Rechtsbijstand bij verhoor: een te ontwikkelen praktijk
Met de aanwezigheid van de raadsman bij verhoren in het kader van onderzoeken door
een team grootschalig onderzoek (TGO), bij langer durende onderzoeken, bij aangehouden
minderjarige verdachten in de A- en B-categorie als bedoeld in de aanwijzing en bij
onderzoeken van bijzondere opsporingsdiensten is inmiddels ervaring opgedaan. Dat
geldt nog niet voor de reguliere opsporing van strafbare feiten, bijvoorbeeld bij
veelvoorkomende criminaliteit. Het recht op verhoorbijstand aan meerderjarige verdachten
zal een aanzienlijke verandering van de opsporingspraktijk in Nederland betekenen.
Vanaf 1 maart 2016 zullen de bij verhoorbijstand betrokken partijen (opsporingsinstanties,
advocatuur, Openbaar Ministerie, Raad voor Rechtsbijstand) het recht op verhoorbijstand
feitelijk vorm gaan geven. Het ontwikkelen van een waardevolle praktijk die recht
doet aan evidente belangen van waarheidsvinding en een eerlijk proces zal een groot
beroep doen op het wederzijds respect van de individuele professionals in de strafrechtketen.
Gezamenlijk zal deze ontwikkeling gemonitord worden, met als doel verbeteringen aan
te brengen op grond van praktijkervaringen.
Dit beleid is gebaseerd op het arrest van de Hoge Raad en op het wetsvoorstel tot
implementatie van de richtlijn en het daarbij behorende ontwerpbesluit. Dat neemt
niet weg dat vanaf 1 maart in de praktijk vragen kunnen rijzen over de wijze van uitvoering,
bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichte mededeling, het afstand doen of de regels
tijdens het verhoor. Indien de aard, omvang of gevoeligheid van de zaak daar aanleiding
toe geeft, ligt het in de rede dat de hulpofficier van justitie in een vroeg stadium
contact legt met de officier van justitie.
Regels inrichting en orde politieverhoor
Het verhoor is een opsporingsmiddel. Het verhoor vindt plaats tussen de verhorende
ambtenaar en de verdachte. De regie over en de uitvoering van het verhoor ligt bij
de verhorende ambtenaar. Daarbij dient de verhorende ambtenaar ruimte te geven aan
de raadsman om zijn bijstand vorm te kunnen geven binnen de kaders zoals in bijlage 2 neergelegd. In de tweede bijlage bij dit beleid worden regels gesteld voor de inrichting
van en de orde tijdens het politieverhoor in relatie tot het recht op verhoorbijstand.
Verplichte mededeling verhoorbijstand
De opsporingsambtenaar moet de aangehouden verdachte in ieder geval voorafgaand aan
het eerste verhoor en waar van toepassing voor de inverzekeringstelling wijzen op
zijn recht op verhoorbijstand. De opsporingsambtenaar legt deze mededelingen vast
in een proces-verbaal.
Afstand
Een verdachte kan afstand doen van zijn recht op verhoorbijstand. Indien een verdachte
afstand doet, wijst de opsporingsambtenaar hem op de gevolgen daarvan en deelt hem
mee dat hij deze beslissing te allen tijde kan herroepen. De opsporingsambtenaar dient
zich ervan te verzekeren dat de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig afstand doet
van zijn recht en vermeldt in een proces-verbaal de afstand, het feit dat verdachte
is ingelicht over de gevolgen daarvan alsook de mededeling aan verdachte dat herroeping
mogelijk is.
Bij een aangehouden verdachte zal reeds tijdens de voorgeleiding na aanhouding aan
de orde komen hoe een verdachte wenst om te gaan met zijn recht op verhoorbijstand,
net zoals nu reeds het recht op consultatiebijstand op dat moment aan de orde komt.
Indien de verdachte afstand doet van één of beide rechten legt de hulpofficier van
justitie dat vast in een proces-verbaal. Wordt op een later tijdstip afstand gedaan
van verhoorbijstand dan wordt daarvan ook melding gemaakt in het proces-verbaal.
Verdachten die vallen onder de A-categorie uit de aanwijzing kunnen geen afstand van
het recht op verhoorbijstand doen, tenzij zij voorafgaand aan het verhoor feitelijk
gebruik hebben gemaakt van het recht op consultatiebijstand (lees: daadwerkelijk bezocht
zijn door een raadsman) en de raadsman aan de hulpofficier van justitie of (een van)
de verhorende opsporingsambtenaren heeft bevestigd dat de verdachte geen verhoorbijstand
wenst.
Inverzekeringstelling
Het recht op verhoorbijstand geldt ook ten aanzien van het verhoor in het kader van
de inverzekeringstelling. Hulpofficieren van justitie dienen zich hier op voorhand van bewust te zijn, zeker
als de termijn voor het ophouden voor het verhoor dreigt te verlopen. Immers, rekening
dient te worden gehouden met de tijd die de raadsman wordt gegund om naar de plaats
van verhoor te komen.
Melding en termijnen
Uitgangspunt is dat het eerste verhoor aansluitend op de consultatiebijstand plaatsvindt.
Wanneer dit in het belang van het opsporingsonderzoek of vanuit praktisch oogpunt
niet mogelijk is, meldt de opsporingsinstantie het tijdstip waarop het eerste verhoor
zal plaatsvinden aan de raadsman. Als de raadsman op dit tijdstip niet beschikbaar
is, kan het tijdstip met maximaal een uur worden uitgesteld, opdat de raadsman alsnog
kan komen of een vervanger kan sturen, met dien verstande dat na dat uur slechts zonder
dat de raadsman aanwezig is met het verhoor kan worden gestart indien de verdachte
alsnog afstand doet van verhoorbijstand. Ook voor vervolgverhoren en directe verhoorbijstand
(de verdachte heeft eerder afstand gedaan van het recht op rechtsbijstand, maar komt
hiervan terug) waarbij de verdachte in verzekering is gesteld, geldt de werkwijze
dat de opsporingsinstantie het tijdstip direct aan de advocaat meldt. Uitsluitend
in het geval van directe verhoorbijstand waarbij de aangehouden verdachte nog niet
in verzekering is gesteld, melden de opsporingsinstanties het verzoek om een piketadvocaat
aan de Raad voor Rechtsbijstand. De raadsman die de melding heeft geaccepteerd dient
zo spoedig mogelijk in contact te treden met de opsporingsinstantie omtrent het tijdstip
van verhoor. De ruimte die hierbij kan worden geboden is afhankelijk van de ophoudtermijn
die nog beschikbaar is.
Verhoor zonder raadsman niet mogelijk, tenzij afstand of dringende noodzaak
In afwachting van de raadsman kan niet worden aangevangen met het verhoor van de verdachte.
Slechts in twee gevallen is er een uitzondering mogelijk:
-
a) als de verdachte – in de gevallen waarin dat volgens het in deze publicatie weergegeven
beleid is toegestaan – alsnog afstand doet van verhoorbijstand of;
-
b) wanneer sprake is van een dringende noodzaak om ernstige negatieve gevolgen voor het
leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen of te voorkomen
dat aanzienlijke schade aan het onderzoek wordt toegebracht.
In het geval onder b) kan alleen de hulpofficier van justitie, na voorafgaande toestemming
van de officier van justitie, beslissen dat met het verhoren wordt gestart. Die voorafgaande
toestemming van de officier van justitie is echter niet vereist wanneer het noodzakelijk
is om de verdachte terstond na zijn aanhouding ter plaatse te verhoren.
De beslissing van de hulpofficier, de gronden waarop deze berust, en de toestemming
van de officier van justitie worden in het proces-verbaal van verhoor vermeld. Indien
het verhoor is aangevangen zonder aanwezigheid van de raadsman krijgt deze alsnog
toegang zodra deze wel gearriveerd is.
Vergoeding
Aangehouden meerderjarige verdachten die vallen onder de A of de B categorie uit de
aanwijzing kunnen per 1 maart 2016 aanspraak maken op een vergoeding van de kosten
verbonden aan verhoorbijstand. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft hiervoor
binnen het bestaande vergoedingssysteem voor strafrechtadvocaten een regeling getroffen.
Verdachten die vallen onder de C-categorie uit de aanwijzing en verdachten die worden
opgeroepen/ ontboden om een verklaring af te leggen (en dus niet zijn of worden aangehouden)
hebben wel een recht op verhoorbijstand, maar de daarmee samenhangende kosten komen
voor hun eigen rekening.