Regeling bijzondere uitkering kinderrechten BES

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 25-08-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 augustus 2016, nr. 2016-0000466322, houdende regels inzake bijzondere uitkeringen voor de verbetering van de positie van kinderen in Caribisch Nederland (Regeling bijzondere uitkering kinderrechten BES)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 92, vijfde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bijzondere uitkering kinderrechten: eenmalige bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 2;

  • b. project: project als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Doel bijzondere uitkering kinderrechten

De minister kan aan de openbare lichamen een bijzondere uitkering kinderrechten verstrekken voor projecten die de verbetering van de positie en rechten van kinderen in het Caribische deel van Nederland ten doel hebben onder meer door:

  • a. de bestrijding van de oorzaken en gevolgen van armoede van kinderen;

  • b. de bestrijding van de oorzaken en gevolgen van geweld tegen kinderen, of

  • c. het verbeteren van de participatie van kinderen aan sociale en culturele activiteiten.

Artikel 3. Totale beschikbare bedrag

  • 1 Het totale bedrag voor bijzondere uitkeringen kinderrechten bedraagt voor 2016 en 2017 € 1.400.000.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een bijzondere uitkering kinderrechten wordt uiterlijk 31 oktober 2017 ingediend door het bestuurscollege van het openbaar lichaam met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. een beschrijving van het project of projecten, waarvoor de bijzondere uitkering kinderrechten wordt aangevraagd;

    • b. de wijze waarop het project of de projecten bijdraagt of bijdragen aan de doelstelling, genoemd in artikel 2;

    • c. een sluitende begroting voor het project, en

    • d. de verwachte realisatietermijn, met een beschrijving van het tijdpad en de mijlpalen indien die termijn langer is dan een jaar.

  • 3 Een bestuurscollege kan meerdere aanvragen indienen.

Artikel 5. Beslissing op de aanvraag

  • 1 De minister besluit binnen drie maanden op een aanvraag, maar op een aanvraag die voor 1 november 2017 is ingediend, op uiterlijk 31 december 2017.

  • 2 De minister besluit uitsluitend tot verlening van een bijzondere uitkering kinderrechten, indien:

    • a. het project voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2;

    • b. het naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat het project uiterlijk 31 december 2019 kan worden uitgevoerd;

    • c. het project doelmatig en doeltreffend is;

    • d. het project redelijkerwijs uitvoerbaar is gezien de middelen en de kosten die in het projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn begroot, en

    • e. het in artikel 3, eerste lid, genoemde beschikbare bedrag niet wordt overschreden als gevolg van het verlenen van de bijzondere uitkering kinderrechten.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1 Indien een openbaar lichaam een bijzondere uitkering kinderrechten ontvangt:

    • a. bewaakt het bestuurscollege van dat openbaar lichaam de tijdige uitvoering van het project volgens het projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, en

    • b. verzamelt en bewaart het bestuurscollege van dat openbare lichaam gegevens omtrent de voortgang en kosten van de uitvoering van het project.

  • 2 Het openbaar lichaam besteedt de bijzondere uitkering kinderrechten uitsluitend aan de uitvoering van het project waarvoor de uitkering is verstrekt.

  • 3 Zodra aannemelijk is dat een project waarvoor een bijzondere uitkering kinderrechten is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zal worden uitgevoerd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de verstrekking van de uitkering verbonden voorschriften zal worden voldaan, doet het bestuurscollege daarvan onverwijld melding aan de minister.

Artikel 7. Betaling

  • 1 De minister verstrekt een voorschot op de verleende bijzondere uitkering kinderrechten.

  • 2 De hoogte van het voorschot wordt per project vastgesteld op basis van een bevoorschottingsregime dat is vastgesteld bij het besluit, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3 De minister kan op verzoek van het bestuurscollege van het openbaar lichaam besluiten om de hoogte van een voorschot hoger of lager vast te stellen.

  • 4 De minister kan de verstrekking van voorschotten opschorten, indien:

    • a. een project wordt uitgevoerd op een wijze die niet langer voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2, of

    • b. verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan waarvoor de bijzondere uitkering kinderrechten is verstrekt.

Artikel 8. Intrekken besluit tot verstrekken bijzondere uitkering kinderrechten

  • 1 Zolang de bijzondere uitkering kinderrechten nog niet overeenkomstig artikel 9, eerste lid, is vastgesteld, kan de minister het besluit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wijzigen of intrekken, indien:

    • a. het openbare lichaam een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 6, derde lid;

    • b. het openbare lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit omtrent de verlening van de uitkering zou hebben geleid;

    • c. het besluit tot verlening van de uitkering onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten;

    • d. een project wordt uitgevoerd op een wijze die niet langer voldoet langer voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2, of

    • e. verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan waarvoor de uitkering is verstrekt.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

  • 1 De minister stelt de bijzondere uitkering kinderrechten vast uiterlijk vier maanden na indiening van de jaarrekening over het laatste uitvoeringsjaar.

  • 2 Voor zover de bijzondere uitkering kinderrechten niet op de wijze, bedoeld in artikel 6, tweede lid, is besteed kan de minister het reeds betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd en werkt terug tot en met 1 juni 2016.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere uitkering kinderrechten BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

Naar boven