Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden
Boedapest, 7 februari 2002
De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van de Republiek Hongarije haar complimenten aan en heeft de eer, met verwijzing
naar de Samenwerkingsovereenkomst van 4 oktober 2001 tussen de Republiek Hongarije
en de Europese Politiedienst (hierna te noemen „de Overeenkomst"), en met het oog
op artikel 41, tweede lid, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst,
26 juli 1995), voor te stellen dat ten aanzien van de voorrechten en immuniteiten
benodigd voor de goede taakvervulling van de verbindingsofficieren bij Europol, bedoeld
in artikel 14, eerste lid, en Bijlage 3 van de Overeenkomst, overeenstemming wordt
bereikt zoals vervat in het Aanhangsel.
Indien dit voorstel aanvaardbaar is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken van
de Republiek Hongarije, stelt de Ambassade voor dat deze nota en de bevestigende nota
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een verdrag zullen vormen tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Hongarije, dat in werking zal treden op de dag waarop
de Overeenkomst in werking treedt, mits het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Hongarije elkaar hebben medegedeeld dat aan de procedures voor de inwerkingtreding
is voldaan. In het geval dat de in de voorgaande volzin bedoelde inwerkingtreding
niet plaatsvindt, wordt dit verdrag voorlopig toegepast vanaf de datum van inwerkingtreding
van de Overeenkomst.
De Ambassade maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie opnieuw te verzekeren
van haar zeer bijzondere hoogachting.
Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije
Boedapest