Besluit bestuurlijke boeten Douane- en Accijnswet BES

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 06-10-2016 t/m heden

Besluit bestuurlijke boeten Douane- en Accijnswet BES

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit geeft beleidsregels voor het opleggen van boeten op grond van de Douane- en Accijnswet BES, het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES en de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES.

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit beleidsbesluit wordt onder ‘boete’ verstaan de sanctie die de inspecteur ingevolge Hoofdstuk II, titel 8, van de Douane- en Accijnswet BES (hierna: de Wet), Hoofdstuk 2, afdeling 2.13, van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES (hierna: het Uitvoeringsbesluit) en Hoofdstuk 2, afdeling 2.25, van de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES (hierna: de Uitvoeringsregeling) kan opleggen met betrekking tot belastingen en handels- en dienstenentrepots als bedoeld in artikel 1.4 van de Douane- en Accijnswet BES overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde regels.

Artikel 2

  • 1 Bij het vaststellen van de boete wijkt de inspecteur niet af van de percentages en bedragen, die in dit beleidsbesluit zijn vermeld.

  • 2 De boete kan worden verminderd wanneer sprake is van een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete, of wanneer de omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit buiten de directe invloedssfeer van belanghebbende liggen. De vermindering kan slechts worden verleend wanneer een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 2.86 van de Wet is ingediend.

Hoofdstuk II. Verzuimboeten

Artikel 3

  • 2 Ter zake van een verzuim legt de inspecteur een boete op van ten hoogste het wettelijk maximum van de betreffende boetebepaling.

  • 3 Bij het opleggen van verzuimboeten wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede of derde/volgend verzuim. Hierbij wordt een referentieperiode gehanteerd van drie jaren.

  • 4 Van een tweede respectievelijk derde of volgend verzuim is sprake als belanghebbende over de voorafgaande drie maanden vóór de vaststelling van dit verzuim reeds één respectievelijk twee of meer keer eenzelfde verzuim heeft begaan.

  • 5 Bij vernietiging van de boete wegens afwezigheid van alle schuld (avas) telt het verzuim niet mee in de verzuimenreeks.

  • 6 In geval van een eerste verzuim volstaat de inspecteur met het versturen van een waarschuwing.

  • 7 In geval van een tweede verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 50 procent van het wettelijk maximum volgens de van toepassing zijnde boetebepaling.

  • 8 In geval van een derde of volgend verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 100 procent van het wettelijk maximum volgens de van toepassing zijnde boetebepaling.

Artikel 4

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de verzuimen als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 2.113 van de Wet.

  • 2 Ter zake van een verzuim legt de inspecteur een boete op van ten hoogste het wettelijk maximum van de betreffende boetebepaling.

  • 3 Bij het opleggen van verzuimboeten wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede, derde of vierde/volgend verzuim. Hierbij wordt een referentieperiode gehanteerd van drie jaren.

  • 4 Van een tweede respectievelijk derde of vierde/volgend verzuim is sprake als belanghebbende over de voorafgaande drie maanden vóór de vaststelling van dit verzuim reeds één respectievelijk twee, drie of meer keer eenzelfde verzuim heeft begaan.

  • 5 Bij vernietiging van de boete wegens afwezigheid van alle schuld (avas) telt het verzuim niet mee in de verzuimenreeks.

  • 6 In geval van een eerste verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 25 procent van de (meer)verschuldigde invoerrechten of het bedrag van de navorderingsaanslag.

  • 7 In geval van een tweede verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 50 procent van de (meer)verschuldigde invoerrechten of het bedrag van de navorderingsaanslag.

  • 8 In geval van een derde verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 75 procent van de (meer)verschuldigde invoerrechten of het bedrag van de navorderingsaanslag.

  • 9 In geval van een vierde of volgend verzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van 100 procent van de (meer)verschuldigde invoerrechten of het bedrag van de navorderingsaanslag.

Hoofdstuk III. Vergrijpboeten

Artikel 5

  • 1 Als het ontstaan van de na te vorderen douaneschuld aan opzet dan wel grove schuld van de belanghebbende te wijten is, legt de inspecteur een boete op van maximaal 200 procent van de in artikel 2.113, derde lid, van de Wet omschreven grondslag. De boete bedraagt tenminste USD 140 en ten hoogste USD 14000.

  • 2 In geval van grove schuld legt de inspecteur een boete op van 50 procent van de wettelijke boetegrondslag. In geval van opzet legt de inspecteur een boete op van 100 procent van deze grondslag.

  • 3 De inspecteur legt in geval van opzet waarbij de ernst van de gedraging tot een hogere boete dan die in het tweedee lid aanleiding geeft, een boete op van 200 procent. Hiertoe is in elk geval aanleiding als sprake is van verhoudingsgewijs omvangrijke fraude.

  • 4 De inspecteur legt in geval van opzet waarbij sprake is van bedrieglijke handelingen een boete op van driehonderd procent. De boete bedraagt in een dergelijk geval tenminste USD 560.

  • 5 Als er op het moment van het begaan van het beboetbare feit nog geen twee jaren zijn verstreken sinds een boete op grond van het derde lid van artikel 2.113 is opgelegd, legt de inspecteur bij grove schuld een boete op van 150 procent en bij opzet een boete van 300 procent. De boete bedraagt in een dergelijk geval tenminste USD 560.

Artikel 6

  • 1 Als niet, niet tijdig of niet behoorlijk wordt voldaan aan de bepalingen als genoemd in artikel 2.114 van de Wet, legt de inspecteur een boete op van ten hoogste USD 2800.

  • 2 In geval van grove schuld legt de inspecteur een boete op van 25 procent van het wettelijk maximum van artikel 2.114 van de Wet. In geval van opzet legt de inspecteur een boete op van 50 procent van de Wet.

  • 3 In geval van recidive wordt de vergrijpboete bij grove schuld verhoogd tot 50 procent en de vergrijpboete bij opzet tot 100 procent. Van recidive is sprake als aan de belastingplichtige, of de inhoudingsplichtige voor hetzelfde belastingmiddel in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de door de inspecteur op te leggen vergrijpboete reeds eerder voor een vergelijkbaar feit een vergrijpboete is opgelegd, een transactie is voldaan, dan wel strafoplegging heeft plaatsgevonden.

  • 4 De inspecteur legt in geval sprake is van opzet waarbij de ernst van de gedraging tot een hogere boete dan die in het eerste of tweede lid aanleiding geeft, een boete op van 100 procent. Hiertoe is in elk geval aanleiding als sprake is van listigheid, valsheid of van verhoudingsgewijs omvangrijke fraude.

Den Haag, 23 september 2016

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze,

J. de Blieck

Lid van het managementteam Belastingdienst

Naar boven