Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 21 maart 2018, houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2017, nr. WJZ/17195871;

Gelet op richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L 155) en de artikelen 8, derde lid, 22, 28, eerste tot en met derde lid, 29, eerste lid, en 30 van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken en artikel 3.37, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 december 2017, No.W18.17.0390/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 maart 2018, nr. WJZ/18013217;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Een beheerpolygoon, oriëntatiepolygoon en graafpolygoon wordt weergegeven door een tekening van een vlak aan de hand van coördinaten van het rijksdriehoekstelsel op door de Dienst verstrekt kaartmateriaal.

  • 2 De beheerder respectievelijk netwerkexploitant stelt een beheerpolygoon op voor elk net respectievelijk netwerk dat hij beheert.

  • 3 De omvang en vorm van het gebied van de beheerpolygoon is gerelateerd aan de ligging van het net of netwerk dat binnen dat gebied wordt beheerd, waarbij in het geval van een net rekening wordt gehouden met een zorgvuldigheidsmarge tussen de ligging van het net en de grens van het gebied.

  • 5 De oriëntatiepolygoon past binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 2,5 kilometer hebben.

  • 6 De graafpolygoon past binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 500 meter hebben. Indien overeenkomstig artikel 14 van de wet graafmeldingen gezamenlijk worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie, past de graafpolygoon binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 1.500 meter hebben.

  • 7 Het tweede lid is niet van toepassing op:

    • a. een netwerkexploitant die uitsluitend antenne-opstelpunten beheert en de informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet middels het antenneregister toegankelijk heeft gemaakt; of

    • b. een netwerkexploitant die reeds als beheerder een beheerpolygoon voor zijn net en netwerk heeft opgesteld.

Artikel 3

  • 1 Beheerders, netwerkexploitanten, aanbieders, opdrachtgevers, grondroerders, en bestuursorganen hebben toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem, mits zij zich daartoe tevoren hebben aangemeld bij de Dienst.

  • 2 Een grondroerder of opdrachtgever heeft slechts toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem indien hij in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf graafwerkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid of leiding laat verrichten, respectievelijk opdracht geeft tot het uitvoeren van een werk waarbij graafwerkzaamheden worden verricht.

  • 3 Een aanbieder heeft slechts toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem indien hij om gebiedsinformatie verzoekt ten behoeve van het voorbereiden van een verzoek tot medegebruik of coördinatie.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de in het eerste lid bedoelde aanmelding, met inbegrip van de verstrekking van gegevens omtrent de aan te melden organisatie en personen.

Artikel 4

  • 1 De registratiemelding, het oriëntatieverzoek en de graafmelding worden gedaan en het graafbericht wordt verzonden via het elektronisch informatiesysteem, met dien verstande dat:

    • a. het oriëntatieverzoek en de graafmelding door tussenkomst van de Dienst kunnen worden gedaan;

    • b. graafmeldingen voor graafwerkzaamheden als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet overeenkomstig artikel 14 van de wet gezamenlijk kunnen worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie.

  • 2 De registratiemelding omvat een aanduiding van de functie van het desbetreffende net of netwerk overeenkomstig een bij ministeriële regeling te bepalen functie-indeling.

  • 3 De graafmelding omvat de aanvangsdatum van de voorgenomen graafwerkzaamheden en een aanduiding van de aard van deze werkzaamheden. De eerste volzin is niet van toepassing op graafmeldingen die overeenkomstig artikel 14 van de wet gezamenlijk worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop en de vorm waarin een registratiemelding, een oriëntatieverzoek, een graafmelding, een ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 10, onderdeel a, van de wet, of een graafbericht wordt gedaan, en over de hierbij te verstrekken gegevens.

Artikel 5

  • 1 De liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie hebben betrekking op elk in de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon gelegen net of netwerk, en worden weergegeven door een tekening op een bij ministeriële regeling te bepalen schaalgrootte.

  • 2 De liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie, hebben betrekking op de horizontale ligging en zijn gebaseerd op de meest nauwkeurige metingen die voor de beheerder of netwerkexploitant beschikbaar zijn, met dien verstande dat de metingen ten minste een nauwkeurigheid van een meter hebben.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat op de in het eerste lid bedoelde tekening markeringen en afzonderlijke elementen van het net of netwerk als zodanig worden weergegeven, en kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de weergave van deze gegevens.

  • 4 De beheerdersinformatie omvat de volgende gegevens:

    • a. de functie van het net of netwerk overeenkomstig de bij ministeriële regeling te bepalen functie-indeling;

    • b. indien meer dan één door de beheerder respectievelijk netwerkexploitant beheerd net respectievelijk netwerk op onderling zo geringe afstand is gelegen dat deze op de in het eerste lid bedoelde kaart niet afzonderlijk kunnen worden weergegeven: het aantal netten of netwerken;

    • c. andere, bij ministeriële regeling bepaalde gegevens.

  • 5 Het vierde lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover het netten betreft die deel uitmaken van een stervormig aangelegd aansluitnetwerk en indien wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop beheerdersinformatie wordt verstrekt en over de daarbij te verstrekken contactgegevens.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gebiedsinformatie die op grond van artikel 13 van de wet aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan wordt verstrekt en over de wijze waarop deze gebiedsinformatie wordt verstrekt.

Artikel 6a

  • 1 Vrijgesteld als bedoeld in artikel 9 van de wet van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden is de categorie agrarische grondroerders die, op het tijdstip waarop de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, de grond waarin die werkzaamheden worden uitgevoerd in eigendom of beheer heeft.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. agrarische grondroerders: degenen die bedrijfsmatig landbouwactiviteiten uitvoeren, in het kader waarvan regelmatig ondiepe graafwerkzaamheden in landbouwgrond van de grondroerder plegen te worden verricht;

    • b. landbouw: landbouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landbouwwet;

    • c. landbouwactiviteit: landbouwactiviteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 527/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013 L 347);

    • d. landbouwgrond: locatie waaraan in het omgevingsplan een agrarische functie is toegedeeld.

Artikel 7

  • 1 Indien als gevolg van een calamiteit onverwijld graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen zijn de artikelen 2, 8 en 15 van de wet niet van toepassing.

  • 2 Indien graafwerkzaamheden worden verricht als bedoeld in het eerste lid, draagt de opdrachtgever er zorg voor dat deze graafwerkzaamheden zo veel mogelijk op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 3 De grondroerder verricht de in het eerste lid bedoelde graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 4 De grondroerder stelt voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde graafwerkzaamheden de Dienst daarvan in kennis, waarna de Dienst onverwijld de contactgegevens van de beheerders van netten die op de graaflocatie zijn gelegen en informatie over de functie van deze netten aan de grondroerder verstrekt. De Dienst draagt in verband hiermee zorg voor permanente bereikbaarheid van de Dienst.

  • 5 De Dienst kan de uitvoering van het vierde lid opdragen aan een instelling die permanent bereikbaar is.

  • 6 De grondroerder wint voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de graaflocatie, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie. De grondroerder neemt in elk geval contact op met de beheerders van een net met gevaarlijke inhoud dat op de graaflocatie is gelegen.

  • 7 De beheerder van een net met gevaarlijke inhoud zorgt dat hij met het oog op de uitvoering van het zesde lid permanent telefonisch bereikbaar is voor het verschaffen van informatie en het treffen van voorzorgsmaatregelen voor zover dat nodig en mogelijk is.

  • 8 De opdrachtgever meldt onder opgaaf van redenen uiterlijk de eerstvolgende werkdag bij Onze Minister indien hij opdracht heeft gegeven tot graafwerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

  • 1 De gebieden, met inbegrip van de daarin gelegen fysieke infrastructuur en civiele werken, bedoeld in artikel 30 van de wet, zijn:

    • a. de luchthavens Schiphol, Rotterdam, Lelystad, Maastricht, Eelde, Leeuwarden, Volkel, Eindhoven, De Peel, Gilze Rijen, Woensdrecht en De Kooy;

    • b. de plaatsen van vestiging van de inrichtingen die beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet;

    • c. de marinehavens van Den Helder en Vlissingen;

    • d. de plaatsen van vestiging van militaire zend- en ontvangstinstallaties die naar hun aard een bijzondere vorm van informatiebeveiliging vereisen.

  • 2 In dit artikel wordt onder gebiedsbeheerder verstaan:

    • a. voor de in het eerste lid, onder a, bedoelde burgerluchthavens: exploitant van de luchthaven;

    • b. voor de in het eerste lid, onder a, bedoelde militaire luchthavens: Onze Minister van Defensie;

    • c. voor de in het eerste lid, onder b, bedoelde gebieden: houder van de vergunning; en

    • d. voor de in het eerste lid, onder c en d, bedoelde gebieden: Onze Minister van Defensie.

  • 3 De gebiedsbeheerder doet bij de Dienst opgave van de begrenzing van de gebieden, bedoeld in het eerste lid, waarover hij het beheer voert en stelt onverwijld de Dienst in kennis van wijzigingen van die begrenzing.

  • 4 Indien een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft op gebied als bedoeld in het eerste lid:

    • a. verstrekt de gebiedsbeheerder geen liggingsgegevens over netten of netwerken die hij beheert aan de Dienst;

    • b. verstrekt de Dienst gebiedsinformatie onverwijld, doch uiterlijk binnen twee werkdagen na verzending van het graafbericht, aan de gebiedsbeheerder;

    • c. indien de gebiedsbeheerder niet degene is die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft ingediend, verstrekt hij onverwijld de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie en beheerdersinformatie over eigen netten die zijn gelegen in de oriëntatiepolygoon of de graafpolygoon aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan, voor zover dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor het zorgvuldig verrichten van de graafwerkzaamheden en geen afbreuk doet aan het vereiste niveau van informatiebeveiliging.

Artikel 13

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 21 maart 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

M.C.G. Keijzer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Uitgegeven de dertigste maart 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven