Beleidsregel meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs

[Regeling vervallen per 24-07-2019.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-12-2016 t/m 23-07-2019

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 november 2016, nr. HO&S/864922, inzake nadere invulling van de voorwaarden voor meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs (Beleidsregel meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 februari 2015, zaak C-359/13 en artikel 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 24-07-2019]

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voldoende mate van integratie met Nederland

[Regeling vervallen per 24-07-2019]

  • 1 Een student die gebruik heeft gemaakt van de in artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde vrijheid om op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven komt, in afwijking van artikel 2.14, tweede lid, onderdeel c, van de wet, in aanmerking voor studiefinanciering voor een buitenlandse opleiding, indien sprake is van een voldoende mate van integratie van de student met Nederland.

  • 2 Van een voldoende mate van integratie met Nederland is sprake indien aan ten minste één van de volgende criteria is voldaan:

    • a. de student heeft ten minste 3 jaren van de 6 jaren voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding in Nederland gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf gehad;

    • b. de student heeft ten minste 3 jaren van de 6 jaren voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding in Nederland gewerkt, anders dan louter marginaal en bijkomstig;

    • c. de student heeft volledig Nederlands basisonderwijs dan wel volledig Nederlands voortgezet onderwijs gevolgd in Nederland.

  • 3 Van een voldoende mate van integratie met Nederland is in ieder geval ook sprake indien de student voldoende vaardig is met de Nederlandse taal, wat kan worden aangetoond met een NT2-diploma, en aan ten minste één van de volgende criteria voldoet:

    • a. de student heeft voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding gedurende een periode van ten minste 3 jaren in Nederland gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf gehad;

    • b. de student heeft voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding gedurende een periode van ten minste 3 jaren in Nederland gewerkt, anders dan louter marginaal en bijkomstig;

    • c. een ouder of de partner van de student heeft voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding gedurende een periode van ten minste 3 jaren in Nederland gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf gehad;

    • d. een ouder of de partner van de student heeft voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding gedurende een periode van ten minste 3 jaren in Nederland gewerkt, anders dan louter marginaal en bijkomstig;

    • e. De student heeft basisonderwijs of voortgezet onderwijs gevolgd in Nederland gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 6 jaren.

Artikel 3. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 24-07-2019]

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Naar boven