De Minister van Veiligheid en Justitie,
Overwegende:
Dat het burgervliegtuig MH17 op 17 juli 2014 boven Oekraïens grondgebied uit de lucht
is geschoten, waarbij het toestel met 298 inzittenden in het Oosten van de Oekraïne
is neergekomen en niemand deze crash heeft overleefd. Dat in het Oosten van Oekraïne
op dat moment een gewapende strijd werd gevoerd en rebellen het gezag over het gebied
uitvoerden. Dat daarnaast de wrakstukken van het toestel over een gebied van vijftig
vierkante kilometer terecht zijn gekomen. Dat deze omstandigheden de berging van de
slachtoffers en hun bezittingen en de berging van de wrakstukken ernstig hebben bemoeilijkt.
Dat deze omstandigheden voor de nabestaanden extra leed heeft veroorzaakt bovenop
het verlies van hun dierbaren en tot een langere periode van onzekerheid heeft geleid.
Dat het, in het bijzonder voor de nabestaanden, zwaar is om te moeten accepteren dat
degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanslag op vlucht MH17 nog niet voor het
gerecht zijn gebracht.
Dat de Verenigde Naties resolutie 2166 hebben uitgebracht, die unaniem is aangenomen,
waarmee de Verenigde Naties het unieke karakter van de gebeurtenissen met vlucht MH17
onderschrijven;
Dat ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht van het neerhalen
van vlucht MH17 door het Openbaar Ministerie camerabeelden van Schiphol zijn gevorderd
ex artikel 126nd Wetboek van Strafvordering; dat deze beelden daarmee strafvorderlijke gegevens zijn geworden als bedoeld in
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg);
Dat de nabestaanden van de slachtoffers hebben verzocht om het vrijgeven van deze
camerabeelden, omdat op deze beelden mogelijk slachtoffers te zien zijn; dat voor
nabestaanden dit de laatste beelden kunnen zijn van hun dierbare(n); dat kennisneming
van deze beelden van belang kan zijn voor de rouwverwerking;
Dat vanwege werkzaamheden op Schiphol ten tijde van het vertrek van de MH17 er geen
beelden beschikbaar zijn van een specifieke locatie, waarvan zeker is dat alle slachtoffers
zich er hebben bevonden. Dat een tweede locatie waar naar alle waarschijnlijkheid
veel slachtoffers zich hebben bevonden, de incheckbalie(s) van vlucht MH17 betreft;
Dat het Openbaar Ministerie bij het beoordelen van het verzoek van nabestaanden aan
de hand van de inchecktijd voor vlucht MH17, voor zover aanwezig, de beelden van de
relevante incheckbalie heeft beoordeeld, met het oog op het herkennen van individuele
slachtoffers; dat hierbij het uitgangspunt is gehanteerd dat aan de direct nabestaanden
van alle 298 slachtoffers kennis kan worden gegeven van beelden van (het) betreffende
slachtoffer(s), voor zover die beelden inzicht geven in normaal (en bij nabestaanden
reeds bekend) reisgedrag van dat slachtoffer op Schiphol. Dat in die gevallen het
belang van de directe nabestaanden bij rouwverwerking zwaarder weegt dan het privacybelang
van het betreffende slachtoffer en dat van die beelden ook een afschrift mag worden
verstrekt. Dat indien die beelden inzicht geven in ander dan normaal reisgedrag een
individuele afweging moet worden gemaakt op basis van de omstandigheden van het geval;
dat het een gegeven is dat op de beelden ook derden zichtbaar zijn en dat voorts als
uitgangspunt is gehanteerd dat alleen kennis mag worden gegeven van beelden van de
betreffende slachtoffers voor zover derden daarop onherkenbaar zijn gemaakt, zodat
herleiding tot andere personen redelijkerwijs wordt voorkomen;
Dat het Openbaar Ministerie er helaas niet in is geslaagd om slachtoffers te herkennen
omdat de beelden alleen ver en wijd zicht geven over de vertrekhal, waarbij achter
in beeld de betreffende incheckbalie te zien is en het beeld wordt verder vertroebeld
door tientallen andere bewegende reizigers die het zicht op de incheckbalie wegnemen;
dat het niet mogelijk is personen in de beelden te herkennen; dat op beelden van andere
camera’s eveneens niet gericht kan worden gezocht naar slachtoffers omdat het Openbaar
Ministerie niet over concrete informatie over tijdstippen en locaties van slachtoffers
in de vertrekhal en de lounge beschikt, en ook deze beelden een ver en wijd zicht
geven op bewegende menigten; dat identificatie van de slachtoffers door het Openbaar
Ministerie derhalve onmogelijk is gebleken; dat gelet hierop, het Openbaar Ministerie
geen beelden heeft kunnen verstrekken aan de nabestaanden op grond van artikel 39f, eerste lid onder f, van de Wjsg, omdat dit niet proportioneel werd geacht en op die grond is afgewezen;
Dat in incidentele gevallen de Minister van Veiligheid en Justitie toestemming kan
geven tot verstrekking van strafvorderlijke gegevens met het oog op een zwaarwegend
algemeen belang en voor bijzondere doeleinden ex artikel 39g juncto artikel 14 Wjsg; Dat de Minister van Veiligheid en Justitie op basis van deze bijzondere bevoegdheid
heeft besloten dat in dit specifieke geval een proportionele verstrekking kan plaatsvinden
onder de voorwaarde dat de nabestaanden een prominente rol krijgen in de herkenning
van de slachtoffers;
Dat met deze verstrekking een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend, immers de
crash van vlucht MH17 is een van de grootste vliegtuigrampen met Nederlandse slachtoffers
uit de geschiedenis, die een diepe impact op onze samenleving heeft gemaakt en waardoor
de rechtsorde zowel nationaal als internationaal zeer ernstig is geschokt;
Dat in casu sprake is van een misdrijf en in het bijzonder de nabestaanden van de
298 slachtoffers zijn getroffen door de bijzondere en unieke omstandigheden waaronder
deze aanslag heeft plaatsgevonden; dat het toestel in een conflictgebied is neergestort
waar nog steeds een gewapend conflict gaande is waardoor het voor de nabestaanden
tot op heden niet mogelijk is geweest de rampplaats te bezoeken; dat de nabestaanden
naast het verlies om moeten zien te gaan met het gegeven dat het voor de rechter brengen
van de verantwoordelijken een zaak van lange adem zal zijn;
Dat het, gelet op de hierboven beschreven bijzondere en unieke omstandigheden, van
zwaarwegend algemeen belang wordt geacht dat de camerabeelden van Schiphol verstrekt
kunnen worden aan de nabestaanden van de slachtoffers van de aanslag op vlucht MH17,
in die zin dat de beelden getoond mogen worden en indien mogelijk een afdruk aan nabestaanden
zal worden verstrekt;
Dat het thans een eenmalige verstrekking betreft die plaatsvindt overeenkomstig de
hierbij te stellen voorwaarden.
Gelet op artikel 39g juncto artikel 14 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;