Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die Partij [...] der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, Bergen (Duitsland), 06-10-1997

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-09-2000 t/m heden

Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten

Authentiek : NL

Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Bondsrepubliek Duitsland,

Gelet op het Noord-Atlantisch Verdrag van 4 april 1949,

Indachtig hun Verdrag inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepubliek Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden van 6 oktober 1997,

Ingevolge het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951,

In overeenstemming met de Nederlands-Duitse notawisseling van 18 maart 1993,

Geleid door de wens voor het verblijf van de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden in het Koninkrijk der Nederlanden aanvullende regelingen te treffen die vergelijkbaar zijn met die welke voor het Nederlandse militaire personeel, de leden van de civiele dienst van de Nederlandse strijdkrachten en hun gezinsleden in de Bondsrepubliek Duitsland gelden,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Doel van de Overeenkomst

Het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951 (hierna te noemen „Navo-Status Verdrag") wordt wat betreft de rechten en verplichtingen van de strijdkrachten van de Bondsrepubliek Duitsland op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden aangevuld met de bepalingen van deze Aanvullende Overeenkomst.

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1 Bundeswehr: de „krijgsmacht" en de „civiele dienst" van de Bondsrepubliek Duitsland als bedoeld in artikel I, eerste lid, onder a respectievelijk b, van het NAVO-Status Verdrag.

  • 2 Gezinslid: de echtgeno(o)t(e) van een lid van de krijgsmacht of van de civiele dienst, alsmede een kind van een zodanig lid, dat van hem of haar afhankelijk is voor zijn onderhoud.

    Indien een lid van de Bundeswehr overlijdt of het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden als gevolg van overplaatsing verlaat, worden de gezinsleden van een zodanig lid nog gedurende 90 dagen na dat overlijden of die overplaatsing geacht te zijn, en behandeld als, gezinsleden in de zin van artikel I, eerste lid, onder c, van het NAVO-Status Verdrag, indien zij zich op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden bevinden.

  • 3 Wetboek van Strafrecht: Wet van 3 maart 1881, gepubliceerd in Staatsblad nr. 35, in de op de dag van inwerkingtreding van deze Overeenkomst geldende versie.

  • 4 Wetboek van Strafvordering: Wet van 15 januari 1921, gepubliceerd in Staatsblad nr. 14, in de op de dag van inwerkingtreding van deze Overeenkomst geldende versie.

  • 5 Vreemdelingenwet: Wet van 13 januari 1965, gepubliceerd in Staatsblad nr. 40, in de op de dag van inwerkingtreding van deze Overeenkomst geldende versie.

Artikel 3. Samenwerking

  • 1 In overeenstemming met de krachtens het Noord-Atlantisch Verdrag op de partijen bij het Verdrag rustende verplichtingen om elkaar hulp te verlenen, werken de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr nauw samen ter verzekering van de uitvoering van het NAVO-Status Verdrag en van deze Overeenkomst.

  • 2 De samenwerking als bedoeld in het eerste lid van dit artikel strekt zich in het bijzonder uit

    • a. tot de bevordering en waarborging van de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Bundeswehr, alsmede tot de bescherming van hun eigendommen, en met name tot het verzamelen, uitwisselen en beveiligen van alle informatie, overeenkomstig de tussen de Overeenkomstsluitende Staten bestaande overeenkomsten, die voor deze doeleinden van belang zijn;

    • b. tot de bevordering en waarborging van de veiligheid van Nederlanders, van leden van de Bundeswehr en hun gezinsleden en van niet tot deze categorieën behorende Duitse onderdanen, alsmede tot de bescherming van hun eigendommen.

  • 3

    • a. In het kader van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde samenwerking verzekeren de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr door het nemen van passende maatregelen een nauw en wederkerig contact. Persoonlijke gegevens worden uitsluitend doorgegeven voor de in het NAVO-Status Verdrag en deze Overeenkomst gestelde doeleinden. Beperkingen van de toepassingsmogelijkheden op grond van de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staat die de gegevens verstrekt, worden in acht genomen.

    • b. Dit lid verplicht een Overeenkomstsluitende Staat er niet toe maatregelen te nemen die in strijd zijn met zijn wetgeving of die indruisen tegen zijn zwaarwegende belangen met betrekking tot de bescherming van de staatsveiligheid of de openbare veiligheid.

  • 4 De Nederlandse autoriteiten en de Duitse autoriteiten nemen alle administratieve maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het NAVO-Status Verdrag en van deze Overeenkomst en sluiten te dien einde, indien nodig, administratieve of andere overeenkomsten.

  • 5

    • a. Bij de uitvoering van de bepalingen op het gebied van de verzorging, neergelegd in het NAVO-Status Verdrag en in deze Overeenkomst, kennen de Nederlandse autoriteiten de Bundeswehr een zodanige behandeling toe als nodig is voor een bevredigende vervulling van hun taak ten aanzien van de verdediging.

    • b. Bij het doen gelden van de rechten die hun krachtens de onder a bedoelde regelingen zijn toegekend, houden de autoriteiten van de Bundeswehr, teneinde te geraken tot een redelijke afweging van hun behoeften en die van het Koninkrijk der Nederlanden, met de Nederlandse openbare en particuliere belangen naar behoren rekening.

Artikel 4. Legitimatieplicht

  • 1 Met betrekking tot de legitimatieplicht op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden gelden de volgende bepalingen:

    • a. Leden van de Bundeswehr behoeven geen reiswijzer te hebben.

    • b. In uniform geklede leden van de Bundeswehr die zich in het verband van een onderdeel onder militair commando verplaatsen, behoeven hun identiteit niet aan te tonen. Indien het bij uitzondering noodzakelijk is onmiddellijk de identiteit van een eenheid vast te stellen, toont de commandant van de eenheid op verzoek van de Nederlandse autoriteiten zijn persoonlijk identiteitsbewijs.

    • c. Leden van de Bundeswehr en gezinsleden tonen hun identiteit aan door middel van een „Dienstausweis/Truppenausweis/Personalausweis" waarop moeten voorkomen de naam, de geboortedatum en een foto van de houder, een volgnummer en de aanduiding van de autoriteit die het bewijs heeft afgegeven en de hoedanigheid waarin de houder op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden verblijft.

    • d. Indien bij uitzondering een lid van de Bundeswehr of een gezinslid niet in het bezit is van de documenten bedoeld onder c, nemen de Nederlandse autoriteiten genoegen met een tijdelijke schriftelijke verklaring van de autoriteiten van de Bundeswehr, volgens welke de betrokken persoon een lid van de Bundeswehr of een gezinslid is. De autoriteiten van de Bundeswehr vervangen een zodanige verklaring zo spoedig mogelijk door de documenten, bedoeld onder c en stellen de Nederlandse autoriteiten daarvan op de hoogte.

  • 2 Met betrekking tot grensoverschrijdingen gelden de volgende bepalingen:

    • a. Individuele of collectieve reiswijzers behelzen als regel in het Engels de gegevens bedoeld in artikel III, tweede lid, onder b, van het NAVO-Status Verdrag. Reiswijzers waarin bij uitzondering deze gegevens niet in het Engels vermeld staan, worden niettemin door de Nederlandse autoriteiten als geldig erkend. Reiswijzers worden afgegeven voor één in- of uitreis of zijn geldig gedurende een beperkte periode. De autoriteiten van de Bundeswehr kunnen de geldigheidsduur van een reiswijzer verlengen.

    • b. De identiteit van een onderdeel dat op een collectieve reiswijzer onder militair commando de grens overschrijdt, wordt aangetoond door zijn commandant die zijn persoonlijk identiteitsbewijs en de collectieve reiswijzer overlegt. Indien de Nederlandse autoriteiten het bij uitzondering, in verband met bijzondere redenen die door het Nederlandse grenscontrole-personeel aan de commandant van de eenheid worden medegedeeld, nodig achten de identiteit van bepaalde leden van een eenheid vast te stellen, legt de commandant van de eenheid de persoonlijke identiteitsbewijzen van die leden over. Dit onderzoek mag voor de eenheid geen aanmerkelijke vertraging ten gevolge hebben.

    • c. De controle van identiteitsbewijzen bij binnenkomst of vertrek via militaire vliegvelden geschiedt op dezelfde wijze als de grens-controle bij grensoverschrijding over land.

Artikel 5. Aanmelding

  • 1 Leden van de Bundeswehr en gezinsleden zijn niet onderworpen aan de Nederlandse voorschriften op het gebied van de aanmelding en de voorschriften van de Nederlandse Vreemdelingenwet.

  • 2 De autoriteiten van de Bundeswehr houden doorlopend bijgewerkte lijsten aan van alle leden en gezinsleden. De autoriteiten van de Bundeswehr verstrekken de Nederlandse autoriteiten op een met redenen omkleed verzoek van die autoriteiten in bijzondere gevallen de inlichtingen die met name vereist zijn ingevolge de in het eerste lid bedoelde voorschriften.

  • 3 De autoriteiten van de Bundeswehr delen de Nederlandse autoriteiten op hun verzoek het aantal leden en gezinsleden mede.

Artikel 6. Uitwijzing

  • 1 Indien een bevoegde Nederlandse autoriteit voornemens is één van de in artikel III, vijfde lid, eerste volzin, van het NAVO-Status Verdrag genoemde en aan het Koninkrijk der Nederlanden voorbehouden maatregelen te nemen, stelt die autoriteit de bevoegde Duitse autoriteit van dit voornemen in kennis, onder mededeling van de redenen waarop de voorgenomen maatregel is gebaseerd en stelt die autoriteit in de gelegenheid binnen een redelijke termijn haar standpunt kenbaar te maken dan wel zelf de maatregelen te nemen die zij gepast acht. De Nederlandse autoriteiten nemen het door de Bondsrepubliek Duitsland ingenomen standpunt en de eventueel door haar autoriteiten genomen maatregelen in welwillende overweging.

  • 2 De kennisgeving van het voornemen tot het nemen van één van de maatregelen, bedoeld in artikel III, vijfde lid, van het NAVO-Status Verdrag, wordt gedaan door de bevoegde Nederlandse autoriteit.

  • 3 Verzoeken om verwijdering en uitwijzingsbevelen worden slechts gedaan, onderscheidenlijk gegeven, indien de bevoegde Nederlandse autoriteit van mening is dat op het tijdstip waarop het verzoek of het bevel wordt gedaan, onderscheidenlijk gegeven, het verdere verblijf van de betrokken persoon op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden de openbare orde of veiligheid daadwerkelijk in gevaar brengt.

Artikel 7. Rijbewijzen

  • 1 Een rijbewijs of andere machtiging, afgegeven door een Duitse autoriteit aan een lid van de Bundeswehr, op grond waarvan de houder bevoegd is dienstvoertuigen, -vaartuigen of -luchtvaartuigen te besturen, is geldig voor het besturen van die voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen binnen het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. Rijbewijzen voor dienstvoertuigen machtigen ook, voor zover zulks volgens het Duitse recht is toegestaan, tot het besturen van overeenkomstige particuliere voertuigen.

  • 2 De houder van een burgerrijbewijs, afgegeven in de Bondsrepubliek Duitsland, op grond waarvan de houder bevoegd is particuliere motorrijtuigen in die staat te besturen, is bevoegd tot het besturen van zodanige rijtuigen op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, indien hij lid van de Bundeswehr of een gezinslid is. De Nederlandse voorschriften betreffende de geldigheidsduur van een zodanig rijbewijs op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en de ongeldigverklaring ervan door een Nederlandse administratieve autoriteit zijn niet van toepassing, indien de houder in het bezit is van een verklaring, afgegeven door een autoriteit van de Bundeswehr, waaruit blijkt dat hij lid van de Bundeswehr dan wel een gezinslid is.

  • 3 Een burgervliegbrevet, afgegeven door Duitse autoriteiten aan een lid van de Bundeswehr of aan een gezinslid, machtigt de houder tot het besturen van particuliere luchtvaartuigen in het Koninkrijk der Nederlanden, indien dit brevet beantwoordt aan de Normen en Aanbevolen Werkwijzen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

  • 4

    • a. De autoriteiten van de Bundeswehr zien erop toe dat personen die dienstvaartuigen besturen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, bij het bevaren van binnenwateren voldoende kennis bezitten van het te bevaren traject en van de terzake geldende rivierpolitiereglementen.

    • b. Tot het besturen van niet-militaire binnenvaartuigen van de Bundeswehr machtigen slechts bewijzen van bekwaamheid die zijn afgegeven door de bevoegde Nederlandse civiele autoriteit op grond van de in het Koninkrijk der Nederlanden geldende voorschriften. De in het kader van internationale overeenkomsten toepasselijke voorschriften blijven onverminderd van kracht.

  • 5

    • a. De autoriteiten van de Bundeswehr trekken rijbewijzen die op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden geldig zijn ingevolge het eerste lid van dit artikel, of verklaringen bedoeld in het tweede lid van dit artikel in, indien er gerede twijfel bestaat aangaande de betrouwbaarheid of de geschiktheid van de houder voor het besturen van motorvoertuigen. Zij nemen verzoeken van de Nederlandse autoriteiten om intrekking van zulke rijbewijzen of verklaringen in welwillende overweging. Rijbewijzen of verklaringen kunnen opnieuw worden afgegeven wegens dringende militaire redenen of om de houder in de gelegenheid te stellen het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden te verlaten. De autoriteiten van de Bundeswehr stellen de Nederlandse autoriteiten in kennis van iedere intrekking op grond van deze paragraaf en van ieder geval waarin na een zodanige intrekking een rijbewijs of verklaring opnieuw is afgegeven.

    • b. In gevallen waarin Nederlandse rechtbanken rechtsmacht uitoefenen in overeenstemming met artikel VII van het NAVO-Status Verdrag en de artikelen 12, 13 en 14 van deze Overeenkomst blijven de bepalingen van de Nederlandse strafwetgeving inzake de ontzegging van de rijbevoegdheid van toepassing met betrekking tot rijbewijzen bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Van de ontzegging van de rijbevoegdheid wordt melding gemaakt in het rijbewijs, dat in het bezit van de houder wordt gelaten.

  • 6

    • a. Het gestelde in het vijfde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op de in het derde lid bedoelde vliegbrevetten.

    • b. Op verzoek van de Nederlandse autoriteiten treffen de autoriteiten van de Bundeswehr de nodige maatregelen tegen houders van vliegbrevetten welke ingevolge het eerste lid van dit artikel geldig zijn op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden die de luchtverkeersvoorschriften niet in acht hebben genomen.

Artikel 8. Toelating van voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen

  • 1 Motorrijtuigen en aanhangwagens van motorrijtuigen van de Bundeswehr, van haar leden en van hun gezinsleden, kunnen naar Duits recht worden geregistreerd en toegelaten. Met inachtneming van de in het kader van internationale overeenkomsten toepasselijke voorschriften geldt hetzelfde ten aanzien van vaartuigen van de Bundeswehr. Luchtvaartuigen van de Bundeswehr, van haar leden en van hun gezinsleden, worden door de Duitse autoriteiten geregistreerd en toegelaten in overeenstemming met de toepasselijke internationale voorschriften.

  • 2 Motorrijtuigen en aanhangwagens van motorrijtuigen die ingevolge het eerste lid van dit artikel zijn geregistreerd en toegelaten, of door de Bundeswehr worden gebruikt op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, dienen regelmatig een technische keuring te ondergaan. Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om motorrijtuigen te doen onderzoeken of keuren in Nederlandse testinrichtingen in overeenstemming met de Nederlandse voorschriften.

  • 3 Motorrijtuigen, aanhangwagens van motorrijtuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen die overeenkomstig het eerste lid van dit artikel zijn geregistreerd en toegelaten of die door de Bundeswehr worden gebruikt op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, voeren behalve een registratienummer of een ander passend herkenningsteken een duidelijk nationaliteitskenteken „D". Herkenningstekens op particuliere motorrijtuigen en aanhangwagens moeten duidelijk verschillen van die welke worden gebruikt op dienstvoertuigen. De autoriteiten van de Bundeswehr lichten de Nederlandse autoriteiten in omtrent het systeem van kentekens dat wordt gebruikt voor de door hen geregistreerde en toegelaten motorrijtuigen, aanhangwagens van motorrijtuigen en vaartuigen. Op een met redenen omkleed verzoek van de Nederlandse autoriteiten verstrekken de autoriteiten van de Bundeswehr in individuele gevallen de namen en adressen van de personen op wier naam particuliere motorrijtuigen, aanhangwagens van motorrijtuigen of luchtvaartuigen zijn geregistreerd en toegelaten in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel.

  • 4 Het kentekenbewijs van een particulier motorrijtuig of een particuliere aanhangwagen van motorrijtuigen vermeldt het registratienummer, de naam of het handelsmerk, het fabrieks- of serie-nummer van de fabrikant, de datum van eerste toelating op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en de naam en voornamen van de houder. Het bewijs van inschrijving van een particulier luchtvaartuig dient te worden gebaseerd op de Normen en Aanbevolen Werkwijzen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Andere dan dienstbinnenvaartuigen van de Bundeswehr met een waterverplaatsing van vijftien ton of meer voeren aan boord een bewijs van deugdelijkheid, dat kan worden afgegeven door de autoriteiten van de Bundeswehr.

  • 5 De autoriteiten van de Bundeswehr nemen passende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot motorrijtuigen, aanhangwagens van motorrijtuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen die door hen zijn geregistreerd en toegelaten of door de Bundeswehr worden gebruikt op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 9. Particuliere voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen

De leden van de Bundeswehr en hun gezinsleden mogen op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden particuliere motorrijtuigen, aanhangwagens van motorrijtuigen, luchtvaartuigen en vaartuigen slechts gebruiken of laten gebruiken indien de uit het gebruik voortvloeiende risico's worden gedekt door een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid in overeenstemming met de Nederlandse wetgeving.

Artikel 10. Wapens

  • 1 De autoriteiten van de Bundeswehr kunnen leden van de civiele dienst en andere personen in dienst van de Bundeswehr machtigen tot het bezitten en dragen van wapens indien die personen voor de Bundeswehr bewakings- en beveiligingstaken uitoefenen.

  • 2 De autoriteiten van de Bundeswehr stellen met betrekking tot het gebruik van wapens door de personen die daartoe gemachtigd zijn ingevolge het eerste lid voorschriften vast die in overeenstemming zijn met de Nederlandse wetgeving inzake noodweer (Notwehr).

  • 3 De ingevolge het eerste lid gemachtigde personen mogen uitsluitend vuurwapens bij zich dragen indien zij in het bezit zijn van een verklaring afgegeven door de autoriteiten van de Bundeswehr, dat zij daartoe gerechtigd zijn. Een dienstidentiteitsbewijs voorzien van een desbetreffende aantekening wordt eveneens als een zodanige verklaring beschouwd.

  • 4 De autoriteiten van de Bundeswehr geven deze verklaringen uitsluitend af aan personen omtrent wier betrouwbaarheid redelijkerwijs geen twijfel bestaat. Zij trekken op verzoek van de Nederlandse autoriteiten of op grond van hun eigen beslissing deze verklaringen in, indien is komen vast te staan dat de houder misbruik heeft gemaakt van zijn vuurwapen of indien redelijkerwijs twijfel bestaat ten aanzien van zijn betrouwbaarheid.

Artikel 11. Lijkbezorging

  • 1 De bevoegde Duitse autoriteiten zijn, in overeenstemming met de Duitse voorschriften, gerechtigd de stoffelijke overschotten van de leden van de Bundeswehr en van hun gezinsleden die op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden zijn overleden, in ontvangst te nemen en daarover te beschikken, alsmede de lijkschouwingen te verrichten die uit medische overwegingen of met het oog op een strafrechtelijk onderzoek noodzakelijk zijn.

  • 2 Verzoeken van Nederlandse autoriteiten om lijkschouwingen te verrichten worden ingewilligd; in geval van medische overwegingen echter alleen indien lijkschouwing is toegelaten krachtens de Duitse wetgeving. Bij een lijkschouwing mag een door de Nederlandse autoriteiten aangewezen arts aanwezig zijn. In het geval van een lijkschouwing met het oog op een Nederlands strafrechtelijk onderzoek geldt deze bevoegdheid tevens voor een Nederlandse rechter of officier van justitie; diens aanwijzingen met betrekking tot de vereisten van het Nederlandse strafprocesrecht ter zake van lijkschouwingen worden in acht genomen.

  • 3 Ingeval een Nederlandse rechtbank of autoriteit bevoegd is een lijkschouwing te gelasten, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, indien de bevoegde Duitse autoriteit belang heeft bij het resultaat van de lijkschouwing.

Artikel 12. Rechtsmacht in strafzaken

  • 1 Indien het, ter beantwoording van de vraag welke autoriteit bevoegd is tot het uitoefenen van rechtsmacht met betrekking tot een ten laste gelegd feit, noodzakelijk is vast te stellen of een feit strafbaar is volgens het Duitse recht, schorst de Nederlandse rechtbank of autoriteit die de zaak behandelt, de behandeling en doet daarvan mededeling aan de bevoegde Duitse autoriteit. De bevoegde Duitse autoriteit kan binnen eenentwintig dagen na ontvangst van de mededeling of, zolang die mededeling nog niet heeft plaatsgehad, te allen tijde aan de Nederlandse rechtbank of autoriteit een officiële verklaring overleggen betreffende de vraag of het feit volgens het Duitse recht al dan niet strafbaar is.

    Indien de officiële verklaring het feit als „strafbaar naar Duits recht" aanmerkt, dient de verklaring tevens aan te geven op grond van welke bepaling het feit strafbaar is alsmede met welke straf dit feit bedreigd is.

  • 2 De Nederlandse rechtbank of autoriteit beslist in overeenstemming met de verklaring.

  • 3 Indien moet worden vastgesteld of een feit naar Nederlands recht strafbaar is, is de in het eerste en tweede lid voorgeschreven procedure van overeenkomstige toepassing met betrekking tot dat feit, met dien verstande dat in dat geval de officiële verklaring door het bevoegde Nederlandse Openbaar Ministerie wordt afgegeven.

Artikel 13. Strafbare feiten begaan in de uitoefening van de dienst

  • 1 Indien het in de loop van een strafproces tegen een lid van de Bundeswehr noodzakelijk is vast te stellen of een strafbaar feit is voortgevloeid uit een handelen of nalaten in de uitoefening van de dienst, is voor deze vaststelling het Duitse recht beslissend. De bevoegde Duitse autoriteit kan aan de Nederlandse rechtbank of autoriteit die met de behandeling van de zaak is belast, daaromtrent een officiële verklaring overleggen.

  • 2 De Nederlandse rechtbank of autoriteit beslist in overeenstemming met de verklaring.

Artikel 14. Afstand van uitoefening van Nederlandse rechtsmacht

  • 1 Het Koninkrijk der Nederlanden doet in het kader van artikel VII, derde lid, onder c, van het NAVO-Status Verdrag ten gunste van de Bondsrepubliek Duitsland afstand van het in het derde lid, onder b, van genoemd artikel aan de Nederlandse autoriteiten toekomende recht om in gevallen van samenloop van rechtsmacht bij voorrang rechtsmacht uit te oefenen, en wel overeenkomstig de volgende leden.

  • 2 Het Koninkrijk der Nederlanden stelt de bevoegde Duitse autoriteiten in kennis van iedere afzonderlijke zaak die onder de afstand van rechtsmacht als bedoeld in het eerste lid valt. Onverminderd andere kennisgevingsverplichtingen ingevolge het NAVO-Status Verdrag of deze Overeenkomst, stellen de bevoegde Duitse autoriteiten de bevoegde Nederlandse autoriteiten ervan in kennis wanneer zij voornemens zijn gebruik te maken van hun recht van voorrang bij de uitoefening van rechtsmacht, verleend ingevolge artikel VII, derde lid, onder a, van het NAVO-Status Verdrag, ten aanzien van afzonderlijke delicten die de wezenlijke belangen van de Nederlandse rechtspleging kunnen raken.

  • 3 Indien de bevoegde Nederlandse autoriteiten wegens de bijzondere omstandigheden in een afzonderlijk geval van oordeel zijn dat wezenlijke belangen van de Nederlandse rechtspleging de uitoefening van rechtsmacht door Nederlandse autoriteiten gebieden, kunnen zij de afstand van rechtsmacht, gedaan ingevolge het eerste lid van dit artikel, herroepen door een officiële verklaring die zij aan de bevoegde Duitse autoriteiten overleggen binnen eenentwintig dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het tweede lid van dit artikel. De Nederlandse autoriteiten kunnen deze verklaring ook vóór de ontvangst van bedoelde kennisgeving afgeven.

  • 4

    • a. De bevoegde Duitse autoriteiten kunnen met toestemming van de Nederlandse autoriteiten bepaalde strafzaken ten aanzien waarvan rechtsmacht bij de Bondsrepubliek Duitsland berust, voor onderzoek, berechting en uitspraak overdragen aan de Nederlandse rechtbanken of autoriteiten.

    • b. De Nederlandse autoriteiten kunnen met toestemming van de Duitse autoriteiten bepaalde strafzaken ten aanzien waarvan rechtsmacht bij het Koninkrijk der Nederlanden berust, voor onderzoek, berechting en uitspraak overdragen aan de Duitse autoriteiten.

  • 5 Indien een Nederlandse rechtbank of autoriteit ingevolge artikel VII, tweede lid, onder b, van het NAVO-Status Verdrag bij uitsluiting rechtsmacht uitoefent over een lid van de Bundeswehr, wordt op speciaal of algemeen verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland aan de autoriteiten van de Bundeswehr, met inachtneming van de respectieve nationale bepalingen inzake gegevensbescherming van de Overeenkomstsluitende Staten medegedeeld:

    • a. de uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een arrestatiebevel of een bevel tot gedwongen opname,

    • b. het aanhangig maken van strafvervolging,

    • c. de vonnissen/uitspraken,

    • d. de afloop van de zaak, voor zover een mededeling als bedoeld onder a tot en met c kon worden gedaan.

    Het doorgeven van persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats om de Bundeswehr in staat te stellen haar taken op het gebied van disciplinaire aangelegenheden en personeelszaken te vervullen.

Artikel 15. Aanhouding

  • 1 De autoriteiten van de Bundeswehr kunnen een persoon die niet aan de Duitse rechtsmacht onderworpen is, op Nederlands grondgebied, ook buiten het geval van ontdekking op heterdaad, aanhouden in de zin van artikel 54, vijfde lid, van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering,

    • a. indien deze persoon in onmiddellijke samenhang met het feit qua plaats en tijd wordt aangetroffen, of

    • b. indien een Nederlandse autoriteit om aanhouding verzoekt.

  • 2 Indien er gevaar bestaat voor vertraging en het Nederlandse Openbaar Ministerie of een Nederlandse politiefunctionaris niet tijdig bereikbaar is, kunnen de autoriteiten van de Bundeswehr een persoon die niet aan hun rechtsmacht onderworpen is, op Nederlands grondgebied aanhouden in de zin van artikel 54, vijfde lid, van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, indien ernstige verdenking bestaat dat die persoon een strafbaar feit heeft gepleegd of een strafbare poging doet tot het plegen van een strafbaar feit binnen, of gericht tegen, een inrichting van de Bundeswehr dan wel een feit dat strafbaar is op grond van het in artikel 98, 98a en 98c van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht bepaalde. Deze bepaling is slechts van toepassing, indien de betrokkene voortvluchtig is of zich verborgen houdt of indien gegronde reden bestaat om te vrezen dat hij zich aan strafvervolging ter zake van het plegen van een strafbaar feit of een strafbare poging daartoe als bovenbedoeld tracht te onttrekken.

  • 3 In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid kunnen de autoriteiten van de Bundeswehr in het kader van hun overige bevoegdheden de aangehouden persoon visiteren en alle in zijn bezit zijnde voorwerpen in beslag nemen, bij wijze van veiligheidsmaatregel, dan wel voor de bewijsvoering in het onderzoek naar het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht of beschuldigd.

  • 4 De autoriteiten van de Bundeswehr stellen de dichtstbijzijnde Nederlandse officier van justitie, politiefunctionaris of rechter onverwijld in kennis van een aanhouding zoals bedoeld in het tweede lid en geven een persoon die overeenkomstig dit artikel is aangehouden alsmede de in beslag genomen voorwerpen onverwijld over aan de dichtstbijzijnde Nederlandse officier van justitie, politiefunctionaris of rechter.

Artikel 16. Kennisgeving in geval van onderzoek of arrestatie

  • 1 Indien een Nederlandse autoriteit een onderzoek opent of een arrestatie verricht wegens een feit dat strafbaar is op grond van de in artikel 15, tweede lid, van deze Overeenkomst bedoelde bepalingen, stelt de Nederlandse autoriteit die het onderzoek leidt de bevoegde Duitse autoriteiten daarvan onverwijld in kennis. Hetzelfde geldt indien een Nederlandse autoriteit een onderzoek opent of een arrestatie verricht wegens een feit dat op andere wijze gericht is tegen de veiligheid van de Bondsrepubliek Duitsland of van de Bundeswehr.

  • 2 Indien de bevoegde Duitse autoriteit op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden een onderzoek opent of een arrestatie verricht wegens een feit dat op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden is gepleegd en de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden raakt, stelt die autoriteit de bevoegde Nederlandse autoriteiten daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 17. Bewaring

  • 1

    • a. Indien rechtsmacht wordt uitgeoefend door de Duitse autoriteiten, berust de bewaring van leden van de Bundeswehr en van gezinsleden bij de Duitse autoriteiten.

    • b. Indien rechtsmacht wordt uitgeoefend door de Nederlandse autoriteiten, berust de bewaring van leden van de Bundeswehr en van gezinsleden bij de autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden overeenkomstig het tweede en derde lid.

  • 2

    • a. Indien de arrestatie is verricht door de Nederlandse autoriteiten, wordt de gearresteerde persoon overgegeven aan de Duitse autoriteiten, indien deze autoriteiten hierom verzoeken.

    • b. Indien de arrestatie is verricht door de Duitse autoriteiten of indien de gearresteerde persoon aan hen is overgegeven overeenkomstig het tweede lid, onder a.,

      • kunnen zij de bewaring te allen tijde overdragen aan de Nederlandse autoriteiten;

      • nemen zij een door de Nederlandse autoriteiten in bepaalde gevallen gedaan verzoek om overdracht van de bewaring in welwillende overweging.

    • c. In geval van strafbare feiten, uitsluitend gericht tegen de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden, berust de bewaring bij de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig eventueel daartoe met de Duitse autoriteiten te treffen regelingen.

  • 3 Indien de bewaring overeenkomstig het tweede lid van dit artikel bij de Duitse autoriteiten berust, blijft zij bij deze autoriteiten berusten tot de invrijheidstelling of vrijspraak door de Nederlandse autoriteiten, dan wel totdat de tenuitvoerlegging van het vonnis een aanvang neemt. De Duitse autoriteiten stellen de gearresteerde persoon ter beschikking van de Nederlandse autoriteiten voor het onderzoek en het strafproces en nemen daartoe alle passende maatregelen; zij nemen eveneens alle passende maatregelen om te voorkomen dat onderzoek en strafproces nadelig worden beïnvloed (Verdunkelungsgefahr). Zij houden volledig rekening met speciale verzoeken van bevoegde Nederlandse autoriteiten inzake bewaring.

Artikel 18. Aanwezigheid bij terechtzitting en opsporingshandelingen

  • 1

    • a. Indien rechtsmacht in strafzaken wordt uitgeoefend door een Nederlandse rechtbank of autoriteit over een lid van de Bundeswehr of over een gezinslid, heeft een vertegenwoordiger van de Bondsrepubliek Duitsland het recht bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Indien een strafbaar feit uitsluitend is gericht tegen de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden of tegen eigendommen die zich in het Koninkrijk der Nederlanden bevinden dan wel tegen een Nederlander of tegen een persoon die zich op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden bevindt en rechtsmacht op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden wordt uitgeoefend door een rechtbank of een autoriteit van de Bondsrepubliek Duitsland, heeft een Nederlandse vertegenwoordiger het recht bij de terechtzitting aanwezig te zijn.

    • b. In het onder a bepaalde

      • worden onder de uitdrukking „eigendommen die zich in het Koninkrijk der Nederlanden bevinden" niet begrepen eigendommen welke toebehoren aan de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden;

      • wordt onder de uitdrukking „een persoon die zich op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden bevindt" niet begrepen een lid van de Bundeswehr of een gezinslid.

    • c. Het onder a bepaalde is niet van toepassing indien de aanwezigheid van een nationale vertegenwoordiger niet verenigbaar is met de veiligheidseisen van de staat welke rechtsmacht uitoefent die niet tevens veiligheidseisen van de andere staat zijn.

    • d. De Nederlandse rechtbanken en autoriteiten enerzijds en de Duitse rechtbanken en autoriteiten anderzijds stellen elkaar tijdig in kennis van de plaats en de tijd van de terechtzitting.

  • 2 Onder de voorwaarden, omschreven in het eerste lid, heeft een Duitse respectievelijk een Nederlandse vertegenwoordiger ook het recht de verhoren en andere opsporingshandelingen bij te wonen, voor zover dit tussen de Duitse autoriteiten en die van het Koninkrijk der Nederlanden eventueel wordt overeengekomen.

Artikel 19. Bevoegdheden van de militaire politie (Feldjäger)

  • 1 In overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, eerste lid en onverminderd de bepalingen van artikel VII, tiende lid, onder a, van het NAVO-Status Verdrag, is de Nederlandse politie, met inbegrip van de Koninklijke Marechaussee, bevoegd haar taken te verrichten in onroerende goederen die voor uitsluitend gebruik ter beschikking zijn gesteld aan de Bundeswehr, voor zover de openbare orde en veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden worden bedreigd of geschaad. Indien in zodanige onroerende goederen een strafrechtelijke vervolgingsmaatregel ten uitvoer moet worden gelegd, kan de Bondsrepubliek Duitsland na overleg met de Nederlandse autoriteiten over de modaliteiten, deze maatregel ook ten uitvoer doen leggen door haar eigen politie. In dat geval wordt de maatregel onverwijld ten uitvoer gelegd en, indien zulks van Nederlandse zijde wordt verlangd, in tegenwoordigheid van vertegenwoordigers van de Nederlandse autoriteiten.

  • 2 De militaire politie (Feldjäger) van de Bundeswehr is bevoegd te patrouilleren op openbare wegen, in openbare vervoermiddelen, in restaurants en in alle andere voor het publiek toegankelijke plaatsen ten einde de noodzakelijke maatregelen voor de handhaving van orde en tucht ten aanzien van militairen van de Bundeswehr te treffen. De bijzonderheden inzake de uitoefening van dit recht worden in overleg vastgesteld tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr, die terzake wederkerig nauw contact zullen onderhouden.

  • 3 Indien de openbare orde en veiligheid in gevaar worden gebracht of verstoord door een incident waarbij militairen van de Bundeswehr zijn betrokken, neemt de militaire politie (Feldjäger) van de Bundeswehr op verzoek van de Nederlandse autoriteiten ten aanzien van deze personen de vereiste maatregelen om de orde en tucht te handhaven of te herstellen.

Artikel 20. Veiligheid van de strijdkrachten

  • 1 Het Koninkrijk der Nederlanden neemt die wettelijke maatregelen die het noodzakelijk acht om op zijn grondgebied de veiligheid en de bescherming te verzekeren van de Bundeswehr en haar leden.

  • 2 Ter uitvoering van artikel VII, elfde lid, van het NAVO-Status Verdrag en van het eerste lid van dit artikel garandeert het Koninkrijk der Nederlanden dezelfde strafrechtelijke bescherming voor de Bundeswehr en haar leden als die welke het Nederlandse leger en zijn leden genieten.

Artikel 21. Niet bijwonen niet-strafrechtelijke procedures

Indien leden van de Bundeswehr en gezinsleden tijdelijk verhinderd zijn een niet-strafrechtelijke procedure waarbij zij partij zijn bij te wonen en indien de bevoegde Nederlandse rechtbank of autoriteit hiervan zonder verwijtbare vertraging in kennis wordt gesteld, wordt daarmede naar behoren rekening gehouden, opdat zij hiervan rechtens geen nadeel ondervinden.

Artikel 22. Ondersteuning bij tenuitvoerlegging

  • 1 De autoriteiten van de Bundeswehr werken naar vermogen mede aan de tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken en andere executoriale titels (vollstreckbarer Titel) van Nederlandse rechtbanken en autoriteiten in niet-strafrechtelijke procedures.

  • 2

    • a. Een Nederlandse autoriteit of rechtbank kan in een niet-strafrechtelijke procedure leden van de Bundeswehr of gezinsleden slechts gijzelen ter verzekering van de naleving van een gerechtelijke of administratieve beslissing waaraan de betrokkene op verwijtbare wijze geen gevolg heeft gegeven of geeft. Gijzeling kan niet worden gelast ten aanzien van enig handelen of nalaten in de uitoefening van de dienst. Een officiële verklaring van de hoogste bevoegde Duitse autoriteit dat het handelen of nalaten was geschied in de uitoefening van de dienst, is bindend voor Nederlandse instanties. In andere gevallen houden de bevoegde Nederlandse instanties naar behoren rekening met het standpunt van de hoogste bevoegde Duitse autoriteit dat hogere belangen zich tegen gijzeling verzetten.

    • b. Gijzeling op grond van dit lid kan slechts plaatsvinden nadat de autoriteiten van de Bundeswehr hebben gezorgd voor vervanging van betrokkene, indien zij zulks noodzakelijk achten. De autoriteiten van de Bundeswehr nemen onverwijld alle noodzakelijke en redelijkerwijs aanvaardbare maatregelen hiertoe en verlenen de Nederlandse autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een beslissing ingevolge dit lid alle medewerking die in hun vermogen ligt.

  • 3 De bedragen verschuldigd door de Bondsrepubliek Duitsland aan een lid van de Bundeswehr zijn in zoverre onderworpen aan beslag of een andere vorm van executie op last van een Nederlandse rechtbank of autoriteit als door de Duitse wetgeving is toegestaan. De in het eerste lid bedoelde medewerking omvat ook het verstrekken van inlichtingen omtrent de mogelijkheid van executie op reeds uitgekeerde inkomsten.

  • 4 Wanneer de tenuitvoerlegging op grond van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of andere executoriale titel van een Nederlandse rechtbank of autoriteit in een niet-strafrechtelijke procedure dient plaats te vinden in een inrichting van de Bundeswehr, wordt deze tenuitvoerlegging door een Nederlandse deurwaarder uitgevoerd in tegenwoordigheid van een vertegenwoordiger van de Bundeswehr.

Artikel 23. Tenuitvoerlegging bij vorderingen

Indien een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een andere executoriale titel van een Nederlandse rechtbank of autoriteit moet worden ten uitvoer gelegd tegen een schuldenaar aan wie een bedrag verschuldigd is, hetzij uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de Bundeswehr overeenkomstig artikel 40, hetzij uit hoofde van rechtstreekse leveranties of diensten aan de Bundeswehr, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien de betaling plaatsvindt door tussenkomst van een Nederlandse autoriteit, is die autoriteit, indien haar door een instantie die met de tenuitvoerlegging is belast wordt verzocht het bedrag niet aan de schuldenaar maar aan de schuldeiser die beslag heeft gelegd te betalen, gerechtigd aan dat verzoek te voldoen binnen de grenzen van de Nederlandse wettelijke voorschriften.

  • b. Indien de betaling niet plaatsvindt door tussenkomst van een Nederlandse autoriteit, deponeren de autoriteiten van de Bundeswehr op verzoek van een instantie die met de tenuitvoerlegging is belast, van de geldsom die zij erkennen aan de schuldenaar tegen wie de executie plaatsvindt schuldig te zijn, het in het verzoek genoemde bedrag bij de bevoegde instantie, voor zover de Duitse wetgeving dit toelaat. Zulks strekt de Bundeswehr tot het gedeponeerde bedrag tegenover de schuldenaar tot bevrijding van haar schuld.

Artikel 24. Betekening

  • 1 De betekening van documenten aan leden van de Bundeswehr of aan gezinsleden door middel van openbare kennisgeving dient tevens te geschieden door middel van bekendmaking van een uittreksel van het te betekenen document in de Duitse taal in een door de Bondsrepubliek Duitsland te noemen publicatieblad.

  • 2 Indien de betekening van een document door een Nederlandse deurwaarder moet geschieden aan een persoon die zich binnen een inrichting van de Bundeswehr bevindt, neemt de autoriteit van de Bundeswehr die verantwoordelijk is voor het beheer van de inrichting alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de Nederlandse deurwaarder in staat te stellen de betekening te verrichten.

Artikel 25. Dagvaarding

Indien een lid van de Bundeswehr of een gezinslid wordt gedagvaard voor een Nederlandse rechtbank of autoriteit, nemen de autoriteiten van de Bundeswehr, tenzij militaire noodzaak zich hiertegen verzet, alle onder hun bevoegdheid vallende maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokkene verschijnt, mits de verschijning ingevolge de Nederlandse wetgeving verplicht is.

Artikel 26. Geheimhouding bij verhoren

  • 1 Indien in de loop van een al dan niet strafrechtelijke procedure of een verhoor voor een rechtbank of een autoriteit van de Bondsrepubliek Duitsland of van het Koninkrijk der Nederlanden blijkt dat een staatsgeheim van één van beide Staten of van beide, of een inlichting die de veiligheid van één van beide Staten of van beide zou kunnen schaden, openbaar gemaakt zou kunnen worden, verzoekt de rechtbank of autoriteit de bevoegde autoriteit om schriftelijk haar toestemming te geven tot het openbaar maken van het staatsgeheim of de inlichting. Indien de bevoegde autoriteit bezwaar heeft tegen de openbaarmaking, neemt de rechtbank of autoriteit alle haar ter beschikking staande maatregelen, met inbegrip van die bedoeld in het tweede lid, om de openbaarmaking te voorkomen, mits daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op de grondwettelijke rechten van één der Overeenkomstsluitende Staten.

  • 2 De Nederlandse bepalingen aangaande behandeling met gesloten deuren in al dan niet strafrechtelijke procedures zijn van overeenkomstige toepassing in zaken voor Nederlandse rechtbanken en autoriteiten, indien de veiligheid van de Bundeswehr in gevaar dreigt te worden gebracht.

Artikel 27. Getuigen en deskundigen

De rechten en voorrechten van getuigen, slachtoffers en deskundigen worden bepaald door de wetgeving van de rechtbank of autoriteit waarvoor zij verschijnen. Indien getuigen, slachtoffers of deskundigen lid van de Bundeswehr of gezinslid zijn, houdt de rechtbank of autoriteit naar behoren rekening met de rechten en voorrechten die zij zouden hebben voor een Duitse rechtbank, of, indien zij niet tot deze categorieën behoren, voor een Nederlandse rechtbank.

Artikel 28. Veiligheid van dienstpostzendingen

Voor zover in enige bepaling van het NAVO-Status Verdrag of van deze Overeenkomst niet het tegendeel is bepaald, zijn archieven, documenten, als zodanig herkenbare dienstpostzendingen en eigendommen van de Bundeswehr niet vatbaar voor onderzoek, inbeslagneming of censuur door de Nederlandse autoriteiten, tenzij van die immuniteit afstand wordt gedaan.

Artikel 29. Aansprakelijkheid

  • 1 De regeling van vorderingen terzake van schade veroorzaakt door een handelen of nalaten van de Bundeswehr en haar leden of door andere voorvallen waarvoor de Bundeswehr aansprakelijk is, wordt beheerst door de bepalingen van artikel VIII van het NAVO-Status Verdrag en de aanvullende bepalingen van dit artikel.

  • 2 Geen schadeloosstelling wordt betaald in geval van schade aan openbare wegen, bruggen, bevaarbare waterwegen en andere openbare verkeerswerken, voortvloeiende uit het gebruik daarvan door de Bundeswehr voor normale verkeersdoeleinden.

  • 3

    • a. Het Koninkrijk der Nederlanden doet afstand van al zijn vorderingen op de Bondsrepubliek Duitsland ter zake van verlies van of schade aan eigendommen van het Koninkrijk der Nederlanden die uitsluitend voor het gebruik van de Bundeswehr ter beschikking zijn gesteld. Deze afstand is niet van toepassing op schade die opzettelijk of door grove nalatigheid is veroorzaakt. Deze afstand is ook niet van toepassing op schade aan eigendommen van de Nederlandse Spoorwegen of de Nederlandse posterijen.

    • b. De bepalingen van artikel VIII, tweede lid, onder f, van het NAVO-Status Verdrag zijn niet van toepassing op verlies van of schade aan eigendommen van de Nederlandse Spoorwegen of de Nederlandse posterijen noch op schade aan Nederlandse wegen.

  • 4 De Bondsrepubliek Duitsland doet afstand van al haar vorderingen op het Koninkrijk der Nederlanden ter zake van verlies van of schade aan eigendommen van de Bondsrepubliek Duitsland veroorzaakt door leden of werknemers van de Nederlandse strijdkrachten in de uitoefening van hun dienst of door het gebruik van voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen van de Nederlandse strijdkrachten, mits die eigendommen door de Bundeswehr worden gebruikt en zij zich in het Koninkrijk der Nederlanden bevinden. Deze afstand is niet van toepassing op schade die opzettelijk of door grove nalatigheid is veroorzaakt.

  • 5 De bepalingen van artikel VIII, vijfde lid, van het NAVO-Status Verdrag en van dit artikel zijn niet van toepassing op schade, geleden door leden van de Bundeswehr en veroorzaakt door een handelen of nalaten van andere leden van de Bundeswehr of door andere voorvallen waarvoor de Bundeswehr aansprakelijk is.

  • 6 De aansprakelijkheid van de Bundeswehr wordt niet beïnvloed door de omstandigheid dat zij onttrokken is aan de Nederlandse voorschriften. Indien de Nederlandse strijdkrachten dezelfde vrijstellingen genieten, behoeft alleen schadeloosstelling te worden betaald indien en voor zover schadeloosstelling dient te worden betaald voor schade veroorzaakt door de Nederlandse strijdkrachten.

  • 7

    • a. Indien ten gevolge van een voorval aan een derde schade is toegebracht die met toepassing van artikel VIII, vijfde lid, van het NAVO-Status Verdrag wordt afgewikkeld en er ten gevolge van hetzelfde voorval eveneens schade is toegebracht aan de Bondsrepubliek Duitsland, worden, indien de derde aansprakelijk is voor het vergoeden van die schade, de vordering van de Bondsrepubliek Duitsland en de vordering van de derde gecompenseerd.

    • b. Het Koninkrijk der Nederlanden maakt in overeenstemming met administratieve overeenkomsten en op verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland namens de Bondsrepubliek Duitsland vorderingen geldend tegen in het Koninkrijk der Nederlanden verblijvende personen, welke vorderingen voortvloeien uit schade die aldaar aan de Bondsrepubliek Duitsland is toegebracht; dit is niet van toepassing op contractuele vorderingen. De kosten die het Koninkrijk der Nederlanden bij het geldend maken van vorderingen maakt, worden, voor zover zij de algemene administratieve kosten te boven gaan, door de Bondsrepubliek Duitsland vergoed.

  • 8

    • a. Behalve in gevallen waarin het niet mogelijk is vast te stellen of de Nederlandse krijgsmacht of de Bundeswehr voor het verlies of de schade verantwoordelijk is, verstrekt de Bundeswehr een verklaring inzake de in artikel VIII, achtste lid, van het NAVO-Status Verdrag bedoelde vragen; zij neemt op verzoek van de Nederlandse autoriteiten een zodanige verklaring opnieuw in beschouwing indien gedurende het onderzoek van een vordering een Nederlandse autoriteit of een Nederlandse rechtbank tot het inzicht mocht komen dat er omstandigheden bestaan die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dan in de verklaring is neergelegd.

    • b. Indien er een verschil van mening blijft bestaan dat niet kan worden opgelost door middel van nadere besprekingen tussen de twee partijen op hoger niveau, wordt de procedure gevolgd die is neergelegd in artikel VIII, achtste lid, van het NAVO-Status Verdrag.

    • c. De Nederlandse autoriteiten of rechtbanken nemen hun beslissingen op grond van de verklaring onderscheidenlijk de beslissing van de arbiter.

  • 9

    • a. De bepalingen van artikel VIII van het NAVO-Status Verdrag en van dit artikel zijn van toepassing op schades die zijn veroorzaakt of worden geacht te zijn veroorzaakt na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

    • b. Schades die zijn veroorzaakt vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst of die worden geacht voordien te zijn veroorzaakt, worden behandeld in overeenstemming met de regelingen die tot dat tijdstip van toepassing waren.

  • 10 Ter regeling van de tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr te volgen procedure bij de afwikkeling van schadevorderingen worden administratieve overeenkomsten gesloten.

Artikel 30. Manoeuvres en andere oefeningen

  • 1 Voor zover de Bundeswehr haar oefenprogramma niet kan uitoefenen op de haar voor uitsluitend gebruik of medegebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen, zonder aan de oefeningsdoeleinden afbreuk te doen, heeft de Bundeswehr op grond van dit artikel het recht, onder voorbehoud van toestemming van de Nederlandse minister van Defensie, buiten deze onroerende goederen manoeuvres en andere oefeningen uit te voeren in de mate die nodig is ter vervulling van haar taak. De beslissing van de Nederlandse minister van Defensie wordt genomen nadat naar behoren rekening is gehouden met alle aspecten die voortvloeien uit multilaterale of bilaterale overeenkomsten waarbij het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland partij zijn, met inbegrip van de door de Geallieerde Opperbevelhebber in Europa of andere autoriteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of de bevoegde Europese autoriteiten vastgestelde oefeningseisen. Voor het uitvoeren van of de deelneming aan manoeuvres of andere oefeningen in overeenstemming met dit artikel door onderdelen van de krijgsmacht die voor dit doel naar het Koninkrijk der Nederlanden komen, is de toestemming van de bevoegde Nederlandse autoriteiten vereist. De procedures voor kennisgeving, coördinering en goedkeuring van manoeuvres en andere oefeningen worden geregeld in een afzonderlijke overeenkomst.

  • 2 Op het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel zijn de desbetreffende bepalingen van de Nederlandse wetgeving van toepassing. Op verzoek van de autoriteiten van de Bundeswehr verstrekken de Nederlandse militaire autoriteiten informatie over deze bepalingen of doen zij deze verstrekken. De bevoegde Nederlandse autoriteiten voeren tijdig besprekingen met de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland over verwachte fundamentele wijzigingen in Nederlandse wettelijke bepalingen die wezenlijk afbreuk kunnen doen aan het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen.

Artikel 31. Manoeuvres en andere oefeningen in het luchtruim

  • 1 De Bundeswehr heeft op grond van dit artikel het recht, onder voorbehoud van toestemming van de bevoegde Nederlandse autoriteiten, in het luchtruim van het Koninkrijk der Nederlanden manoeuvres en andere oefeningen uit te voeren in de mate die nodig is ter vervulling van haar taak. De beslissing van de bevoegde Nederlandse autoriteiten wordt genomen nadat naar behoren rekening is gehouden met alle aspecten die voortvloeien uit multilaterale of bilaterale overeenkomsten waarbij het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland partij zijn, met inbegrip van de door de Geallieerde Opperbevelhebber in Europa en andere autoriteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of de bevoegde Europese autoriteiten vastgestelde opleidingseisen.

  • 2 Op het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel zijn de Nederlandse voorschriften inzake het binnenvliegen en het gebruik van het Nederlandse luchtruim en inzake het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen van toepassing, alsmede de toepasselijke procedures betreffende kennisgeving, goedkeuring en coördinering als vervat in de desbetreffende wetten, voorschriften en bekendmakingen. De bevoegde Nederlandse autoriteiten voeren tijdig besprekingen met de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland over verwachte wijzigingen in Nederlandse voorschriften of administratieve bepalingen betreffende het binnenvliegen en het gebruik van het Nederlandse luchtruim en het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen. De Overeenkomstsluitende Staten wenden zich tot de op dit terrein bevoegde organisaties om die wijzigingen te bespreken.

  • 3 De bepalingen van artikel 30 zijn zowel van toepassing op landingen buiten de luchtvaartterreinen als op parachutesprongen of het afwerpen van voorwerpen per parachute op terreinen die niet voor permanent gebruik ter beschikking van de Bundeswehr zijn gesteld.

  • 4 Nederlandse voorschriften inzake het binnenvliegen en het gebruik van het Nederlandse luchtruim en het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen, alsmede de toepasselijke procedures betreffende kennisgeving, goedkeuring en coördinatie als vervat in de desbetreffende wetten, voorschriften en bekendmakingen omvatten mede de wetgeving inzake het luchtverkeer in de dan van kracht zijnde versie, en de uit hoofde daarvan uitgevaardigde voorschriften, civiele en militaire administratieve regels, alsook relevante procedures en nationale voorschriften als bekendgemaakt in het AFCENT LOW FLYING HANDBOOK of latere publicaties. Naast de bepalingen van dit artikel zijn overeenkomsten – en eventuele toekomstige wijzigingen daarop – inzake het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen in het Nederlandse luchtruim die het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland hebben gesloten of zullen sluiten van toepassing, totdat deze worden vervangen of opgezegd.

  • 5 De in het tweede lid van dit artikel genoemde bevoegde organisaties omvatten mede de AFCENT LOW FLYING WORKING GROUP of een organisatie waardoor deze wordt opgevolgd.

Artikel 32. Levering van goederen en diensten

  • 1 Ter zake van de levering van goederen en diensten doet het Koninkrijk der Nederlanden de Bundeswehr een behandeling ten deel vallen die niet minder gunstig is dan die welke de Nederlandse strijdkrachten ontvangen.

  • 2 Met het oog op de maatregelen die eventueel ingevolge het bepaalde in artikel IX, tweede lid, tweede volzin, van het NAVO-Status Verdrag noodzakelijk blijken, delen de autoriteiten van de Bundeswehr aan de Nederlandse autoriteiten – indien deze hierom verzoeken – hun behoeften op bepaalde gebieden van bevoorrading mede.

  • 3 De Bundeswehr kan zich de goederen en diensten die zij nodig heeft hetzij rechtstreeks, hetzij – na voorafgaande afspraak – door bemiddeling van de bevoegde Nederlandse autoriteiten verschaffen. De uitvoering van vervoersdiensten is geregeld in artikel 41.

  • 4 Indien de autoriteiten van de Bundeswehr zich rechtstreeks goederen en diensten verschaffen,

    • a. kunnen zij de bij hen gebruikelijke procedure volgen, mits met inachtneming van de in het Koninkrijk der Nederlanden geldende beginselen met betrekking tot aanschaffingen voor de openbare dienst, welke beginselen zijn neergelegd in de voorschriften inzake de mededinging, preferente inschrijvers en de prijzen die van toepassing zijn op aanschaffingen voor de openbare dienst;

    • b. stellen zij de Nederlandse autoriteiten in kennis van de aard en de omvang van de bestelling, de naam van de leverancier en de overeengekomen prijs, tenzij het bestellingen van ondergeschikt belang betreft.

  • 5 Indien de autoriteiten van de Bundeswehr zich goederen en diensten verschaffen door bemiddeling van de Nederlandse autoriteiten,

    • a. delen zij hun behoeften tijdig en in bijzonderheden mede aan de Nederlandse autoriteiten, onder vermelding van met name de technische specificaties en de bijzondere voorwaarden inzake aflevering en betaling;

    • b. worden de contracten met betrekking tot goederen en diensten gesloten tussen de Nederlandse autoriteiten en de leveranciers; de Nederlandse wettelijke en administratieve voorschriften inzake aanschaffingen voor de openbare dienst zijn van toepassing;

    • c. staan de Nederlandse autoriteiten – onverminderd hun uitsluitende bevoegdheid tegenover de leverancier – aan de autoriteiten van de Bundeswehr toe deel te nemen aan het sluiten en uitvoeren van contracten voor zover dit nodig is om hun belangen voldoende tot hun recht te doen komen; in het bijzonder worden geen contracten gesloten of gewijzigd zonder schriftelijke toestemming van de autoriteiten van de Bundeswehr; de afname van de goederen en diensten geschiedt gemeenschappelijk, tenzij anders is overeengekomen;

    • d. betaalt de Bondsrepubliek Duitsland aan het Koninkrijk der Nederlanden terug:

      • alle uitgaven die volgens de Nederlandse wetgeving met betrekking tot aanschaffingen voor de openbare dienst ten laste komen van het Koninkrijk der Nederlanden, met dien verstande dat uitgaven ten gevolge van een buitenrechtelijk akkoord alleen worden terugbetaald indien de Bundeswehr in het sluiten van het akkoord heeft toegestemd;

      • onverschuldigde betalingen gedaan met toestemming van de Bundeswehr;

      • uitgaven voortvloeiende uit maatregelen door de Nederlandse autoriteiten in noodgevallen genomen ter bescherming van de belangen van de Bundeswehr, voor zover deze uitgaven niet ten laste gebracht kunnen worden van de leverancier;

    • e. stellen de autoriteiten van de Bundeswehr de noodzakelijke geldmiddelen zo tijdig beschikbaar, dat de betalingen op de vervaldagen kunnen plaatsvinden;

    • f. zijn de autoriteiten van de Bundeswehr gerechtigd om op een schriftelijk nader overeen te komen wijze de bescheiden met betrekking tot betalingen verricht door de daartoe bevoegde Nederlandse instanties te verifiëren;

    • g. worden de details van de in dit lid onder a, c, d, e en f bedoelde procedures geregeld bij administratieve overeenkomsten tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr, in het bijzonder ter verzekering van uitvoering van de aanschaffingsprocedure binnen de gestelde termijn.

Artikel 33. Behoefte aan onroerende goederen

  • 1

    • a. In de behoeften van de Bundeswehr aan onroerende goederen wordt voorzien in overeenstemming met het NAVO-Status Verdrag en de bepalingen van deze Overeenkomst.

    • b. De behoeften van de Bundeswehr aan onroerende goederen worden door middel van periodiek in te dienen schema's ter kennis gebracht van de Nederlandse autoriteiten. Buiten deze schema's delen de autoriteiten van de Bundeswehr slechts in noodgevallen hun behoeften aan onroerende goederen mede. Deze mededelingen behelzen door de Bundeswehr vastgestelde gedetailleerde gegevens die in het bijzonder betrekking hebben op de bij benadering aangegeven ligging van het gebied, de omvang, het voorgestelde gebruik, de geschatte duur van de behoefte en de data waarop de onroerende goederen ter beschikking moeten worden gesteld.

    • c. De autoriteiten van de Bundeswehr sluiten met de Nederlandse autoriteiten overeenkomsten inzake de voorziening in hun behoeften aan onroerende goederen. Deze overeenkomsten strekken zich tevens uit tot de toegang tot de onroerende goederen (wegen, spoorwegen of waterwegen) en, in voorkomende gevallen, tot de kosten bedoeld in artikel 45. De Nederlandse autoriteiten voeren de ingevolge deze overeenkomsten te treffen maatregelen uit.

    • d. De Nederlandse autoriteiten wijzen op verzoek de ondernemingen aan die verantwoordelijk zijn voor de levering aan de Bundeswehr van water, gas en elektriciteit of voor de afvoer van afvalwater, met welke ondernemingen contracten kunnen worden gesloten. Voor zover in de behoeften van de Bundeswehr niet kan worden voorzien door middel van contracten tussen de autoriteiten van de Bundeswehr en de betrokken ondernemingen, wordt inzake de voorziening in deze behoeften een overeenkomst gesloten tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr, indien laatstgenoemden hierom verzoeken.

      De Nederlandse autoriteiten nemen passende maatregelen om de nakoming van deze overeenkomst te verzekeren, zo nodig door het sluiten van contracten.

  • 2 Met betrekking tot de overeenkomstig het eerste lid aan de Bundeswehr ter beschikking te stellen onroerende goederen worden speciale schriftelijke overeenkomsten gesloten; deze overeenkomsten bevatten gegevens betreffende de omvang, de aard, de plaats, de toestand en de inventaris van de onroerende goederen, alsmede de bijzonderheden betreffende het gebruik ervan. De onroerende goederen worden uitsluitend aan de Bundeswehr voor legering en gebruik ter beschikking gesteld, voor zover niet anders is overeengekomen tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr.

  • 3 De Bundeswehr is verantwoordelijk voor de uitvoering van de herstel- en onderhoudswerkzaamheden die nodig zijn om de ter beschikking gestelde onroerende goederen in goede staat van onderhoud te houden, tenzij met betrekking tot de tegen betaling ter beschikking gestelde onroerende goederen in de overeenkomsten gesloten ingevolge het tweede lid anders is bepaald.

  • 4 De volgende bepalingen zijn van toepassing op de teruggave van onroerende goederen door de Bundeswehr:

    • a. De autoriteiten van de Bundeswehr controleren voortdurend hun behoeften aan onroerende goederen, teneinde te verzekeren dat het aantal en de omvang van de door hen gebruikte onroerende goederen worden beperkt tot het minimaal vereiste. Bovendien verifiëren zij op verzoek van de Nederlandse autoriteiten hun behoeften in individuele gevallen. Behoudens eventuele bijzondere overeenkomsten inzake de duur van het gebruik worden onroerende goederen die niet langer nodig zijn of waarvoor andere onroerende goederen die in de behoeften van de Bundeswehr voorzien ter beschikking zijn gesteld, na voorafgaande kennisgeving onverwijld aan de Nederlandse autoriteiten teruggegeven.

    • b. Het gestelde onder a is van overeenkomstige toepassing indien de Bundeswehr niet meer het gehele onroerende goed nodig heeft en een gedeeltelijke teruggave mogelijk is.

    • c. Behoudens het gestelde onder a houden de autoriteiten van de Bundeswehr naar behoren rekening met verzoeken van de Nederlandse autoriteiten om teruggave van een speciaal onroerend goed wanneer het, gelet op de gemeenschappelijke verdedigingstaak, duidelijk is dat het Nederlandse belang bij het gebruik van een dergelijk onroerend goed overheerst.

    • d. Onroerende goederen die na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor een bepaalde termijn aan de Bundeswehr ter beschikking zijn gesteld, worden na afloop van die termijn teruggegeven, mits deze tijdsduur is vastgesteld overeenkomstig de verklaringen door de autoriteiten van de Bundeswehr verstrekt op het tijdstip dat zij hun behoefte aan onroerende goederen mededeelden; de tijdsduur van het gebruik mag worden verlengd voor zover de eigenaar of een andere rechthebbende erin toestemt dan wel vordering is toegestaan ingevolge de Nederlandse vorderingswetgeving.

    • e. Voorwerpen die tezamen met onroerende goederen zijn gevorderd en die zich nog in deze onroerende goederen bevinden, worden tegelijk met de onroerende goederen teruggegeven, tenzij de eigenaar met een andere regeling instemt.

Artikel 34. Bouwwerkzaamheden

  • 1 De programma's betreffende de bouwplannen die noodzakelijk zijn om in de behoeften van de Bundeswehr te voorzien, worden door de autoriteiten van de Bundeswehr toegezonden aan de bevoegde Nederlandse autoriteiten.

  • 2 De bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd door de bevoegde Nederlandse autoriteiten overeenkomstig de geldende Nederlandse wettelijke bepalingen en administratieve voorschriften en overeenkomstig bijzondere administratieve overeenkomsten. In voorkomend geval worden bij de uitvoering van deze bouwwerkzaamheden op verzoek Duitse bouwvoorschriften in acht genomen, voor zover deze op het gebied van de openbare orde en veiligheid hogere eisen stellen dan de Nederlandse voorschriften.

  • 3 Indien de in het tweede lid van dit artikel bedoelde werkzaamheden ten behoeve van de Bundeswehr worden uitgevoerd door de Nederlandse autoriteiten,

    • a. kunnen de autoriteiten van de Bundeswehr wanneer zij zulks noodzakelijk achten deelnemen aan het ontwerpen van de plannen of zelf de plannen en bestekken verstrekken;

    • b. worden de aard, de inhoud en de omvang van de op te maken bescheiden inzake de bouw tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr overeengekomen;

    • c. geschiedt de gunning eerst nadat de autoriteiten van de Bundeswehr de bescheiden inzake de vergunning schriftelijk hebben goedgekeurd;

    • d. wordt aan de autoriteiten van de Bundeswehr toegestaan deel te nemen aan inspecties van bouwwerken en hebben zij toegang tot bouwplannen en alle daarop betrekking hebbende bescheiden en afrekeningen en wonen zij de oplevering bij;

    • e. ontslaan de Nederlandse autoriteiten de aannemer eerst van zijn contractuele verplichtingen nadat zij de schriftelijke goedkeuring van de autoriteiten van de Bundeswehr hebben verkregen;

    • f. betaalt de Bondsrepubliek Duitsland aan het Koninkrijk der Nederlanden terug:

      • alle uitgaven, indien de Bundeswehr daarmee heeft ingestemd;

      • onverschuldigde betalingen gedaan met toestemming van de Bundeswehr;

      • uitgaven voortvloeiende uit maatregelen door de Nederlandse autoriteiten in noodgevallen genomen ter bescherming van de belangen van de Bundeswehr, voor zover deze uitgaven niet ten laste kunnen worden gebracht van de aannemer;

    • g. stellen de autoriteiten van de Bundeswehr de noodzakelijke geldmiddelen zo tijdig beschikbaar dat de betalingen op de vervaldagen kunnen plaatsvinden;

    • h. zijn de autoriteiten van de Bundeswehr gerechtigd om op een nader overeen te komen wijze de bescheiden met betrekking tot betalingen verricht door de daartoe bevoegde Nederlandse instanties te verifiëren;

    • i. stelt de Bondsrepubliek Duitsland de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig administratieve overeenkomsten schadeloos ten aanzien van bijzondere diensten, door de laatstgenoemden in verband met de uitvoering van bouwwerkzaamheden (bouwplannen, toezicht en inspectie) geleverd.

Artikel 35. Vergoeding van de restwaarde

  • 1 Indien de Bondsrepubliek Duitsland voornemens is onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen die rechtens eigendom zijn van het Koninkrijk der Nederlanden en die de Bundeswehr ter beschikking zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk terug te geven, wordt overeenstemming bereikt tussen de autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse autoriteiten met betrekking tot de eventuele op het tijdstip van teruggave bestaande restwaarde van verbeteringen die de Bondsrepubliek Duitsland ten laste van eigen fondsen heeft aangebracht. Het Koninkrijk der Nederlanden betaalt de overeengekomen restwaarde aan de Bondsrepubliek Duitsland terug. Het gestelde in de eerste en tweede volzin is eveneens van toepassing op uitrusting en voorraden die de Bondsrepubliek Duitsland uit eigen middelen heeft aangeschaft en die ingevolge overeenkomst bij deze onroerende goederen moeten achterblijven.

  • 2 Betaling ingevolge het eerste lid wordt niet verricht voor zover ingevolge artikel 29 schadevergoeding voor schade door de Bondsrepubliek Duitsland toegebracht aan onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen moet worden betaald of zou moeten worden betaald, indien geen afstand van de vordering tot schadevergoeding was gedaan dan wel indien de Bondsrepubliek Duitsland niet van haar aansprakelijkheid voor zodanige vorderingen ingevolge genoemd artikel was bevrijd.

  • 3 De Bondsrepubliek is niet verplicht aangebrachte verbeteringen, uitrustingsgoederen of voorraden van onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen, die rechtens eigendom zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, te verwijderen.

  • 4 Bij het bereiken van overeenstemming over de restwaarde gaan de Nederlandse autoriteiten uit van het militaire of economische nut dat de achtergelaten verbeteringen, uitrustingsgoederen of voorraden voor henzelf hebben, of van de eventuele nettoopbrengst van de verkoop.

Artikel 36. Maatregelen binnen onroerende goederen

  • 1 De Bundeswehr kan binnen de haar voor uitsluitend gebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen ten behoeve van een genoegzame vervulling van haar verdedigingsverplichtingen alle noodzakelijke maatregelen nemen. Op het gebruik van die onroerende goederen is het Nederlandse recht van toepassing, tenzij in deze Overeenkomst en in andere internationale overeenkomsten anders is bepaald en voor zover het niet de organisatie, het interne functioneren en de leiding van de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden en andere interne aangelegenheden die geen voorzienbare gevolgen hebben voor rechten van derden, naburige gemeenschappen of het algemeen belang, betreft. De bevoegde Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr plegen overleg en werken samen om eventuele verschillen van mening bij te leggen.

  • 2 De eerste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op maatregelen met betrekking tot het luchtruim boven de onroerende goederen, mits de maatregelen die het luchtverkeer zouden kunnen hinderen slechts worden genomen in overleg met de Nederlandse autoriteiten.

  • 3 Het gebruik van militaire oefenterreinen, lokale militaire oefenterreinen en schietbanen door onderdelen van de strijdkrachten die voor oefen- en opleidingsdoeleinden naar het Koninkrijk der Nederlanden zijn overgebracht, dient vooraf te worden aangekondigd ter goedkeuring door de bevoegde Nederlandse autoriteiten. Het gebruik wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Nederlandse autoriteiten daartegen geen bezwaar maken binnen 45 dagen na de ontvangst van de aankondiging.

  • 4 Bijzonderheden betreffende het gebruik van militaire oefenterreinen, luchtverdedigingsterreinen, lokale militaire oefenterreinen en schietbanen, alsmede de in het derde lid bedoelde aankondiging en goedkeuring, worden geregeld in administratieve overeenkomsten.

  • 5 De autoriteiten van de Bundeswehr verlenen de bevoegde Nederlandse autoriteiten alle redelijke bijstand die noodzakelijk is om de Nederlandse belangen te waarborgen, waaronder toegang tot onroerende goederen na voorafgaande kennisgeving, opdat zij hun taken in het kader van de openbare dienst kunnen vervullen. De voor de onroerende goederen bevoegde Nederlandse autoriteiten verlenen de autoriteiten van de Bundeswehr op verzoek bijstand. In noodgevallen en bij dreigend gevaar maken de autoriteiten van de Bundeswehr onmiddellijk toegang mogelijk zonder voorafgaande kennisgeving. De autoriteiten van de Bundeswehr besluiten per geval of zij de Nederlandse autoriteiten zullen begeleiden.

  • 6 In alle gevallen van toegang wordt rekening gehouden met overwegingen van militaire veiligheid, in het bijzonder de onschendbaarheid van zones, uitrusting en documenten waarvoor geheimhouding geldt.

  • 7 De autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse autoriteiten regelen de toegang zodanig dat daardoor noch het waarborgen van de Nederlandse belangen, noch aan de gang of ophanden zijnde militaire oefeningen op onredelijke wijze worden belemmerd.

  • 8 Mocht in de gevallen bedoeld in het vijfde tot en met het zevende lid geen overeenstemming worden bereikt, dan wordt de aangelegenheid aan beide zijden voorgelegd aan de bevoegde hogere autoriteiten.

Artikel 37. Betrokkenheid van Nederlandse autoriteiten bij procedures

  • 1 Voor zover het Nederlandse recht van toepassing is in verband met het gebruik van de in artikel 36 bedoelde onroerende goederen, en dit voorschrijft dat een bijzondere vergunning, machtiging of enige andere vorm van officiële toestemming moet worden verkregen, dienen de Nederlandse autoriteiten, in samenwerking en in overleg met de autoriteiten van de Bundeswehr, de benodigde aanvragen in en voeren zij de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures namens de Bundeswehr.

  • 2 Het eerste lid van dit artikel is ook van toepassing wanneer de beslissing wordt aangevochten door een derde, wanneer van maatregelen of voorzieningen melding moet worden gedaan, en ingeval de procedures ambtshalve worden ingesteld, in het bijzonder om de openbare orde en veiligheid te waarborgen, of ingeval deze op aandringen van een derde worden ingesteld. In deze gevallen dienen de Nederlandse autoriteiten die namens de Bundeswehr handelen, de belangen van de Bundeswehr te behartigen. Indien een ingevolge het eerste lid van dit artikel aangevraagde vergunning overeenkomstig het Nederlandse recht wordt afgewezen of op een later tijdstip wordt gewijzigd of ongeldig verklaard, plegen de autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse autoriteiten overleg om op een andere wijze in de behoeften van de Bundeswehr te voorzien die verenigbaar is met de vereisten van het Nederlandse recht.

  • 3 De autoriteiten van de Bundeswehr nemen strikt de voorwaarden en vereisten in acht van een rechtskracht hebbende beslissing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Zij werken nauw samen met de Nederlandse autoriteiten om te verzekeren dat deze verplichting wordt nagekomen. Bedoelde beslissing kan niet het voorwerp vormen van executie.

Artikel 38. Volksgezondheid, gewasbescherming

  • 1 Voor zover in dit lid niet anders is bepaald, zijn de Nederlandse voorschriften en procedures ter voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten bij mensen, dieren en planten, alsmede ter voorkoming van de verbreiding en ter bestrijding van voor planten schadelijke insecten, van toepassing op de Bundeswehr. De Bundeswehr mag op de in de vorige volzin bedoelde gebieden haar eigen voorschriften en procedures toepassen binnen de onroerende goederen die haar voor gebruik ter beschikking zijn gesteld, of ten aanzien van haar leden en gezinsleden, mits noch de volksgezondheid, noch de plantenteelt daardoor in gevaar wordt gebracht.

  • 2 De autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse autoriteiten stellen elkaar terstond in kennis van het uitbreken of vermoedelijk uitbreken, de ontwikkeling en de afloop van een besmettelijke ziekte, alsmede van de genomen maatregelen.

  • 3 Indien de autoriteiten van de Bundeswehr het noodzakelijk achten om ten behoeve van de bescherming van de gezondheid maatregelen te treffen in de omgeving van haar voor gebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen, sluiten zij terzake van de uitvoering van deze maatregelen overeenkomsten met de Nederlandse autoriteiten.

  • 4 Indien de Nederlandse wetgeving de invoer van bepaalde artikelen verbiedt, kunnen deze artikelen met goedkeuring van de Nederlandse autoriteiten en mits noch de volksgezondheid noch de plantenteelt daardoor in gevaar wordt gebracht, door de autoriteiten van de Bundeswehr worden ingevoerd. De Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr sluiten overeenkomsten inzake de categorieën artikelen waarvan de invoer door de Nederlandse autoriteiten in de zin van dit artikel wordt goedgekeurd.

  • 5 De autoriteiten van de Bundeswehr kunnen met goedkeuring van de Nederlandse autoriteiten het onderzoek en de controle van de door hen ingevoerde artikelen uitvoeren. Zij dragen er zorg voor dat noch de volksgezondheid, noch de plantenteelt als gevolg van de invoer van die artikelen in gevaar wordt gebracht.

Artikel 39. Milieubescherming

De Nederlandse milieuvoorschriften gelden voor de Bundeswehr. Voor zover in de Nederlandse wettelijke bepalingen uitzonderingen worden gemaakt voor de Nederlandse strijdkrachten, gelden deze eveneens voor de Bundeswehr.

Artikel 40. Burgerpersoneel

De arbeidswetgeving, zoals die geldt voor burgerpersoneel in dienst bij de Nederlandse strijdkrachten, is ook van toepassing op de arbeidsverhouding van burgerpersoneel bij de Bundeswehr.

Artikel 41. Verkeersvoorschriften

  • 1

    • a. De Bundeswehr, haar leden en gezinsleden zijn, onder voorbehoud van goedkeuring van de bevoegde Nederlandse autoriteiten, gerechtigd het Koninkrijk der Nederlanden binnen te komen met voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen en zich daarin binnen en boven het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden te verplaatsen; transporten en andere verplaatsingen die vallen binnen het kader van de Nederlandse wettelijke bepalingen, met inbegrip van deze Overeenkomst en andere internationale overeenkomsten waarbij het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek partij zijn, alsmede daarmee verband houdende technische akkoorden en procedures, worden geacht te zijn goedgekeurd. Voor zover bijzondere en uitzonderlijke vergunningen en ontheffingen van de wettelijke bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vereist voor militaire verplaatsingen en transporten, worden deze verkregen door de bevoegde diensten van de Nederlandse strijdkrachten.

    • b. De bevoegde diensten van de Nederlandse strijdkrachten coördineren de behartiging van de militaire belangen van de Bundeswehr in verkeerszaken bij de civiele autoriteiten. Zij coördineren tevens de uitvoering van militaire verkeersbewegingen met elkaar en met het civiele verkeer. De aard en de omvang van die coördinatie wordt geregeld tussen de autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse strijdkrachten. Indien zulke regelingen niet worden getroffen, meldt de Bundeswehr militaire bewegingen over de weg en per spoor aan de bevoegde diensten van de Nederlandse strijdkrachten. Ten aanzien van het militaire luchtverkeer zijn de gewone procedures van toepassing.

  • 2 De exploitatierechten van de Nederlandse spoorwegen blijven onaangetast. Het gebruik van eigen goederenwagens en personenrijtuigen, alsmede de toelating van eigen locomotieven van de Bundeswehr, wordt beheerst door contracten inzake gebruik of administratieve overeenkomsten gesloten tussen de autoriteiten van de Bundeswehr en de Nederlandse spoorwegautoriteiten.

  • 3 De Bundeswehr, haar leden en gezinsleden nemen, tenzij in deze Overeenkomst anders is bepaald, de Nederlandse verkeersvoorschriften in acht, met inbegrip van de voorschriften inzake het gedrag op de plaats van een ongeval, alsmede de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op de naleving van deze voorschriften wordt toegezien door de bevoegde autoriteiten. Teneinde de controle op de naleving van deze voorschriften te vergemakkelijken, kan dit toezicht gezamenlijk worden uitgevoerd. De uitvoering van dit toezicht kan middels lokale afspraken worden geregeld. Bestaande afspraken blijven van kracht, tenzij deze worden herzien.

  • 4

    • a. De Bundeswehr mag van de Nederlandse wegenverkeersvoorschriften afwijken in overeenstemming met de Nederlandse wetgeving. In geval van toekomstige wijzigingen in de Nederlandse wegenverkeerswetten of -voorschriften, vinden afwijkingen wegens militaire noodzaak plaats in overeenstemming met de tussen de autoriteiten van de Bundeswehr en de bevoegde Nederlandse autoriteiten overeengekomen procedures.

    • b. Het rijden op wegen met motorrijtuigen en aanhangwagens waarvan de afmetingen, de asdruk, het totaalgewicht of het aantal de door de Nederlandse wegenverkeersvoorschriften gestelde beperkingen overschrijden, geschiedt slechts met toestemming van de bevoegde Nederlandse militaire autoriteiten.

      De toestemming van de bevoegde Nederlandse militaire autoriteiten is niet vereist in geval van ongevallen, rampen, of de noodtoestand, dan wel krachtens voorafgaande overeenstemming tussen de betrokken autoriteiten.

  • 5 De Duitse autoriteiten nemen de fundamentele Nederlandse verkeersveiligheidsvoorschriften in acht. Binnen dit kader kunnen zij hun eigen normen betreffende de bouw, het ontwerp en de uitrusting van voertuigen, aanhangwagens, binnenvaartuigen of luchtvaartuigen toepassen. De Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr werken nauw samen bij de toepassing van deze bepaling.

  • 6 De Bundeswehr mag haar militaire luchtvaartuigen slechts in noodgevallen overeenkomstig Nederlandse voorschriften of in overeenstemming met administratieve of andere overeenkomsten, gesloten met de bevoegde Nederlandse autoriteiten, gebruik laten maken van burgerluchtvaartterreinen en andere landingsterreinen die haar niet voor uitsluitend gebruik ter beschikking zijn gesteld.

  • 7 Het geheel van de door de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr ontwikkelde en toegepaste luchtverkeerscontrole en de daarbij behorende verbindingsmedia worden gecoördineerd voor zover dit vereist en gewenst is ter verzekering van de luchtverkeersveiligheid en de gemeenschappelijke verdediging.

Artikel 42. Gebruik van vervoersdiensten

Bij het gebruik van openbare vervoersdiensten gelden voor de Bundeswehr dezelfde tarieven als voor de Nederlandse strijdkrachten.

Artikel 43. Veldpostkantoren

De Bundeswehr kan veldpostkantoren voor het post- en telegraafverkeer van haar leden en hun gezinsleden inrichten en doen functioneren.

Artikel 44. Telecommunicatie

  • 1 Voor zover in dit artikel niet anders is bepaald, maken de Bundeswehr, haar leden en gezinsleden gebruik van de openbare telecommunicatiediensten van het Koninkrijk der Nederlanden. Op dit gebruik zijn de geldende Nederlandse voorschriften van toepassing, voor zover bij administratieve overeenkomsten niet anders is overeengekomen. Bij de toepassing van de Nederlandse voorschriften wordt aan de Bundeswehr geen ongunstiger behandeling toegekend dan aan de Nederlandse strijdkrachten.

  • 2 Voor zover zulks voor militaire doeleinden vereist is, kan de Bundeswehr:

    • a. inrichtingen voor telecommunicatie (met uitzondering van radiozendinstallaties) binnen de bij haar in gebruik zijnde onroerende goederen;

    • b. na raadpleging van de betrokken Nederlandse autoriteiten, radiostations voor vaste diensten;

    • c. installaties ten behoeve van mobiele radio-installaties en peil-installaties;

    • d. andere radio-ontvangstinrichtingen;

    • e. tijdelijke inrichtingen voor telecommunicatie van allerlei aard voor oefeningsdoeleinden, manoeuvres en noodgevallen,

      overeenkomstig de met de Nederlandse autoriteiten overeengekomen procedures, aanleggen, gebruiken en in stand houden.

  • 3

    • a. De Bundeswehr kan met toestemming van de Nederlandse autoriteiten buiten de onroerende goederen die zij gebruikt lijnverbindingen en de daartoe bestemde apparatuur installeren, gebruiken en in stand houden, indien

      • daarvoor dwingende redenen van militaire veiligheid bestaan, of

      • de Nederlandse autoriteiten ofwel niet in staat zijn tot, ofwel afzien van de beschikbaarstelling van de gevraagde inrichtingen.

    • b. Bij administratieve overeenkomsten wordt een procedure vastgesteld die het mogelijk maakt de toestemming van de Nederlandse autoriteiten snel te verkrijgen.

  • 4 De Bundeswehr kan het gebruik en de instandhouding van inrichtingen voor telecommunicatie die ingevolge de vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst geldende voorschriften in gebruik zijn genomen, bestendigen.

  • 5 De Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden kunnen radio- en televisie-ontvangtoestellen vrij van rechten en zonder persoonlijke vergunningen installeren en gebruiken, mits deze geen elektromagnetische storing voor de radioverbindingsdiensten veroorzaken.

  • 6 Voor radiofrequenties en hun specifieke kenmerkende gegevens gelden de volgende bepalingen:

    • a. De Bundeswehr gebruikt slechts de haar door de Nederlandse autoriteiten toegewezen frequenties. De autoriteiten van de Bundeswehr stellen de Nederlandse autoriteiten in kennis van frequenties die zij niet langer nodig hebben. Indien de Nederlandse autoriteiten het op grond van internationale verplichtingen, internationale betrekkingen of essentiële Nederlandse belangen noodzakelijk achten een toegewezen frequentie te wijzigen of in te trekken, plegen zij, alvorens zulks te doen, overleg met de autoriteiten van de Bundeswehr.

    • b. De procedure voor de toewijzing van frequenties, voor het wijzigen of intrekken van reeds toegewezen frequenties en voor een versnelde toewijzing van frequenties ten behoeve van tijdelijk gebruik bij manoeuvres wordt vastgesteld in een bijzondere overeenkomst tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van de Bundeswehr die zijn vertegenwoordigd in de Consultative Working Group on Radio Frequencies (CWG) of een orgaan waardoor deze wordt opgevolgd. Een zodanige overeenkomst wordt gesloten in overeenstemming met de van kracht zijnde procedures, richtlijnen en aanbevelingen van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie.

    • c. De Bundeswehr neemt, in overleg met de Nederlandse minister van Defensie, de maatregelen die nodig zijn om de bevoegde autoriteit van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie in staat te stellen de frequenties te beschermen. De Nederlandse autoriteiten nemen slechts op verzoek van de autoriteiten van de Bundeswehr de maatregelen die nodig zijn om andere internationale organisaties, in het bijzonder de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU), in staat te stellen de frequenties te beschermen.

    • d. De Nederlandse autoriteiten verstrekken andere diensten en organisaties slechts met toestemming van de autoriteiten van de Bundeswehr inlichtingen omtrent frequenties die door de Bundeswehr worden gebruikt.

    • e. Indien radio-installaties van de Bundeswehr radio-installaties die buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden zijn gevestigd ernstig storen of door dergelijke installaties zelf ernstig worden gestoord, handelen de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig de bepalingen van het op dat moment van kracht zijnde Internationale Verdrag betreffende de Telecommunicatie en het daarbij behorende radioreglement.

  • 7

    • a. Bij de installatie en het in bedrijf hebben van inrichtingen voor telecommunicatie neemt de Bundeswehr de bepalingen van het Internationale Verdrag betreffende de telecommunicatie van Nairobi van 6 november 1982 of een eventueel daarvoor in de plaats tredende overeenkomst in acht, alsmede de overige internationale overeenkomsten die het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van de telecommunicatie binden.

    • b. De Bundeswehr is evenwel niet gebonden aan de onder a genoemde bepalingen voor zover de Nederlandse strijdkrachten daarvan op grond van Nederlandse voorschriften zijn vrijgesteld.

    • c. Bij het in de toekomst aangaan van internationale overeenkomsten op het gebied van de telecommunicatie houden de Nederlandse autoriteiten, na overleg met de Bundeswehr, voldoende rekening met de behoeften van de Bundeswehr op het gebied van de telecommunicatie.

  • 8

    • a. De Bundeswehr neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van haar kunnen worden verwacht om storing van de Nederlandse telecommunicatiediensten door inrichtingen voor telecommunicatie of andere elektrische installaties van de Bundeswehr te voorkomen of op te heffen.

    • b. De Nederlandse autoriteiten nemen, binnen het kader van de Nederlandse voorschriften, alle maatregelen die redelijkerwijs van hen verwacht kunnen worden om storing van de telecommunicatiediensten van de Bundeswehr door Nederlandse inrichtingen voor telecommunicatie of andere elektrische installaties te voorkomen of op te heffen.

Artikel 45. Vorderingsmaatregelen

Wanneer ten behoeve van de Bundeswehr vorderingsmaatregelen volgens de Nederlandse voorschriften worden genomen, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. De maatregelen worden genomen door de Nederlandse autoriteiten, die in overleg met de autoriteiten van de Bundeswehr worden aangewezen.

  • b. De bevoegde Nederlandse autoriteiten belasten zich, in overeenstemming met administratieve overeenkomsten, met de uitoefening van rechten en de vervulling van verplichtingen die voortvloeien uit de positie van de Bundeswehr als ontvanger van het gevorderde.

    De Bundeswehr vervult echter zelf die verplichtingen die naar hun aard niet door de Nederlandse autoriteiten kunnen worden vervuld. De Nederlandse autoriteiten die de belangen van de Bundeswehr behartigen inzake de uit te betalen schadeloosstelling aanvaarden voorstellen van degene van wie wordt gevorderd of van de met de vaststelling van de schadeloosstelling belaste autoriteiten slechts in overleg met de autoriteiten van de Bundeswehr; de Nederlandse autoriteiten dienen zelf geen voorstellen in met betrekking tot het bedrag van de schadeloosstelling dan nadat een zodanig overleg heeft plaatsgehad. De bepalingen van artikel 46 van deze Overeenkomst blijven onverlet.

  • c. Rechtsgedingen ten behoeve van of tegen de Bundeswehr, voortvloeiend uit haar positie als ontvanger van het gevorderde, worden door en in naam van het Koninkrijk der Nederlanden ingesteld of verdedigd.

Artikel 46. Kosteloze goederen en diensten

Artikel 63 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten is in de dan van kracht zijnde versie van overeenkomstige toepassing. Gewaarborgd wordt dat de Bundeswehr in het Koninkrijk der Nederlanden niet ongunstiger wordt behandeld dan de Nederlandse strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 47. Gebruik van openbare diensten

De leden van de Bundeswehr en hun gezinsleden kunnen zelfstandig kosteloos gebruik maken van dienstverlenende instanties, met inbegrip van de diensten van de Nederlandse politie, openbare gezondheidszorg en brandweer, alsmede van meteorologische, topografische en cartografische diensten en andere openbare diensten en van openbare instellingen, in dezelfde mate als andere personen op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. Hetzelfde geldt voor het gebruik van openbare wegen, bruggen en bevaarbare wateren.

Artikel 48. Belasting en douane

  • 1 De belastingrechtelijke en douanetechnische behandeling van de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden in het Koninkrijk der Nederlanden en de belastingrechtelijke en douanetechnische behandeling van de Nederlandse strijdkrachten, hun civiele dienst en gezinsleden in de Bondsrepubliek Duitsland geschieden op basis van het reciprociteitsbeginsel. Op grond hiervan is geen van de Overeenkomstsluitende Staten verplicht de andere Overeenkomstsluitende Staat verdergaande voorrechten en vrijstellingen toe te kennen dan in de andere Staat worden toegekend.

  • 2 De omvang van de belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen voor elke Overeenkomstsluitende Staat wordt in een Protocol geregeld.

Artikel 49. Strafbare feiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst

  • 1 Behalve in het geval dat de verdachte Nederlander is, is noch artikel 14 van deze Overeenkomst, noch artikel VII, eerste, tweede en derde lid, van het NAVO-Status Verdrag van toepassing op een voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst gepleegd strafbaar feit waarvan een lid van de Bundeswehr wordt verdacht, indien vóór dat tijdstip:

    • de strafprocedure met betrekking tot een zodanig strafbaar feit is aangevangen of beëindigd door een autoriteit van de Bondsrepubliek Duitsland die rechtsmacht uitoefent, of

    • het recht tot vervolging van het strafbare feit krachtens het Duitse recht is verjaard door het verstrijken van een bepaalde termijn.

  • 2 Bij het bepalen van de strafmaat ten aanzien van een voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst gepleegd strafbaar feit houdt de Nederlandse rechtbank of autoriteit naar behoren rekening met de straf voorzien in de Duitse wetgeving waaraan de verdachte onderworpen was op het moment van het plegen van het strafbare feit, indien blijkt dat deze straf lichter is dan die welke is voorgeschreven in de Nederlandse wetgeving.

Artikel 50. Toepassing in geval van vijandelijkheden

De bepalingen van artikel XV van het NAVO-Status Verdrag zijn van toepassing op deze Overeenkomst, met dien verstande dat verwijzingen in dat artikel naar andere bepalingen van het NAVO-Status Verdrag worden geacht verwijzingen te zijn naar die bepalingen zoals die zijn aangevuld door deze Overeenkomst.

Artikel 51. Regeling van geschillen

  • 1 Geschillen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden door onderhandelingen tussen de Overeenkomstsluitende Staten beslecht en worden niet aan een internationaal gerechtshof of aan derden voorgelegd.

  • 2 De procedure overeenkomstig het eerste lid vindt in de gevallen van artikel 12, tweede lid en artikel 13, tweede lid ook plaats op verzoek van de Nederlandse rechtbank of autoriteit; in het geval van artikel 12, derde lid ook op verzoek van de Duitse rechtbank of autoriteit.

Artikel 52. Opzegging

  • 1 Deze Overeenkomst kan na afloop van twee jaar na de inwerkingtreding te allen tijde door een Overeenkomstsluitende Staat worden opgezegd.

  • 2 De opzegging door een Overeenkomstsluitende Staat geschiedt door middel van kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Staat.

  • 3 De opzegging wordt een jaar na ontvangst van de opzegging van kracht.

Artikel 53. Wijziging

Deze Overeenkomst kan door de Overeenkomstsluitende Staat in onderling overleg worden gewijzigd of aangevuld. Wijzigingen respectievelijk aanvullingen dienen schriftelijk te geschieden.

Artikel 54. Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd; de akten van bekrachtiging worden zo spoedig mogelijk te 's-Gravenhage uitgewisseld. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Wat het Koninkrijk der Nederlande betreft, geldt deze Overeenkomst uitsluitend voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk.

GEDAAN te Bergen, op 6 oktober 1997, in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en in de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. P. VAN WALSUM

Voor de Bondsrepubliek Duitsland,

(w.g.) P. HARTMANN

Protocol bij de aanvullende Overeenkomst van 6 oktober 1997 bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Bondsrepubliek Duitsland

hebben bij de ondertekening van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten (hierna te noemen Aanvullende Overeenkomst Nederland) op 6 oktober 1997 te Bergen op grond van artikel 48, tweede lid, overeenstemming bereikt over de onderstaande bepalingen, die een onderdeel van de Overeenkomst vormen.

Ten aanzien van artikel 13 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten van 3 augustus 1959, in de door de overeenkomsten tot wijziging van 21 oktober 1971 en van 18 maart 1993 gewijzigde versie (hierna te noemen de Aanvullende Overeenkomst Duitsland):

De Overeenkomstsluitende Staten zijn met betrekking tot artikel 8, eerste lid, van (EEG-) Verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 (Pb. Nr. L 149 van 5 juli 1971) overeenkomstig, respectievelijk in afwijking van, Titel II van deze Verordening als volgt overeengekomen:

  • 1. Op het gebied van de sociale zekerheid is de wetgeving van een land van herkomst van toepassing op leden van de krijgsmacht, leden van de civiele dienst en hun meereizende gezinsleden in de zin van artikel I van het NAVO-Statusverdrag.

  • 2. In afwijking van het onder nummer 1 bepaalde is de wetgeving van het land van ontvangst van toepassing op de onder nummer 1 genoemde personen, wanneer diegenen niet in een dienstbetrekking staan tot de NAVO, of een vrij beroep uitoefenen, respectievelijk een sociale uitkering ontvangen ingevolge het systeem van sociale zekerheid van het land van ontvangst.

Ten aanzien van artikel 20 van de Aanvullende Overeenkomst Nederland:

Voor de tenuitvoerlegging van artikel 20, tweede lid van de Aanvullende Overeenkomst Nederland en artikel 29 van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland verklaren het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland zich bereid afstand te doen van de strafrechtelijke bescherming van hun strijdkrachten, de civiele dienst en de leden daarvan in de andere staat, voor zover zij op hun eigen grondgebied diens strijdkrachten, de civiele dienst en de leden daarvan geen overeenkomstige strafrechtelijke bescherming bieden.

Ten aanzien van artikel 45 en 46 van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland:

Beide zijden zijn het erover eens dat het begrip „verdedigingstaak" in de zin van artikel 45 en 46 van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland niet beperkter dient te worden opgevat dan het begrip „taak" in de zin van artikel 30 en 31 van de Aanvullende Overeenkomst Nederland.

Ten aanzien van artikel 48 van de Aanvullende Overeenkomst Nederland:

De Aanvullende Overeenkomst Nederland wordt ten aanzien van de belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen van de strijdkrachten van het Koninkrijk der Nederlanden op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland aangevuld met de volgende bepalingen:

  • 1. Aan de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden die op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden verblijven, worden de belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen toegekend overeenkomstig het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951 (hierna te noemen het NAVO-Status Verdrag) en de regeling Duitse Strijdkrachten Nederland (Stcrt. 1990, 101) van 28 mei 1990.

  • 2. Aan de Nederlandse strijdkrachten, de civiele dienst, hun leden en gezinsleden die op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland verblijven, worden de belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen toegekend overeenkomstig het NAVO-Status Verdrag en de Aanvullende Overeenkomst Duitsland.

  • 3. Overeenkomstig het reciprociteitsbeginsel is het volgende van toepassing:

    • a. Op de Bundeswehr, haar leden en hun gezinsleden die op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden verblijven, zijn na de inwerkingtreding van de Aanvullende Overeenkomst Nederland tevens de volgende belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland van toepassing:

      artikel 2, tweede lid, onder b,

      artikel 67, eerste lid,

      artikel 71, eerste tot en met vierde lid, vijfde lid onder a (i), vijfde lid onder b, en zesde lid.

    • b. Op de Nederlandse strijdkrachten, de civiele dienst, hun leden en gezinsleden die op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland verblijven, zijn na de inwerkingtreding van de Aanvullende Overeenkomst Nederland de volgende belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland die verder gaan dan de belastingrechtelijke en douanetechnische voorrechten en vrijstellingen van de regeling Duitse strijdkrachten Nederland, niet van toepassing:

      artikel 66,

      artikel 67, derde lid, onder a (ii) met betrekking tot de voor gebruik en verbruik door de leden van een krijgsmacht, een civiele dienst, de leden daarvan en hun gezinsleden bestemde andere diensten en de daarmee verband houdende administratieve regelingen,

      artikel 68, eerste lid,

      artikel 68, tweede lid,

      artikel 68, vierde lid,

      artikel 71, vijfde lid, onder a (ii),

      artikel 72,

      artikel 73.

  • 4. Met betrekking tot artikel 74, derde lid, onder a, van de Aanvullende Overeenkomst Duitsland wordt tussen de bevoegde autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland en de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden een administratieve overeenkomst gesloten inzake de afzet in beperkte hoeveelheden van bepaalde goederen in clubs en organisaties in de Bondsrepubliek Duitsland.

  • 5. De opsommingen in nummer 3, onder a en b, worden – voor zover ingevolge het reciprociteitsbeginsel vereist – in onderling overleg aangepast.

Naar boven