Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 28-12-2016 t/m heden

Besluit van 12 december 2016, houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting ter implementatie van richtlijn 2014/30/EU (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 29 juni 2016, nr. WJZ / 16097720;

Gelet op richtlijn nr. 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking) (PbEU 2014, L 96), alsmede op het Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 3/2006, van 27 januari 2006 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-Overeenkomst (PbEG 2006, L 92), artikel 3, tweede lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (PbEG 1999, L 31), artikel II, derde lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280), artikel 2, tweede lid, en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229), artikel 2, tweede lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229), artikel 1 en bijlage 1, Hoofdstuk 9, betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG 2002, L 114), en op de artikelen 10.1, derde lid, 10.8, eerste lid, 10.9, 10.10, 10.12 en artikel 10.13, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 augustus 2016, nr. W12.16.0169/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 8 december 2016, nr. WJZ / 16121976;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en toepassingsbereik

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Telecommunicatiewet;

  • b. richtlijn nr. 2014/30/EU: richtlijn nr. 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking) (PbEU 2014, L 96);

  • c. richtlijn nr. 2014/53/EU: richtlijn nr. 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU 2014, L 153);

  • d. elektromagnetische verstoring: elektromagnetische verstoring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder 5, van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • e. ongevoeligheid: ongevoeligheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder 6, van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • f. elektromagnetische omgeving: elektromagnetische omgeving als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder 8, van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • g. elektromagnetische compatibiliteit: elektromagnetische compatibiliteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder 4, van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • h. lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie;

  • i. derde land: land dat partij is bij een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst;

  • j. geharmoniseerde norm: een geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 2, punt 1, onder c, van verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L 316);

  • k. EU-conformiteitsverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 15 van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • l. CE-markering: CE-markering als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder 25, 16 en 17 van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • m. aangemelde instantie: instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht en die voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in artikel 14 van richtlijn nr. 2014/30/EU door Onze Minister is aangewezen en is aangemeld op grond van artikel 20 van richtlijn nr. 2014/30/EU;

  • n. overeenstemmingsbeoordelingsorgaan: instantie die in het kader van een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst voor het beoordelen van overeenstemming van uitrusting op het gebied van elektromagnetische compatibiliteit met de normen van een derde land en volgens de regels en procedures van het derde land door Onze Minister is aangewezen;

  • o. accreditatie: accreditatie als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218);

  • p. nationale accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218);

  • q. veiligheidsdoeleinden: de doeleinden van de bescherming van menselijk leven of bezittingen.

Artikel 2

  • 2 Het bij of krachtens dit besluit bepaalde ten aanzien van apparaten is tevens van toepassing op:

    • a. componenten of subassemblages die bedoeld zijn om door de eindgebruiker te worden ingebouwd in een apparaat en die in staat zijn elektromagnetische verstoringen te veroorzaken of waarvan de werking door dergelijke verstoringen kan worden beïnvloed, en

    • b. mobiele installaties die bestaan uit een combinatie van apparaten of andere inrichtingen die bestemd zijn om te worden verplaatst en te worden gebruikt op een verscheidenheid van locaties.

Hoofdstuk 2. Uitrusting

Artikel 3

  • 2 Onverminderd het eerste lid, voldoet een vaste installatie aan de eisen, bedoeld in bijlage I, onder 2, van richtlijn nr. 2014/30/EU.

  • 3 Voor zover voor uitrusting een eis als bedoeld in het eerste of tweede lid op meer specifieke wijze bij andere wetgeving van de Europese Unie dan richtlijn nr. 2014/30/EU is vastgesteld, is de eis, bedoeld in het eerste of tweede lid, niet van toepassing op die uitrusting.

  • 4 Overeenstemming van apparaten met de in het eerste lid bedoelde eisen, wordt aangetoond door gebruik te maken van een van de conformiteitsbeoordelingsprocedures, bedoeld in artikel 14 van richtlijn 2014/30/EU.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden uitrusting die niet voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, tentoon te stellen of te demonstreren, tenzij:

    • a. het tentoonstellen of demonstreren plaatsvindt tijdens handelsbeurzen, tentoonstellingen of soortgelijke evenementen, en

    • b. deze uitrusting is voorzien van een zichtbaar teken dat aangeeft dat de uitrusting niet op de markt mag worden aangeboden of in gebruik mag worden genomen zolang deze uitrusting niet voldoet aan de eisen in dit besluit.

  • 2 Uitrusting als bedoeld in het eerste lid mag slechts worden gedemonstreerd indien passende maatregelen zijn genomen om elektromagnetische verstoring te voorkomen.

Artikel 5

  • 1 Uitrusting wordt vermoed te voldoen aan de in artikel 3, eerste of tweede lid, bedoelde eisen, indien is voldaan aan de met betrekking tot richtlijn nr. 2014/30/EU vastgestelde geharmoniseerde normen of delen daarvan, die betrekking hebben op de desbetreffende eisen.

  • 2 Van een vermoeden van overeenstemming als bedoeld in het eerste lid is slechts sprake indien de referentienummers van de bij de conformiteitsbeoordelingsprocedure gehanteerde geharmoniseerde normen of delen daarvan zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en deze normen van kracht zijn.

Hoofdstuk 3. Apparaten

Paragraaf 3.1. CE-markering en informatie over het gebruik van apparaten

Artikel 6

  • 1 Een fabrikant of zijn gemachtigde brengt de CE-markering zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aan op het apparaat of op het gegevensplaatje. Wanneer dit gezien de aard van het apparaat niet mogelijk of niet verantwoord is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten.

  • 2 De CE-markering wordt aangebracht voordat het apparaat in de handel wordt gebracht.

Artikel 7

  • 1 Een apparaat gaat vergezeld van informatie over specifieke voorzorgsmaatregelen die tijdens de assemblage, de installatie, het onderhoud of het gebruik van het apparaat moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat het apparaat bij ingebruikneming aan de eisen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voldoet.

  • 2 Een apparaat waarvan de overeenstemming met de eisen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in woongebieden niet gegarandeerd kan worden, gaat vergezeld van een duidelijke aanduiding van deze gebruiksbeperkingen, waar nodig ook op de verpakking.

  • 3 De informatie die nodig is om het apparaat overeenkomstig haar bestemming te kunnen gebruiken, wordt vermeld in de instructies die het apparaat vergezellen.

Paragraaf 3.2. Apparaten bestemd voor integratie in vaste installaties

Artikel 8

  • 2 In gevallen als bedoeld in het eerste lid wordt de vaste installatie in de begeleidende documentatie beschreven, met vermelding van de eigenschappen ervan in verband met de elektromagnetische compatibiliteit en van de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om het apparaat in de vaste installatie in te bouwen, teneinde de overeenstemming van de desbetreffende installatie niet aan te tasten.

  • 3 Voorts wordt in de documentatie de informatie opgenomen, bedoeld in de artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 9, derde lid, van richtlijn nr. 2014/30/EU.

Hoofdstuk 4. Vaste installaties

Artikel 9

  • 1 De goede technologische praktijken, bedoeld in artikel 19, eerste lid, vijfde volzin, van richtlijn nr. 2014/30/EU, worden gedocumenteerd.

  • 2 De voor de conformiteit van de vaste installatie verantwoordelijke persoon houdt de documentatie, bedoeld in het eerste lid, zolang de vaste installatie in bedrijf is, voor toezicht op de naleving ter beschikking van Onze Minister.

Artikel 10

  • 1 Indien er aanwijzingen zijn dat de vaste installatie niet voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, in het bijzonder indien sprake is van klachten over verstoringen die door de vaste installatie zouden worden veroorzaakt, kan Onze Minister eisen dat de persoon die verantwoordelijk is voor de conformiteit van de vaste installatie met de eisen, bedoeld in artikel 3, een bewijs van overeenstemming van de vaste installatie levert.

  • 2 Indien het in het eerste lid bedoelde bewijs niet afdoende is, kan Onze Minister een beoordeling inleiden.

  • 3 Indien Onze Minister vaststelt dat de vaste installatie niet voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, kan hij passende maatregelen opleggen om de vaste installatie in overeenstemming te brengen met die eisen.

Hoofdstuk 5. Aangemelde instanties en overeenstemmingsbeoordelingsorganen

Artikel 11

  • 1 Onze Minister kan een instantie aanwijzen en bij de Europese Commissie aanmelden voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in bijlage III, deel A, van richtlijn nr. 2014/30/EU, indien uit de aanvraag tot aanwijzing volgt dat de instantie blijkens accreditatie aantoonbaar voldoet aan de eisen in artikel 24 van richtlijn nr. 2014/30/EU.

  • 2 Onze Minister kan de aanwijzing beperken tot daarbij te omschrijven categorieën van apparaten of aspecten van de eisen, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3 Een aangemelde instantie verricht conformiteitsbeoordelingsprocedures waarvoor ze is aangewezen niet eerder dan twee weken na de datum van de aanmelding van de aangemelde instantie bij de Europese Commissie, en indien binnen deze periode de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie geen bezwaar hebben ingediend tegen de aanmelding.

Artikel 12

Onverminderd artikel 11, eerste lid, voldoet een aangemelde instantie blijkens accreditatie tevens aan de eisen, bedoeld in de artikelen 26, 32 en 34, tweede lid, van richtlijn nr. 2014/30/EU.

Artikel 13

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een aanvraag tot aanwijzing en aanmelding als bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt ingediend.

Artikel 14

Een aangemelde instantie informeert Onze Minister over:

  • a. elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten,

  • b. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanmelding,

  • c. informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen, en

  • d. op verzoek van Onze Minister, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister kan de aanwijzing en aanmelding beperken, schorsen of intrekken, indien:

    • a. de aangemelde instantie dit verzoekt,

    • b. de aangemelde instantie niet langer voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 11, eerste en derde lid, en 12, of

    • c. de aangemelde instantie haar verplichtingen niet nakomt.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overdracht van dossiers van een aangemelde instantie wier aanwijzing is beperkt, geschorst of ingetrokken of die haar activiteiten heeft gestaakt.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister kan een instantie aanwijzen als overeenstemmingsbeoordelingsorgaan.

  • 2 Bij de aanwijzing kan Onze Minister nadere voorwaarden stellen, waaronder in ieder geval het toepassingsbereik van de aanwijzing en de wijze waarop een overeenstemmingsbeoordeling uitgevoerd wordt.

  • 3 Onze Minister kan een aanwijzing intrekken indien het overeenstemmingsbeoordelingsorgaan niet voldoende technisch bekwaam is of niet voldoet aan de voorwaarden gesteld bij de aanwijzing.

  • 4 Onze Minister kan een aanwijzing schorsen indien Onze Minister het vermoeden heeft dat het derde lid van toepassing is.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de procedure van aanwijzing en de wijze waarop een aanvraag tot aanwijzing wordt ingediend.

Hoofdstuk 6. Speciale maatregelen voor conforme uitrusting

Artikel 17

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over speciale maatregelen betreffende de ingebruikneming of het gebruik van uitrusting die voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften. Deze regels betreffen:

  • a. maatregelen om een bestaand of te verwachten probleem in verband met elektromagnetische compatibiliteit op een bepaalde locatie te verhelpen, of

  • b. maatregelen die om veiligheidsredenen genomen worden om openbare elektronische communicatienetwerken of radioapparaten te beschermen, indien deze worden gebruikt voor veiligheidsdoeleinden in duidelijk gedefinieerde spectrumsituaties.

Hoofdstuk 7. Handhaving

Artikel 18

  • 1 Indien er aanwijzingen zijn dat een apparaat een risico vormt voor de onder richtlijn nr. 2014/30/EU vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen, waaronder de gezondheid of veiligheid van personen, en inbegrepen de situatie dat door een apparaat ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt in het etherverkeer of in andere apparaten, kan Onze Minister een beoordeling van het apparaat uitvoeren. Marktdeelnemers verlenen Onze Minister de nodige medewerking voor het uitvoeren van de beoordeling.

  • 2 Indien bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt geconstateerd dat een apparaat niet voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde eisen verlangt Onze Minister van de betrokken marktdeelnemer om binnen een redelijke termijn passende corrigerende maatregelen te nemen:

    • a. om het betreffende apparaat met deze eisen in overeenstemming te brengen, of

    • b. het betreffende apparaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

  • 3 Passende corrigerende maatregelen als bedoeld in het tweede lid, onder a, worden in ieder geval verlangd in de gevallen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van richtlijn nr. 2014/30/EU.

  • 4 De marktdeelnemer zorgt ervoor dat passende corrigerende maatregelen als bedoeld in het tweede lid worden toegepast op alle betrokken apparaten die hij in de Europese Unie op de markt heeft aangeboden.

  • 5 Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, passende corrigerende maatregelen als bedoeld in het tweede lid neemt, zal Onze Minister het op de markt aanbieden van het apparaat beperken of verbieden, het apparaat terug roepen of uit de handel nemen.

Hoofdstuk 8. Behandeling van klachten

Artikel 19

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de behandeling van klachten over elektromagnetische verstoring, ondervonden van het gebruik van uitrusting.

Hoofdstuk 9. Handelsreclame

Artikel 20

Het is verboden handelsreclame te maken voor uitrusting die niet voldoet aan de eisen van dit besluit en waarvan het in de handel brengen, het op de markt aanbieden of het in gebruik nemen op grond van artikel 10.1, eerste lid, van de wet is verboden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 12 december 2016

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Uitgegeven de eenentwintigste december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven