De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Federale Republiek Nigeria,
hierna te noemen de „Overeenkomstsluitende Partijen",
geleid door de wens de van oudsher tussen hun beide landen bestaande vriendschapsbanden
te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
in het bijzonder wat investeringen door de onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende
Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft,
in het besef dat overeenstemming omtrent de aan deze investeringen toe te kennen behandeling
het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische
ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke
en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst:
-
a. omvat de term „investeringen": alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking
tot alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en gezamenlijke ondernemingen;
-
iii. recht op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom (zoals octrooien, auteursrechten,
licenties, en handelsmerken en -namen), en rechten betreffende technische werkwijzen,
goodwill en know-how;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht, met inbegrip van rechten tot het opsporen,
exploreren en winnen van natuurlijke rijkdommen;
-
b. omvat de term „onderdanen" met betrekking tot elk van beide Overeenkomstsluitende
Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Overeenkomstsluitende Partij hebben;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht overeenkomstig het recht van die Overeenkomstsluitende
Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht overeenkomstig het recht van die Overeenkomstsluitende
Partij, maar die, al dan niet rechtstreeks, onder toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii. hierboven.
-
c. omvat de term „grondgebied": de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken
Staat, voor zover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten
of rechtsmacht in deze gebieden uitoefent.
Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door de bescherming op haar grondgebied van investeringen
van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Met inachtneming van haar
recht de haar door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen,
laat elke Overeenkomstsluitende Partij deze investeringen toe.
-
1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en
belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer,
de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze onderdanen.
-
2 In het bijzonder kent elke Overeenkomstsluitende Partij dergelijke investeringen een
volledige fysieke zekerheid en bescherming toe, die in elk geval niet minder is dan
die welke wordt toegekend aan investeringen van hetzij haar eigen onderdanen hetzij
onderdanen van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken
onderdaan.
-
3 Indien een Overeenkomstsluitende Partij onderdanen van een derde Staat bijzondere
voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies,
economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond
van interimovereenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Overeenkomstsluitende
Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere
Overeenkomstsluitende Partij.
-
5 Indien de wettelijke bepalingen van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of
verplichtingen krachtens internationaal recht, die thans bestaan of op een later tijdstip
door de Overeenkomstsluitende Partijen worden aangegaan naast deze Overeenkomst, een
algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij recht hebben op een behandeling die gunstiger
is dan in deze Overeenkomst is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven deze Overeenkomst.
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Overeenkomstsluitende Partij aan onderdanen van de andere
Overeenkomstsluitende Partij die investeringen op haar grondgebied hebben, een behandeling
toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen onderdanen
of aan die van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken
onderdanen. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen
door die Partij toegekend:
-
a. krachtens een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.
De Overeenkomstsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met
een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in een vrij
inwisselbare munteenheid, zonder onnodige beperking of vertraging. Deze overmakingen
omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen,halffabrikaten of eindprodukten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen ten einde de continuïteit van een investering te
waarborgen;
-
iii. voor het uitbreiden en/of verbeteren van een investering;
-
c. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
d. royalty's of honoraria;
-
e. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
f. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering.
Geen der Overeenkomstsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor, al dan niet rechtstreeks,
aan onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij hun investeringen worden
ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Overeenkomstsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een regeling voor de betaling van een billijke schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling dient de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen
te vertegenwoordigen, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet
tot de datum van betaling, en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden,
zonder onredelijke vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar
het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de munteenheid van het land
waarvan de gerechtigden onderdaan zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij
inwisselbare munteenheid.
Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen
Aan onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij
wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand,
opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende
Partij wat restitutie, schadeloosstelling, vergoeding of een andere regeling betreft,
geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Overeenkomstsluitende
Partij toekent aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde Staat, naar
gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.
Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Overeenkomstsluitende Partij
krachtens een bij wet ingesteld stelsel verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's,
wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar in de rechten van de bedoelde
onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering, door de andere Overeenkomstsluitende
Partij erkend.
Artikel 9. Beslechting van geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een
onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij
Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt er hierbij mee in juridische geschillen die
zich voordoen tussen die Overeenkomstsluitende Partij en een onderdaan van de andere
Overeenkomstsluitende Partij betreffende een investiering van die onderdaan op het
grondgebied van de eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij voor te leggen aan het
Internationaal Centrum voor beslechting van investeringsgeschillen voor beslechting
door middel van conciliatie of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting
van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18
maart 1965 te Washington D.C. werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon
die onderdaan is van de ene Overeenkomstsluitende Partij en die, voordat een zodanig
geschil zich voordoet, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende
Partij, wordt overeenkomstig artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag voor
de toepassing van het Verdrag behandeld als onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende
Partij.
Artikel 10. Werkingssfeer
De bepalingen van deze Overeenkomst zijn, vanaf de datum van inwerkingtreding ervan,
zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, ook van toepassing op investeringen die voor
die datum zijn gedaan.
Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over aangelegenheden betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst.
De andere Partij neemt dit voorstel welwillend in overweging en biedt passende gelegenheid
voor dit overleg.
Artikel 12. Beslechting van geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen
-
1 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van deze Overeenkomst die niet binnen een redelijke termijn door diplomatieke
onderhandelingen kunnen worden beslecht, worden, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen,
op verzoek van een van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld
scheidsgerecht. Elke Partij benoemt een scheidsman en de twee aldus benoemde scheidsmannen
benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Overeenkomstsluitende
Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien één van beide Partijen nalaat een scheidsman te benoemen en niet binnen twee
maanden gevolg geeft aan een verzoek van de andere Partij deze benoeming te verrichten,
kan de laatstbedoelde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken
de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is bedoelde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen, wordt
het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen
onderdaan is van een der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht beslist op basis van deze Overeenkomst en van andere toepasselijke
overeenkomsten tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen, van de regels van het
internationale recht en van toepasselijke regels van het nationale recht. De voorgaande
bepalingen doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht in het geschil
een uitspraak ex aequo et bono te doen, indien de Partijen daarmee instemmen.
Artikel 13. Territoriale reikwijdte
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst van toepassing op
het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij in de in
artikel 15, eerste lid, bedoelde mededeling anders wordt bepaald.
Deze Overeenkomst kan te allen tijde worden gewijzigd met schriftelijke instemming
van beide Partijen. Een wijziging wordt van kracht wanneer de Overeenkomstsluitende
Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen
constitutioneel vereiste procedures is voldaan.
Artikel 15. Duur en beëindiging
-
1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt
op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld
dat aan de in hun onderscheiden landen hiertoe constitutioneel vereiste procedures
is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar. Daarna blijft
deze Overeenkomst van kracht, tenzij een van beide Overeenkomstsluitende Partijen
de andere schriftelijk mededeling van beëindiging doet. In dat geval wordt de Overeenkomst
beëindigd twaalf maanden na de datum waarop de schriftelijke mededeling is gedaan.