Overeenkomst inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela, Caracas, 01-07-1993

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-04-1994 t/m heden

Overeenkomst inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela

Authentiek : NL

Overeenkomst inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela,

Partij zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld,

Geleid door de wens bij te dragen aan de vooruitgang van de internationale burgerluchtvaart,

Geleid door de wens een Overeenkomst te sluiten voor het instellen van luchtdiensten,

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Tenzij het zinsverband anders vereist, hebben in deze Overeenkomst en de Bijlage daarbij, de volgende termen de daaraan hierbij toegekende betekenis:

  • a. „Verdrag": het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld; deze term omvat mede alle krachtens artikel 90 van dat Verdrag aangenomen Bijlagen en alle wijzigingen van de Bijlagen of van het Verdrag, aangenomen krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen voor beide Overeenkomstsluitende Partijen in werking zijn getreden of door hen zijn bekrachtigd;

  • b. „luchtvaartautoriteiten":

    voor het Koninkrijk der Nederlanden de Minister van Verkeer en Waterstaat;

    voor de Republiek Venezuela de Minister van Verkeer en Verbindingen; of in beide gevallen iedere andere persoon of autoriteit die bevoegd is de functies te vervullen die thans door genoemde autoriteiten worden vervuld;

  • c. „aangewezen luchtvaartmaatschappij": een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met artikel 3 van deze Overeenkomst;

  • d. „grondgebied" met betrekking tot een Staat de betekenis die daaraan is toegekend in artikel 2 van het Verdrag;

  • e. „luchtdienst", „internationale luchtdienst", „luchtvaartmaatschappij" en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden": onderscheidenlijk de betekenis die daaraan is toegekend in artikel 96 van het Verdrag;

  • f. „overeengekomen dienst" en „omschreven route": onderscheidenlijk een internationale luchtdienst overeenkomstig artikel 2 van deze Overeenkomst en de route omschreven in het desbetreffende gedeelte van de Bijlage bij deze Overeenkomst;

  • g. „boordproviand": consumptiegoederen bestemd voor gebruik of verkoop aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, met inbegrip van verstrekte etenswaren en dranken:

  • h. „Overeenkomst": deze Overeenkomst, de ter toepassing daarvan opgestelde Bijlage en alle wijzigingen op de Overeenkomst of de Bijlage;

  • i. „tarief: elk bedrag in rekening gebracht of in rekening te brengen door de luchtvaartmaatschappijen, rechtstreeks of via hun agenten, aan alle natuurlijke personen of rechtspersonen voor het vervoer door de lucht van passagiers en hun bagage en vracht, post uitgezonderd, daarbij inbegrepen:

    • I. de voorwaarden betreffende het beschikbaar zijn en het van toepassing zijn van een tarief, en

    • II. de heffingen en voorwaarden voor alle bij zulk vervoer bijkomende diensten die door de luchtvaartmaatschappijen worden aangebode n.

Artikel 2. Verlening van rechten

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij in de Bijlage anders is bepaald, de volgende rechten voor het verrichten van internationaal luchtvervoer door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij:

    • a. het recht om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;

    • b. het recht om landingen, anders dan voor verkeersdoeleinden, op haar grondgebied te maken; en

    • c. tijdens de exploitatie van een overeengekomen dienst op een omschreven route, het recht om op haar grondgebied te landen voor het opnemen en afzetten van internationaal verkeer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd.

  • 2 Geen van de bepalingen van het eerste lid wordt geacht een luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het recht te verlenen deel te nemen aan het luchtvervoer tussen punten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 3. Aanwijzing en verlening van vergunning

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor het exploiteren van luchtdiensten op de in de Bijlage omschreven routes en een reeds eerder aangewezen luchtvaartmaatschappij door een andere te vervangen.

  • 2 Na ontvangst van deze kennisgeving verleent elke Overeenkomstsluitende Partij een aldus door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij onverwijld de nodige exploitatievergunningen, zulks onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel.

  • 3 Na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde exploitatievergunning kan een aangewezen luchtvaartmaatschappij op elk tijdstip de overeengekomen diensten beginnen te exploiteren, geheel of ten dele, mits zij voldoet aan de bepalingen van deze Overeenkomst en tarieven voor die diensten zijn vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van deze Overeenkomst.

  • 4 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de verlening van de in het tweede lid bedoelde exploitatievergunning te weigeren of deze vergunning te verlenen onder door haar noodzakelijk geachte voorwaarden betreffende de uitoefening door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de in artikel 2 van deze Overeenkomst bedoelde rechten, indien niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijk toezicht op die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen.

Artikel 4. Intrekking of opschorting van de exploitatievergunning

  • 1 De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in artikel 3 bedoelde vergunningen niet te verlenen aan een luchtvaartmaatschappij aangewezen door de andere Overeenkomstsluitende Partij, deze vergunningen in te trekken of op te schorten of daaraan voorwaarden te verbinden:

    • a. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat ten genoegen van de luchtvaartautoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij aan te tonen dat zij voldoet aan de door die autoriteiten gewoonlijk en redelijkerwijze in overeenstemming met het Verdrag toegepaste wetten en voorschriften;

    • b. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;

    • c. indien niet te hunnen genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen of bij haar onderdanen; en

    • d. ingeval de luchtvaartmaatschappij anderszins nalaat de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de ingevolge deze Overeenkomst gestelde voorwaarden.

  • 2 De in het eerste lid genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is teneinde verdere inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen. Tenzij door de Overeenkomstsluitende Partijen anders is overeengekomen, vangt dit overleg aan binnen een tijdvak van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek.

Artikel 5. Tarieven

  • 1 De tarieven die door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen in rekening worden gebracht voor het vervoer tussen hun grondgebieden dienen die tarieven te zijn welke zijn goedgekeurd door de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen en dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle terzake dienende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst en de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen voor de gehele omschreven route of enig deel daarvan.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde tarieven worden zo mogelijk overeengekomen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen met gebruikmaking van de procedures van de Internationale Luchtvervoersvereniging (IATA) voor de vaststelling van tarieven. Wanneer zulks niet mogelijk is, worden de tarieven overeengekomen tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen. In elk geval is het tarief onderworpen aan de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 3 Alle aldus overeengekomen tarieven worden ter goedkeuring voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen ten minste zestig (60) dagen voor de voorgestelde datum van invoering daarvan, behalve wanneer genoemde autoriteiten overeenkomen deze termijn in bijzondere gevallen te bekorten.

  • 4 De goedkeuring van tarieven kan uitdrukkelijk worden gegeven; indien geen van beide luchtvaartautoriteiten kennis van afkeuring heeft gegeven binnen dertig (30) dagen na de datum van voorlegging, worden de tarieven geacht te zijn goedgekeurd.

    Ingeval de termijn voor voorlegging wordt bekort, zoals bepaald in het derde lid, kunnen de luchtvaartautoriteiten overeenkomen dat de termijn waarbinnen kennisgeving van afkeuring moet geschieden, overeenkomstig wordt bekort.

  • 5 Indien geen tarief kan worden overeengekomen in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel of indien gedurende de krachtens het vierde lid van dit artikel van toepassing zijnde termijn de ene luchtvaartautoriteit de andere luchtvaartautoriteit kennisgeeft van haar afkeuring van een in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid van dit artikel overeengekomen tarief, trachten de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen in onderling overleg het tarief vast te stellen.

  • 6 Indien de luchtvaartautoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over een krachtens het derde lid van dit artikel aan hen voorgelegd tarief of over de vaststelling van een tarief krachtens het vijfde lid van dit artikel, wordt het geschil geregeld overeenkomstig artikel 15 van deze Overeenkomst.

  • 7 Krachtens dit artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld.

  • 8 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mogen geen tarieven in rekening brengen die verschillen van die welke zijn goedgekeurd in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.

Artikel 6. Commerciële activiteiten

  • 1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mogen:

    • a. op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kantoren vestigen voor de bevordering van het luchtvervoer en de verkoop van vliegbiljetten, alsmede andere voorzieningen tot stand brengen die nodig zijn voor het verzorgen van luchtvervoer;

    • b. op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks, of naar eigen goeddunken via hun agenten, zich met de verkoop van luchtvervoer bezighouden.

  • 2 Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij toegestaan het voor het verzorgen van luchtvervoer benodigde leidinggevend, commercieel, operationeel en technisch personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 In deze behoefte aan personeel kan naar goeddunken van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voorzien door haar eigen personeel, dan wel door gebruikmaking van de diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij haar bedrijf uitoefent en gemachtigd is deze diensten op het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij te verrichten.

  • 4 Bovengenoemde activiteiten worden verricht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 7. Billijke concurrentie

  • 1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen worden op billijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het internationale luchtvervoer waarop deze Overeenkomst betrekking heeft.

  • 2 Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt alle passende maatregelen binnen haar rechtsmacht om alle vormen van discriminatie of onbillijke concurrentiemethoden weg te nemen die de concurrentiepositie van de luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij nadelig beïnvloeden.

Artikel 8. Dienstregeling

  • 1 De door elke Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij stelt vijfenveertig (45) dagen tevoren de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis van de dienstregeling van haar voorgenomen diensten, en vermeldt daarbij de frequentie, het type luchtvaartuig, de klasse-indeling en het aantal voor het publiek beschikbare zitplaatsen.

  • 2 Verzoeken om toestemming voor het uitvoeren van additionele vluchten kunnen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij rechtstreeks aan de luchtvaartautoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Partij ter goedkeuring worden voorgelegd.

Artikel 9. Belastingen, douanerechten en heffingen

  • 1 Luchtvaartuigen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een der Overkomstsluitende Partijen worden geëxploiteerd op internationale luchtdiensten alsmede hun normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen, en proviand (met inbegrip van etenswaren, dranken en tabaksartikelen) aan boord, alsmede het reclame- en promotiemateriaal aan boord van die luchtvaartuigen, zijn, bij aankomst op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en soortgelijke nationale of plaatselijke heffingen en belastingen, mits die uitrustingsstukken en voorraden aan boord van het luchtvaartuig blijven tot het tijdstip waarop zij weder worden uitgevoerd.

  • 2 Met betrekking tot normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen en proviand, ingevoerd op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij of aan boord genomen van de door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij geëxploiteerde luchtvaartuigen en uitsluitend bestemd voor gebruik aan boord van luchtvaartuigen tijdens de exploitatie van internationale diensten, behoeven geen heffingen en belastingen, met inbegrip van douanerechten en inspectiekosten, verschuldigd op het grondgebied van eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, te worden opgelegd, zelfs niet indien deze voorraden zullen worden gebruikt op de gedeelten van de vlucht die worden afgelegd boven het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.

    Ten aanzien van bovengenoemde goederen kan worden verlangd dat deze onder toezicht en beheer van de douane blijven.

    De bepalingen van dit lid mogen niet zodanig worden uitgelegd dat aan een Overeenkomstsluitende Partij de verplichting kan worden opgelegd douanerechten terug te betalen die reeds op de bovenbedoelde materialen zijn geheven.

  • 3 Normale boorduitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij, die kunnen verlangen dat deze goederen onder hun toezicht worden geplaatst, totdat deze weder worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.

Artikel 10. Overmaking van gelden

  • 1 Het staat de luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen vrij het batig saldo van de ontvangsten en uitgaven op het grondgebied van verkoop over te maken van het grondgebied van verkoop naar hun eigen grondgebied en/of naar een ander grondgebied. In deze netto overmaking zijn inbegrepen de baten uit verkopen, rechtstreeks of via agenten, van luchtvervoersdiensten en bijkomende of aanvullende diensten, alsmede de gebruikelijke handelsrente die over deze inkomsten wordt ontvangen terwijl deze in afwachting van de overmaking in deposito zijn gegeven.

  • 2 Deze overmakingen dienen te geschieden in een vrij inwisselbare munteenheid overeenkomstig de in het grondgebied van elke Overeenkomstsluitende Partij van toepassing zijnde wetten en voorschriften.

    Indien van toepassing ontvangen de luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen binnen dertig (30) dagen na de aanvraag goedkeuring voor de overmaking in een vrij inwisselbare munteenheid, tegen de koers voor de inwisseling van de plaatselijke munteenheid op de datum van verkoop.

Artikel 11. Toepassing van wetten, voorschriften en procedures

  • 1 De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot of het vertrek uit haar grondgebied van in internationale luchtdiensten gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zodanige luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij te worden nageleefd vanaf de binnenkomst in, en tot en met het vertrek uit, genoemd grondgebied.

  • 2 De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende immigratie, paspoorten, of andere erkende reisdocumenten, binnenkomst, inklaring, douane en quarantaine dienen te worden nageleefd door of namens bemanningsleden, passagiers, vracht en post vervoerd door luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vanaf de binnenkomst in, en tot én met het vertrek uit, het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 Passagiers, bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen, die het daarvoor bestemde gebied van de luchthaven niet verlaten, worden, behoudens wat de veiligheidsmaatregelen tegen geweld en vliegtuigkaping betreft, slechts aan een vereenvoudigd onderzoek onderworpen. Bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke belastingen.

  • 4 Kosten en heffingen die op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij met betrekking tot de vluchten van de luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij in rekening worden gebracht voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen op het grondgebied van de eerstgenoemde Partij, mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht met betrekking tot de vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij die soortgelijke vluchten uitvoert.

  • 5 Geen der Overeenkomstsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij ten opzichte van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie, quarantaine en soortgelijke voorschriften, of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen, luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.

Artikel 12. Erkenning van bewijzen en vergunningen

Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door een van de Overeenkomstsluitende Partijen zijn afgegeven of geldig verklaard en die nog niet zijn verlopen, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van overeengekomen diensten op de omschreven routes, mits deze bewijzen of vergunningen werden afgegeven of geldig verklaard overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen.

Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten boven haar grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn verstrekt door de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 13. Beveiliging

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen stemmen ermede in elkander alle nodige bijstand te verlenen ter voorkoming van handelingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, alsmede van elke andere bedreiging voor de veiligheid van de luchtvaart.

  • 2 Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt ermede in zich te houden aan de non-discriminatoire en algemeen toepasselijke bepalingen inzake beveiliging die de andere Overeenkomstsluitende Partij voorschrijft voor de binnenkomst in het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij en passende maatregelen te treffen om de passagiers en de handbagage aan een onderzoek te onderwerpen. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt ook elk verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om bijzondere beveiligingsmaatregelen voor haar luchtvaartuigen of passagiers te nemen, ten einde het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging, welwillend in overweging.

  • 3 De Overeenkomstsluitende Partijen handelen, in hun onderlinge betrekkingen, in overeenstemming met de geldende bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Indien een Overeenkomstsluitende Partij afwijkt van deze bepalingen, kan de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg met die Overeenkomstsluitende Partij. Tenzij door de Overeenkomstsluitende Partijen anders overeengekomen, vangt zulk overleg aan binnen zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van dit verzoek. Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 15 van deze Overeenkomst.

  • 4 De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970, en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, voor zo ver de Overeenkomstsluitende Partijen partij bij deze Verdragen zijn.

  • 5 Wanneer zich een voorval voordoet van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of van andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, of dreigt zich voor te doen, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkander bijstand door de verbindingen, bedoeld om op snelle en veilige wijze een einde te maken aan een dergelijk voorval, of de dreiging daarvan, te vergemakkelijken.

Artikel 14. Overleg en wijziging

  • 1 In een geest van nauwe samenwerking plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen van tijd tot tijd overleg met elkander, ten einde te verzekeren dat de bepalingen van de Overeenkomst worden uitgevoerd en op bevredigende wijze worden nageleefd.

  • 2 Elke Overeenkomstsluitende Partij kan verzoeken om overleg met het oog op wijziging van de Overeenkomst of de Bijlage daarbij. Dit overleg dient te beginnen binnen zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek, tenzij beide Overeenkomstsluitende Partijen anders overeenkomen. Zulk overleg kan mondeling of schriftelijk worden gevoerd.

  • 3 Een verandering of wijziging van deze Overeenkomst waarmede de Overeenkomstsluitende Partijen hebben ingestemd, wordt van kracht op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun onderscheiden constitutionele vereisten is voldaan.

  • 4 De Bijlage bij deze Overeenkomst kan worden gewijzigd bij rechtstreekse overeenstemming tussen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen. Een zodanige wijziging wordt voorlopig van kracht op de datum van ondertekening en dient te worden bevestigd door een diplomatieke-notawisseling.

Artikel 15. Regeling van geschillen

Geschillen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden geregeld doormiddel van rechtstreekse onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen. Ingeval de luchtvaartautoriteiten er niet in slagen overeenstemming te bereiken, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen het geschil langs diplomatieke weg te regelen.

Artikel 16. Beëindiging

Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg in kennis stellen van haar besluit deze Overeenkomst te beëindigen.

Deze kennisgeving wordt tegelijkertijd toegezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. In een dergelijk geval wordt de Overeenkomst beëindigd twaalf (12) maanden na de datum waarop de kennisgeving door de andere Overeenkomstsluitende Partij werd ontvangen, tenzij de kennisgeving van beëindiging in onderlinge overeenstemming wordt ingetrokken voor het verstrijken van de termijn. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de kennisgeving geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na de ontvangst van de kennisgeving door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 17. Registratie bij de ICAO

Deze Overeenkomst en alle wijzigingen daarop worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 18. Toepasselijkheid van multilatere overeenkomsten

  • 1 De bepalingen van deze Overeenkomst zijn onderworpen aan de bepalingen van het Verdrag.

  • 2 Indien een door beide Partijen aanvaarde multilaterale overeenkomst ter zake van een aangelegenheid die door deze Overeenkomst wordt bestreken, in werking treedt, hebben de desbetreffende bepalingen van die overeenkomst voorrang boven de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 19. Werkingssfeer

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkander schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel daarvoor vereiste formaliteiten is voldaan.

  • 2 Bij inwerkingtreding treedt deze Overeenkomst in de plaats van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Venezuela betreffende hichtdiensten die op 26 oktober 1954 per notawisseling te Caracas werd gesloten, zoals gewijzigd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondertekenaars, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Caracas, op 1 juli 1993, in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval van verschillen tussen de teksten is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) B. E. A. AMBAGS

Beatrix E. A. Ambags

Tijdelijk Zaakgelastigde

Voor de Regering van de Republiek Venezuela

(w.g.) FERNANDO O. ANTICH

Fernando Ochoa Antich

Minister van Buitenlandse Zaken

BIJLAGE

A. Routetabel

  • 1. De door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden aangewezen luchtvaartmaatschappij is gerechtigd luchtdiensten te exploiteren op de onderstaand aangegeven routes:

    punten in Nederland - tussenliggende punten - Carácas en/of Maracaibo verder gelegen punten in beide richtingen.

  • 2. De door de Regering van de Republiek Venezuela aangewezen luchtvaartmaatschappij is gerechtigd luchtdiensten te exploiteren op de onderstaand aangegeven routes:

    punten in Venezuela - tussenliggende punten - Amsterdam en/of Rotterdam - verder gelegen punten in beide richtingen.

B. Opmerkingen

  • 1. Een of alle tussenliggende en/of verder gelegen punten op de omschreven routes kan of kunnen naar goeddunken van de onderscheiden aangewezen luchtvaartmaatschappij, worden aangedaan of overgeslagen op een of alle vluchten.

  • 2. De aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij is niet gerechtigd internationale verkeersrechten uit te oefenen tussen tussenliggende en/of verder gelegen punten in haar onderscheiden routetabel en het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3. Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij toegestaan zeven vluchten per week te exploiteren, in beide richtingen, op de bovengenoemde routes met elk type luchtvaartuig, in elke klasse-indeling, zonder beperking ten aanzien van de capaciteit.

Naar boven