Bijlage
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
Wettelijk Gebruiksvoorschrift PMV®-01
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als microbiologisch middel door middel van een
gewasbespuiting in de bedekte onbelichte productieteelt van tomaten. Toepassing van
het middel in de opkweek van tomatenplanten is niet toegestaan.
Bij de interpretatie van wat valt onder bovengenoemde teelten is uitgegaan van de
Definitielijst toepassingsgebieden gewasbeschermingsmiddelen, versie 2.0, Ctgb juni
2011.
Spuitvolume: 160 tot 300 L per ha (watertemperatuur max. 15°C).
Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
Veiligheidstermijnen: geen
Gebruiksaanwijzing
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
Algemeen
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
PMV-01 bevat één milde variant van Pepinomozaïekvirus. Dit product wordt toegepast
voor bescherming van tomatenplanten tegen alle andere varianten van Pepinomozaïekvirus,
stam CH2.
Dosis: 4 L per ha. De volledige dosis moet rechtstreeks op de tomatenplanten worden
verspoten. Dit hoort in het GA.
Het product is toepasbaar in de commerciële tomatenteelt onder glas.
PMV-01 heeft een beperkte houdbaarheid na productie en dient bewaard te worden bij
een temperatuur van 4 ± 2 °C. Product waarvan de houdbaarheid verstreken is, afvoeren
of vernietigen volgens geldende nationale regelgeving voor restanten plantaardige
viriciden.
De behandeling gebeurt op jonge tomatenplanten, zo snel mogelijk na het planten en
uiterlijk voor de eerste tros tot bloei komt. Voor een optimaal effect is het aangewezen
om onmiddellijk na toepassing een gewasverzorging uit te voeren.
De planten moeten vrij zijn van het Pepinomozaïekvirus op het moment van behandeling.
Toepassingen
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
Bedekte productieteelt van tomaten, ter bescherming tegen Pepinomozaïekvirus, stam
CH2.
Dosering: 4-8 L/ha bij een spuitvolume van 160-300 L/ha. Onder normale omstandigheden
een standaarddosis toe van 4 L/ha toepassen, in sommige specifieke gevallen waarbij
een snelle kolonisatie kritisch is, kan het verhogen van de dosis tot 8 L/ha nodig
zijn.
-
• Het product dient goed te worden geschud voor gebruik en goed gehomogeniseerd na verdunning
in de spuitapparatuur.
-
• De volledige dosis moet rechtstreeks op de tomatenplanten worden verspoten.
-
• De toepassing gebeurt bij een druk van 5-6 bar en een afstand van plusminus 30 cm
tot de plant.
-
• Reinig de filters vaak genoeg en homogeniseer de spuitoplossing regelmatig (elke 2
uur). Beter is niet meer spuitoplossing aan te maken dan in 2 uur verspoten wordt.
-
• Indien gebruik wordt gemaakt van een spuitboom voor het spuiten van hagen, slechts
1 spuitdop gebruiken.
Aanbevelingen
[Regeling vervallen per 19-03-2015]
Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
PMV-01 bevat een milde variant van Pepinomozaïekvirus (PepMV). Het vaccineren van
tomatenplanten met PMV-01 beschermt tegen schade door andere varianten van PepMV,
stam CH2 en zorgt voor een gedeeltelijke bescherming tegen varianten van andere PepMV
stammen (EU, LP, US1). Om een zo goed mogelijk effect te bekomen en om schade te voorkomen
/ te beperken, dienen deze richtlijnen met betrekking tot het gebruik van PMV-01 strikt
opgevolgd te worden.
-
− PMV-01 is toepasbaar in de commerciële tomatenteelt onder glas.
-
− De behandeling gebeurt op jonge tomatenplanten, zo snel mogelijk na het planten en
uiterlijk voor de eerste tros tot bloei komt.
-
− Het is raadzaam eerst een spuittest met water uit te voeren om na te gaan hoeveel
volume er verspoten wordt per rij, en op basis daarvan het juiste spuitvolume te bepalen.
-
− Product goed schudden alvorens te verdunnen om zwevende deeltjes in suspensie te brengen.
-
− Verspuiten binnen 24 uur na verdunning tot de gebruiksconcentratie.
-
− Verdunde spuitoplossing in spuitapparatuur goed mengen voor behandeling.
-
− Spuitdruk: 5-6 bar, met minimale afstand tussen de spuitdop en het blad van 30 cm.
Hou bij de keuze van de spuitdoppen rekening met de optimale drukrange van de doppen.
-
− Bespuiting nauwkeurig uitvoeren. Zorg ervoor dat de volledige dosis rechtstreeks op
de planten terecht komt en dat alle planten geraakt worden. Tracht een zo goed mogelijke
bladbedekking te bekomen.
-
− Bij gebruik van een spuitboom voor hagen slechts één dop gebruiken.
-
− Reinig de filters regelmatig (minimaal om de 2u).
-
− Meng de spuitvloeistof voldoende vaak (minimaal om de 2u).
-
− Voer een gewasverzorging uit kort na toepassing van het product, bij voorkeur binnen
de 24u. De gewasverzorging moet een handmatige plantmanipulatie inhouden, zodat de
plant lichtjes gekwetst wordt en de virusdeeltjes die oppervlakkig op het bladoppervlak
aanwezig zijn voortgezet worden van plant tot plant. Voorbeelden van dergelijke gewasverzorging
zijn aankoorden, indraaien, zaadlobben wegnemen of blad plukken.
Classificatie volgens huidige EU wetgeving:
V35-NL – Micro-organismen kunnen mogelijk sensibiliserende reacties veroorzaken.
S2 – Buiten bereik van kinderen bewaren.
S13 – Verwijderd houden van eet- en drinkwaren.
S20/21 – Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik.
S23 – Spuitnevel niet inademen.
S24 – Aanraking met de huid vermijden.
S37 – Draag geschikte handschoenen.
S42 – Tijdens de ontsmetting/bespuiting een geschikte adembescherming dragen.
SP1 – Zorg er voor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt.