respectieve bevoegdheden samen om een evenwichtige en geïntegreerde benadering van de drugskwestie te garanderen. Beleid en activiteiten in verband met drugs zijn gericht op het terugdringen van de levering en de handel van en de vraag naar illegale drugs, en een effectievere controle op precursoren.

  • 2 De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeleid van de EU.

  • 3 De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand, met name op de volgende terreinen: opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid; oprichting van instellingen en informatiecentra; opleiding van personeel; onderzoek en de preventie van oneigenlijk gebruik van precursoren voor de illegale productie van drugs. De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

TITEL VIII. SAMENWERKINGSBELEID

Artikel 80

  • 1 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gaan nauw samenwerken om de ontwikkeling en het groeipotentieel van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen.

  • 2 Beleid en andere maatregelen zijn erop gericht de economische en sociale ontwikkeling van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot stand te brengen. Daarbij dient ervoor te worden gezorgd dat de milieu-aspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd en moet er rekening worden gehouden met de eisen van een harmonische sociale ontwikkeling.

  • 3 Het samenwerkingsbeleid moet in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd. Bijzondere aandacht zal moeten worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en haar buurlanden, inclusief lidstaten, bevorderen en aldus een bijdrage leveren aan de regionale stabiliteit. De Stabilisatie- en Associatieraad kan prioriteiten vaststellen tussen en binnen onderstaande beleidsterreinen voor samenwerking.

Artikel 81. Economisch beleid

  • 1 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vergemakkelijken het proces van economische hervormingen door samenwerking die gericht is op het verkrijgen van een beter inzicht in de basisbeginselen van hun respectieve economieën en op het uitstippelen en ten uitvoer leggen van een economisch beleid in het kader van een markteconomie.

  • 2 Hiertoe zullen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië als volgt samenwerken:

    • informatie uitwisselen over macro-economische prestaties en vooruitzichten en over ontwikkelingsstrategieën;

    • gezamenlijk economische kwesties van wederzijds belang analyseren, met inbegrip van de plannen voor een economisch beleid en de instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan.

  • 3 Op verzoek van de autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verstrekt de Gemeenschap technische bijstand ter ondersteuning van het streven van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar volledige convertibiliteit van de denar en de geleidelijke aanpassing van haar beleid aan het Europees Monetair Stelsel. De samenwerking op dit gebied omvat onder andere een informele uitwisseling van gegevens over de beginselen en het functioneren van het Europees Monetair Stelsel en het Europese Systeem van centrale banken.

Artikel 82. Statistische samenwerking

  • 1 De statistische samenwerking wordt gericht op de ontwikkeling van een efficiënt en duurzaam statistisch stelsel dat in staat is tijdig de betrouwbare, objectieve en nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te plannen en te volgen. Dit moet het nationale statistische systeem, dat wordt gecoördineerd door het centraal bureau voor de statistiek, in staat stellen beter aan de behoeften van zijn afnemers (overheid en particuliere sector) te voldoen. Het statistische stelsel moet voldoen aan de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitgevaardigd en aan de vereisten van de Europese statistiekwetgeving, en het moet worden aangepast aan het acquis communautaire op statistisch gebied.

  • 2 Met het oog daarop kan de samenwerking vooral gericht zijn op het volgende:

    • de bevordering van de ontwikkeling van een efficiënte statistische dienst in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, op basis van een geschikt institutioneel kader;

    • de ontwikkeling en het onderhoud van de nationale capaciteit voor het vergaren, verwerken en verspreiden van statistische informatie van hoge kwaliteit waarbij moderne technologie op de meest efficiënte wijze wordt gebruikt;

    • de economische operatoren in de publieke en de particuliere sector en de onderzoeksgemeenschap te voorzien van passende juiste sociaal-economische gegevens om de hervormingen van de overheid te volgen;

    • het nationale statistische systeem in staat stellen de beginselen en normen van het statistisch systeem van de Gemeenschap over te nemen;

    • de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te garanderen.

  • 3 De samenwerking op dit gebied omvat, doch is niet beperkt tot, informatieverstrekking over methoden, deelname aan bepaalde werkgroepen van Eurostat en uitwisseling van statistische gegevens.

Artikel 83. Financiële diensten, banksector, verzekeringen

  • 1 De partijen werken samen om een passend kader te creëren en te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en van de financiële dienstverlening in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

    De samenwerking is gericht op:

    • de invoering van een met de Europese normen verenigbaar boekhoudsysteem;

    • de versterking en herstructurering van het bank- en verzekeringswezen en van andere financiële sectoren;

    • de verbetering van het toezicht op en de reglementering van het bankwezen en andere financiële diensten;

    • de uitwisseling van informatie, in het bijzonder in verband met wetsvoorstellen;

    • de opstelling van vertalingen en terminologische glossaria.

  • 2 De partijen werken samen met het oog op de ontwikkeling in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van efficiënte systemen op het gebied van boekhoudcontrole, gebaseerd op de geharmoniseerde communautaire methoden en procedures.

    De samenwerking is vooral gericht op:

    • technische bijstand aan de rekenkamer van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

    • de oprichting van interne afdelingen voor boekhoudcontrole in overheidsinstanties;

    • de uitwisseling van informatie over boekhoudcontrolesystemen;

    • standaardisering van de documenten voor boekhoudcontroles;

    • opleiding en adviesverlening.

Artikel 84. Stimulering en bescherming van investeringen

  • 1 De samenwerking tussen de partijen is gericht op het tot stand brengen van een gunstig klimaat voor binnen- en buitenlandse particuliere investeringen.

  • 2 De samenwerking is in het bijzonder gericht op de volgende doelstellingen:

    • het in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot stand brengen van een juridisch kader ter bevordering en bescherming van investeringen;

    • het sluiten, waar nodig, van bilaterale overeenkomsten met de lidstaten ter bevordering en bescherming van investeringen;

    • de tenuitvoerlegging van passende regelingen voor de overmaking van kapitaal;

    • betere bescherming van investeringen.

Artikel 85. Industriële samenwerking

  • 1 De samenwerking is gericht op het bevorderen van de modernisering en de herstructurering van de industrie en van individuele sectoren in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië alsmede de industriële samenwerking tussen het bedrijfsleven aan beide zijden, in het bijzonder om de particuliere sector te versterken, waarbij de bescherming van het milieu gegarandeerd moet worden.

  • 2 De industriële-samenwerkingsinitiatieven weerspiegelen de door de partijen vastgestelde prioriteiten. Zij zullen rekening houden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling en, zo nodig, transnationale partnerschappen stimuleren. De initiatieven zullen in het bijzonder streven naar het creëren van een passend kader waarbinnen de ondernemingen kunnen functioneren, beter management, bevordering van de markten, de transparantie van de markten en het ondernemingsklimaat.

Artikel 86. Midden- en kleinbedrijf

De partijen streven ernaar de particuliere sector en het midden- en kleinbedrijf (MKB) te ontwikkelen en te versterken, nieuwe ondernemingen op te richten op terreinen met groeipotentieel en de samenwerking tussen het MKB in de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te vergroten.

Artikel 87. Toerisme

De samenwerking op het gebied van toerisme is gericht op het vergemakkelijken en bevorderen van toerisme en de toeristische sector door kennisoverdracht, deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan belangrijke Europese organisaties voor toerisme, en het bestuderen van de mogelijkheden voor gemeenschappelijke activiteiten, vooral projecten op het gebied van regionaal toerisme.

Artikel 88. Douane

  • 1 Het doel van de samenwerking is ervoor te zorgen dat alle op goedkeuring wachtende bepalingen betreffende het handelsverkeer worden nageleefd en dat het douanesysteem van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan dat van de Gemeenschap wordt aangepast, waardoor de in het kader van deze overeenkomst geplande stappen in de richting van liberalisering worden vergemakkelijkt.

  • 2 Deze samenwerking omvat met name:

    • uitwisseling van informatie, ook met betrekking tot onderzoeksmethoden;

    • ontwikkeling van grensoverschrijdende infrastructuur tussen de partijen;

    • mogelijke koppeling van het douanevervoersysteem van de Gemeenschap aan dat van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, alsmede overname en gebruik van het enig document;

    • vereenvoudiging van controles op en formaliteiten bij het goederenvervoer;

    • steun bij de invoering van moderne douane-informatiesystemen.

  • 3 Onverminderd de verdere bepalingen inzake samenwerking van deze Overeenkomst en in het bijzonder artikel 76, 77 en 78 vindt de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten op douanegebied van de partijen plaats overeenkomstig de bepalingen van Protocol 5.

Artikel 89. Belastingen

De partijen stellen samenwerking in op belastinggebied waaronder maatregelen voor de hervorming van het belastingstelsel, en de modernisering van de belastingdiensten om te zorgen voor efficiëntie bij het innen van belastingen, en de bestrijding van belastingfraude.

Artikel 90. Samenwerking op sociaal gebied

  • 1 Op het gebied van de werkgelegenheid heeft de samenwerking tussen de partijen voornamelijk betrekking op het verbeteren van de diensten voor arbeidsbemiddeling en loopbaanadvies, ondersteuningsmaatregelen en het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling om de herstructurering van industrie en arbeidsmarkt te begeleiden. De samenwerking vindt plaats in de vorm van studies, detachering van deskundigen, voorlichting en opleiding.

  • 2 Op het gebied van de sociale zekerheid is de samenwerking tussen de partijen gericht op het aanpassen van de socialezekerheidsstelsels in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan de nieuwe economische en sociale eisen, in hoofdzaak via de terbeschikkingstelling van deskundigen, voorlichting en opleiding.

  • 3 De samenwerking tussen partijen zal de aanpassing van de wetgeving in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aangaande de arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor mannen en vrouwen omvatten.

  • 4 Op het gebied van de gezondheid en de veiligheid is de samenwerking tussen de partijen erop gericht het peil van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te verbeteren, met als referentiepunt de mate van bescherming die in de Gemeenschap bestaat.

Artikel 91. Onderwijs en opleiding

  • 1 De partijen werken samen met het oog op het optrekken van het peil van het onderwijs en de academische kwalificaties in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, rekening houdend met de prioriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

  • 2 Het Tempus-programma zal bijdragen aan versterking van de samenwerking tussen de twee partijen op het gebied van onderwijs en opleiding, bevordering van de democratie, de rechtsstaat en economische hervorming.

  • 3 De Europese Stichting voor Opleiding zal eveneens bijdragen aan de verbetering van de opleidingsstructuren en -activiteiten in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 92. Culturele samenwerking

De partijen verbinden zich ertoe de culturele samenwerking te bevorderen. Deze samenwerking beoogt ondermeer het wederzijds begrip en de wederzijdse achting tussen personen, gemeenschappen en mensen te vergroten.

Artikel 93. Informatie en communicatie

De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zullen de maatregelen nemen die nodig zijn om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit wordt verleend aan programma's die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informatie aan professionele doelgroepen in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 94. Samenwerking op audiovisueel gebied

De partijen werken samen aan de bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.

De partijen coördineren en, waar nodig, harmoniseren hun beleid inzake de regelgeving met betrekking tot inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende uitzendingen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan gebieden die verband houden met de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten voor satelliet- of kabeluitzendingen.

Artikel 95. Elektronische communicatie-infrastructuur en aanverwante diensten

De partijen versterken de samenwerking op het gebied van elektronische communicatie-infrastructuur, met inbegrip van klassieke telecommunicatienetwerken en de relevante elektronische netwerken voor audiovisuele overdracht, en de geassocieerde diensten, met als doel de uiteindelijke aanpassing aan het acquis door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Deze activiteiten worden toegespitst op de volgende prioritaire terreinen:

  • beleidsontwikkeling;

  • wettelijke aspecten en aspecten van de reglementering;

  • institutionele opbouw ter ondersteuning van een geliberaliseerd klimaat;

  • de modernisering van het elektronische infrastructuur van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de integratie ervan in de Europese en wereldwijde netwerken waarbij vooral de verbeteringen op regionaal niveau aandacht krijgen;

  • internationale samenwerking;

  • samenwerking binnen Europese structuren, in het bijzonder op het gebied van standaardisering;

  • coördinatie van standpunten in internationale organisaties en fora.

Artikel 96. Informatiemaatschappij

De partijen spreken af de samenwerking te intensiveren om de informatiemaatschappij in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verder te ontwikkelen. Algemene doelstellingen zijn: voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en de interoperabiliteit van netwerken en diensten.

De autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië evalueren met hulp van de Gemeenschap zorgvuldig alle politieke verbintenissen die in de Europese Unie worden aangegaan met het doel haar beleid aan dat van de Unie aan te passen. De autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië stellen een plan op voor de overname van de communautaire wetgeving op het gebied van de informatiemaatschappij.

Artikel 97. Consumentenbescherming

De partijen zullen samenwerken om de normen van de consumentenbescherming in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan te passen aan die van de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en wetshandhaving.

Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen zullen partijen zorgen voor:

  • de harmonisatie van de wetgeving en de aanpassing van de consumentenbescherming in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan die van de Gemeenschap;

  • een beleid gericht op actieve bescherming van de consument, betere voorlichting en het opzetten van onafhankelijke organisaties;

  • efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheidsnormen in stand te houden.

Artikel 98. Vervoer

  • 1 In aanvulling op de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zullen de partijen de samenwerking op vervoergebied ontwikkelen en versterken teneinde de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in staat te stellen om:

    • het vervoer te herstructureren en te moderniseren;

    • het verkeer van personen en goederen en de toegang tot de vervoermarkt te verbeteren door het wegwerken van administratieve, technische en andere belemmeringen;

    • bedrijfsnormen tot stand brengen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap;

    • een vervoerstelsel te ontwikkelen dat verenigbaar en vergelijkbaar is met dat van de Gemeenschap;

    • betere milieubescherming in verband met vervoer, minder schadelijke effecten en vervuiling.

  • 2 De volgende gebieden zijn prioritair:

    • de ontwikkeling van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur en andere belangrijke routes van gemeenschappelijk belang en trans- en pan-Europese verkeersassen;

    • het beheer van spoorwegen en luchthavens, samenwerking tussen de relevante nationale autoriteiten;

    • het wegvervoer, waaronder fiscale, sociale en milieu-aspecten;

    • het gecombineerde rail-wegvervoer;

    • de harmonisatie van internationale vervoerstatistieken;

    • de modernisering van technische vervoersinstallaties overeenkomstig communautaire normen, bijstand bij het verkrijgen van financiering daarvoor, vooral voor het rail-wegvervoer, het multimodaal vervoer en de overslag;

    • de bevordering van gezamenlijke technologische en onderzoeksprogramma's;

    • het opzetten van een samenhangend vervoerbeleid dat verenigbaar is met dat van de Gemeenschap.

Artikel 99. Energie

  • 1 De samenwerking gaat uit van de beginselen van de markteconomie en het Verdrag inzake het Europees Energiehandvest en is gericht op de geleidelijke integratie van de Europese energiemarken.

  • 2 Deze samenwerking omvat met name:

    • formulering en planning van het energiebeleid, modernisering van de infrastructuur, verbetering en diversificatie van de voorziening, de verbetering van de toegang tot de energiemarkt, inclusief vergemakkelijking van de doorvoer;

    • beheer en opleiding in de energiesector, de overdracht van technologie en know-how;

    • de bevordering van energiebesparing en een efficiënt energiegebruik, duurzame energie en onderzoek naar de milieu-effecten van energieproductie en -verbruik;

    • het uitstippelen van kadervoorwaarden voor de herstructurering van energiebedrijven en samenwerking tussen bedrijven in de sector.

Artikel 100. De landbouw en de agro-industriële sector

De samenwerking op dit terrein is gericht op de modernisering van de landbouw en de agro-industriële sector, waterbeheer, plattelandsontwikkeling, de geleidelijke harmonisatie van de wetgeving op sanitair en fytosanitair gebied aan de communautaire normen, en de ontwikkeling van de visserij en de bosbouw in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 101. Regionale en plaatselijke ontwikkeling

De partijen versterken hun regionale ontwikkelingssamenwerking om bij te dragen aan de economische ontwikkeling en de regionale verschillen te verkleinen.

Specifieke aandacht wordt besteed aan grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Daartoe kunnen deskundigen en informatie worden uitgewisseld.

Artikel 102. Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling

  • 1 De partijen bevorderen de bilaterale samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) op basis van het wederzijdse voordeel daarvan, en met inachtneming van de omvang van de beschikbare middelen, van de nodige toegankelijkheid van hun respectieve programma's en van de passende regelingen voor een doeltreffende bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten (IER).

  • 2 De samenwerking op het gebied van wetenschappen en technologie heeft betrekking op:

    • de uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie;

    • organisatie van gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomsten;

    • gezamenlijke OTO-activiteiten;

    • opleidingsactiviteiten en programma's ter bevordering van de mobiliteit ten behoeve van aan beide zijden bij OTO betrokken wetenschappers, onderzoekers en technici.

  • 3 Deze samenwerking wordt ten uitvoer gelegd via afzonderlijke akkoorden waarvoor de onderhandelingen en de sluiting verlopen overeenkomstig de door elke partij vastgestelde procedures en waarin onder andere de passende IER-bepalingen worden opgenomen.

Artikel 103. Milieu en nucleaire veiligheid

  • 1 De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking bij de essentiële taak om de achteruitgang van het milieu te bestrijden en een duurzaam milieubeleid te steunen.

  • 2 De samenwerking kan op de volgende prioriteiten worden toegespitst:

    • bestrijding van lokale, regionale en grensoverschrijdende vervuiling (lucht, waterkwaliteit, de behandeling van afvalwater vervuiling drinkwater) en het instellen van efficiënte controle;

    • de ontwikkeling van strategieën ten aanzien van wereldwijde en klimatologische problemen;

    • efficiënte, duurzame en schone energieproductie en -verbruik, de veiligheid van industriële installaties;

    • classificatie van en veilige omgang met chemische producten;

    • het verminderen, recycleren en veilig verwijderen van afval en de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Bazel van 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan;

    • de milieu-effecten van de landbouw; bodemerosie en verontreiniging door landbouwchemicaliën;

    • de bescherming van bossen, flora en fauna; behoud van biodiversiteit;

    • ruimtelijke ordening, met inbegrip van bouw- en stadsplanning;

    • milieu-effectbeoordeling en strategische milieubeoordeling;

    • voortdurende harmonisatie van wetgeving en reglementering aan communautaire normen;

    • internationale milieuverdragen waarbij de Gemeenschap partij is;

    • samenwerking in regionaal verband en in het kader van het Europees Milieu-agentschap;

    • onderwijs, voorlichting, bewustmaking over milieukwesties.

  • 3 De samenwerking heeft ook tot doel te zorgen voor de bescherming van mensen, dieren, eigendommen en het milieu tegen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. Hiertoe kan de samenwerking de volgende terreinen bestrijken:

    • uitwisseling van resultaten van wetenschappelijke en onderzoeksprojecten;

    • wederzijdse oplettendheid en tijdige kennisgeving van en waarschuwing voor gevaren en rampen en hun gevolgen;

    • reddings- en hulpverleningssystemen in geval van rampen;

    • uitwisseling van ervaring op het gebied van rehabilitatie en wederopbouw na rampen.

  • 4 De samenwerking op het gebied van de nucleaire veiligheid kan de volgende terreinen bestrijken:

    • verbetering van de wetten en regelgeving van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over nucleaire veiligheid en versterking van de toezichthoudende instanties en hun middelen;

    • stralingsbescherming, inclusief de meting van de straling in het milieu;

    • beheer van radioactief afval: de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zegt toe de Stabilisatie- en Associatieraad te informeren over elk voornemen om radioactief afval te importeren of op te slaan;

    • actieve stimulering van overeenkomsten tussen de EU-lidstaten, of EURATOM, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over vroegtijdige kennisgeving bij nucleaire ongevallen en waar nodig over nucleaire veiligheidskwesties in het algemeen;

    • versterking van het toezicht op en de controle van het vervoer van radioactief verontreinigde stoffen.

TITEL IX. FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 104

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 3, 108 en 109 komt de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank.

Artikel 105

Financiële bijstand in de vorm van subsidies wordt gedekt door de operationele maatregelen waarin de relevante Verordening van de Raad voorziet binnen een indicatief meerjaren-kader dat door de Gemeenschap wordt opgesteld na overleg met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

In het algemeen draagt de bijstand in de vorm van institutionele versterking bij tot de democratische, economische en institutionele hervormingen in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in overeenstemming met het stabilisatie- en associatieproces. De financiële bijstand kan alle terreinen van de harmonisatie van wetgeving en beleid samenwerking van deze overeenkomst bestrijken, waaronder justitie en binnenlandse zaken.

De volledige uitvoering van de in de vervoerovereenkomst vastgestelde infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang moet worden overwogen.

Artikel 106

De Gemeenschap kan op verzoek van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in het geval van bijzondere nood, in overleg met de internationale financiële instellingen, de mogelijkheid onderzoeken van het verlenen, bij wijze van uitzondering, van macrofinanciële bijstand, op bepaalde voorwaarden met inachtneming van de beschikbaarheid van alle ter beschikking staande financiële middelen.

Artikel 107

Om optimaal profijt te kunnen trekken uit de beschikbare middelen zorgen partijen ervoor dat de bijdragen van de Gemeenschap worden toegekend in nauwe coördinatie met die uit andere financieringsbronnen, zoals de lidstaten, andere landen en internationale financiële instellingen.

Hiertoe wisselen de partijen geregeld informatie uit over alle soorten bijstand.

TITEL X. INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 108

Hierbij wordt een Stabilisatie- en Associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De Raad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen. De Raad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 109

  • 1 De Stabilisatie- en Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit leden van de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

  • 2 De Stabilisatie- en Associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.

  • 3 De leden van de Stabilisatie- en Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.

  • 4 De Stabilisatie- en Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Gemeenschap en door een vertegenwoordiger van de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, overeenkomstig de in zijn reglement van orde neer te leggen bepalingen.

  • 5 De Europese Investeringsbank neemt voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen als waarnemer deel aan de werkzaamheden van de Stabilisatie- en Associatieraad.

Artikel 110

Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, krijgt de Stabilisatie- en Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in de overeenkomst vermelde gevallen. Zijn besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Bij het nemen van een besluit over de overgang naar de tweede fase, volgens de bepalingen van artikel 5, kan de Stabilisatie- en Associatieraad ook besluiten nemen over eventuele inhoudelijke veranderingen in de bepalingen die gelden voor de tweede fase.

In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en Associatieraad de taken van het Stabilisatie- en Associatiecomité, waaronder de voorbereiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.

De Stabilisatie- en Associatieraad mag ongeacht welke van zijn bevoegdheden aan het Stabilisatie- en Associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en Associatiecomité zijn beslissingen volgens de voorwaarden van dit artikel.

De Stabilisatie- en Associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen partijen.

Artikel 111

Elk van de partijen mag ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorleggen. De Stabilisatie- en Associatieraad kan het geschil door middel van een bindend besluit beslechten.

Artikel 112

De Stabilisatie- en Associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en Associatiecomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en van vertegenwoordigers van de Commissie van de Europese Gemeenschappen enerzijds, en uit vertegenwoordigers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië anderzijds.

Artikel 113

De Stabilisatie- en Associatieraad kan subcomités oprichten. Het in het kader van de vervoerovereenkomst opgerichte vervoercomité zal het Stabilisatie- en Associatiecomité terzijde staan.

Artikel 114

Er wordt een Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité opgericht. Dit zal als forum dienen waar leden van het Parlement van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en het Europees Parlement elkander kunnen ontmoeten en met elkander van gedachten kunnen wisselen. Het Comité komt met door hem zelf te bepalen tussenpozen bijeen.

Het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité bestaat uit leden van het Europees Parlement enerzijds, en uit leden van het Parlement van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië anderzijds.

Het Parlementaire Stabilisatie- en Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.

Het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door het Europees Parlement en het parlement van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, overeenkomstig de in zijn reglement van orde neer te leggen bepalingen.

Artikel 115

Binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.

Artikel 116

Niets in de Overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:

  • a. die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist, te beletten;

  • b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

  • c. die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid heeft aangegaan.

Artikel 117

  • 1 Voor de door de overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel in de overeenkomst neergelegde bijzondere bepalingen geldt het volgende:

    • de regelingen die de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ten opzichte van de Gemeenschap toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lidstaten, hun onderdanen dan wel hun bedrijven of firma's;

    • de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dan wel haar bedrijven of firma's.

  • 2 Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de terzake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in identieke situaties verkeren ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 118

  • 1 De partijen treffen alle algemene of specifieke maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt.

  • 2 Indien één van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in speciaal dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en Associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan die welke de goede werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en Associatieraad gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in de Stabilisatie- en Associatieraad overleg gepleegd.

Artikel 119

De partijen komen overeen op verzoek van elk van de partijen onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.

De bepalingen van dit artikel hebben geen invloed op en gelden onverminderd de artikelen 30, 37, 38 en 42.

Artikel 120

Totdat krachtens deze overeenkomst gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemers, doet de overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande, bindende overeenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

Artikel 121

De Protocollen 1, 2, 3, 4, en 5 en de bijlagen I tot en met VII vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

Artikel 122

De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van genoemde kennisgeving.

Artikel 123

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „partijen” verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

Artikel 124

De overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn en onder de in die Verdragen neergelegde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 125

De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.

Artikel 126

Deze Overeenkomst is opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 127

De overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de dag waarop de overeenkomstsluitende partijen elkander kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

Bij haar inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die op 29 april 1997 door middel van een briefwisseling werd ondertekend.

Artikel 128. Interimovereenkomst

De partijen komen overeen dat indien, in afwachting van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van bepaalde gedeelten van deze overeenkomst, met name die met betrekking tot het vrije verkeer van goederen, door middel van een interimovereenkomst tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot uitvoering worden gebracht, in dergelijke omstandigheden voor de toepassing van titel IV, de artikelen 69, 70 en 71, van deze overeenkomst en van de Protocollen 1 tot en met 5 daarbij, onder „datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst” wordt verstaan: de datum van inwerkingtreding van de interimovereenkomst voor wat betreft de verplichtingen die in deze artikelen en protocollen zijn opgenomen.

Protocol 1. betreffende textiel en kledingproducten

Artikel 1

Dit Protocol heeft betrekking op textiel en kledingproducten (hierna „textielproducten” genoemd) die zijn vermeld in Afdeling XI (Hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur van de Gemeenschap.

Artikel 2

  • 1 De in Afdeling XI (Hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur vermelde textielproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de zin van Protocol 4 bij deze Overeenkomst zijn vanaf de dag van inwerkingtreding van deze Overeenkomst bij binnenkomst in de Gemeenschap van douanerechten vrijgesteld.

  • 2 De rechten die van toepassing zijn op de onder Afdeling XI (Hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur vallende producten van oorsprong uit de Gemeenschap, in de zin van Protocol 4 van deze Overeenkomst, die rechtstreeks in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingevoerd, vervallen op de dag van inwerkingtreding van de Overeenkomst, met uitzondering van de rechten die van toepassing zijn op de in Bijlage I bij dit Protocol bedoelde producten die op de daarin vermelde wijze geleidelijk worden verminderd.

  • 3 Onder voorbehoud van het bepaalde in dit Protocol zijn de bepalingen van de Overeenkomst, en met name de artikelen 19 en 34 van de Overeenkomst van toepassing op de handel in textielproducten tussen partijen.

Artikel 3

De dubbele controle en andere verwante kwesties betreffende de uitvoer van textielproducten uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar de Gemeenschap en vanuit de Gemeenschap naar de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn onderworpen aan de bepalingen van de verlengde Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de handel in textielproducten die sinds 1 januari 2000 wordt toegepast.

Artikel 4

Vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden geen nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld, tenzij dit op grond van bovengenoemde overeenkomst en de daarbij behorende protocollen is toegestaan.

Protocol 2. inzake staalproducten

Artikel 1

Dit protocol is van toepassing op de producten die zijn vermeld in Hoofdstuk 72 van het gemeenschappelijk douanetarief. Het is eveneens van toepassing op andere onder dit hoofdstuk vallende eindproducten van staal die in de toekomst uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van oorsprong kunnen zijn.

Artikel 2

Douanerechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op staalproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

Artikel 3

Douanerechten die bij invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van toepassing zijn op staalproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden volgens onderstaand tijdschema geleidelijk afgeschaft:

  • aan het begin van het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt elk recht verlaagd tot 80% van het basisrecht;

  • de rechten worden verminderd tot 60%, 40%, 20% en 0% van het basisrecht aan het begin van respectievelijk het tweede, derde, vierde en vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Artikel 4

  • 1 Kwantitatieve beperkingen op de invoer in de Gemeenschap van staalproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië alsook maatregelen van gelijke werking worden op de dag van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven.

  • 2 Kwantitatieve beperkingen op de invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van staalproducten van oorsprong uit de Gemeenschap alsook maatregelen van gelijke werking worden op de dag van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven.

Artikel 5

  • 1 In verband met het bepaalde in artikel 69 van de overeenkomst erkennen de partijen dat het noodzakelijk en urgent is dat elke partij terstond maatregelen neemt om eventuele structurele zwakheden van haar staalsector te verhelpen ter waarborging van het algemene concurrentievermogen van haar industrie. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië stelt daarom binnen twee jaar een herstructurerings- en omschakelingsprogramma voor haar staalindustrie op om ervoor te zorgen dat deze industrie op normale marktvoorwaarden kan voortbestaan. De Gemeenschap zal de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op verzoek technische bijstand verlenen om dit doel te bereiken.

  • 2 In verband met het bepaalde in artikel 69 van de overeenkomst worden voorts alle praktijken die strijdig zijn met dit artikel beoordeeld op grond van specifieke criteria die voortvloeien uit de toepassing van de wetgeving van de Gemeenschap inzake overheidssteun, met inbegrip van de afgeleide wetgeving, en van bijzondere voorschriften inzake het toezicht op overheidssteun die na het vervallen van het EGKS-Verdrag op de staalsector van toepassing zijn.

  • 3 Voor de toepassing van lid 1, onder iii) van artikel 69 van de overeenkomst op staalproducten, erkent de Gemeenschap dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden kan verlenen, mits:

    • de steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode op normale marktvoorwaarden kan voortbestaan;

    • het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt zijn tot hetgeen voor het herstel van een normaal voortbestaan absoluut noodzakelijk is, en dat deze geleidelijk worden verminderd;

      en mits

    • het herstructureringsprogramma aan een algemene rationalisatie en een capaciteitsvermindering in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is gekoppeld.

  • 4 Elke partij ziet toe op een volledige doorzichtigheid van de tenuitvoerlegging van het noodzakelijke herstructurerings- en omschakelingsprogramma door de andere partij voortdurend volledig in te lichten, waarbij met name gegevens worden medegedeeld over het herstructureringsplan en de bedragen, de intensiteit en het doel van de overheidssteun die op grond van de leden 2 en 3 van dit artikel wordt verleend.

  • 5 De Stabilisatie- en Associatieraad houdt toezicht op de naleving van het bepaalde in de leden 1 tot en met 4.

  • 6 Indien een partij van oordeel is dat een praktijk van de andere partij met dit artikel in strijd is, en indien die praktijk nadelig is of dreigt te zijn voor de belangen van de eerste partij of indien de binnenlandse industrie van die partij aanmerkelijke schade ondervindt of dreigt te ondervinden, kan deze partij de nodige maatregelen nemen na raadpleging van de in artikel 8 genoemde contactgroep of dertig werkdagen nadat om deze raadpleging is verzocht.

Artikel 8

De partijen komen overeen dat een van de door de Stabilisatie- en Associatieraad op te richten speciale organen een contactgroep zal zijn die kwesties in verband met de toepassing van dit protocol zal bespreken.

Protocol 3. betreffende de handel in verwerkte landbouwproducten tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Gemeenschap

Artikel 1

  • 1 De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië passen op verwerkte landbouwproducten de in Bijlagen I, II en III vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of deze door contingenten worden beperkt.

  • 2 De Stabilisatie- en Associatieraad kan:

    • de lijst van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten uitbreiden;

    • de in de bijlagen I en II vermelde rechten wijzigen;

    • de tariefcontingenten verhogen of afschaffen.

  • 3 De Stabilisatie- en Associatieraad kan de bij dit protocol vastgestelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen van de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt. De Raad stelt de lijst op van de goederen waarop deze bedragen van toepassing zijn, die tevens de lijst van basisproducten is, en stelt te dien einde de algemene uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 2

De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad worden verlaagd:

  • wanneer in de handel tussen de Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de op basislandbouwproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of

  • in aansluiting op verlagingen die het gevolg zijn van wederzijdse concessies met betrekking tot verwerkte landbouwproducten.

De onder het eerste streepje bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat overeenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de bedoelde verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten geldende rechten.

Artikel 3

De Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.

Protocol 4. betreffende de definitie van het begrip „Producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product”: het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor deze materialen werd betaald;

  • j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;

  • k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • l. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;

  • m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.

TITEL II. DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2. Algemene voorwaarden

  • 1 Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:

    • a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;

  • 2 Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

    • a. geheel en al in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

Artikel 3. Cumulatie in de Gemeenschap

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Gemeenschap of een ander land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie3 , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 van toepassing is4 , mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3 Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4 De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol, en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.

    De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 4. Cumulatie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Gemeenschap of een ander land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie5 , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 van toepassing is 6 , mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Indien de in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3 Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4 De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de GATT van toepassing is;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol, en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkingtreding en de erin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.

    De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 5. Geheel en al verkregen producten

  • 1 Als geheel en al in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen worden beschouwd:

    • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

    • c. aldaar geboren en gehouden levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;

    • e. producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    • f. producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uit de zee gewonnen producten;

    • g. producten die uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;

    • h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    • j. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2 De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een lidstaat of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn ingeschreven of geregistreerd;

    • b. die de vlag van een lidstaat of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voeren;

    • c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten of onderdanen van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat of onderdaan van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;

    • d. waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en

    • e. waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van lidstaten of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bestaat.

Artikel 6. Toereikende bewerking of verwerking

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product, dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product voldoet, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

  • 2 In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:

    • a. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;

    • b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

  • 3 De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7. Ontoereikende bewerking of verwerking

  • 1 Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. strijken of persen van textiel;

    • e. eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. ontvliezen of doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;

    • g. kleuren van suiker of vormen van suikerklonten;

    • h. pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • i. aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;

    • j. zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);

    • k. eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

    • l. aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • m. eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

    • n. eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

    • o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;

    • p. slachten van dieren.

  • 2 Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8. Determinerende eenheid

  • 1 De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b. wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2 Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9. Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel, de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10. Stellen en assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11. Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III. TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12. Territorialiteitsbeginsel

  • 1 Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn voldaan, behoudens de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel.

  • 2 Onverminderd de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

    • b. de goederen tijdens de periode dat zij waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3 Een buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerking van de uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig titel II indien:

    • a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde hebben ondergaan, en

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en

      • ii. de totale buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

  • 4 Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

  • 5 Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.

  • 6 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

  • 7 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.

  • 8 Buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13. Rechtstreeks vervoer

  • 1 De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of over het grondgebied van een in de artikelen 3 en 4 genoemd ander land of gebied zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden vervoerd.

  • 2 Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:

    • a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

    • b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

      • i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

      • ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen, en

      • iii. met een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven, of

    • c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14. Tentoonstellingen

  • 1 De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    • b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

    • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden, en

    • d. de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2 Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.

  • 3 Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV. TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15. Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten

  • 1 Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • 2 Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen, worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

  • 3 De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet op verzoek van de douane steeds alle stukken overleggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

  • 4 De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op producten die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

  • 5 De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

TITEL V. BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16. Algemene voorwaarden

  • 1 Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingevoerd en producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van

    • a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen, of

    • b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.

  • 2 In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  • 2 Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3 De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 5 De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 6 De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 7 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18. Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1 In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien

    • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd, of

    • b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2 Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

  • 3 Vóór de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 4 Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY”.

  • 5 De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 19. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1 In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2 Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:

    „DUPLICATE”.

  • 3 De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

  • 4 Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.

Artikel 20. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1- certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dit certificaat wordt (deze certificaten worden) afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21. Gescheiden boekhouding

  • 1 Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.

  • 2 Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3 De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.

  • 4 Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5 Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22. Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

  • 1 De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

    • a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23, of

    • b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.

  • 2 Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

  • 3 De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.

  • 5 De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

  • 6 Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 23. Toegelaten exporteurs

  • 1 De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toegelaten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

  • 3 De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.

  • 4 De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5 De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24. Geldigheid van bewijzen van oorsprong

  • 1 Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.

  • 2 Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

  • 3 In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.

Artikel 25. Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26. Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27. Vrijstelling van bewijs van oorsprong

  • 1 Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2 Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

  • 3 Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 28. Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;

  • e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.

Artikel 29. Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken

  • 1 Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.

  • 2 De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

  • 3 De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.

  • 4 De douane van het land van invoer bewaart de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 30. Verschillen en vormfouten

  • 1 Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2 Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31. Bedragen in euro

  • 1 Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 3 De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschap uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.

  • 4 Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5 De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI. ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32. Wederzijdse bijstand

  • 1 De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië doen elkaar, via de Europese Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

  • 2 Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33. Controle van bewijzen van oorsprong

  • 1 Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 Voor de toepassing van lid 1 zendt de douane van het land van invoer het EUR.1-certificaat en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34. Beslechting van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.

Artikel 35. Sancties

Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36. Vrije zones

  • 1 De Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2 In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

TITEL VII. CEUTA EN MELILLA

Artikel 37. Toepassing van het protocol

  • 1 De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

  • 2 Producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol 2 bij de Akte van toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

  • 3 Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38. Bijzondere voorwaarden

  • 1 Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:

    • 1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

      • a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

      • b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

        • i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of voor

        • ii. die producten van oorsprong zijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen;

    • 2. producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië:

      • a. geheel en al in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten;

      • b. in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

        • i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of voor

        • ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen.

  • 2 Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

  • 3 De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.

  • 4 De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 39. Wijzigingen van het protocol

De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET PRINSDOM ANDORRA

  • 1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerde Systeem van oorsprong uit het Prinsdom Andorra worden door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE REPUBLIEK SAN MARINO

  • 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze Overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

Protocol 5. inzake wederzijdse bijstand in douanezaken

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „douanewetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder enige andere douaneregeling, met inbegrip van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

  • b. „verzoekende autoriteit” : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;

  • c. „aangezochte autoriteit” : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;

  • d. „persoonsgegevens” : alle informatie betreffende een natuurlijke persoon wiens identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;

  • e. „met de douanewetgeving strijdige handeling” : elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2. Werkingssfeer

  • 1 De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als bij dit Protocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.

  • 2 De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

  • 3 Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit Protocol.

Artikel 3. Bijstand op verzoek

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.

  • 2 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a. of goederen die uit het gebied van een Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;

    • b. of goederen die in het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

  • 3 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wetgeving, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt uitgeoefend op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

    • b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om bij handelingen in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

    • c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

    • d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 4. Ongevraagde bijstand

De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar ongevraagd bijstand overeenkomstig hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

  • handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere Overeenkomstsluitende Partij;

  • nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke handelingen worden gebruikt;

  • goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;

  • natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

  • middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5. Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor:

  • de afgifte van documenten

  • de kennisgeving van besluiten die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit Protocol aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om de afgifte van documenten of om de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1 Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2 De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens :

    • a. de naam van de verzoekende autoriteit;

    • b. de gevraagde maatregel;

    • c. het voorwerp en de reden van het verzoek;

    • d. de desbetreffende wetten, voorschriften en andere rechtselementen;

    • e. zo nauwkeurige en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

    • f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

  • 3 De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.

  • 4 Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7. Behandeling van verzoeken

  • 1 Om aan een verzoek om bijstand te voldoen, handelt de aangezochte autoriteit, binnen de perken van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde Overeenkomstsluitende Partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te laten verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op enige instantie waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.

  • 2 Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, regels, bepalingen en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit Protocol nodig heeft.

  • 4 Ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen, met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

  • 1 De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, voor echt gewaarmerkte afschriften van documenten, rapporten en dergelijke.

  • 2 Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.

  • 3 De originelen van dossiers en documenten worden enkel op verzoek toegezonden wanneer gewaarmerkte afschriften ontoereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1 Bijstand kan worden geweigerd of van voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:

    • a. de soevereiniteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of van een lidstaat waaraan op grond van dit Protocol om bijstand is gevraagd, zou kunnen aantasten;

    • b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen;

    • c. de schending inhoudt van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.

  • 2 De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3 Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4 Indien bijstand wordt geweigerd, dient dit besluit en de redenen ervan terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10. Uitwisseling van informatie en geheimhouding

  • 1 Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de wetgeving ter zake van de Overeenkomstsluitende Partij die ze heeft ontvangen en van de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

  • 2 Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de Overeenkomstsluitende Partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt. Te dien einde stellen de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.

  • 3 Het gebruik van op grond van dit Protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit Protocol te geschieden. De overeenkomstsluitende partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens dit Protocol verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of toegang heeft verschaft tot deze documenten wordt van dit gebruik in kennis gesteld.

  • 4 De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit Protocol gebruikt. Indien een van de overeenkomstsluitende partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

Artikel 11. Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12. Kosten van de bijstand

De Overeenkomstsluitende Partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13. Tenuitvoerlegging

  • 1 De douaneautoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten, anderzijds, zien toe op de tenuitvoerlegging van dit Protocol. Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit Protocol moeten worden aangebracht.

  • 2 De Overeenkomstsluitende Partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit Protocol worden vastgesteld.

Artikel 14. Andere overeenkomsten

  • 1 Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol dat zij:

    • geen gevolgen hebben voor de verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;

    • worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

    • geen gevolgen hebben voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.

  • 2 Onverminderd lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voorzover de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.

  • 3 Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de Overeenkomstsluitende Partijen overleg met elkaar om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 114 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst ingestelde Stabilisatie- en Associatiecomité.

Slotakte

De gevolmachtigden van:

Het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie,

hierna „de lidstaten" genoemd, en van

de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hierna „de Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

anderzijds,

bijeengekomen te Luxemburg op 9 april 2001 voor de ondertekening van de stabilisatie- en associatie-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, hierna „de overeenkomst" genoemd, hebben de volgende teksten aangenomen:

de overeenkomst, de bijlagen I tot en met VII:

Bijlage I

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van minder gevoelige industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap

Bijlage II

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van gevoelige industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap

Bijlage III

EG-definitie van „Baby beef”

Bijlage IVa

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (nulrecht)

Bijlage IVb

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (nulrecht binnen tariefcontingenten)

Bijlage IVc

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (concessies binnen tariefcontingenten)

Bijlage Va

Invoer in de Gemeenschap van vis en visserijproducten van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Bijlage Vb

Invoer in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap

Bijlage VI

Vestiging: „Financiële diensten”

Bijlage VII

Intellectuele, industriële en commerciële eigendom

en de volgende protocollen:

Protocol I

inzake textiel- en kledingproducten

Protocol 2

inzake staalproducten

Protocol 3

inzake de handel tussen de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Gemeenschap in bewerkte landbouwproducten

Protocol 4

inzake de definitie van het begrip „product van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Protocol 5

inzake wederzijdse administratieve bijstand in docuanezaken

De gevolgmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 40 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 57 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 71 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 118 van de overeenkomst

De gevolgmachtigden van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben kennis genomen van de volgende verklaringen die aan deze slotakte zijn gehecht:

Verklaring van de Gemeenschap en haar lidstaten betreffende de artikelen 27 en 29

Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 76

Gemeenschappelijke verklaringen

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34

De Europese Gemeenschappen en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn zich bewust van de gevolgen die de plotselinge afschaffing van de vergoeding van 1% voor de inklaring van goederen zou kunnen hebben op de begroting van laatstgenoemde en komen overeen dat bij wijze van uitzondering deze vergoeding gehandhaafd mag worden tot 1 januari 2002 of, indien dit eerder plaatsvindt, tot de inwerkingtreding van de Stabilisatie– en Associatieovereenkomst.

Indien ten aanzien van een derde land deze vergoeding in de tussentijd wordt verlaagd of afgeschaft, verbindt de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zich ertoe onmiddellijk dezelfde behandeling tot te passen op goederen van oorsprong uit de EG.

De inhoud van deze gemeenschappelijke verklaring doet geen afbreuk aan het standpunt van de Europese Gemeenschappen in de onderhandelingen over de toetreding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot de Wereldhandelsorganisatie.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 40

Intentieverklaring van de overeenkomstsluitende partijen over regelingen voor de handel tussen de landen die zijn voortgekomen uit de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.

  • 1. De Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië achten het essentieel dat de samenwerking op economisch en handelsgebied tussen de landen die zijn voortgekomen uit de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië zo snel mogelijk opnieuw wordt ingesteld, zodra de politieke en economische omstandigheden dat toelaten.

  • 2. De Gemeenschap is bereid tot het verlenen van cumulatie van oorsprong aan de landen die zijn voortgekomen uit de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië die de normale handels– en economische samenwerking hebben hersteld, zodra de voor een correct functioneren van cumulatie vereiste administratieve samenwerking tot stand is gebracht.

  • 3. In verband hiermee verklaart de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dat zij bereid is zo spoedig mogelijk met de andere landen die zijn voortgekomen uit de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië onderhandelingen aan te gaan teneinde tot samenwerking te komen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44

Er is overeengekomen dat het begrip „kinderen” is gedefinieerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van het betrokken gastland.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46

Er is overeengekomen dat het begrip „gezinsleden” is gedefinieerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van het betrokken gastland.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 57

De partijen komen overeen te streven naar een zo vroeg mogelijke implementatie van artikel 12, lid 3, onder b, van de vervoerovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende een systeem van ecopunten door de sluiting, zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de sluiting van de interim–overeenkomst, van de desbetreffende overeenkomst, in de vorm van een briefwisseling.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 71

De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, de rechten voor databanken, octrooien, industriële ontwerpen, warenmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom en bescherming van niet– openbaargemaakte informatie over know– how.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 118

  • a. De partijen komen met het oog op de juiste interpretatie en toepassing van de Overeenkomst overeen dat onder de in artikel 118 van de Overeenkomst bedoelde bijzonder dringende gevallen wordt verstaan: gevallen van wezenlijke inbreuk op de Overeenkomst door één van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de Overeenkomst houdt in:

    • afwijzing van de Overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht, of

    • schending van de essentiële onderdelen van de Overeenkomst als vermeld in artikel 2.

  • b. De partijen komen overeen dat onder de in artikel 118 genoemde „passende maatregelen” wordt verstaan maatregelen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Indien een partij in bijzonder dringende gevallen als bedoeld in artikel 118 een maatregel neemt, dan kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor de beslechting van geschillen.

Eenzijdige verklaringen

Verklaring van de Gemeenschap en haar lidstaten betreffende de artikelen 27 en 29

Overwegende dat de Europese Gemeenschap uitzonderlijke handelsmaatregelen toekent ten behoeve van de landen die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie– en associatieproces van de Europese Unie met inbegrip van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op basis van Verordening (EG) nr. 2007/2000 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) ... /2000 van de Raad, verklaren de Europese Gemeenschap en haar lidstaten:

  • dat bij de toepassing van artikel 29, lid 2, van deze overeenkomst die maatregelen van de unilaterale autonome handelsmaatregelen die voordeliger zijn, van toepassing zullen zijn in aanvulling op de contractuele handelsconcessies die de Gemeenschap in deze overeenkomst aanbiedt zo lang Verordening (EG) 2007/2000 van de Raad, zoals gewijzigd, van toepassing is;

  • dat in het bijzonder voor de producten die vallen onder hoofdstukken 7 en 8 van de Gecombineerde Nomenclatuur, voor welke het gemeenschappelijk douanetarief in een „ad valorem” douanerecht en in een specifiek douanerecht voorziet, de afschaffing ook van toepassing is op het specifieke douanerecht, in afwijking van de desbetreffende bepaling van artikel 27, lid 1.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 76

Wat betreft de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is het repatriëringsbeleid van de Gemeenschap gebaseerd op de volgende twee elementen:

  • Prioriteit wordt gegeven aan vrijwillige terugkeer;

  • Repatriëring naar het land van herkomst is het leidende principe.

Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan communautaire programma’s

De Europese Gemeenschap, hierna „de Gemeenschap” genoemd,

enerzijds,

en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

anderzijds,

beide hierna „de overeenkomstsluitende partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. De stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, is op 9 april 2001 te Luxemburg ondertekend bij briefwisseling en is op 1 april 2004 in werking getreden.

  • 2. De Europese Raad bevestigde in december 2002 in Kopenhagen het Europese perspectief van de landen van de westelijke Balkan als potentiële kandidaten, en benadrukte vastbesloten te zijn om de inspanningen van die landen voor een nauwere aansluiting bij de Europese Unie te steunen.

  • 3. De Europese Raad erkende in juni 2003 in Thessaloniki dat het stabilisatie- en associatieproces het kader blijft voor de Europese koers van de landen van de westelijke Balkan tot hun toetreding, en hechtte zijn goedkeuring aan „De agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan – Op weg naar Europese integratie”, die gericht is op verdere versterking van de bijzondere betrekkingen tussen de EU en de westelijke Balkan op basis van de ervaringen die met de uitbreiding zijn opgedaan.

  • 4. In het kader van de Agenda van Thessaloniki werden de landen van de westelijke Balkan uitgenodigd deel te nemen aan communautaire programma’s en agentschappen, overeenkomstig de beginselen die gelden voor de deelname van de kandidaat-lidstaten, teneinde de betrokken landen en hun bevolking te laten kennismaken met het beleid en de werkmethoden van de EU en hen daarmee steviger te verankeren in de EU en hen aan te moedigen bij hun inspanningen gericht op Europese integratie.

  • 5. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft de wens geuit aan een aantal communautaire programma’s deel te nemen.

  • 6. De specifieke voorwaarden voor de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan elk afzonderlijk programma, waaronder de financiële bijdrage, dienen te worden vastgesteld bij een overeenkomst tussen de Commissie van de Europese Gemeenschappen, die optreedt namens de Gemeenschap, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië mag deelnemen aan de volgende communautaire programma’s:

  • 1. De in de bijlage genoemde lopende communautaire programma’s, die voor de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden opengesteld zodra deze overeenkomst (hierna „de overeenkomst” genoemd) in werking treedt.

  • 2. Communautaire programma’s die na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden ingesteld of verlengd en die een openstellingsclausule bevatten die in de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voorziet.

Artikel 2

De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verstrekt een financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma’s waaraan zij deelneemt.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de comités van beheer die belast zijn met het toezicht op de programma’s waaraan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een financiële bijdrage levert, deze betrekking hebben op onderwerpen die de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma’s mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

Artikel 5

De specifieke voorwaarden voor de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan elk afzonderlijk programma, in het bijzonder de verschuldigde financiële bijdrage, worden vastgesteld bij een overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Indien de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verzoekt om externe bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2415/2001 van de Raad van 10 december 2001, of uit hoofde van een eventuele toekomstige soortgelijke verordening waarin in externe bijstand van de Gemeenschap voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt voorzien, worden de voorwaarden voor het gebruik door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van de bijstand van de Gemeenschap vastgesteld in een financieringsovereenkomst.

Artikel 6

Overeenkomstig het financieel reglement van de Gemeenschap wordt in het memorandum van overeenstemming bepaald dat door of op gezag van de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen financiële controles of audits worden verricht.

Er worden gedetailleerde bepalingen vastgesteld inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Gemeenschap zijn gevestigd.

Artikel 7

De overeenkomst is voor onbepaalde tijd van toepassing.

Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst door schriftelijke kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij opzeggen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Artikel 8

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide overeenkomstsluitende partijen de tenuitvoerlegging van de overeenkomst evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan een of meer communautaire programma’s.

Artikel 9

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, op de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en anderzijds het grondgebied van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Artikel 10

Deze overeenkomst treedt in werking op de dag van ontvangst langs diplomatieke weg van de laatste schriftelijke kennisgeving waarbij de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding benodigde interne procedures.

Artikel 11

  • 1 Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen, met uitzondering van de Maltese taal.

  • 2 Zodra de instellingen van de Europese Unie verplicht zijn alle officiële besluiten in de Maltese taal in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, wordt de overeenkomst eveneens opgesteld in tweevoud in de Maltese taal.

  • 3 Alle taalversies zijn gelijkelijk authentiek.

Artikel 12

Deze overeenkomst en de bijbehorende bijlage vormen een integrerend onderdeel van de stabilisatie- en associatieovereenkomst.

GEDAAN te Brussel, 22 november 2004.

  1. [Red: De oorspronkelijke Bijlagen bij de Overeenkomst en de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn gepubliceerd in PbEU 2004, L 84 en PbEU 2004, L 388.] ^ [1]
  2. Ex 1902 20 is „gevulde deegwaren bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren”. ^ [2]
  3. Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad van april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa. ^ [3]
  4. Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is. ^ [4]
  5. Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad van april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa. ^ [5]
  6. Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is. ^ [6]
Naar boven