Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] Kong inzake de overlevering van voortvluchtige delinkwenten, Hong Kong, 02-11-1992

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 21-05-2016 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Hong Kong inzake de overlevering van voortvluchtige delinkwenten

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Hong Kong inzake de overlevering van voortvluchtige delinkwenten

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en

de Regering van Hong Kong, naar behoren gemachtigd tot het sluiten van deze Overeenkomst door de soevereine Regering die verantwoordelijk is voor haar buitenlandse zaken,

Geleid door de wens te voorzien in de wederzijdse overlevering van voortvluchtige delinkwenten;

Herinnerend aan de rechten die aan een ieder die is betrokken in een strafrechtelijke procedure toekomen overeenkomstig algemeen erkende normen;

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

De Partijen komen overeen, met inachtneming van de bepalingen neergelegd in deze Overeenkomst, aan elkander over te leveren iedere persoon die op het rechtsgebied van de aangezochte Partij wordt aangetroffen en die door de verzoekende Partij wordt opgeëist met het oog op vervolging of de oplegging of tenuitvoerlegging van een straf in verband met een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit dat valt onder de rechtsmacht van laatstbedoelde Partij. Zodanige personen worden voor de toepassing van deze Overeenkomst „voortvluchtige delinkwenten” genoemd.

Artikel 2

  • 1 De overlevering van voortvluchtige delinkwenten wordt toegestaan in geval van een strafbaar feit dat valt onder één van de volgende strafbepalingen, met inbegrip van de poging daartoe, de deelneming daaraan of de uitlokking daarvan, voor zover het een feit betreft waarvoor, op grond van de wetgeving van beide Partijen, gevangenisstraf of een andere vorm van detentie van langer dan één jaar, dan wel een strengere straf, kan worden opgelegd:

    • i. moord;doodslag

    • ii. het behulpzaam zijn bij of aanzetten tot zelfmoord of daartoe raad of middelen verschaffen

    • iii. het opzettelijk verwonden; mishandelen waarbij zwaar of feitelijk lichamelijk letsel wordt toegebracht

    • iv. verkrachting

    • v. aanranding van de eerbaarheid

    • vi. ontucht met een kind, onmachtige of bewusteloze

    • vii. ontvoering; schaking; wederrechtelijke vrijheidsberoving; verkoop van of handel in slaven of andere personen; gijzeling

    • viii. bedreiging

    • ix. overtreding van de wetgeving inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen

    • x. de verkrijging van goederen of geldelijk voordeel door bedrog; diefstal; roof; inbraak; verduistering; afpersing; afdreiging; heling; valse boekhouding; enig ander strafbaar feit met betrekking tot goederen of fiscale aangelegenheden waarbij sprake is van fraude

    • xi. overtredingen van de wetgeving inzake faillissement

    • xii. overtredingen van de wetgeving inzake vennootschappen

    • xiii. elk delict betreffende namaking; overtreding van de wetgeving inzake valsheid of de gebruikmaking van vervalsingen

    • xiv. overtreding van de wetgeving inzake omkoping

    • xv. meineed of uitlokking tot meineed

    • xvi. delicten betreffende de verstoring of verhindering van de rechtsgang

    • xvii. vernieling, met inbegrip van opzettelijke brandstichting

    • xviii. overtreding van de wetgeving inzake vuurwapens

    • xix. overtreding van de wetgeving inzake explosieven

    • xx. overtreding van de wetgeving inzake milieuverontreiniging

    • xxi. muiterij of enige gedraging van insubordinatie aan boord van een schip op zee

    • xxii. piraterij, waarbij schepen of luchtvaartuigen zijn betrokken, overeenkomstig het internationale recht

    • xxiii. het wederrechtelijk in zijn macht brengen of houden van een luchtvaartuig

    • xxiv. genocide of het rechtstreeks en in het openbaar aanzetten tot genocide

    • xxv. het vergemakkelijken of mogelijk maken van de ontsnapping van een gedetineerde

    • xxvi. smokkelarij

    • xxvii. het regelen, uit winstbejag, van de illegale binnenkomst van personen op het grondgebied van de verzoekende Partij

    • xxviii. strafbare feiten waarvoor voortvluchtige delinkwenten kunnen worden overgeleverd krachtens internationale verdragen die bindend zijn voor de Partijen, en feiten die strafbaar zijn gesteld uit hoofde van besluiten van internationale organisaties die bindend zijn voor de Partijen

    • xxix. samenspanning tot of voorbereidingshandelingen voorafgaande aan het plegen van een strafbaar feit waarvoor krachtens deze Overeenkomst overlevering kan worden toegestaan

    • xxx. alle andere strafbare feiten waarvoor uitlevering kan worden toegestaan in overeenstemming met de wetgeving van beide Partijen.

  • 2 Wanneer om overlevering van een voortvluchtige delinkwent wordt verzocht met het oog op de tenuitvoerlegging van een vonnis, geldt voorts het vereiste dat, in geval van gevangenisstraf of detentie, daarvan nog ten minste zes maanden moeten worden ondergaan.

  • 3 Bij de vaststelling of het een feit betreft dat strafbaar is gesteld krachtens de wetgeving van beide Partijen, doet het niet ter zake of, naar de wetgeving van de Partijen, de bestanddelen van het delict verschillen, met dien verstande dat wel het geheel aan handelingen of nalatigheden als beschreven door de verzoekende Partij, in aanmerking dient te worden genomen.

  • 4 Wanneer om overlevering van een voortvluchtige delinkwent wordt verzocht met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf, kan de aangezochte Partij weigeren hem over te leveren indien blijkt dat hij bij verstek is veroordeeld, tenzij de mogelijkheid bestaat zijn zaak opnieuw te behandelen in zijn aanwezigheid, in welk geval hij ingevolge deze Overeenkomst wordt beschouwd als een verdachte.

Artikel 3

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden behoudt zich het recht voor de overlevering van eigen onderdanen te weigeren. De Regering van Hong Kong behoudt zich het recht voor de overlevering te weigeren van onderdanen van de Staat waarvan de Regering verantwoordelijk is voor haar buitenlandse zaken.

Artikel 4

Indien op het feit waarvoor ingevolge deze Overeenkomst om overlevering van een voortvluchtige delinkwent wordt verzocht, krachtens de wetgeving van de verzoekende Partij de doodstraf is gesteld en indien de wetgeving van de aangezochte Partij niet voorziet in de doodstraf ten aanzien van dat feit, of indien deze gewoonlijk niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de overlevering worden geweigerd, tenzij de verzoekende Partij naar het oordeel van de aangezochte Partij voldoende waarborgen biedt dat deze straf niet zal worden opgelegd of, indien zij wordt opgelegd, niet ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 5

  • 1 De aangezochte Partij kan weigeren een voortvluchtige delinkwent over te leveren voor een feit dat volgens haar eigen recht wordt geacht te vallen onder de rechtsmacht van haar rechterlijke instanties.

  • 2 Een voortvluchtige delinkwent wordt niet overgeleverd indien hij, op enige grond voorzien in de wetgeving van één der Partijen, niet of niet meer kan worden vervolgd of gestraft wegens het feit waarvoor om zijn overlevering is verzocht.

Artikel 6

  • 1 Een voortvluchtige delinkwent wordt niet overgeleverd indien de aangezochte Partij van oordeel is dat het feit waarvoor de betrokkene wordt vervolgd of werd veroordeeld, een delict van politieke aard is.

  • 2 Een voortvluchtige delinkwent wordt niet overgeleverd indien de aangezochte Parij gegronde redenen heeft om aan te nemen:

    • a. dat het verzoek om teruggeleiding (ofschoon dit beweerdelijk wordt gedaan ter zake van een feit waarvoor overlevering kan worden toegestaan) in feite is gedaan teneinde hem te vervolgen of te straffen wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging; of

    • b. dat hij, indien hij wordt teruggeleid, wordt benadeeld bij zijn berechting, of wordt gestraft, gedetineerd dan wel beperkt in zijn persoonlijke vrijheid, op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging.

Artikel 7

De overlevering van een voortvluchtige delinkwent kan ook worden geweigerd indien de aangezochte Partij van oordeel is dat:

  • a. het strafbare feit, gelet op alle omstandigheden, niet ernstig genoeg is om de overlevering te kunnen rechtvaardigen; of

  • b. er sprake is van buitensporige vertraging, om redenen die de voortvluchtige delinkwent niet kunnen worden toegerekend, bij het instellen van strafvervolging tegen hem, het aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting of het doen ondergaan van de straf of het resterende gedeelte daarvan; of

  • c. de overlevering van de voortvluchtige delinkwent voor die Partij een schending van haar verplichtingen ingevolge internationale overeenkomsten met zich kan meebrengen; of

  • d. gezien de omstandigheden van de zaak, de overlevering van de voortvluchtige delinkwent onverenigbaar zou zijn met humanitaire overwegingen, gelet op diens leeftijd, gezondheid of andere persoonlijke omstandigheden.

Artikel 8

  • 1 Verzoeken om overlevering van een voortvluchtige delinkwent worden gedaan door en gericht aan de desbetreffende autoriteiten van de Partijen, waarvan zij van tijd tot tijd wederzijds kennisgeving doen.

  • 2 Bij het verzoek dienen te worden gevoegd:

    • a. een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de voortvluchtige delinkwent, te zamen met alle andere gegevens die zouden kunnen bijdragen tot de vaststelling van diens identiteit, nationaliteit en, indien bekend, diens verblijfplaats;

    • b. een uiteenzetting en bijzonderheden betreffende het strafbare feit waarvoor om overlevering wordt verzocht;

    • c. de tekst van de wettelijke bepalingen, zo deze er zijn, waarbij het feit strafbaar wordt gesteld, een opgave van de straf die daarvoor kan worden opgelegd en een aanduiding van een eventuele termijn die geldt voor de instelling van vervolging of de tenuitvoerlegging van een straf ter zake van dat strafbare feit.

  • 3 Indien het verzoek betrekking heeft op een verdachte, dient daarbij tevens te worden gevoegd een afschrift van het bevel tot aanhouding, afkomstig van een rechter, rechterlijk ambtenaar of andere bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij, alsmede het bewijsmateriaal dat, overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte Partij, zijn aanhouding met het oog op berechting zou kunnen rechtvaardigen indien het feit zou zijn begaan binnen het rechtsgebied van de aangezochte Partij.

  • 4 Indien het verzoek betrekking heeft op een persoon die reeds is veroordeeld of aan wie reeds een straf is opgelegd, dienen daarbij tevens te worden gevoegd:

    • a. een afschrift van de akte van de veroordeling of strafoplegging; en

    • b. indien de betrokkene is veroordeeld, doch aan hem geen straf is opgelegd, een daartoe strekkende verklaring van de desbetreffende rechterlijke instantie en een afschrift van het bevel tot aanhouding; of

    • c. indien aan de betrokkene een straf is opgelegd, een verklaring waaruit blijkt dat de straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is en hoeveel daarvan nog moet worden ondergaan.

  • 5 Indien de door de verzoekende Partij verstrekte informatie ontoereikend wordt geacht om de aangezochte Partij in staat te stellen een beslissing te nemen ingevolge deze Overeenkomst, kan laatstgenoemde Partij verzoeken om de nodige aanvullende informatie en een termijn vaststellen waarbinnen deze moet zijn ontvangen.

  • 6 De verzoekende Partij verstrekt van alle op het verzoek betrekking hebbende stukken een vertaling in een taal die aanvaardbaar is voor de aangezochte Partij. Deze bepaling is niet van invloed op de toelaatbaarheid van een door de verzoekende Partij geleverd onvertaald stuk.

Artikel 9

  • 1 In spoedgevallen kan de gezochte persoon, in overeenstemming met de wetgeving van de aangezochte Partij, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij voorlopig worden aangehouden.

  • 2 Het verzoek dient te omvatten een beschrijving van de gezochte persoon, een kennisgeving van het voornemen om diens overlevering te verzoeken, een uiteenzetting van het bestaan en de strekking van een bevel tot aanhouding of een tegen de betrokkene uitgesproken veroordelend vonnis, een uiteenzetting van de maximumstraf die voor het strafbare feit kan worden opgelegd of van de straf die daarvoor is opgelegd, alsmede een uiteenzetting van het handelen of nalaten (waaronder tijdstip en plaats) dat het vermeende strafbare feit oplevert.

  • 3 Het verzoek om voorlopige aanhouding dient schriftelijk te worden gedaan en kan langs dezelfde kanalen worden toegezonden als een verzoek om overlevering, dan wel via de Internationale Politie-Organisatie (Interpol).

  • 4 De voorlopige aanhouding van de gezochte persoon eindigt na het verstrijken van zestig dagen na de datum van diens aanhouding, indien het verzoek om diens overlevering, gestaafd met de in artikel 8, tweede tot en met vierde lid, bedoelde stukken, niet is ontvangen. Deze bepaling belet niet dat hij opnieuw wordt aangehouden of overgeleverd indien het verzoek om zijn overlevering later wordt ontvangen.

Artikel 10

Indien gelijktijdig om de overlevering van een voortvluchtige delinkwent wordt verzocht door zowel één van de Partijen als door een Staat of Staten waarmee het Koninkrijk der Nederlanden dan wel Hong Kong, naar gelang het geval, regelingen heeft inzake de overlevering van voortvluchtige delinkwenten, neemt de aangezochte Partij bij het nemen van haar besluit alle omstandigheden in aanmerking, met inbegrip van de desbetreffende bepalingen van die regelingen, de plaats waar de feiten zijn begaan, de relatieve ernst daarvan, de onderscheiden data van de verzoeken, de nationaliteit van de voortvluchtige delinkwent en de mogelijkheid van verderlevering aan een andere Staat.

Artikel 11

Stukken die bij een verzoek om overlevering zijn gevoegd, worden toegelaten als bewijs indien zij naar behoren zijn gewaarmerkt. Een stuk wordt geacht naar behoren te zijn gewaarmerkt indien het:

  • a. is ondertekend of voor eensluidend is verklaard door een rechter, rechterlijk ambtenaar of functionaris van de verzoekende Partij, en

  • b. is voorzien van het officiële stempel van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij.

Artikel 12

  • 1 De aangezochte Partij toetst of de bij een verzoek om overlevering van een voortvluchtige delinkwent gevoegde bescheiden rechtens genoegzaam zijn alvorens deze voor te leggen aan haar rechterlijke autoriteiten en zij handelt het verzoek van de verzoekende Partij af bij bedoelde autoriteiten.

  • 2 De aangezochte Partij draagt de kosten van de aanhouding van de persoon om wiens overlevering wordt verzocht, de kosten van de detentie van de betrokkene totdat hij wordt overgedragen aan een door de verzoekende Partij daartoe aangewezen persoon en de kosten verband houdende met procedures voor de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij, voortvloeiende uit het verzoek om overlevering.

  • 3 De verzoekende Partij draagt de kosten die worden gemaakt bij de overbrenging van de betrokkene vanuit het rechtsgebied van de aangezochte Partij.

Artikel 13

Verzoeken die niet voldoen aan de in deze Overeenkomst neergelegde voorwaarden worden geweigerd. Dit houdt in het bijzonder in dat een voortvluchtige delinkwent die wordt opgeëist met het oog op strafvervolging niet wordt overgeleverd, tenzij het bewijs overeenkomstig de wetgeving van de aangezochte Partij voldoende wordt geacht om zijn aanhouding met het oog op berechting te kunnen rechtvaardigen indien het feit waarvoor hij wordt vervolgd, zou zijn begaan binnen het rechtsgebied van de aangezochte Partij.

Artikel 14

  • 1 De aangezochte Partij deelt haar besluit naar aanleiding van het verzoek om overlevering onverwijld mede aan de verzoekende Partij. Volledige of gedeeltelijke weigering van het verzoek dient met redenen te worden omkleed.

  • 2 Indien de voortvluchtige delinkwent zal worden overgeleverd, wordt hij door de autoriteiten van de aangezochte Partij op een met de verzoekende Partij overeengekomen datum overgebracht naar een voor beide Partijen geschikte plaats van vertrek binnen het rechtsgebied van de aangezochte Partij. De aangezochte Partij stelt de verzoekende Partij in kennis van de duur van de detentie van de voortvluchtige delinkwent in verband met het verzoek om diens overlevering.

  • 3 Indien de voortvluchtige delinkwent binnen het rechtsgebied van de aangezochte Partij wordt vervolgd of een straf ondergaat wegens een ander strafbaar feit, wordt zijn overlevering uitgesteld totdat de vervolging en de tenuitvoerlegging van een tegen hem uitgesproken straf zijn voltooid.

  • 4 Behoudens het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde, wordt de betrokkene, indien de verzoekende Partij hem niet overneemt op de door de beide Partijen overeengekomen datum, in vrijheid gesteld na het verstrijken van dertig dagen na die datum, of na een kortere termijn als voorgeschreven door de wetgeving van de aangezochte Partij. De aangezochte Partij kan nadien weigeren hem voor hetzelfde feit over te leveren.

  • 5 Indien omstandigheden buiten haar macht een Partij beletten een persoon over te leveren of over te nemen als overeengekomen, stelt zij de andere Partij daarvan in kennis. In dat geval komen de twee Partijen een nieuwe datum voor de overlevering overeen en is het in het vierde lid van dit artikel bepaalde van toepassing.

Artikel 15

  • 1 Wanneer een verzoek om overlevering van een voortvluchtige delinkwent wordt ingewilligd, draagt de aangezochte Partij, op verzoek van de verzoekende Partij en voor zover haar wetgeving zulks toelaat, aan de verzoekende Partij over alle voorwerpen, met inbegrip van geldbedragen, die binnen haar rechtsgebied worden aangetroffen en die:

    • a. kunnen dienen als bewijsmateriaal voor het strafbare feit; of

    • b. ten gevolge van het strafbare feit door de voortvluchtige delinkwent zijn verkregen en die in zijn bezit zijn of later zijn gevonden.

  • 2 Indien de betrokken voorwerpen vatbaar zijn voor inbeslagneming of confiscatie binnen het grondgebied van de aangezochte Partij, kan zij deze, in het kader van lopende procedures, achterhouden of overdragen, op voorwaarde dat zij kosteloos worden teruggegeven. Deze bepaling laat de rechten van de aangezochte Partij, of van enige andere persoon dan de voortvluchtige delinkwent, onverlet.

Artikel 16

  • 1 Een voortvluchtige delinkwent die is overgeleverd mag door de verzoekende Partij niet worden vervolgd, gestraft, gedetineerd of onderworpen aan enige andere beperking van zijn persoonlijke vrijheid wegens enig ander feit, begaan vóór zijn overlevering, dan:

    • a. het feit of de feiten ter zake waarvan zijn overlevering werd toegestaan;

    • b. een delict, hoe ook omschreven, dat is gebaseerd op in wezen dezelfde feiten als die ter zake waarvan zijn overlevering werd toegestaan, mits het een delict betreft waarvoor hij zou kunnen worden overgeleverd ingevolge deze Overeenkomst en mits tegen dat feit een straf is bedreigd die niet zwaarder is dan de straf gesteld op het feit waarvoor hij werd overgeleverd;

    • c. enig ander strafbaar feit waarvoor overlevering kan worden toegestaan ingevolge deze Overeenkomst en ten aanzien waarvan de aangezochte Partij ermede kan instemmen dat hij daarvoor wordt vervolgd of bestraft;

    tenzij hij eerst gelegenheid heeft gehad om het recht uit te oefenen het rechtsgebied van de Partij waaraan hij is overgeleverd, te verlaten en hij dit niet binnen veertig dagen heeft gedaan of vrijwillig naar dat rechtsgebied is teruggekeerd na dit te hebben verlaten.

  • 2 Een voortvluchtige delinkwent die is overgeleverd mag niet worden verdergeleverd naar een ander rechtsgebied wegens een feit dat voor zijn overlevering is begaan, tenzij:

    • a. de aangezochte Partij met die verderlevering instemt; of

    • b. hij eerst gelegenheid heeft gehad om het recht uit te oefenen het rechtsgebied van de Partij waaraan hij is overgeleverd, te verlaten en hij dit niet binnen veertig dagen heeft gedaan of vrijwillig naar het rechtsgebied is teruggekeerd na dit te hebben verlaten.

  • 3 Een Partij wier instemming is vereist ingevolge het eerste lid, letter c, of het tweede lid, letter a, van dit artikel kan verlangen dat een stuk of uiteenzetting als bedoeld in artikel 8, alsmede een verklaring ter zake, afgelegd door de overgedragen persoon, worden overgelegd.

Artikel 17

Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden is deze Overeenkomst van toepassing op het Europese deel van Nederland en op het Caribische deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Artikel 18

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de datum waarop de Partijen elkander schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun onderscheiden vereisten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is voldaan.

  • 2 Elk der Partijen kan deze Overeenkomst te allen tijde opschorten of beëindigen door middel van een kennisgeving aan de andere Partij langs dezelfde kanalen als een verzoek om overlevering van een voortvluchtige delinkwent. De opschorting gaat in bij ontvangst van de desbetreffende kennisgeving. In geval van beëindiging houdt de Overeenkomst op van kracht te zijn zes maanden na ontvangst van de kennisgeving van beëindiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Hong Kong op 2 november 1992 in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. J. VAN PESCH

Voor de Regering van Hong Kong

(w.g.) A. ASPREY

Naar boven