Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk [...] van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, Zagreb, 11-06-1999

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-02-2005 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen

De Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, die op grond van de op 11 april 1960 tussen hen gesloten Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Benelux-gebied gemeenschappelijk optreden, enerzijds, en de Regering van de Republiek Kroatië, anderzijds,

ter compensatie van in het bijzonder de belasting welke uit een visumvrij reizigersverkeer van de onderdanen van de bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten kan voortvloeien,

ernaar strevend de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen in een geest van samenwerking en op basis van wederkerigheid te vergemakkelijken,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

In deze Overeenkomst dient onder „de Benelux-landen" te worden verstaan: het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, hierna te noemen België, Luxemburg en Nederland.

Artikel 2

  • 1 De Kroatische Regering neemt op verzoek van de Belgische, van de Luxemburgse of van de Nederlandse Regering, zonder formaliteiten, de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

  • 2 Het bezit van de Kroatische nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld aan de hand van één der documenten vermeld in aanhangsel I van deze Overeenkomst.

  • 3 De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt, dat deze op het moment van de verwijdering van het Belgische, Luxemburgse of Nederlandse grondgebied niet de Kroatische nationaliteit had, voorzover voor de Kroatische Regering geen verplichting tot overname op grond van artikel 4 bestaat.

Artikel 3

  • 1 De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt op verzoek van de Kroatische Regering, zonder formaliteiten, de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van Kroatië geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat hij de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse nationaliteit heeft.

  • 2 Het bezit van de nationaliteit van één der Benelux-landen kan worden vastgesteld of verondersteld aan de hand van één der documenten vermeld in aanhangsel II van deze Overeenkomst.

  • 3 De Kroatische Regering neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt, dat deze op het moment van de verwijdering van het Kroatische grondgebied niet de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse nationaliteit had, voorzover voor de Belgische, voor de Luxemburgse of voor de Nederlandse Regering geen verplichting tot overname op grond van artikel 5 bestaat.

Artikel 4

  • 1 De Kroatische Regering neemt op verzoek van de Belgische, van de Luxemburgse of van de Nederlandse Regering, de persoon die geen onderdaan is van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten over, indien deze persoon:

    • a. in het bezit is van een titel tot verblijf afgegeven door Kroatië waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

    • b. in het bezit is van een visum afgegeven door Kroatië waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

    • c. ten hoogste zes maanden vóór de indiening van dit verzoek na een verblijf van tenminste twee weken Kroatië heeft verlaten en de persoon niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf.

  • 2 Verzoeken tot overname worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Kroatië en worden beantwoord binnen een termijn van ten hoogste veertien dagen na de indiening van het verzoek. Het antwoord wordt schriftelijk verstrekt. Elke weigering wordt met redenen omkleed.

  • 3 De Kroatische Regering neemt de persoon wiens overname werd aanvaard, zonder formaliteiten, binnen een termijn van ten hoogste één maand over. Deze termijn kan onder opgave van redenen door respectievelijk de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering worden verlengd.

  • 4 De verplichting tot overname bestaat niet:

    • a. ten aanzien van onderdanen van derde Staten die met België, Luxemburg of Nederland een gemeenschappelijke grens hebben;

    • b. ten aanzien van vreemdelingen die na hun vertrek uit Kroatië bij binnenkomst op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland in het bezit waren van een door één der Benelux-landen afgegeven visum of een geldige titel tot verblijf, of na hun binnenkomst door één der Benelux-landen in het bezit zijn gesteld van een visum of een titel tot verblijf;

    • c. ten aanzien van vreemdelingen wier verblijfsbeëindiging in Kroatië gevolgd werd door een verwijdering naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating gewaarborgd werd.

Artikel 5

  • 1 De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt op verzoek van de Kroatische Regering, de persoon die geen onderdaan is van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten over, indien deze persoon:

    • a. in het bezit is van een titel tot verblijf afgegeven door respectievelijk België, Luxemburg of Nederland waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

    • b. in het bezit is van een visum afgegeven door België, Luxemburg of Nederland waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

    • c. ten hoogste zes maanden vóór de indiening van dit verzoek na een verblijf van tenminste twee weken in België, Luxemburg of Nederland dit land heeft verlaten en de persoon niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van Kroatië geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf.

  • 2 Verzoeken tot overname worden respectievelijk ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken van België en het Ministerie van Justitie van Luxemburg en Nederland en worden beantwoord binnen een termijn van ten hoogste veertien dagen na de indiening van het verzoek. Het antwoord wordt schriftelijk verstrekt. Elke weigering wordt met redenen omkleed.

  • 3 De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt de persoon wiens overname werd aanvaard, zonder formaliteiten, binnen een termijn van ten hoogste één maand over. Deze termijn kan onder opgave van redenen door de Kroatische Regering worden verlengd.

  • 4 De verplichting tot overname bestaat niet:

    • a. ten aanzien van onderdanen van derde Staten die met Kroatië een gemeenschappelijke grens hebben;

    • b. ten aanzien van vreemdelingen die na hun vertrek uit België, Luxemburg of Nederland bij binnenkomst op het grondgebied van Kroatië in het bezit waren van een door Kroatië afgegeven geldig visum of geldige titel tot verblijf, of na hun binnenkomst in het bezit zijn gesteld van een visum of een titel tot verblijf;

    • c. ten aanzien van vreemdelingen wier verblijfsbeëindiging in België, Luxemburg of Nederland gevolgd werd door een verwijdering naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating gewaarborgd werd.

Artikel 6

  • 1 De Kroatische Regering, enerzijds, en de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering, anderzijds, verklaren zich bereid te voldoen aan verzoeken van de Regering van een van de bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten tot doorgeleiding van personen die niet de nationaliteit van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten bezitten en ten aanzien van wie een administratieve maatregel tot verwijdering wordt toegepast, indien toegang door de Staat van bestemming en, in voorkomende gevallen, de doorreis door andere Staten verzekerd is.

  • 2 Doorgeleiding kan worden geweigerd:

    • a. indien de betrokken vreemdeling bij doorreis door het gebied van de aangezochte Staat, bloot zou staan aan strafvervolging of aan de tenuitvoerlegging van een strafvonnis, danwel aan vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, of

    • b. in gevallen waarin grond bestaat voor het vermoeden dat de betrokken vreemdeling in een andere Staat van doorreis of in de Staat van bestemming bloot zou staan aan gevaar van vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, danwel aan strafvervolging of aan de tenuitvoerlegging van een strafvonnis.

  • 3 Een verzoek tot doorgeleiding wordt door de bevoegde diplomatieke vertegenwoordiging van de verzoekende Staat ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat. Voor België is het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bevoegde autoriteit, voor Luxemburg en Nederland het Ministerie van Justitie en voor Kroatië het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

  • 4 De voor de doorgeleiding overgenomen persoon kan te allen tijde aan de autoriteiten van de verzoekende Staat worden teruggegeven, indien later feiten bekend worden of zich voordoen, die doorgeleiding in de weg staan of indien een andere Staat van doorreis of de Staat van bestemming weigert de betrokkene over te nemen.

Artikel 7

De kosten van verwijdering tot aan de grens van de Staat van bestemming, daarbij inbegrepen de kosten verbonden aan de doorgeleiding door derde Staten, alsmede de kosten verbonden aan een eventuele terugwijzing, worden gedragen door de verzoekende Partij.

Artikel 8

  • 2 De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de verplichtingen welke voor België, Luxemburg en Nederland voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht.

  • 3 De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de toepassing van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en van de Overeenkomst van Schengen van 19 juni 1990 ter uitvoering van dit Akkoord.

Artikel 9

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft kan de toepassing van deze Overeenkomst tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba worden uitgebreid door kennisgeving van de Nederlandse Regering aan de Belgische Regering die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt.

Artikel 10

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de Nota waarbij de laatste van de vier Overeenkomstsluitende Partijen de Belgische Regering te kennis heeft gegeven de voor de inwerkingtreding vereiste interne juridische formaliteiten te hebben nageleefd.

  • 2 De Belgische Regering stelt ieder der Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de in lid 1 bedoelde notificaties en van de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 11

  • 1 Wijzigingen van deze Overeenkomst, overeengekomen door de Overeenkomstsluitende Partijen, treden in werking op een in een diplomatieke notawisseling te bepalen datum.

  • 2 Wijzigingen van het in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, tweede lid, genoemde aanhangsel worden schriftelijk overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten en treden onmiddellijk in werking.

Artikel 12

  • 1 De Republiek Kroatië en de Benelux-landen kunnen, na onderling overleg, deze Overeenkomst om ernstige redenen door middel van een aan de depositaris gerichte schriftelijke kennisgeving schorsen of opzeggen.

  • 2 De schorsing of opzegging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving door de depositaris.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Zagreb, op 11 juni 1999, in de Nederlandse, Franse en Kroatische taal, in vier originelen, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) I. L. VAN VELDHUIZEN-ROTHENBÜCHER

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

(w.g.) F. HINTJENS

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

(w.g.) I. L. VAN VELDHUIZEN-ROTHENBÜCHER

voor de Regering van de Republiek Kroatië,

(w.g.) M. GRANIC

Aanhangsel I

De Kroatische nationaliteit kan worden aangetoond door middel van:

  • 1. een nationaliteitsbewijs,

  • 2. een paspoort, of

  • 3. een identiteitskaart.

De nationaliteit kan tevens worden verondersteld aan de hand van:

  • 1. een nationaliteitsbewijs, een paspoort of een identiteitskaart, waarvan de geldigheidsduur is verstreken,

  • 2. een zeemansboekje afgegeven door de Kroatische autoriteiten,

  • 3. een getuigenverklaring van een Kroatische onderdaan, of

  • 4. een verklaring van de betrokken persoon.

Aanhangsel II

De Belgische nationaliteit kan worden aangetoond door middel van:

  • 1. een nationaliteitsbewijs, of

  • 2. een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waaruit deze nationaliteit blijkt.

Zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van:

  • 1. een paspoort of een identiteitskaart afgegeven door de Belgische autoriteiten, ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn;

  • 2. een geldige identiteitskaart voor vreemdelingen afgegeven door de bevoegde autoriteiten in Frankrijk, Luxemburg of Zwitserland ten behoeve van Belgische onderdanen die aldaar hun vaste verblijfplaats hebben, en waaruit de Belgische nationaliteit van de houder blijkt;

  • 3. een getuigenverklaring van een Belgische onderdaan;

  • 4. een verklaring van de betrokken persoon.

De Luxemburgse nationaliteit kan worden vastgesteld aan de hand van:

  • 1. een paspoort, of

  • 2. een identiteitsbewijs afgegeven door de Luxemburgse autoriteiten, indien deze documenten volledig zijn en de geldigheidsduur niet is verlopen.

Zij kan worden verondersteld aan de hand van:

  • 1. een paspoort;

  • 2. een identiteitskaart afgegeven door de Luxemburgse autoriteiten waarvan de geldigheidsduur niet langer dan tien jaar verlopen is;

  • 3. aan de hand van een geldig identiteitsbewijs voor vreemdelingen waaruit de Luxemburgse nationaliteit van de houder blijkt;

  • 4. een rijbewijs;

  • 5. een zeemansboekje;

  • 6. een betrouwbare getuigenverklaring van een andere Luxemburgse staatsburger, of

  • 7. aan de hand van verklaringen van de betrokken persoon zelf.

De Nederlandse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een nationaliteitsbewijs.

Zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van:

  • 1. een paspoort;

  • 2. een identiteitskaart afgegeven door de Nederlandse autoriteiten; ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven en niet langer dan tien jaar verlopen zijn.

Zij kan voorts aannemelijk worden gemaakt door middel van:

  • 3. een geldig Belgisch of Luxemburgs identiteitsbewijs voor vreemdelingen, waaruit de Nederlandse nationaliteit van de houder blijkt;

  • 4. een zeemansboekje, afgegeven door de bevoegde Nederlandse autoriteiten;

  • 5. een getuigenverklaring van een Nederlandse onderdaan, of

  • 6. een verklaring van de betrokken persoon.

Naar boven