Bijlage E. Taken en competenties boa’s milieu
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Taken van de milieuboa
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
-
I.
Uitvoerende ondersteuning bij (eenvoudige) zaken
Bij (economische) milieudelicten (eenvoudige misdrijven en overtredingen in de zin
van de Wet op de economische delicten) kan een milieuboa zelfstandig strafrechtelijk optreden. Dit kan ter ondersteuning
of in plaats van een bestuursrechtelijk handhavingstraject. Daarmee is het noodzakelijk
dat de boa naast strafrechtelijke kennis, beschikt over kennis van het bestuursrecht
(AWB).
-
II.
Deskundige ondersteuning bij gecompliceerde strafzaken
De milieuboa verleent bij dit soort zaken voor politie of een bijzondere opsporingsdienst
een belangrijke ondersteunende rol door inbreng van specialistische en/of juridische
kennis over de betrokken milieuwetgeving.
-
III.
Signalerende rol bij zaken die buiten zijn opsporingsbevoegdheid of competenties vallen
De milieuboa heeft een signalerende taak bij de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Voor zaken waarvoor hij niet bevoegd of bekwaam is, heeft hij een belangrijke oog-
en oorfunctie voor de politie en/of andere bevoegde handhavinginstanties. De milieuboa
registreert zijn bevindingen en maakt indien nodig een proces-verbaal van bevindingen
op.
-
IV.
Terugkoppeling uitvoerbaarheid/handhaafbaarheid van normen en beleid
De milieuboa kan problemen m.b.t. handhaafbaarheid van normen/uitvoerbaarheid van
normen signaleren en doorgeven aan verantwoordelijke partijen zoals vergunningverleners,
het Openbaar Ministerie en eventueel via een interne schakel aan intermediairs en
ministeries die verantwoordelijk zijn voor de normstelling.
Om de hierboven beschreven opsporingstaken goed te kunnen vervullen, dient iedere
milieuboa te beschikken over de volgende competenties
Competenties
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Vakmatige en methodische competenties zijn gericht op het vermogen om op adequate wijze producten en diensten te leveren.
De milieuboa kan:
-
• zelfstandig een milieuonderzoek verrichten, milieuschade taxeren, gegevens vergaren
en vastleggen ten behoeve van het proces-verbaal of bestuurlijke strafbeschikking;
-
• financieel-administratieve vaardigheden en hulpmiddelen toepassen, ten behoeve van
het berekenen van wederrechtelijk verkregen economisch voordeel of veroorzaakte schade;
-
• (eenvoudige) milieuregistraties controleren;
-
• het eigen milieuspecialisme begrijpelijk maken voor niet-ingewijden en partners (intern
en extern);
-
• ketengericht denken en onderwerpen die regio en/of provincie overstijgend zijn inzichtelijk
maken ten behoeve van het opsporingsonderzoek;
-
• milieurisicosituaties signaleren en daarin proportioneel en rechtmatig handelen;
-
• binnen bestaande beleidskaders de relevante wet- en regelgeving en richtlijnen op
het gebied van milieu rechtmatig toepassen;
-
• zo nodig de bestuursrechtelijke aanpak van milieudelicten ondersteunen of verwijzen
naar een civielrechtelijke aanpak;
-
• milieudelicten bij de handhaving van het milieurecht analyseren en systematisch, doortastend
afhandelen;
-
• rapporten van deskundigen interpreteren;
-
• rapporteren over uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten daarvan beoordelen;
-
• integraal handhaven en bij de handhaving verder kijken dan de eigen bevoegdheden.
Bestuurlijk-organisatorische en strategischecompetenties zijn gericht op het plannen en regelen van het eigen werk in de context van de organisatie.
De milieuboa kan:
-
• omgaan met het spanningsveld tussen de eigen milieuspecialistische deskundigheid en
de verantwoordelijkheid van interne en externe partners;
-
• een milieuonderzoek en de beheersing van milieudelicten afstemmen op het handhavingsbeleid
van de eigen organisatie en dat van interne en externe partners;
-
• ten behoeve van de handhaving van het milieurecht een professioneel netwerk onderhouden
met relevante actoren in de keten en deskundigen;
-
• de grenzen en mogelijkheden van het eigen milieuspecialisme en de eigen bevoegdheden
aangeven en benutten;
-
• zelfstandig functioneren binnen geformuleerde beleidskaders;
-
• voor zichzelf en voor anderen handhavingsverantwoordelijkheid dragen;
-
• binnen de eigen organisatie een onafhankelijke positie innemen, in staat zijn weerstand
te bieden aan in- en externe druk;
-
• op stimulerende wijze nut en noodzaak van strafrechtelijke handhaving binnen de eigen
organisatie duidelijk maken.
Sociaal-communicatieve en cultureel-normatieve competenties hebben betrekking op het functioneren in een arbeidsomgeving, op samenwerking en op
coördinatie van arbeid. De milieuboa kan:
-
• interdisciplinair samenwerken;
-
• regionaal of (inter)nationaal opereren;
-
• vasthoudend zijn in het milieuspecialistische werk;
-
• onder stress effectief optreden en beslissingen nemen;
-
• zich inleven in de specifieke beroepsomstandigheden van relevante partners;
-
• omgaan met emotioneel gedrag van verdachten, getuigen, benadeelden of slachtoffers
in het milieu(opsporings)onderzoek;
-
• integer en servicegericht handelen in het uitvoerende werk;
-
• een eigen oordeel vormen en verdedigen ten aanzien van de waarde en betrouwbaarheid
van getuigen en informanten en van opsporingsmethoden en -technieken;
-
• improviseren;
-
• het voortouw nemen bij gecombineerde handhavingsactiviteiten;
-
• zich inleven in de maatschappelijke problematiek op het gebied van milieudelicten
en de veiligheid van de leefomgeving.
Leer- en vormgevingscompetenties verwijzen naar het vermogen bij te dragen aan de eigen ontwikkeling en die van arbeidsorganisatie
en beroep. De milieuboa kan:
-
• de eigen competenties, kwaliteit en vakdeskundigheid als milieuboa verbeteren;
-
• onderzoeksprocedures afstemmen op de aard van het milieudelict en de veiligheid van
de leefomgeving;
-
• zelfstandig ontwikkelingen bijhouden m.b.t. beleid, werkafspraken en wetgeving en
handelen volgens de nieuwste afspraken en inzichten;
-
• doel- en resultaatgericht handelen en de eigen werkzaamheden op realisatie van doelen,
de bestede tijd en te verwachten resultaten monitoren;
-
• bij het beoordelen van onderzoeksresultaten kritiek geven en accepteren.
Bijlage H. Ontheffing bekwaamheidseis
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Boa werkgevers kunnen beroep doen op de volgende ontheffingsmogelijkheden (bij basisbekwaamheidseis
of verzwaard boa-examen).
-
– Gelijkwaardige opleiding
-
– Semi-permanente ontheffing
-
– Tijdelijke ontheffing
-
– Beperkte opsporingsbevoegdheden
-
– Discretionaire ontheffing
-
– Senioren ontheffing. Vanaf 1 januari 2016 wordt de senioren ontheffing niet meer verleend.
Vanaf deze datum is het dus niet mogelijk deze ontheffing te verkrijgen. Een senioren
ontheffing die voor 1 januari 2016 is verleend blijft gedurende de volledige looptijd
van die ontheffing geldig.
Gelijkwaardige opleiding
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de bekwaamheidseis
worden verleend indien één van de volgende getuigschriften wordt overgelegd:
-
− Diploma van één van de initiële politie-opleidingen van de Politie Academie; het gaat
hierbij om:
-
• assistent politiemedewerker (niveau 2)
-
• politiemedewerker (niveau 3)
-
• allround politiemedewerker (niveau 4)
-
− Diploma vrijwillig ambtenaar van politie;
-
− Diploma opsporingsambtenaar Koninklijke Marechaussee, niet ouder dan 5 jaar.
De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop het
betreffende getuigschrift is behaald. Daarna dient het reguliere boa-examen te worden
afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het aanvullende opleidingstraject van
het domein of het (eigen) scholingstraject van de werkgever. Tevens kan een éénmalige
en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen
functionaris, die beschikt over één van de hierboven genoemde getuigschriften, maar
deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Voorwaarde is
dan wel, dat deze functionaris enige tijd daarvoor op basis van dit getuigschrift
een executieve functie bij de politie of de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.
De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag
om te worden aangesteld als boa moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige
en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag
waarop de aanvrager uit de executieve dienst is ontslagen.
Voorbeeld:
Een politieambtenaar verlaat de executieve functie op 01-01-2015. Deze persoon heeft
tot 01-01-2020 ontheffing van de bekwaamheidseis, ongeacht het tijdstip van indiensttreding
bij de boa-werkgever. Krijgt deze persoon eerst op 01-01-2017 een boa-werkgever, dan
is de ontheffing van de bekwaamheidseis nog slechts drie jaar geldig. In dat geval
wordt een akte van opsporingsbevoegdheid voor de beperkte periode verstrekt.
Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarbij iemand uit executieve
dienst is ontslagen, worden gevoegd.
Aan vrijwillige ambtenaren van politie kan ontheffing van de bekwaamheideis worden verleend. De (beoogde) boa moet aan de
onderstaande voorwaarden voldoen:
-
• hij moet in het bezit zijn van het diploma /vrijwillig ambtenaar van politie, niet
ouder dan 5 jaar;
-
• hij moet minimaal 125 uren per jaar daadwerkelijk als vrijwillige ambtenaar van politie
worden ingezet;
Semi-permanente ontheffing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Aan werkgevers met een uitgebreid eigen scholingstraject kan een zogenaamde semi-permanente
ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. De werkgever voorziet in dit geval
in een eigen opleiding, afgesloten met een examen dat in eigen beheer wordt afgenomen.
Voor toekenning van deze ontheffing moet voldaan zijn aan de onderstaande voorwaarden.
-
a. De (beoogd) boa wordt geacht bekwaam te zijn, indien hij met goed gevolg een op zijn
functie toegesneden opleiding heeft voltooid. Deze opleiding kan een interne opleiding
zijn of een opleiding van een extern opleidingsinstituut. Zo mogelijk wordt één maal
deelgenomen aan het algemene Cito-examen.
-
b. De onder a. bedoelde opleiding omvat tenminste de door mij goedgekeurde en gepubliceerde
eindtermen. De eindtermen van de opleiding worden door mij in overleg met degenen
die betrokken zijn bij het formuleren van de eindtermen van de (eigen) opleiding getoetst.
De (eigen) opleiding dient te worden afgesloten met een toets.
-
c. De onder b. bedoelde toetsing van de kandidaten ter afsluiting van de opleiding geschiedt
onder verantwoordelijkheid van een examencommissie, waarvan een lid van het openbaar
ministerie (OM) deel uitmaakt. Het lid van het OM dient hiertoe door het College van
procureurs-generaal te zijn aangewezen.
-
d. Er dient een systeem van periodieke toetsing en her- en bijscholing te gelden voor
de boa’s, zodat gewaarborgd is dat het verworven kennisniveau op een hoog peil blijft
gehandhaafd. De her- en bijscholing dient te worden afgesloten met een toets. Hierop
ziet de examencommissie toe.
Deze ontheffing van de bekwaamheidseis kan ook aan individuele boa’s worden toegekend,
bijvoorbeeld als zij deelnemen aan het scholingsprogramma bij een werkgever die over
een semi-permanente ontheffing beschikt.
Tijdelijke ontheffing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Onder de tijdelijke ontheffing wordt verstaan een ontheffing die voor een bepaalde
periode kan worden verleend teneinde de werkgever in staat te stellen om de bij hem
in dienst zijnde boa’s bij te scholen en in staat te stellen om het vereiste examen
af te leggen. Deze ontheffingsmogelijkheid bestaat alleen voor reeds in dienst zijnde
boa’s, dus uitdrukkelijk niet voor nieuwe aanvragen tot aanstelling als boa.
Voorts kan van deze ontheffing slechts gebruik worden gemaakt in de volgende gevallen
-
– er is sprake van een nieuw opleidingsprogramma
-
– er is sprake van een ingrijpende wijziging van de opleidingmethode bij de werkgever
-
– door het opleidingsinstituut wordt de boa onvoldoende mogelijkheid geboden het opleidingsprogramma
binnen de daartoe gestelde termijnen met goed gevolg te voltooien
-
– tengevolge van het wegvallen van een tijdelijke ontheffings- c.q. vrijstellingsregeling
(zoals bijvoorbeeld deze bestond voor financieel rechercheurs), de boa die daadwerkelijk
met opsporingstaken belast is en in lopende onderzoeken betrokken is, de gelegenheid
nodig heeft om binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf het moment van wegvallen
van de tijdelijke ontheffingsregeling, alsnog zich aanvullend moet opleiden, teneinde
aan de eindtermen te kunnen blijven voldoen.
De termijn waarvoor de ontheffing geldt, wordt in overleg met de betreffende werkgever
vastgesteld, maar bedraagt maximaal vijf jaar.
Beperkte opsporingsbevoegdheden
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Indien de uitoefening van de opsporingsbevoegdheid zodanig beperkt en gering van omvang
is dat in verhouding daarmee het behalen van het examen een onevenredige belasting
vormt, kan door de werkgever van de boa een verzoek om ontheffing worden gedaan.
Voorbeelden van deze functies zijn de teleservicemedewerkers bij de politie (de functie
beperkt zich tot het (telefonisch) aannemen van aangiftes, zonder daderindicatie,
zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten)
dan wel functies waarbij de boa geen contact heeft met het publiek en waarbij de opsporingsbevoegdheid
slechts marginaal nodig is voor de werkzaamheden (functies waarbij door een boa slechts
technische processen-verbaal worden opgemaakt zonder dat getuigen of verdachten behoeven
te worden gehoord).
Op basis van de door de werkgever aangedragen gegevens en het advies van de toezichthouder
en de direct toezichthouder wordt besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing.
Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Discretionaire ontheffing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Aan personen die niet beschikken over een geldig diploma of getuigschrift kan in uitzonderlijke
gevallen ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. Gezien het belang dat
wordt gehecht aan het basiskennisniveau van elke boa kan slechts om ontheffing van
de bekwaamheidseis worden verzocht in het volgende geval.
Indien een persoon vanwege bepaalde redenen het examen niet heeft behaald dan wel
niet heeft kunnen deelnemen aan het examen kan door de werkgever van de boa een verzoek
om ontheffing worden gedaan. Daarbij moet gemotiveerd worden aangegeven dat het noodzakelijk
is dat deze persoon over opsporingsbevoegdheid blijft beschikken en dat hij om bepaalde
redenen het examen niet heeft behaald c.q. het onmogelijk was om deel te nemen aan
het examen. Een dergelijk verzoek kan alleen worden gedaan bij een aanvraag tot verlenging
van de opsporingsbevoegdheid.
Op basis van de aangedragen gegevens en zo nodig in te winnen advies van de toezichthouder
en direct toezichthouder kan worden besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing.
Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Senioren ontheffing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
De leeftijdsgrens voor de seniorenontheffing is 60 jaar. Op verzoek van de boa-werkgever
kan aan een persoon van 60 jaar of ouder éénmalig ontheffing van de bekwaamheidseis
worden verleend op grond van het zogenaamde seniorenbeleid. Betreffende persoon dient
voor het verloop van de geldige akte de leeftijd van 60 jaar te hebben bereikt.
De ontheffing kan worden toegekend naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging
van een nog niet verlopen en al eerder aan die persoon verleende titel van opsporingsbevoegdheid,
die was toegekend op basis van een daarvoor behaald geldig diploma of getuigschrift.
Bij de verlengingsaanvraag dient een bewijs van een opleidingsinstituut te worden
overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokken persoon recentelijk met getoonde inzet
heeft deelgenomen aan een boa-opleiding.
De seniorenontheffing wordt slechts eenmalig verleend en geldt voor een periode van
vijf jaar. Indien na afloop van de benoemingstermijn waarvoor de ontheffing is verleend,
de wens bestaat om opnieuw een verlenging aan te vragen, dan dient de opleiding wederom
te worden gevolgd en dient ook het vereiste examen met goed gevolg te worden afgelegd.
De ontheffing kan niet worden verleend aan personen van 60 jaar of ouder voor wie
een eerste aanvraag tot benoeming als boa wordt ingediend. De aanvraag voor de ontheffing
moet worden ingediend vier maanden voordat de geldende akte verloopt. Met ingang van
1 januari 2016 wordt de senioren ontheffing niet meer verleend. Vanaf deze datum is
het dus niet mogelijk deze ontheffing te verkrijgen. Een senioren ontheffing die voor
1 januari 2016 is verleend blijft gedurende de volledige looptijd van die ontheffing
geldig.
Procedure
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Aanvragen om ontheffing van de bekwaamheidseis dienen door de werkgever bij de Minister
van Veiligheid en Justitie (Dienst Justis) te worden ingediend.Een aanvraag om ontheffing van de bekwaamheidseis kan voor één, voor alle of voor
een deel van de bij een werkgever in dienst zijnde boa’s worden gedaan. Op basis van
de aanvraag wordt bij afzonderlijke beschikking dan wel bij categoriale aanwijzing
een besluit genomen. Een aanvraag om ontheffing kan tegelijkertijd met de aanvraag
voor een categoriale aanwijzing of voor de titel opsporingsbevoegdheid van de aanstaande
boa worden ingediend. Dienst Justis kan bij ontheffingsverzoeken advies inwinnen bij
Stichting ExTH met het oog op het waarborgen van een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid.
Bijlage I. Voorbeeld inhoud samenwerkingsconvenant
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Partij I: gegevens werkgever en welke boa's het betreffen (personalia, functie, boa
akten).
Partij II: gegevens werkgever en welke boa's het betreffen (personalia, functie, boa
akten).
Partijen komen overeen de taken, zoals deze zijn opgenomen in het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar, onder eindverantwoordelijkheid te brengen van partij I.
Het betreft de volgende artikelen:
Art. 9 lid 1 BBO: werkgever dient een aanvraag tot het verlenen van de akte in etc.
Art. 41 lid 1 BBO: werkgever verschaft de toezichthouder(s) en de direct toezichthouder(s) alle door
hen gewenste informatie met betrekking tot de in dienst zijnde werkzame buitengewoon
opsporingsambtenaar.
Art. 42 BBO: werkgever zendt terstond een afschrift van een klacht over het optreden van een
buitengewoon opsporingsambtenaar betreffende de uitoefening van diens bevoegdheden
als buitengewoon opsporingsambtenaar aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
Bij de afhandeling van de klacht neemt de werkgever het oordeel van de toezichthouder
over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van die bevoegdheden in
acht.
Partijen komen verder overeen (ruimte voor andere afspraken).
De betreffende boa's zijn hierbij bevoegd om te handhaven binnen het volgende gebied
(geografisch): ...
Het bevoegd gezag van de regio ... en (indien van toepassing) de regio (...) is d.d.
akkoord gegaan met deze overeenkomst.
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de 2 betrokken partijen
op elk moment opgezegd worden.
Dit opzeggen gebeurt schriftelijk bij de regionaal coördinator BOA van de desbetreffende
eenheid van de politie .... (betreffende politie-eenheid).
Plaats en datum
|
|
Partij I
|
partij II
|
|
|
Naam werkgever
|
naam werkgever
|
Gezien en akkoord: de betrokken toezichthouders en direct toezichthouders
Bijlage J. Aanvraagprocedure opsporingsbevoegdheid
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Conform artikel 6, eerste lid, van het BBO dient een aanvraag tot verlenging of wijziging van de titel van opsporingsbevoegdheid
uiterlijk drie maanden voor het verlopen van de geldigheidsduur te worden ingediend
A. Aanvraag categoriale aanwijzing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
In verband met de wens om te komen tot lastenverlichting is ook het beleid ten aanzien
van categoriale aanvragen gewijzigd. Een boa-werkgever kan reeds vanaf 5 boa's een
categoriale aanvraag doen. Indien de boa's in verschillende domeinen zitten kan dit
ook worden aangegeven binnen één categoriale aanvraag.
Documenten bij aanvraag
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
-
1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van categorieën of eenheden als bedoeld
in artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering in bij de dienst Justis.
-
2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
-
a. een aanduiding van het domein of de domeinen waarvoor opsporingsbevoegdheid wordt
aangevraagd;
-
b. een omschrijving van de categorie of eenheid binnen de organisatie en van de domeinen,
waarvan de opsporingsbevoegdheid deel moet uitmaken;
-
c. een opgave van het hoogste aantal personen dat in die domeinen moet kunnen worden
aangesteld;
-
d. het advies van de direct toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing;
-
e. het advies van de toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing;
-
f. indien er sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen dient een
kopie hiervan te worden bijgevoegd.
B. Aanvraag individuele akte van opsporingsbevoegdheid o.b.v. een categoriale aanwijzing
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Documenten bij aanvraag
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
-
1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van categorieën of eenheden als bedoeld
in artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering in bij de dienst Justis.
-
2. De eerste aanvraag van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld
van:
-
a. een aanstellingscontract/arbeidsovereenkomst, tenzij sprake is van inhuur of een stage*;
-
b. een bewijs van bekwaamheid;
-
c. een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling
van het KLPD/KMAR/politieregiokorps valt. De verklaring omtrent gedrag mag niet ouder
zijn dan drie maanden;
-
d. 1 recente pasfoto, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling van het KLPD/politieregiokorps
valt.
-
3. Een verzoek om verlenging van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval
vergezeld van:
-
a. een bewijs van bekwaamheid;
-
b. een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling
van het KLPD/KMAR/politieregiokorps valt. De verklaring omtrent gedrag mag niet ouder
zijn dan drie maanden.
*Voor een stage dient een stage-overeenkomst te worden overlegd. Voor inhuur dient
een overeenkomst met de uitlenende partij te worden overgelegd.
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Documenten bij aanvraag
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
-
1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van een boa op basis van artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering in bij de dienst Justis.
-
2. De eerste aanvraag van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld
van:
-
a. een aanstellingscontract/arbeidsovereenkomst, tenzij sprake is van inhuur of een stage*;
-
b. een bewijs van bekwaamheid;
-
c. een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling
van het KLPD/KMAR/politieregiokorps valt. De verklaring omtrent gedrag mag niet ouder
zijn dan drie maanden;
-
d. 1 recente pasfoto, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling van het KLPD/politieregiokorps
valt.
-
d. het advies van de direct toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing;
-
e. het advies van de toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing.
-
3. Een verzoek om verlenging van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval
vergezeld van:
-
a. een bewijs van bekwaamheid;
-
b. een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de aanvrager binnen de sterkte of rangindeling
van het KLPD/KMAR/politieregiokorps valt. De verklaring omtrent gedrag mag niet ouder
zijn dan drie maanden;
-
d. het advies van de direct toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing;
-
e. het advies van de toezichthouder ten aanzien van de gevraagde aanwijzing.
*Voor een stage dient een stage-overeenkomst te worden overlegd. Voor inhuur dient
een overeenkomst met de uitlenende partij te worden overgelegd.
Aanvulling Domein 1
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
In Domein 1 (Openbare Ruimte) geldt een afwijkende procedure voor zover het gaat om
een aanvraag van gemeenten tot uitbreiding van het aantal boa’s. Hier vindt de toetsing
op noodzaak plaats in de lokale driehoek. Als bewijs van deze toetsing, dient zo mogelijk
het verslag van het overleg in de lokale driehoek met de aanvraag te worden meegezonden.
De adviesformats voor de (direct) toezichthouders en aanvraagformulieren voor de boa-werkgevers
zijn te vinden op de website van Justis (www.justis.nl) onder BOA/documenten.
Bijlage K. Klachtafhandeling
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Inleiding
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Artikel 42 van het BBO schrijft voor dat de werkgever van een boa terstond een afschrift van een klacht
over het optreden van een boa betreffende de uitoefening van zijn bevoegdheden als
boa aan de toezichthouder en direct toezichthouder sturen. Het oordeel van de toezichthouder
over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden wordt
in acht genomen door de werkgever bij de afhandeling van de klacht.
Het begrip 'Bestuursorgaan'
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Een gedraging van een boa wordt opgevat als een gedraging van het bestuursorgaan waaronder
de boa ressorteert. Klachten over een boa kunnen worden ingediend bij de Nationale
ombudsman, ook indien de ambtenaar in dienst is van een gemeente die een eigen ombudsvoorziening
heeft (artikel 1a, eerste lid, onder d van de Wet Nationale ombudsman).
Indien de boa niet in dienst is van een bestuursorgaan, maar van een privaatrechtelijke
organisatie (bijvoorbeeld de Stichting Landelijke Inspectie Dierenbescherming of de
Vereniging Natuurmonumenten), dan rekent de Nationale Ombudsman de gedragingen van
de boa toe aan de Minister van Veiligheid en Justitie en derhalve acht hij zich bevoegd.
Deze toerekening van de gedragingen van de boa in dienst bij een privaatrechtelijke
organisatie is bedoeld om een grondslag te scheppen voor het indienen van een klacht
bij de Nationale ombudsman. Dit is immers in eerste instantie alleen mogelijk voor
gedragingen van bestuursorganen. De Minister c.q. het Ministerie van Veiligheid en
Justitie krijgt door de toerekening van de gedragingen geen (vertegenwoordigende)
rol in de klachtprocedure. De Nationale ombudsman kan zich, na ontvangst van de klacht
door de Minister c.q. het Ministerie van Veiligheid en Justitie, rechtstreeks richten
tot de particuliere organisatie waar de boa in dienst is. Deze organisatie blijft
verantwoordelijk voor de klachtafhandeling.
Klachtenprocedure
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de procedure beschreven die moet worden gevolgd bij het indienen van een
klacht over een gedraging van een bestuursorgaan. Voorts bevat dit hoofdstuk regels
over het indienen van een klacht bij een ombudsman.
De Awb-klachtenprocedure vindt plaats voorafgaand aan een eventuele procedure bij
de Nationale ombudsman. Deze is niet verplicht een klacht in behandeling te nemen,
als de klager niet eerst een klacht heeft ingediend bij het verantwoordelijke bestuursorgaan.
Klachten die betrekking hebben op de wijze van klachtbehandeling door het bestuursorgaan
hoeven niet eerst bij het bestuursorgaan te worden ingediend.
Rol van de toezichthouder
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
In het BBO zijn regels gegeven over onder andere het toezicht op boa's. Voor het dagelijks functioneren
van de boa is de werkgever verantwoordelijk. De toezichthouder ziet er op toe dat
de boa zijn taak bij de opsporing van strafbare feiten naar behoren vervult en op
een juiste wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheden. Als er een klacht wordt ingediend
over een boa, moet bij de behandeling van de klacht ook rekening worden gehouden met
artikel 42 van het BBO. Indien een klacht betrekking heeft op de uitoefening van bevoegdheden als boa, dan
verplicht artikel 42, eerste lid, van het BBO de werkgever om direct een afschrift van de klacht aan de toezichthouder en de direct
toezichthouder te zenden. Dit stelt de toezichthouder in staat om een oordeel te geven
over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden als
boa. Ook kan de toezichthouder dan tijdig beslissen over de vraag of het opportuun
is om tot vervolging over te gaan. Bij de uitoefening van bevoegdheden als boa gaat
het om de uitoefening van bevoegdheden in het kader van de opsporing van strafbare
feiten, dat wil zeggen de feiten tot de opsporing waarvoor een boa beëdigd is.
Bij de bevoegdheden kan onder meer worden gedacht aan de bevoegdheden als bedoeld
in artikel 7, eerste en derde lid, van de Politiewet 2012 en de eventuele toegekende bevoegdheid tot het gebruik van (een) geweldsmiddel(en).
Op grond van artikel 42, tweede lid, van het BBO moet de werkgever bij de afhandeling van de klacht het oordeel van de toezichthouder
over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van bevoegdheden in acht
nemen. Deze bepaling betekent in het licht van hoofdstuk 9 van de Awb dat de werkgever
dit oordeel moet laten meewegen bij zijn uiteindelijke oordeel over de klacht.
Resultaat van de klachtbehandeling
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Nadat een klacht is behandeld ingevolge de regels die de Awb stelt, wordt het oordeel
van de toezichthouder, over de wijze waarop de boa en daarmee het bestuursorgaan zich
heeft gedragen, betrokken in de afweging tot de uiteindelijke besluitvorming door
het bevoegd gezag. Het oordeel van de toezichthouder heeft geen bindend karakter.
Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een
bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld. De klager ontvangt altijd schriftelijk
bericht over de wijze waarop zijn klacht is afgedaan. Als de klacht gegrond wordt
geacht, dan verdient het aanbeveling om in de afdoeningsbrief ook in te gaan op eventuele
maatregelen die naar aanleiding van de gegrondheid van de klacht worden genomen. In
de afdoeningsbrief wordt de klager, onafhankelijk of de klacht al dan niet gegrond
wordt geacht, gewezen op de mogelijkheid om binnen een jaar na ontvangst van de afdoeningsbrief
een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Registratie en rapportage
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Op grond van artikel 9:12a van de Awb moeten schriftelijke klachten worden geregistreerd
en jaarlijks geanonimiseerd worden gepubliceerd. Het verdient aanbeveling dat werkgevers
aan wie ingevolge artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een categoriale beschikking is verleend, de informatie over de afhandeling van klachten
opnemen in het door hen op te stellen jaarverslag.
Gevolgen voor de boa
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
De hiervoor omschreven klachtenprocedure is primair gericht op het functioneren van
het bestuursorgaan. Indien wordt geoordeeld dat een klacht gegrond is, dan kan dat
gevolgen hebben voor de betrokken boa. De disciplinaire c.q. tuchtrechtelijke weg
die kan worden gevolgd valt buiten de reguliere klachtenprocedure en wordt in deze
beleidsregels buiten beschouwing gelaten.
Bijlage L
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
Op 12 april 2011 is door het College van procureurs-generaal (brief met kenmerk Pag/B&S/15674)
nadere invulling gegeven aan de in de Circulaire BOA van 10 januari 2011 (kenmerk
5679441/10) genoemde bevoegdheden neergelegd in de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). In
het kader van gemeentelijke handhaving van de WVW is handhaving op negatie van C borden
(RVV 1990) in relatie tot de openbare orde toegestaan. Hieronder volgen een aantal
uitgangspunten waaraan voldaan moet worden door de gemeente indien zij digitaal wil
handhaven op categorie C borden.
-
•
Flitspalen (HGV)) dienen te worden geplaatst vanuit openbare orde/leefbaarheidsproblematiek.
De gemeente dient een schriftelijk verzoek in bij het lokale parket. In dit verzoek
worden de problemen t.a.v. leefbaarheid onderbouwd bij voorkeur met cijfers (politiemutaties,
overlastmeldingen bij de gemeente of de resultaten van een leefbaarheidsonderzoek
in de omgeving);
-
•
In de aanvraag dient ook aandacht te zijn voor een toets op proportionaliteit (zijn
er andere minder ingrijpende wijzen zoals aanpassing van bebording). Een camera is
een ultimum remedium en geen eerste keus;
-
•
Handhaving op categorie C borden door boa’s vanuit verkeersveiligheid is niet toegestaan.
Naast bovenstaande strategische uitgangspunten gelden de volgende technische/juridische
randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden voor de handhaving met flitspalen (HGV)
kan plaatsvinden:
-
•
De bedoelde camera’s mogen alleen voor handhaving C borden (gesloten verklaringen)
gebruikt worden en niet voor andere doeleinden;
-
•
Op de foto moeten het kenteken van het voertuig, de contouren van het voertuig, datum
en tijdstip en het C bord goed zichtbaar zijn, zowel bij dag als bij nacht;
-
•
Op de foto moet zichtbaar zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd;
-
•
De zgn. ‘no hits’ (voertuigen die geen overtreding hebben begaan) moeten zo spoedig
mogelijk (binnen 72 uur) verwijderd worden uit het systeem;
-
•
Er moet een zgn. pardontijd ingesteld worden als tussen bepaalde venstertijden gehandhaafd
wordt. Hiermee wordt bedoeld dat om discussies over de exacte tijd te voorkomen, pas
5 minuten na ingaan van het tijdstip dat de geslotenverklaring van toepassing is wordt
gehandhaafd. Omgekeerd geldt hetzelfde: 5 minuten voor het einde van het tijdvak waarin
het verbod geldt, stopt de handhaving;
-
•
Voor de handhaving kan starten moeten de foto’s door het parket CVOM (B&S) worden
goedgekeurd. Dit om uitval en overbelasting in de keten te voorkomen;
-
•
Daarnaast dient de gemeente zelf contact op te nemen met het CJIB m.b.t. de eventueel
door hen gestelde eisen aan bijvoorbeeld de interfaces, het datatransport en de databeveiliging.
De verwerking van de overtredingen vindt bij het CJIB plaats. Het is de verantwoordelijkheid
van de gemeente om te toetsen onder welke voorwaarden de verwerking kan plaatsvinden;
-
•
Alle kosten voor aanschaf en beheer worden volledig door de gemeente gedragen;
-
•
De gemeente dient er zelf zorg voor te dragen dat een overtreder de overtredingsfoto
bij de gemeente kan opvragen. De gemeente dient hier een aparte voorziening voor te
treffen;
-
•
De opsporingsinstantie moet de digitale opnames gedurende een periode van 5 jaar bewaren;
Indien een gemeente door middel van een flitspaal (HGV) wil handhaven dient zij een
plan van aanpak te schrijven waarin alle bovengenoemde strategische uitgangspunten
en aan de technische en juridische randvoorwaarden dient te worden voldaan. Dit plan
van aanpak dient in de lokale driehoek te worden afgestemd.
In het kort ziet het traject van een verzoek te mogen handhaven met een flitspaal
(HGV) tot de start van de handhaving er als volgt uit:
-
•
De gemeente (wegbeheerder) stelt plan van aanpak op.
-
•
Het plan van aanpak wordt besproken in de lokale driehoek.
-
•
Het arrondissementsparket geeft akkoord op plan van aanpak van de gemeente. Ten aanzien
van de verwerving zorgt de gemeente voor afstemming met het parket CVOM (afdeling
B&S).
-
•
Voor handhaving kan starten dient de gemeente de foto uit de flitspaal ter goedkeuring
voorgelegd te hebben bij het parket CVOM.
-
•
Bij akkoord van het parket CVOM kan handhaving starten.