Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Honduras,
hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en
de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name
wat betreft investeringen door de onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij op
het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en
in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot
alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten uit aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint
ventures;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow;
-
v. concessies en andere rechten verleend bij wet of krachtens een overeenkomst met inbegrip
van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen, exploiteren en winnen van natuurlijke
rijkdommen.
-
b. omvat de term „onderdanen” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben overeenkomstig
haar wetten;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van een derde staat, als dochterondernemingen,
die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven
onder i of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii.
-
c. wordt onder de term „grondgebied” verstaan:
het land met inbegrip van zijn luchtruim en de territoriale zee alsmede de exclusieve
economische zone en het continentaal plat, dat zich uitstrekt tot buiten de grenzen
van de territoriale zee, waarover rechtsmacht en soevereine rechten worden uitgeoefend,
in overeenstemming met internationaal recht.
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften
verleende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke
investeringen toe.
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke, willekeurige of discriminerende maatregelen, de werking, het
beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door
die onderdanen. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige
zekerheid en bescherming toe.
-
2 Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen een behandeling toe die niet
minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen onderdanen
of aan investeringen van onderdanen van een derde staat, naar gelang van welke het
gunstigst is voor de betrokken onderdaan.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij onderdanen van een derde staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van internationale overeenkomsten tot oprichting van vrijhandelszones,
douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan
wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden,
is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan
onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij.
-
5 Indien de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen
krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan
of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling
bevatten op grond waarvan voor investeringen op haar grondgebied door onderdanen van
de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kan worden gemaakt op een behandeling
die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in
zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan onderdanen van de andere Verdragsluitende
Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een
behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar
eigen onderdanen of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken onderdanen. Hiertoe
wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Verdragsluitende
Partij toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een vrijhandelszone, douane-unie, economische unie
of soortgelijke instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.
-
1 De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering vrijelijk kunnen worden overgemaakt, zonder vertraging, in vrij inwisselbare
valuta. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;
-
c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomens, salarissen en andere inkomsten van onderdanen van een Verdragsluitende Partij
die zij hebben verworven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij
in verband met in dit Verdrag bedoelde investeringen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
h. betalingen die voortvloeien uit artikel 7;
-
i. betalingen voortvloeiend uit de beslechting van geschillen.
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan
onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen uit algemene noodzaak of in het algemeen belang en met
inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van onverwijlde, adequate en doeltreffende schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling vertegenwoordigt de werkelijke marktwaarde of bij ontbreken
daarvan de werkelijke waarde, voorafgaand aan het tijdstip waarop de maatregelen of
de ophanden zijnde maatregelen openbaar werden, van de getroffen investeringen, dient
rente tot aan de dag van betaling te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet
of tegen de bancaire rentevoet in het desbetreffende land, naar gelang welke het best
is voor de gerechtigden en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden,
zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door
de betrokken gerechtigden aangewezen land in een vrij inwisselbare valuta.
Aan onderdanen van een Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde staat, naar gelang van wat
het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.
Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Verdragsluitende Partij op het
grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële
risico's of op andere wijze aanleiding geven tot betaling van schadeloosstelling ten
aanzien van dergelijke investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract
ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of
de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde
onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere toegekende
schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.
-
1 Geschillen die mogelijk ontstaan tussen een van de Verdragsluitende Partijen en een
onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die
onderdaan op het grondgebied van de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij worden,
zo veel mogelijk, in der minne geschikt tussen de betrokken partijen.
-
3 Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat
een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere
Verdragsluitende Partij wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter
b, van het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen
tussen Staten en onderdanen van andere Staten voor de toepassing van het Verdrag behandeld
als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.
De bepalingen van dit Verdrag zijn ook van toepassing op investeringen die voor de
datum van inwerkingtreding ervan zijn gedaan door onderdanen van een Verdragsluitende
Partij. Zij zijn evenwel niet van toepassing op vorderingen die zijn ontstaan voor
de inwerkingtreding ervan.
Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Verdragsluitende Partij
voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of
toepassing van het Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in
welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een periode van zes maanden langs diplomatieke
weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders zijn overeengekomen,
op verzoek van een van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie
leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt een scheidsman
en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een derde scheidsman, die
geen onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien een van beide Verdragsluitende Partijen verzuimt haar scheidsman te benoemen
en indien zij binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de
andere Verdragsluitende Partij tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde
Verdragsluitende Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken
de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid bedoelde gevallen de President van het Internationale
Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een
van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke
benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is de genoemde functie
uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt
het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is en geen
onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen
te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande
bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien
de Verdragsluitende Partijen dit overeenkomen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Rijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een
van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit
Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke
Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming
van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor het verstrijken van de lopende
termijn van geldigheid.