Bijlage
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
1. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De betrokkenheid van Nederland bij het internationaal bestrijden van kinderarbeid
heeft een lange geschiedenis. Nederland spant zich al jaren in voor normstelling op
het gebied van kinderarbeid in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO). Nederland organiseerde in 1997 de eerste mondiale anti-kinderarbeid conferentie,
die leidde tot de breed omarmde ILO-conventie nr. 182 over uitbanning van de ergste
vormen van kinderarbeid. Deze conventie vormt samen met de ILO-conventie 138 over
de minimum leeftijd voor arbeid nog steeds het normatieve kader tegen kinderarbeid.
Nederland blijft zich inspannen voor verdere ratificatie en vooral betere naleving
van deze verdragen. Een belangrijk moment hiervoor was de tweede mondiale anti-kinderarbeid
conferentie in 2010 in Den Haag. Tijdens die conferentie werd een ‘Roadmap’ aangenomen
die ervoor moest zorgen dat de ergste vormen van kinderarbeid in 2016 zouden zijn
uitgebannen. Er zijn echter wereldwijd nog steeds 168 miljoen kinderen aan het werk. In de nieuwe
VN-ontwikkelingsdoelen (SDG’s) is daarom afgesproken om kinderarbeid uiterlijk in
2025 uit te bannen.
Van kinderarbeid is sprake wanneer kinderen te jong zijn, het werk te zwaar is, het onderwijs in de
weg staat of het ronduit gevaarlijk werk is dat hun lichamelijke en/of geestelijke
gezondheid bedreigt. Niet alleen de kinderen zelf wordt hiermee hun toekomst en een
beter leven ontnomen, ook de ontwikkeling van de maatschappij waarin ze leven wordt
gehinderd door bijvoorbeeld slecht geschoolde volwassenen. Kinderarbeid is niet alleen
een gevolg van armoede, het veroorzaakt juist ook armoede. Kinderarbeid vindt met
name plaats in opkomende markten en ontwikkelingslanden waar overheden tekortschieten
in het beschermen van rechten en waarin bedrijven hooguit een deel van de oplossing
van een probleem kunnen bieden. Het onderstaande overzicht geeft enig inzicht in het
vóórkomen van kinderarbeid in de wereld.
Bron: https://maplecroft.com/media/updatable/news/child_labour_index_map_2014.jpg
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna: de minister)
verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij de OESO-Richtlijnen voor Multinationale
Ondernemingen naleven, en zodoende niet door hun eigen activiteiten mensenrechtenschendingen zoals
kinderarbeid in hun internationale productieketens veroorzaken of eraan bijdragen
en deze waar ze vóórkomen aanpakken. Waar ze er niet aan bijdragen, wordt van de bedrijven verwacht dat ze manieren zoeken
om mensenrechtenschendingen zoals kinderarbeid te voorkómen en de effecten te mitigeren
als het direct verbonden is met hun operaties, producten en diensten door een zakelijke
relatie. Van bedrijven wordt verwacht dat ze hiertoe een due diligence proces uitvoeren.
Twee jaar geleden kondigde het kabinet aan te streven naar het afsluiten van convenanten
op het gebied van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) met
het Nederlands bedrijfsleven en haar stakeholders. Er is een MVO Sectorrisicoanalyse
uitgevoerd met als doel om internationaal MVO en het toepassen van daarop gerichte due diligence
bij bedrijven te bevorderen. Naar aanleiding van de resultaten werkt het bedrijfsleven
inmiddels meer en meer samen met betrokken partijen om tot verbeteringen op IMVO-gebied
te komen. Het eerste convenant dat is gesloten is dat van de kleding- en textielsector
(getekend op 4 juli 2016). In alle IMVO-convenanten die worden gesloten in de sectoren
waar kinderarbeid als één van de grotere risico’s is geïdentificeerd, moeten de betrokken
bedrijven duidelijk maken hoe ze met deze risico’s omgaan. De verantwoordelijkheid
om hier overtuigend invulling aan te geven ligt bij het bedrijfsleven.
Naar aanleiding van een amendement van de Tweede Kamer op de begrotingswet van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken van 5 november 2015, heeft de begrotingswetgever
middelen ter beschikking gesteld om multi stakeholder initiatieven tegen kinderarbeid
van bedrijven, overheden en andere organisaties te stimuleren. Deze middelen benut
de minister voor het Subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid. De minister
wil door middel van dit subsidieprogramma (Nederlandse) bedrijven aansporen creatief
na te denken over mogelijkheden om kinderarbeid uit de productieketens te bannen.
Waarbij het belangrijk is dat bedrijven in dezelfde sector samenwerken. Als bedrijven
bijvoorbeeld kunnen laten zien wat zij doen om te zorgen dat hun producten vrij van
kinderarbeid zijn, dan kunnen consumenten beter geïnformeerde keuzes maken over hun
aankopen. De verbetering van reputaties van Nederlandse bedrijven is daarbij een belangrijk
effect, maar is niet de primaire doelstelling van dit subsidieprogramma. Dit subsidieprogramma
beoogt bij te dragen aan het daadwerkelijk bestrijden van kinderarbeid en de inzet
van de daadwerkelijke invloed die Nederlandse bedrijven daarop kunnen hebben in een
multi-stakeholder samenwerking.
2. Doel en aanpak
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Dit subsidieprogramma heeft tot doel bij te dragen aan het uitbannen van alle kinderarbeid
(volgens de ILO-norm) voor 2025. Dit is het einddoel waar Nederland zich aan heeft
verbonden op basis van target 8.7 van de ‘Sustainable Development Goals’. Met het oog daarop worden de volgende subdoelen nagestreefd:
-
a.
Het Nederlandse bedrijfsleven neemt een actieve rol in het uitbannen van kinderarbeid.
Vooralsnog worden veel initiatieven met name door NGO’s uitgevoerd en nog minder door
het bedrijfsleven zelf. Dit subsidieprogramma beoogt een veel actievere rol van het
bedrijfsleven. Bedrijven zullen meer inzicht verkrijgen in hun positie in de keten,
in welke mogelijkheden, en eventueel verplichtingen, zij hebben bij het aanpakken
van kinderarbeid in hun keten, alsmede inzicht in de mogelijke economische gevolgen
voor hun bedrijfsvoering en businesscase die moeten worden gemitigeerd. Doordat het
subsidieprogramma ook zal bijdragen aan het verspreiden van kennis en mogelijke handelingsperspectieven
voor bedrijven, zullen (andere) bedrijven eerder weten wat ze kunnen doen.
-
b.
Het uitbannen van kinderarbeid vindt plaats waar nodig in de keten en met de juiste
samenwerkingspartners.
Maatregelen tegen kinderarbeid zijn veelal nodig in het bedrijf zelf, in de samenwerking
tussen bedrijven en andere stakeholders en op de geografische locaties waar kinderarbeid
plaatsvindt. NGO’s en bedrijven kunnen zo leren beter ‘elkaars taal’ begrijpen.
-
c.
Hefboom voor andere onderwerpen in de keten.
Kinderarbeid heeft als voordeel boven andere mensenrechten-issues dat er grote overeenstemming
is dat dit niet zou mogen voortbestaan. Kinderarbeid is tegelijk zo nauw verweven
met andere issues, dat de aanpak ervan als een hefboom of een ingang kan werken om
ook gerelateerde issues aan te pakken (bijvoorbeeld leefbaar loon of vrijheid van
vakvereniging), die minder worden erkend.
De volgende elementen zijn belangrijk bij het bestrijden van kinderarbeid:
Due diligence
|
Identificeren wat de mogelijke en werkelijke impact van het Nederlandse bedrijf op
kinderarbeid is:
In de keten, weten waar het product, halffabricaten en grondstoffen vandaan komen,
waar mogelijk kinderarbeid plaatsvindt en weten wat de eigen positie is (zijn er kinderen
in dienst bij het bedrijf, draagt het bedrijf eraan bij of is er een link).
|
Integreren in het bedrijf en actie nemen
Bedrijfsprocessen onder de loep nemen/verbeteren. Investeren in kennis en capaciteit
op kinderarbeid, kijken naar prijsbeleid, productieontwikkeling, commitment CEO, grievance
mechanisme, beloningssysteem. En maatregelen nemen om kinderarbeid te voorkomen.
|
Monitoren
Nagaan of wel de juiste maatregelen worden genomen, of ze effectief zijn. Audits kunnen
hierbij behulpzaam zijn, maar werkt maar beperkt voor kinderarbeid. Ontwikkelen van
een goede lokale stakeholder dialoog kan hierbij behulpzaam zijn.
|
Communiceren
Transparantie is van belang, met name transparantie naar stakeholders toe. Het bedrijf
legt verantwoording af over zijn aanpak.
|
Geïntegreerde en integrale benadering
|
Niet alleen een deel van het probleem aanpakken, maar integraal.
Zowel trainingen, als bewustmaken van leveranciers, ouders, community, en een alternatief
bieden, maar ook kijken naar leefbaar loon, vrijheid van vakvereniging, samenhang
met genderverschillen en goede scholing en kinderopvang.
|
Maatwerk: identificatie van de ‘root causes’
|
Aanpak van kinderarbeid dient fundamenteel te zijn, gericht op de grondoorzaken, anders
wordt het probleem namelijk slechts verplaatst en komt het kind zo mogelijk in een
slechtere situatie (bijvoorbeeld bedelen op straat of prostitutie). Mede daarom is
het bestrijden van kinderarbeid via certificering van producten niet voldoende gebleken.
|
Preventie
|
Via aanpak van de oorzaken: voorbeelden zijn bewustzijn creëren, sociale vangnetten,
goede en toegankelijke scholing, armoedebestrijding.
|
Gebiedsgerichte aanpak
|
Maakt het mogelijk alle stakeholders te betrekken en het probleem niet te verschuiven
van de ene naar de andere sector.
|
Samenwerking en dialoog met stakeholders
|
Tussen certificeerders, sectorpartners (ook concurrenten), met NGO’s en vakbonden.
Dialoog met de mensen wie het aangaat (ouders en kinderen).
|
Dus ook: samenwerking met leveranciers
|
Door langdurige relaties en duidelijke communicatie van verwachtingen (ook over wat
kinderarbeid is).
|
En: betrek de lokale overheid
|
Ook voor onderwijs, handhaving lokale wetgeving. Bedrijven kunnen invloed uitoefenen
op de lokale overheid.
|
3. Waarom meer inzet van bedrijven tegen kinderarbeid?
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Kinderarbeid voorkómen is één van de onderwerpen die veel bedrijven in hun beleid
en principes hebben opgenomen. Het belang hiervan is redelijk onomstreden. Er lijkt
echter wel sprake van ‘koudwatervrees’ bij bedrijven om kennis over kinderarbeid in
hun productketen op te doen: mogelijk in verband met de reputatie van het bedrijf,
de onzekerheid wat de gevolgen zijn voor de ‘businesscase’ als kinderarbeid in de
keten blijkt voor te komen en de angst in een langdurig, onoverzichtelijk en vooral
duur traject te komen waar geen regie meer mogelijk is. Belangrijk is dus dat bedrijven
meer kennis kunnen binnenhalen over wat ze kunnen doen. Want bij de bestrijding van
kinderarbeid wordt de actieve betrokkenheid van (internationale) bedrijven gemist.
Internationale bedrijven hebben bijvoorbeeld meer invloed op ketenpartners en de lokale
overheid dan maatschappelijke organisaties.
Bedrijven zijn dus hard nodig zijn om verschil te kunnen gaan maken. Bovendien is
het goed voor de bedrijven zelf als zij zich actief inzetten voor de bestrijding van
kinderarbeid. Argumenten die gebruikt worden om de businesscase te maken:
-
• Beter risicomanagement: betrokkenheid bij kinderarbeid kan leiden tot enorme publieke
verontwaardiging, campagnes en kan de reputatie van een bedrijf flink beschadigen;
-
• Impact op de markt: kinderarbeid staat de economische ontwikkeling van een land in
de weg en daarmee de koopkracht van consumenten;
-
• Verbeterde zakelijke kansen: klanten vinden het steeds belangrijker dat een bedrijf
goed met mensenrechten omgaat, zo ook de overheid als grote klant;
-
• Positieve erkenning: investeerders zijn steeds meer bezorgd om mensenrechten en zijn
bereid om de inspanningen van een bedrijf om deze issues aan te pakken, te erkennen;
-
• Groeiende eisen ten aanzien van transparantie: nationale en Europese wetgeving en
beurzen leggen steeds hogere eisen op aan bedrijven ten aanzien van het duidelijk
maken hoe ze met mensenrechten omgaan.
4. Begrippen
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
-
–
Grote onderneming: onderneming niet zijnde een MKB-onderneming.
-
–
Kinderarbeid: de definitie zoals gehanteerd door de International Labour Organization.
-
–
Lokale onderneming: onderneming met een buitenlandse handelsregistratie die onderdeel is van de keten.
-
–
minister: de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
-
–
MKB-onderneming: onderneming als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Europese Commissie van
6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.
-
–
Niet-gouvernementele organisatie (NGO): een niet op winst gerichte en niet door een overheidsinstantie opgerichte of aan
een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie die beschikt over
rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht in het land waar de NGO statutair gevestigd
is. Deze partij is ook als zodanig geregistreerd.
-
–
Onderneming (bedrijf): een onderneming is een entiteit die economische activiteiten uitvoert, ongeacht de
wijze waarop zij wordt gefinancierd. Een economische activiteit is het aanbieden van
goederen of diensten op een economische markt. Ook entiteiten die economische activiteiten
uitvoeren op ‘not for profit en not for loss’ basis kunnen kwalificeren als onderneming.
-
–
Overheid: geheel van centrale en decentrale overheidspartijen (Rijk, provincie, gemeente, of
lokale variant daarop). Ook semi-overheidspartijen kunnen als ‘overheid’ deelnemen
aan een samenwerkingsverband; het gaat daarbij om instanties die wettelijke taken
uitvoeren of het publieke belang dienen en 100% gefinancierd worden uit publieke middelen.
-
–
Penvoerder: de partner in een samenwerkingsverband die namens het samenwerkingsverband de subsidie
aanvraagt en een onderneming is met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht en
ook statutair in Nederland is gevestigd. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd is de
penvoerder de subsidieontvanger en als zodanig volledig aanspreekbaar en verantwoordelijk
jegens de Minister voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de naleving
van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.
-
–
Samenwerkingsverband voor due diligence projecten: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel samenwerkingsverband,
bestaande uit twee of meer ondernemingen met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands
recht welke ook statutair in Nederland zijn gevestigd, actief in de keten zijnde.
Indien er sprake is van een grote onderneming, dient er minimaal nog één MKB-onderneming
deel uit te maken van het samenwerkingsverband. NGO’s maken geen deel uit van het
samenwerkingsverband, maar kunnen wel worden ingehuurd voor hun expertise. In geval
van een samenwerkingsverband wordt de aanvraag namens het samenwerkingsverband door
een penvoerder ingediend.
-
–
Samenwerkingsverband voor multi stakeholder projecten: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel samenwerkingsverband,
bestaande uit minimaal één onderneming met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht
welke ook statutair in Nederland is gevestigd, één lokale onderneming en één NGO.
De betrokken ondernemingen maken deel uit van dezelfde keten. Indien het deel uitmaken
van het samenwerkingsverband van een lokale onderneming op het moment van de aanvraag
nog niet mogelijk is, zal moeten worden aangetoond hoe een lokale onderneming betrokken
zal worden. In geval van een samenwerkingsverband wordt de aanvraag namens het samenwerkingsverband
door een penvoerder ingediend.
5. Uitvoerder
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De minister heeft de uitvoering van deze beleidsregels opgedragen aan de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), agentschap van het Ministerie van Economische
Zaken. RVO.nl zal deze beleidsregels uitvoeren namens de minister op grond van een
aan RVO.nl verleend mandaat.
6. Due diligence projecten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Inleiding
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Geen bedrijf wil kinderarbeid in zijn productieketens. In de praktijk weten bedrijven
echter te weinig van de problematiek in hun eigen keten verder dan de ‘eerste schakel’
(‘first tier’). In het verlengde daarvan geven ze kinderarbeid te weinig prioriteit en is de interne
kennis van en capaciteit voor de aanpak van deze problematiek laag. Ook is er een
risico dat interne managementprocessen ongewild aan kinderarbeid bijdragen.
Doelgroep
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De minister kan op aanvraag van een onderneming:
-
– met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht welke ook statutair in Nederland is
gevestigd en actief in de keten, niet zijnde een NGO’, of
-
– penvoerder van een samenwerkingsverband van due diligence projecten zijnde eenmalig
subsidie verlenen ten behoeve van een due diligence project.
Inhoud project
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Om tot een due diligence project te komen moet er vanuit de initiatiefnemers expliciete
commitment zijn om het verbod op kinderarbeid te respecteren. Met een due diligence
project wordt bedoeld het identificeren van kinderarbeid met behulp van de juiste
stakeholders en het vervolgens in kaart brengen hoe deze kinderarbeid te bestrijden
en hoe daarover verantwoording af te leggen.
Het project bestaat uit de activiteiten zoals opgenomen in annex 1 bij deze bijlage.
Het is de bedoeling dat de activiteiten leiden tot de volgende resultaten:
-
• De betrokken bedrijven voeren een due diligence proces (keten-, impact- en risico
assessment, integratie, monitoring, communicatie) uit in het eigen bedrijf en de keten.
-
• De betrokken bedrijven zijn daarbij zichtbaar gericht op het integreren van de benodigde
maatregelen in hun bedrijfsprocessen (integratie) en het onderzoeken van de gehele
keten, dus voorbij ‘de eerste tier (schakel)’.
En uiteindelijk dat (zie ook annex 2):
-
• de betrokken bedrijven hun invloed in de keten gebruiken om hun zakenpartners de benodigde
maatregelen tegen kinderarbeid te laten nemen.
-
• de betrokken bedrijven en hun zakenpartners in de keten zich meer bewust zijn van
het waar, waarom en of kinderarbeid het voorkomt.
-
• de betrokken bedrijven en hun zakenpartners begrijpen welke (interne en externe) maatregelen
zij moeten en kunnen nemen om kinderarbeid terug te dringen.
-
• het bestrijden van kinderarbeid onderdeel van de bedrijfsprocessen van de betrokken
bedrijven is geworden, met name richting alle actoren in de keten.
-
• er een leereffect is voor het (betrokken) bedrijfsleven over de positieve bijdrage
van due diligence en handelingsperspectief met betrekking tot hun bijdrage aan het
bestrijden van kinderarbeid voorbij de ‘eerste schakel’.
Aan het einde van het project dient er een eindrapport conform het model dat beschikbaar
wordt gesteld door RVO.nl via www.rvo.nl/fbk opgeleverd te worden alsmede een plan
van aanpak voor de vervolgstappen van bestrijding van kinderarbeid in de keten.
Duur project
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Het project in het kader van dit subsidieprogramma mag maximaal 1 jaar duren. Het
project kan deel uit maken van een groter project, maar subsidiabel voor het subsidieprogramma
zijn slechts de projectkosten gemaakt na indiening van de aanvraag.
Omvang van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De subsidie bedraagt per project maximaal 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum
van:
-
• € 25.000 voor een grote onderneming,
-
• € 50.000 voor een MKB onderneming,
-
• € 100.000 voor een samenwerkingsverband voor due diligence projecten
Zie voor ‘subsidiabele kosten’ hoofdstuk 8.
7. Multi stakeholder projecten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Inleiding
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Kinderarbeid bestrijden is zeer complex. Haal je het weg op één plek, dan verschijnt
het op een andere, als je de achterliggende oorzaken (‘root causes’) niet aanpakt. Daarom is een aanpak op lokaal niveau en samenwerking tussen verschillende
stakeholders vaak extreem belangrijk. Want de maatregelen die bedrijven nemen, zoals
monitoring, zijn op zichzelf staand niet voldoende om de oorzaken aan te pakken. Bedrijven
hebben hier bovendien over het algemeen geen kennis en expertise voor in huis. NGO’s
en overheden hebben hier meer ervaring in. Door ieder vanuit de eigen rol, verantwoordelijkheid
en deskundigheid samen te laten werken, kan kinderarbeid worden bestreden.
Doelgroep
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De minister kan op aanvraag van een penvoerder van een samenwerkingsverband voor multi
stakeholder projecten eenmalig subsidie verlenen ten behoeve van een multi stakeholder
project.
Inhoud project
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Voordat er een gericht multi stakeholder project op locatie kan worden uitgevoerd
moeten de betrokken bedrijven onderzoek doen en hun bedrijfsprocessen voor wat betreft
kinderarbeid hebben doorlopen (bijvoorbeeld door het uitvoeren van een due diligence
project). Daaruit blijkt namelijk wat de aard van de relatie tot kinderarbeid is.
Mocht daaruit blijken dat bedrijven of andere organisaties kinderarbeid veroorzaken
of eraan bijdragen, dan volgt er een verplicht proces om kinderen uit het arbeidsproces
te halen (moeten). Wanneer blijkt dat bedrijven of organisaties aan kinderarbeid zijn
‘gelinkt’, dan is bijdragen aan dit proces uit vrije wil (mogen).
Het project bestaat uit de volgende activiteiten:
-
• Indien nodig, aanvullend onderzoek naar oorzaken van kinderarbeid (‘root causes’)
op de gekozen geografische locatie(s).
-
• Een plan van partners om kinderarbeid lokaal te bestrijden op de gekozen locatie(s)
en in de keten samen met lokale partners.
-
• Het komen tot een samenwerkingsovereenkomst met de verschillende stakeholders.
-
• De benodigde uitvoeringsactiviteiten zoals training, scholing, lobby.
Het is de bedoeling dat de activiteiten ertoe leiden dat (zie ook annex 2):
-
• de betrokken bedrijven hun ‘leverage’ (invloed) gebruiken om kinderarbeid lokaal te
bestrijden.
-
• de betrokken bedrijven, NGO’s en overheden lokaal (gaan) samenwerken om kinderarbeid
te bestrijden.
-
• binnen het geselecteerde gebied maatregelen zijn genomen die kinderarbeid voorkomen
en bestrijden door de geïdentificeerde oorzaken aan te pakken.
Aan het einde van het project dient er een definitief plan van aanpak te zijn waarbij
wordt aangegeven hoe een volgende fase van het project wordt ingegaan, welke financiering
daarvoor voorhanden is en welke partners zich daaraan committeren (Letter of Intent).
Duur project
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Het project in het kader van dit subsidieprogramma mag maximaal 2 jaar duren. Het
project kan deel uit maken van een groter project, maar subsidiabel voor het subsidieprogramma
zijn slechts de projectkosten gemaakt na indiening van de aanvraag.
Omvang van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
De subsidie bedraagt per project maximaal 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum
van € 475.000.
8. Subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Voor de projectkosten die in aanmerking kunnen worden genomen bij het bepalen van
de subsidie gelden de volgende uitgangspunten:
-
– voor kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd voor
het project wordt geen subsidie verleend;
-
– voor kosten die niet direct zijn gerelateerd aan het project wordt geen subsidie verleend;
-
– voor kosten voor projectmanagement, zijnde enkel de projectcoördinatie, geldt een
maximum van 10% van het totaal aantal opgevoerde dagen onder tijdsbesteding in Nederland
en het buitenland;
-
– voor de inhuur van medewerkers, bijvoorbeeld ZZP-ers, wordt een maximum uurtarief
van € 87,50 euro gehanteerd;
-
– de interne kosten van de aanvrager of partner worden zonder winstopslag in aanmerking
genomen;
-
– kosten in landen buiten Europa worden aan lokale maatstaven getoetst.
De subsidiabele kosten betreffen uitsluitend kosten gemaakt na indiening van de aanvraag
en het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken medewerkers
in loondienst bij de aanvrager en/of partner ten behoeve van deze activiteiten hebben
gemaakt, vermenigvuldigd met maximaal een vast uurtarief van € 87,50 waarin zowel
de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen. Deze
kosten kunnen worden vermeerderd met:
-
a. De kosten van het gebruik van hardware, gebouwen en/of software. Voor het bepalen
van de economische afschrijving worden vaste afschrijvingstermijnen gehanteerd:
-
– Hardware (machines, installaties): 5 jaar
-
– Gebouwen (indien gericht op activiteiten voor bijeenkomsten, kennisoverdracht en/of
scholing: 30 jaar
-
– Software: 3 jaar
De grondslag voor het bepalen van de afschrijvingskosten is de aanschafprijs van het
product, rekening houdend met de eventuele restwaarde en vermeerderd met eventuele
aanpassingskosten.
-
b. Reiskosten: internationale reiskosten en interlokale reiskosten buiten Nederland op
basis van economy class;
-
c. Verblijfkosten: de maximale vergoeding voor verblijfkosten is het aantal overnachtingen
maal de logies- en overige kosten conform de Daily Subsistence Allowance Rates (DSA-lijsten)
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, geldend op de startdatum van het project:
Bijlage I behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Reisregeling buitenland.
In aanvulling op de hierboven genoemde reis- en verblijfskosten kunnen ook extra reis-
en verblijfkosten vanwege de risico’s, verzekering en negatief reisadvies subsidiabel
zijn, mits goed onderbouwd in de aanvraag. In afwijking op het hierboven genoemde
vaste uurtarief wordt het uurtarief voor personeel van de aanvrager en/of partners
in het land buiten Europa naar lokale maatstaven vastgesteld tot maximaal dit vaste
uurtarief.
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
-
– Kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere
kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt;
-
– Financieringskosten en rentevergoedingen;
-
– Omzetbelasting;
-
– Kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen;
-
– Kosten gerelateerd aan promotionele of verkoopactiviteiten of promotiemateriaal;
-
– Algemene vertaalkosten;
-
– Kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom.
9. Aanvraag
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Er kan pas een aanvraag voor subsidie in het kader van dit subsidieprogramma gedaan
worden nadat er een adviestraject heeft plaatsgevonden aan de hand van een daartoe
ingediende concept-note/quick scan. Meer informatie hierover staat op www.rvo.nl/fbk.
Als het adviestraject is afgerond en een advies van RVO.nl op de concept-note/quick
scan is ontvangen kan er overgegaan worden tot het indienen van een aanvraag. De aanvraag
wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe op www.rvo.nl/fbk beschikbaar gesteld
middel en voorzien van de daarin genoemde bijlagen. Het gaat in ieder geval om een
verklaring van ontvangst van het RVO.nl-advies op de concept note/quick scan en de
volgende bijlagen:
In geval van een samenwerkingsverband dient bij de aanvraag een schriftelijke en door
alle partners ondertekende samenwerkingsovereenkomst gevoegd te worden die de medewerking
van de partners aan de uitvoering van het project en de naleving van de gemaakte afspraken
waarborgt, evenals de naleving van de aan een subsidieverlening te verbinden verplichtingen
jegens de minister. Hiervoor wordt een door RVO.nl beschikbaar gesteld format gebruikt.
De aanvrager en/of partners dienen te verklaren dat zij op de hoogte zijn en zullen
handelen naar de OESO richtlijnen (www.oesorichtlijnen.nl), de ILO-verklaring betreffende
de fundamentele principes en rechten op het werk (www.ilo.org), de VN-Conventie inzake
Biologische Diversiteit en niet staan op de FMO Uitsluitingslijst (www.fmo.nl/exclusion-list).
10. Beoordeling en verdeling van de beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Voor subsidieverlening in het kader van dit subsidieprogramma geldt een subsidieplafond
van € 950.000 voor due diligence projecten en een subsidieplafond van € 2.850.000
voor multi stakeholder projecten.
De aanvragen voor een subsidie ten laste van beide deelplafonds worden behandeld in
volgorde van ontvangst van de aanvragen. In het geval dat er voor één van de projectsoorten
meer dan één aanvraag op een dag wordt ontvangen, bepaalt de Minister de volgorde
van behandeling van deze aanvragen door middel van loting.
Bij de verdeling van de beschikbare middelen wordt onderscheid gemaakt tussen een
aantal sectoren. Ten aanzien van deze sectoren geldt per projectsoort het volgende:
voor de sectoren bouw, chemie, detailhandel, elektronica, energie, financiële sector,
groothandel, hout & papier, metaal, olie en gas, toerisme en scheepsbouw komt per
sector maximaal 1 aanvraag voor subsidie in aanmerking en voor de sectoren land- en
tuinbouw, textiel & kleding en voedingsmiddelen komen per sector maximaal 2 aanvragen
voor subsidie in aanmerking. De aanvraag dient duidelijk aan te geven op welke sector
hij betrekking heeft.
RVO.nl kan bij de beoordeling extern advies inwinnen.
10.1. Beoordeling due diligence projecten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag, behalve aan de vereisten
zoals vermeld in hoofdstuk 6 van deze beleidsregels, te voldoen aan alle volgende
elementen:
-
a. De doelstelling is het bestrijden en voorkomen van kinderarbeid.
-
b. Er wordt samengewerkt met relevante experts en organisaties.
-
c. Alle elementen van due diligence komen in het project terug (keten-, impact- en risico
assessment, integratie, monitoring, communicatie). Er moet hierbij nadrukkelijk sprake
zijn van gerichtheid op embedding in de eigen organisatie van de bedrijven (integratie)
en op het onderzoeken van de keten zo ver als nodig voorbij ‘de eerste tier’ Ook de
economische consequenties van het project voor de eigen organisatiemoeten inzichtelijk
gemaakt worden (feasibility).
-
d. MVO en iMVO-beleid bij stakeholders.
Financieel plan
-
e. Het projectbudget staat in goede verhouding tot de beschreven aard, omvang en resultaten
van het voorstel.
-
f. In geval van meerdere partners: er bestaat een evenredige verhouding tussen de omvang
van de eigen bijdrage aan het project per partner en de verdeling van het gevraagde
subsidiebedrag over de partners.
Impact
-
g. De projectresultaten worden zo breed mogelijk verspreid (disseminatie) en dragen daarmee
bij aan het bestrijden en voorkomen van kinderarbeid in de sector en in het algemeen.
-
h. Er is een beschrijving waar men over 3 jaar staat en dit is voldoende aannemelijk
(de financiering, betrokkenheid stakeholders, te mitigeren risico’s, aanpak ‘root
causes’).
10.2. Beoordeling multi stakeholder projecten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag, behalve aan de vereisten
zoals vermeld in hoofdstuk 7 van deze beleidsregels, te voldoen aan alle volgende
elementen:
-
a. De doelstelling is het bestrijden en voorkomen van kinderarbeid.
-
b. Er is bewijs geleverd van onderzoek naar de identificatie kinderarbeid op de gekozen
geografische locatie(s).
-
c. Duidelijke omschrijving van de (tussen)resultaten en activiteiten, realistisch in
tijd en plaats, waarbij wordt beschreven welke stakeholder wat doet/gaat doen om uitvoering
aan het plan van aanpak te geven.
-
d. Een realistische risicoanalyse en omschrijving hoe de genoemde risico’s worden ondervangen.
-
e. MVO en iMVO beleid bij stakeholders;
Financieel plan
-
f. Het projectbudget staat in goede verhouding tot de beschreven aard, omvang en resultaten
van het voorstel.
-
g. Er bestaat een evenredige verhouding tussen de omvang van de eigen bijdrage aan het
project per partner en de verdeling van het gevraagde subsidiebedrag over de partners.
Impact
-
h. De projectresultaten worden zo breed mogelijk verspreid (disseminatie) en dragen daarmee
bij aan het bestrijden en voorkomen van kinderarbeid op locatie, in de sector en in
het algemeen.
-
i. Er is een beschrijving van hoe de samenwerking na afloop van de voorgestelde looptijd
wordt voortgezet en waar men over 5 jaar staat en dit is voldoende aannemelijk (de
financiering, betrokkenheid stakeholders, te mitigeren risico’s, aanpak ‘root causes’).
11. Afwijzingsgronden
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Een aanvraag wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan het bepaalde in deze beleidsregels.
Daarnaast wordt een aanvraag afgewezen als er sprake is van een of meer van de volgende
situaties:
-
– Het project is alleen gericht op certificering.
-
– Uit de projectbegroting blijkt dat het betrokken bedrijf weinig tot geen kosten, anders
dan kosten voor penvoerderschap, gaat maken.
-
– Het project is niet in overeenstemming met de OESO richtlijnen, de ILO-verklaring
betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk, de VN-Conventie inzake
Biologische Diversiteit en de FMO Uitsluitingslijst.
-
– Het project is louter gericht op het oprichten van een platform/overlegstructuur.
En een aanvraag wordt ook afgewezen als de aanvrager of in geval van een samenwerkingsverband
één of meer partners in het samenwerkingsverband:
-
• Failliet is of zich in staat van liquidatie bevindt, voor wiens bedrijf een curator
is aangesteld, wiens economische activiteiten zijn opgeschort of zich in een vergelijkbare
procedure bevindt onder nationale wetgeving en verordeningen.
-
• Voorwerp is van een procedure waarin zijn faillissement is aangevraagd, surséance
van betaling is aangevraagd, of zich in een vergelijkbare positie bevindt onder nationale
wetgeving en verordeningen.
-
• Onherroepelijk is veroordeeld voor een delict dat zijn zakelijk handelen betreft.
-
• Zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig zakelijk wangedrag of wanbeheer.
-
• Zich met het oog op de aanvraag schuldig heeft gemaakt aan het geven van een onjuiste
voorstelling van zaken of bedrog.
-
• Veroordeeld is of vervolgd wordt voor criminele activiteiten, inclusief schending
van internationaal geaccepteerde mensenrechten of onder sterke verdenking staat van
directe of indirecte betrokkenheid bij zulke activiteiten.
12. Toezicht
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
RVO.nl zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de
subsidie waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid
en doelmatigheid.
De subsidieontvanger heeft de plicht om aan RVO.nl te melden wanneer hij niet (geheel)
aan de verplichtingen van de subsidie kan voldoen en/of de activiteiten waarvoor subsidie
is verleend niet (geheel) kan uitvoeren.
13. Verplichting
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
In de subsidiebeschikking zal de verplichting worden opgenomen dat meegewerkt zal
moeten worden aan monitoring en effectmeting van RVO.nl aangaande het project.
14. Administratieve lasten
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de aanvrager te maken krijgt
is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden
met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling van
de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat
het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 4,8% bedraagt.
Annex 1. – de 4 due diligence stappen
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
1. Identificeren van mogelijke en werkelijke risico’s: van reactief naar proactief
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Uitvoering van Due Dilligence zoals gesteld in de OESO-richtlijnen en de UNGP kunnen
leiden tot een vermindering van kinderarbeid. Bedrijven moeten dus niet meer alleen
reageren op misstanden die extern op ze afkomen, ze moeten deze pro-actief in kaart
brengen.
Wat betekent dit in kaart brengen? Dat betekent dat ze nagaan wat de aard en omvang
is van de werkelijke en mogelijke impact op mensen of de natuur. Niet alleen van hun
eigen activiteiten, maar ook van de activiteiten van hun zakelijke relaties. Het doel
is om de impact te begrijpen in een specifieke context. Alleen algemene risico’s identificeren
is dus niet voldoende. Ook is belangrijk dat het niet zozeer gaat om de risico’s voor
het bedrijf, maar om de risico’s voor mensen, inclusief kinderen. Dat kan soms afwijken
van bestaande processen om risico’s te identificeren of milieu en sociale effect studies
te doen.
Indicatoren:
-
• Breng de keten in kaart
-
• Hou rekening met de risico’s voor mensen
-
• Bevraag relevante stakeholders, vooral ook de mensen waar het werkelijk om gaat, dus
ook in ontwikkelingslanden
-
• Stel prioriteiten waar de mogelijke negatieve impact het grootst is (bv. welk deel
van de keten, welk land of leverancier)
-
• Weet wat er lokaal speelt en doe hier onderzoek naar
-
• Doe dit regelmatig en steeds voordat:
-
○ een nieuwe activiteit begint of
-
○ een nieuwe relatie wordt aangegaan of
-
○ belangrijke beslissingen worden genomen of
-
○ belangrijke veranderingen in de activiteiten starten
2. Integratie in het bedrijf en het nemen van maatregelen: doe wat je zegt dat je
doet
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Kijk welke maatregelen nodig zijn om de risico’s effectief op te heffen, te verminderen
en terug te dringen. Voorbeelden van maatregelen:
-
– Training over mensenrechten voor werknemers en leveranciers
-
– Aanpassen werknemers waarderingssystemen
-
– Aanpassen bonussystemen
-
– Aanpassen controle-mechanismes
-
– Aanpassen klachten-mechanismes
-
– Samenwerking met leveranciers
-
– Samenwerking zoeken met andere bedrijven in de sector
Indicatoren:
-
• Stel iemand aan met verantwoordelijkheid voor mensenrechten (incl. kinderarbeid)
-
• Zorg voor leiderschap aan de top
-
• Training van alle relevante mensen om het onderdeel van de bedrijfscultuur te maken
-
• Ontwikkelen van waarderingssysteem
3. Monitoren
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Hoe kan een bedrijf weten of de risico’s zijn teruggedrongen of maatregelen effectief
zijn geweest en leiden tot verbeteringen?
Indicatoren:
-
• Maak het meten van de effecten van de aanpak van kinderarbeid onderdeel van interne
rapportages en bestaande middelen (bijvoorbeeld surveys en audits)
-
• Gebruik klachten-mechanismes als feedback (een effectief en cultuur-sensitief klachtenmechanisme
is cruciaal)
-
• Ontwikkel kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s), bijvoorbeeld hoeveel mensen zijn
er getraind of hebben hun targets op mensenrechten gehaald? Hoeveel leveranciers hebben
meegedaan met een training?
-
• Kijk ook naar kwalitatieve indicatoren (bijvoorbeeld wat is de feedback van (lokale)
stakeholders)
-
• Monitor leveranciers en andere relaties regelmatig (self-assessments werken slecht
voor kinderarbeid)
4. Communicatie: know and show
[Regeling vervallen per 01-11-2021]
Van bedrijven wordt verwacht dat ze weten hoe zij mensenrechten, zoals het verbod
op kinderarbeid, respecteren en dat ze dit laten zien. Dit betekent communicatie,
transparantie en verantwoording afleggen aan relevante stakeholders.
Indicatoren:
-
• Formele rapportage waar risico’s op ernstige mensenrechtenschendingen bestaan, hier
valt kinderarbeid onder.
-
• Onafhankelijke verificatie van mensenrechten rapportage
-
• Rapporteren over de risico’s en de maatregelen die het bedrijf heeft genomen
Annex 2. – de resultatenketen
[Regeling vervallen per 01-11-2021]