Subsidieregeling abortusklinieken

[Regeling vervalt per 31-12-2025.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juli 2014, kenmerk 641412-123384 PG, houdende regels voor de subsidiëring van abortusklinieken (Subsidieregeling abortusklinieken)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. minister: Minister voor Medische Zorg;

    • b. [Red: vervallen;]

    • c. zwangerschapsafbreking: behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, met inbegrip van de daaraan verbonden gesprekken, nazorg en nacontrole;

    • d. eerste trimesterbehandeling: zwangerschapsafbreking tot en met 12 weken en 6 dagen amenorroe;

    • e. tweede trimesterbehandeling: zwangerschapsafbreking vanaf 13 weken amenorroe;

    • f. consult: gesprek met een arts in verband met het voornemen om een zwangerschap af te breken zonder dat in die zwangerschap in die betreffende kliniek een afbreking plaatsvindt;

    • g. PSA (procedurele sedatie en/of analgesie): het toedienen van een sedativum of (sederend) analgeticum in het kader van een zwangerschapsafbreking;

    • h. jaarrekening: jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • i. accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • j. langdurige anticonceptie: een intra-uterien hulpmiddel of etonogestrel implantatiestaafje;

    • k. algehele anesthesie: het door middel van narcotica teweegbrengen van een omkeerbare en gecontroleerde toestand van bewusteloosheid, pijnloosheid en uitschakeling van lichaamsreflexen;

    • l. abortushulpverlening: de activiteiten, bedoeld in artikel 4, voor zowel personen die overeenkomstig de Wet langdurige zorg zijn verzekerd als personen die niet overeenkomstig de Wet langdurige zorg zijn verzekerd;

    • m. opbrengsten: baten uit gesubsidieerde abortushulpverlening en baten uit niet-gesubsidieerde abortushulpverlening;

    • n. kosten: kosten van abortushulpverlening;

    • o. resultaat uit abortushulpverlening: het verschil tussen baten uit en kosten van abortushulpverlening blijkend uit de jaarrekening;

    • p. resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening: het resultaat uit abortushulpverlening vermenigvuldigd met de baten uit gesubsidieerde abortushulpverlening gedeeld door baten uit abortushulpverlening;

    • q. egalisatiereserve: het bedrag dat wordt gevormd door een toevoeging bij een positief resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening en een onttrekking bij een negatief resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening;

    • r. richtlijnen: de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling wordt onder zwangerschapsafbreking tevens verstaan overtijdbehandeling.

Artikel 1b

  • 1 Het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, wordt aangewezen als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvrager met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat hem belast met en hij zich verplicht tot het verrichten van de dienst van algemeen economisch belang, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2

  • 3 Zwangerschapsafbrekingen komen slechts voor subsidie in aanmerking indien deze worden verleend aan personen die overeenkomstig de Wet langdurige zorg zijn verzekerd.

  • 4 Zwangerschapsafbrekingen komen voorts slechts voor subsidie in aanmerking indien deze worden verricht:

    • a. onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger,

    • b. in de abortuskliniek ten behoeve waarvan de subsidie wordt verleend.

Artikel 3

  • 1 Subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a. naar het oordeel van de minister mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden zullen worden bereikt;

    • b. de aanvrager naar het oordeel van de minister de behoefte aan subsidie heeft aangetoond, en

    • c. de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen met inbegrip van subsidie voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen b en c, zijn niet van toepassing op rechtspersonen krachtens publiekrecht ingesteld.

Artikel 4

  • 1 De subsidie voor een activiteit als hieronder vermeld, bedraagt maximaal:

    • a. € 51 per consult;

    • b. € 504 per eerste trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking medicamenteus wordt verricht;

    • c. € 671 per eerste trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking door middel van vacuümaspiratie wordt verricht zonder PSA of algehele anesthesie;

    • d. € 791 per eerste trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking door middel van vacuümaspiratie wordt verricht, waarbij PSA wordt toegepast onder verantwoordelijkheid van een abortusarts;

    • e. € 820 per eerste trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking door middel van vacuümaspiratie wordt verricht, waarbij PSA of algehele anesthesie wordt toegepast door een anesthesioloog;

    • f. € 964 per tweede trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking in de periode vanaf 13 tot en met 17 weken en 6 dagen amenorroe wordt verricht, waarbij PSA wordt toegepast onder verantwoordelijkheid van een abortusarts;

    • g. € 1.045 per tweede trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking in de periode vanaf 13 tot en met 17 weken en 6 dagen amenorroe wordt verricht, waarbij PSA of algehele anesthesie wordt toegepast door een anesthesioloog;

    • h. € 1.237 per tweede trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking in de periode vanaf 18 weken amenorroe wordt verricht, waarbij PSA wordt toegepast onder verantwoordelijkheid van een abortusarts;

    • i. € 1.372 per tweede trimesterbehandeling, indien de zwangerschapsafbreking in de periode vanaf 18 weken amenorroe wordt verricht, waarbij PSA of algehele anesthesie wordt toegepast door een anesthesioloog;

    • j. € 91 voor het plaatsen van langdurige anticonceptie aansluitend op een zwangerschapsafbreking;

    • k. € 60 per anticonceptieconsult dat plaatsvindt in de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2024.

  • 2 De in het eerste lid, onder b tot en met j, vermelde bedragen omvatten mede de kosten van gesprekken, nazorg en nacontrole.

Artikel 5

  • 1 De subsidie wordt voor de periode van een boekjaar verleend.

  • 2 De subsidieontvanger stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Paragraaf 2. Aanvraag tot verlening

Artikel 6

  • 1 De aanvraag tot verlening van de subsidie wordt ingediend uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De minister kan vrijstelling en ontheffing verlenen van het eerste lid.

  • 3 Voor een aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4 Het aanvraagformulier wordt ondertekend door de aanvrager of door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen.

  • 5 De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een overzicht van het aantal te verrichten activiteiten, bedoeld in artikel 4 en

    • b. een ondertekende overeenkomst voor het vestigen van een dienst van algemeen economisch belang, als bedoeld in artikel 1b.

Artikel 7

  • 1 Indien de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt ingediend door een privaatrechtelijke rechtspersoon waaraan de minister geen subsidie heeft verstrekt ten behoeve van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:

    • a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en

    • b. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 2 De minister kan vrijstelling en ontheffing verlenen van het eerste lid.

Paragraaf 3. Verlening en bevoorschotting

Artikel 8

De minister besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag over de verlening van de subsidie.

Artikel 9

De minister bepaalt bij het besluit tot verlening van de subsidie:

  • a. voor welke periode de subsidie wordt verleend,

  • b. voor welke activiteiten, bedoeld in artikel 4, de subsidie wordt verleend,

  • c. het aantal activiteiten, bedoeld in artikel 4, waarvoor subsidie wordt verleend,

  • d. het bedrag dat per activiteit, bedoeld in artikel 4, aan subsidie wordt verleend,

  • e. op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat de activiteiten, bedoeld in artikel 4, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en

  • f. op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie.

Artikel 10

  • 1 De minister verleent bij het besluit tot verlening van een subsidie ambtshalve tevens de volgende voorschotten: in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8%, november 8% en december 7% van het bedrag van de verleende subsidie.

  • 2 Op verzoek van de subsidieontvanger of indien een aanvraag van een subsidie later is ingediend dan in artikel 6 is bepaald, kan de minister van het eerste lid afwijken.

Artikel 11

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 4. Verplichtingen

Artikel 12

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat geen betalingen van verzekerden als bedoeld in artikel 2, derde lid, worden gevraagd voor de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 13

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a. de doelstellingen van de gesubsidieerde activiteiten op doelmatige wijze worden nagestreefd,

  • b. de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten op verantwoorde wijze wordt bestuurd en

  • c. de voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten benodigde middelen op verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel 14

  • 1 De subsidieontvanger neemt het volgende op in zijn administratie:

    • a. het aantal verrichte activiteiten, bedoeld in artikel 4, per zwangerschap van een cliënt alsmede de datum waarop de activiteiten zijn verricht en

    • b. de ontvangsten en betalingen, duidelijk traceerbaar naar bron en bestemming.

  • 2 De administratie wordt op overzichtelijke, controleerbare en doelmatige wijze ingericht.

  • 3 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

Artikel 15

  • 1 De subsidieontvanger meldt meteen aan de minister als:

    • a. het tijdens de periode waarvoor de subsidie is verleend aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2 De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 16

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel 17

De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen:

  • a. die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie of

  • b. voor de ontwikkeling van het beleid van de minister of

  • c. voor het berekenen van tarieven voor de activiteiten, bedoeld in artikel 4, of

  • d. voor het verkrijgen van een volledig en recent overzicht van de financiële situatie van de subsidieontvanger, alsook van de rechtspersoon of rechtspersonen waarover de subsidieontvanger direct of indirect zeggenschap uitoefent.

Artikel 18

  • 1 De subsidieontvanger verzekert haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen het risico van diefstal en brand alsmede tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.

  • 2 De subsidieontvanger verzekert de wettelijke aansprakelijkheid van vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de minister ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid.

Artikel 19

Artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b, c, d, e, g, h, i en j.

Artikel 20

Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt geheel of gedeeltelijk worden beëindigd of indien de subsidie wordt beëindigd, verstrekt de subsidieontvanger aan de minister op diens verzoek alle gegevens, bescheiden, informatie, medewerking en gebruiksrechten op auteursrechten die redelijkerwijs verlangd kan worden of kunnen worden voor de continuïteit van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 21

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat:

    • a. de waarde van de egalisatiereserve gelijk is aan het bedrag van de egalisatiereserve,

    • b. de waarde van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken gelijk is aan het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen, en

    • c. de waarde van onroerende zaken wordt bepaald door drie onafhankelijke deskundigen. De minister en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

  • 4 De vergoeding aan de minister voor goederen en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, die geheel zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan hun waarde. De vergoeding aan de minister voor goederen en andere vermogensbestanddelen, die gedeeltelijk zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan de waarde waarmee de subsidiëring door de minister in verhouding tot andere middelen aan de vorming van dat vermogen heeft bijgedragen.

  • 5 De minister kan de vergoeding in afwijking van het vierde lid op een lager bedrag bepalen.

Paragraaf 5. Aanvraag tot vaststelling

Artikel 23

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen tweeëntwintig weken na afloop van het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 De minister kan vrijstelling en ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24

  • 1 Voor een aanvraag van de vaststelling van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt ondertekend door de aanvrager of door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen.

  • 3 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een jaarverantwoording van de subsidieontvanger, bestaande uit:

    • a. een bestuursverslag,

    • b. een jaarrekening met inbegrip van door de minister vastgestelde modellen en

    • c. een controleverklaring bij de jaarrekening opgesteld door een accountant overeenkomstig een door de minister vastgesteld model met inachtneming van een door de minister vastgesteld protocol, indien de subsidieverlening € 125.000 of meer bedraagt.

Paragraaf 6. Vaststelling

Artikel 25

  • 1 Binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie neemt de minister een besluit op de aanvraag.

  • 2 De subsidie wordt vastgesteld op de bedragen per activiteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor het aantal activiteiten dat is verricht in het jaar waarvoor de subsidie is verleend, verminderd met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve als bedoeld in artikel 28, tweede lid.

Paragraaf 7. Egalisatiereserve

Artikel 26

  • 1 De subsidieontvanger vormt in de jaarrekening als onderdeel van het eigen vermogen een egalisatiereserve.

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de subsidie.

  • 3 Voor een periode van drie jaar na oprichting van de subsidieontvanger bedraagt de egalisatiereserve ten hoogste 20% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de subsidie.

  • 4 Indien de subsidie wordt verlaagd wegens het niet of niet geheel verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, wordt de maximaal toegestane egalisatiereserve berekend op basis van de verlaagde subsidie.

Artikel 27

  • 1 De egalisatiereserve wordt in een boekjaar uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor de subsidie in dat boekjaar is verleend.

  • 2 De besteding van de egalisatiereserve wordt verantwoord in de jaarrekening.

Artikel 28

  • 1 De maximale toevoeging aan de egalisatiereserve is het bedrag dat aan de egalisatiereserve kan worden toegevoegd zonder de maximale omvang daarvan te overschrijden. De maximale onttrekking aan de egalisatiereserve is het bedrag van de egalisatiereserve.

  • 2 Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, wordt dat bedrag bij de vaststelling in mindering gebracht op de subsidie.

  • 3 Voor de toepassing van de vorige leden worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten en opbrengsten uit gesubsidieerde abortushulpverlening.

  • 4 Kosten die worden veroorzaakt door toevoegingen aan voorzieningen zijn geen onderdeel van het resultaat uit gesubsidieerde abortushulpverlening, tenzij de minister met deze toevoegingen schriftelijk heeft ingestemd.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 29

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 31 december 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers

Naar boven