Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2014–2015

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-08-2016.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2014 t/m 31-12-2015

Reglement Vervangingsfonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2014–2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bestuur van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs besluit, gelet op de Wet van 27 februari 1992 ( Stb. 1992, 113 ), het Besluit Vervangingsfonds ( Stb. 1994, 809 ) en de statuten van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs, het volgende reglement voor het Primair Onderwijs vast te stellen:

Toelichting op artikel 1

  • 3 In de begripsbepaling van het bevoegd gezag wordt via een verwijzing naar de bekostigingswetten een aanduiding gegeven van het gedeelte van het onderwijsveld waarop het Vervangingsfonds betrekking heeft.

  • 18 Door de begripsbepaling uitzendarbeid en payrollen op te nemen, wordt bereikt dat alleen erkende uitzendbureaus en payrollondernemingen ingeschakeld kunnen worden ten laste van het fonds. Bij de ABU, NBBU of VPO aangesloten bureaus dienen als uitzendbureau of payrollonderneming bij de Kamer van Koophandel ingeschreven te staan, een aansluitnummer bij UWV te hebben en de CAO voor Uitzendkrachten van de ABU of NBBU te hanteren.

  • 20 Het bestuur van het Vervangingsfonds heeft besloten het bevriezingsmodel per 1 januari 2009 te beëindigen. Dat model hield in dat de verplichte aansluiting bij het fonds bleef gelden voor alle personeelsleden indien en voor zover deze op 5 juli 2006 onder de verplichte aansluiting vielen. Alle andere personeelsleden waren niet verplicht aangesloten en het bevoegd gezag kon ervoor kiezen deze eventueel vrijwillig aan te sluiten bij het Vervangingsfonds. De beëindiging van het bevriezingsmodel betekent dat personeel dat op of na 1 januari 2009 nieuw in dienst treedt, weer onder de verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds valt. Dat is de hoofdregel.

Vanaf 1 januari 2009 kunnen zich een aantal situaties voordoen. Aangegeven wordt welke verzekeringsvorm alsdan van toepassing is, de verplichte of de vrijwillige verzekering:

  • 1 uitbreiding van aanstelling van een verplicht verzekerd personeelslid: de uitbreiding van uren valt onder de verplichte verzekering;

  • 2 uitbreiding van aanstelling van een vrijwillig verzekerd personeelslid: de uitbreiding valt niet onder de verplichte verzekering. Ook de uitbreiding van uren valt dan onder de vrijwillige aansluiting;

  • 3 uitbreiding van aanstelling van een niet bij het Vervangingsfonds verzekerd personeelslid:

    hiervoor geldt hetzelfde als bij 2. Deze uitbreiding valt niet onder de verplichte aansluiting;

  • 4 overgang personeelslid naar een ander bevoegd gezag:

    het betreffende personeelslid valt ongeacht de eerdere verzekeringsvorm onder de verplichte aansluiting bij het fonds;

  • 5 overdracht van scholen naar een ander bevoegd gezag: de verzekeringsvorm van personeelsleden verandert niet. Is iemand verplicht verzekerd, dan blijft betrokkene verplicht verzekerd. Dit geldt evenzo voor degene die op het moment van overdracht niet danwel vrijwillig is verzekerd. De verkrijgende rechtspersoon treedt in alle uit de wet voortvloeiende rechten en plichten van de overdragende rechtspersoon. Hetzelfde geldt indien bevoegde gezagsorganen in het kader van een bestuurlijke fusie scholenoverdragen aan een nieuwe rechtspersoon;

  • 6 oprichting nieuwe school door bevoegd gezag:

    vanaf 1 januari 2009 valt al het personeel onder de verplichte aansluiting;

  • 7 opnieuw in dienst treden: personeel dat na ontslag opnieuw in dienst treedt bij de oude werkgever valt ongeacht de eerdere verzekeringsvorm onder de verplichte aansluiting bij het fonds;

  • 8 functiewisseling binnen het bestuur: er is sprake van een nieuwe benoeming/aanstelling en daarom is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 9 een aansluitende aanstelling/benoeming: bij een aansluitende aanstelling/benoeming is ongeacht het aantal dagen tussen beide aanstellingen/benoemingen sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming. Om die reden is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 10 een niet verplicht verzekerd personeelslid wordt tijdelijk als vervanger ingezet en daarna weer regulier aangesteld: er is feitelijk geen sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming. Betreffend personeelslid valt terug in de situatie van voor de vervanging en is derhalve niet verplicht verzekerd;

  • 11 een fusie tussen besturen waarvan de één een vrijwillige verzekering bij het Vervangingsfonds heeft en de ander bij het Risicofonds is aangesloten: eenieder die verplicht verzekerd was op het moment van fusie blijft ook verplicht verzekerd. Voor het totaal van de op het moment van fusie niet verplicht verzekerde personeelsleden, dient het nieuwe bestuur een keuze te maken tussen een verzekering bij het Vervangingsfonds of het Risicofonds, ofwel men kiest ervoor deze personeelsleden niet te verzekeren;

  • 12 urenuitbreiding (regulier) van een personeelslid dat voor een deel verplicht en voor een ander deel vrijwillig is verzekerd: de urenuitbreiding valt onder de verzekeringsvorm van de hoofdaanstelling. Verder wordt toegestaan dat in voorkomend geval de hele aanstelling onder dezelfde verzekeringsvorm wordt gebracht, op basis van de verzekeringsvorm van de hoofdaanstelling;

  • 13 nieuw aanstellen/benoemen van bovenschools personeel: er is sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming en daarom is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 14 samenvoeging van openbaar onderwijs met een bestaand bestuur voor bijzonder onderwijs, waardoor een nieuwe stichting ontstaat: eenieder die verplicht verzekerd was op het moment van fusie blijft ook verplicht verzekerd. Voor het totaal van de op het moment van fusie niet verplicht verzekerde personeelsleden, dient het nieuwe bestuur een keuze te maken tussen een verzekering bij het Vervangingsfonds of het Risicofonds, ofwel men kiest ervoor deze personeelsleden niet te verzekeren;

  • 15 hoe te handelen in het geval dat in januari een akte van aanstelling/benoeming wordt opgesteld met een ingangsdatum gelegen voor 1 januari 2009: de ingangsdatum van de aanstelling/benoeming is bepalend. Ligt die voor 1 januari 2009, dan is geen sprake van een verplichte aansluiting van betreffend personeelslid;

  • 16 het aanstellen van een vervanger voor eigen rekening:

    er is feitelijk sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming en daarom is sprake van een verplichte aansluiting.

artikel 1

  • 1 Bestuur het bestuur van de stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs;

  • 2 Bestuursvoorschriften de bestuursvoorschriften en bijlagen zoals die door het bestuur zijn vastgesteld ter bevordering van een correcte toepassing van het reglement Vervangingsfonds;

  • 3 Bevoegd gezag het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WPO, respectievelijk het bevoegd gezag van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 68 WPO, het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WEC, respectievelijk het bevoegd gezag van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 69 WEC, respectievelijk een regionaal expertisecentrum, tenzij het bevoegd gezag van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard ontheffing heeft gekregen van aansluiting bij de stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs;

  • 4 Vervallen

  • 5 CAO PO de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs zoals die tussen de PO-Raad en de organisaties van werknemers in het onderwijs voor de periode vanaf 1 januari 2013 is overeengekomen en welke is verlengd tot 30 juni 2014;

  • 6 De Minister de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 7 De Staatssecretaris de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 8 Detachering een bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag laat een personeelslid dat bij hem in dienst is, tegen een overeengekomen vergoeding, werkzaamheden bij een ander bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag verrichten;

  • 9 Extern personeel personeel dat niet in dienstbetrekking bij het bevoegd gezag werkzaam is en waarop de CAO PO niet van toepassing is;

  • 10 Leraar in opleiding de functie als bedoeld in de artikelen 3.22 tot en met 3.26 en 4.21 tot en met 4.25 CAO PO;

  • 11 Onderwijsassistent de functie als bedoeld in artikel 6.32 onder 5c CAO PO (zie ook bijlage VII onder c CAO PO);

  • 12 Onderwijsassistent in opleiding de functie als bedoeld in de artikelen 3.27 en 4.26 van de CAO PO;

  • 13 Onderwijspersoneel directieleden, leraren en onderwijsondersteunend personeel in dienstbetrekking dan wel als extern personeel werkzaam bij het bevoegd gezag als hierboven bedoeld en leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 17c, derde lid, WPO voor zover die leden zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een akte van aanstelling.

  • 14 Onderwijssoort onderwijs als bedoeld in de onderscheiden onderwijswetten (WPO, WEC);

  • 15 Premie de vervangingsbijdrage;

  • 16 Samenwerkingsverband een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de WPO dat krachtens artikel 183 van de WPO bij het Vervangingsfonds is aangesloten;

  • 17 Scholen en onderdelen van scholen basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC, zoals in stand gehouden door het bevoegd gezag als hierboven bedoeld;

  • 18 Uitzendarbeid en Payrollen werkzaamheden verricht door personeel in dienst van uitzendondernemingen, danwel in dienst van payrollondernemingen die zijn aangesloten bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) te Badhoevedorp, of bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) te Bilthoven, of bij de Vereniging Payroll Ondernemingen (VPO);

  • 19 Vervangingsfonds het in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) voorziene fonds dat waarborgen moet bieden voor de kosten van vervanging;

  • 20 Verplicht verzekerd personeel personeel als bedoeld in artikel 183 WPO dat op of na 1 januari 2009 door een bevoegd gezag is benoemd of aangesteld, is verplicht verzekerd. Personeel als bedoeld in artikel 183 WPO dat tot 1 januari 2009 verplicht verzekerd is, blijft ook na die datum verplicht verzekerd;

  • 21 Zij-instromers onbevoegden met een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 176b WPO.

Artikel 1A–1H. Eigenrisicodragerschap

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 1A–1H

Artikel 1a

Voor de bepaling van de hoogte van het lumpsumbedrag, dat door het Vervangingsfonds wordt gehanteerd voor de indeling van schoolbesturen in onderscheiden grootteklassen, kan gebruik worden gemaakt van het Overzicht financiële beschikkingen (Ofb), dat door DUO/Cfi op haar website wordt gepubliceerd. Het overzicht vindt men onder Instellingsinformatie, na opgave van het administratienummer van het bestuur, door Bekostigingsinformatie PO te selecteren en dan ‘Op onderwerp’.

Het Ofb, dat beschikbaar is op 1 november voor het desbetreffende jaar, is daarin leidend. De bedragen voor personele bekostiging regulier en het budget Personeels- en Arbeidsmarktbeleid zijn vastgesteld voor het voorliggende schooljaar. Het bedrag voor de materiële instandhouding is vastgesteld voor het desbetreffende kalenderjaar. Aanvullend moet worden opgemerkt dat bij de bepaling van de hoogte van het lumpsumbedrag sec is uitgegaan van de drie genoemde componenten, zoals die ook zijn terug te vinden op het Ofb.

artikel 1a Eigenrisicodrager – Definitie

  • 1 Het bevoegd gezag dat een structurele bekostiging heeft van ten minste 20 miljoen euro, kan eigenrisicodrager worden voor de kosten van vervanging bij afwezigheid van onderwijspersoneel.

  • 2 De samenwerking van schoolbesturen die een structurele bekostiging heeft van ten minste 20 miljoen euro, kunnen eigenrisicodrager worden voor de kosten van vervanging bij afwezigheid van onderwijspersoneel.

  • 3 Structurele bekostiging: Het bedrag op bestuursniveau dat bij DUO op peildatum 1 november 2013 bekend is ter bekostiging van het schoolbestuur, dan wel de samenwerking van schoolbesturen. Bij het vaststellen van de structurele bekostiging worden de volgende door DUO gehanteerde componenten gehanteerd:

    • a. personele bekostiging regulier,

    • b. personeel en arbeidsmarktbeleid (PAB-budget),

    • c. materiële instandhouding regulier,

  • 4 Eigen risico: Het in de periode 1 augustus 2014–1 augustus 2017, voor eigen rekening nemen van de vervangingskosten als bedoeld in artikel 2 van dit reglement, met uitzondering van de vervangingskosten als gevolg van verlof op grond van artikel 8.18 CAO PO.

artikel 1b Eigenrisicodrager individueel schoolbestuur – verzoek

  • 1 Op schriftelijk verzoek van het bevoegd gezag verleent het Vervangingsfonds aan het bevoegd gezag de status van eigenrisicodrager, mits voldaan is aan het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2 Het bevoegd gezag legt bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid, een verklaring over waaruit blijkt dat het verzoek met instemming van de (G)MR is gedaan.

  • 3 Het verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk 1 juli 2014 bij het Vervangingsfonds ingediend indien het schoolbestuur per 1 augustus 2014 eigenrisicodrager wil worden.

  • 4 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het Vervangingsfonds een besluit. Indien het verzoek als bedoeld in het derde lid wordt ontvangen op een datum waarbij geen acht weken resteren tot 1 augustus 2014, wordt het besluit uiterlijk op 31 juli 2014 genomen.

artikel 1c Eigenrisicodrager individueel schoolbestuur – Wijzigingen

  • 1 Het bevoegd gezag dat eigenrisicodrager is, informeert het Vervangingsfonds over wijzigingen die optreden als gevolg van fusie of splitsing van het bevoegd gezag. Deze wijzigingen kunnen voor het Vervangingsfonds aanleiding zijn om de erkenning als eigenrisicodrager te herzien.

  • 2 Na splitsing van het bevoegd gezag dat eigenrisicodrager is, vindt opnieuw toetsing plaats ten aanzien van de lumpsum. Resteert een lumpsum van 20 miljoen euro of meer, dan blijft het bevoegd gezag eigenrisicodrager. Resteert een lumpsum van minder dan 20 miljoen euro, dan vervalt de erkenning van het bevoegd gezag als eigenrisicodrager met ingang van de eerste dag van het daaropvolgende schooljaar.

artikel 1d Eigenrisicodrager samenwerking van schoolbesturen – verzoek

  • 1 Op schriftelijk verzoek van een samenwerking van schoolbesturen kan het Vervangingsfonds aan de samenwerking van schoolbesturen de status van eigenrisicodrager verlenen, mits voldaan is aan het bepaalde in de overige leden van dit artikel. De criteria waaraan het verzoek moet voldoen zijn opgenomen in bijlage 1 van dit reglement.

  • 2 De samenwerking van schoolbesturen legt bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid, een verklaring over waaruit blijkt dat het verzoek is gedaan met instemming van de (G)MR van alle schoolbesturen bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

  • 3 Het verzoek wordt uiterlijk 15 mei 2014 bij het Vervangingsfonds ingediend indien de samenwerking van schoolbesturen per 1 augustus 2014 eigenrisicodrager wil worden.

  • 4 Het verzoek gaat vergezeld van een lijst van alle schoolbesturen die aan de samenwerking deelnemen. Van elk schoolbestuur wordt het lumpsumbedrag vermeld.

  • 5 Het verzoek gaat vergezeld van een samenwerkingsplan, waarin in ieder geval de volgende onderwerpen zijn geregeld:

    • De verantwoordelijkheden en de organisatiestructuur van de samenwerking van schoolbesturen;

    • De financiële huishouding van de samenwerking van schoolbesturen;

    • Het vervangingsbeleid binnen de samenwerking van schoolbesturen;

    • Het verzuimbeleid binnen de samenwerking van schoolbesturen;

    • Afspraken die gelden bij uittreding of toetreding van besturen tot de samenwerking van schoolbesturen;

    • Maatregelen die zijn genomen ter borging van de instandhouding van de samenwerking van schoolbesturen.

  • 6 Op het verzoek wordt besloten door het bestuur van het Vervangingsfonds. Bij de behandeling van het verzoek wordt door het bestuur beoordeeld of de in het vijfde lid genoemde onderwerpen gelet op de kwaliteit en de inhoud op bevredigende wijze in het samenwerkingsplan zijn geregeld.

  • 7 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het Vervangingsfonds een besluit.

  • 8 Het verzoek kan worden voorafgegaan door een adviesaanvraag waarbij een samenwerking van schoolbesturen door het bestuursbureau van het Vervangingsfonds laat toetsen of de vereiste onderwerpen in het concept-samenwerkingsplan compleet zijn en voldoende zijn uitgewerkt. De adviesaanvraag wordt uiterlijk 15 april 2014 bij het Vervangingsfonds ingediend. Binnen twee weken na ontvangst van de adviesaanvraag brengt het bestuursbureau een advies uit.

artikel 1e Eigenrisicodrager samenwerking van schoolbesturen – Evaluatierapport

  • 1 De samenwerking van schoolbesturen stelt ten behoeve van het Vervangingsfonds jaarlijks een rapport op waarin het functioneren van de samenwerking wordt geëvalueerd. Het evaluatierapport wordt met instemming van de afzonderlijke (G)MR-en opgesteld. De bevindingen in het evaluatierapport zijn ter informatie van het Vervangingsfonds en kunnen geen aanleiding geven de verleende status van eigenrisicodrager van de samenwerking ter discussie te stellen. De verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de samenwerking ligt nadrukkelijk bij de afzonderlijke besturen en (G)MR-en. De criteria waaraan het evaluatierapport moet voldoen zijn opgenomen in bijlage 2 van dit reglement.

  • 2 Het evaluatierapport over het schooljaar 2013–2014 dient uiterlijk op 1 november 2014 door het Vervangingsfonds te zijn ontvangen. Wanneer ondanks rappel geen (bevredigend) evaluatierapport is ontvangen, kan het Vervangingsfonds besluiten dat de deelnemende schoolbesturen per 1 augustus 2015 de status van eigenrisicodrager wordt ontnomen.

artikel 1f Eigenrisicodrager samenwerking van schoolbesturen – Wijzigingen

  • 1 De samenwerking van schoolbesturen die eigenrisicodrager is, informeert het Vervangingsfonds over wijzigingen die optreden binnen de samenwerking, bijvoorbeeld de samenstelling van de samenwerking dan wel de inhoud van het samenwerkingsplan. Deze wijzigingen kunnen voor het Vervangingsfonds aanleiding zijn om de erkenning als samenwerking van schoolbesturen in het kader van het eigenrisicodragerschap te herzien.

  • 2 Bij het tussentijds uittreden van één of meer schoolbesturen uit de samenwerking, vindt opnieuw toetsing plaats ten aanzien van de gezamenlijke lumpsum. Resteert een gezamenlijke lumpsum van 20 miljoen euro of meer, dan blijft het de samenwerking van schoolbesturen eigenrisicodrager. Resteert een lumpsum van minder dan 20 miljoen euro, dan vervalt de erkenning van de samenwerking als eigenrisicodrager per de eerste dag van het nieuwe schooljaar. De schoolbesturen die uittreden uit het de samenwerking, zijn per de eerste dag van het nieuwe schooljaar geen eigenrisicodrager meer.

  • 3 Wanneer één of meer schoolbesturen tussentijds tot de samenwerking van schoolbesturen wensen toe te treden, overlegt ieder schoolbestuur een daarop gericht verzoek bij het Vervangingsfonds. Dit verzoek gaat vergezeld van:

    • een instemmende verklaring van de (G)MR van het schoolbestuur;

    • de vereiste standaard kengetallen zoals bedoeld in bijlage 1 van dit reglement;

    • een afschrift van het geldende samenwerkingsplan;

    • een verklaring van de samenwerking van schoolbesturen dat het toetreding toestaat volgens het geldende samenwerkingsplan.

  • 4 Tussentijdse toetreding is uitsluitend per 1 augustus 2014 mogelijk. Wanneer het samenwerkingsplan tussentijds is gewijzigd, is hernieuwde toetsing van de samenwerking van schoolbesturen door het Vervangingsfonds aan de orde. In dat geval wordt het verzoek tot toetreding uiterlijk 15 mei 2014 ingediend. Wanneer de samenwerking van schoolbesturen tussentijds niet is gewijzigd, wordt het verzoek tot toetreding uiterlijk 1 juli 2014 ingediend.

artikel 1g Eigenrisicodrager – Einddatum

  • 1 Voor schoolbesturen dan wel samenwerkingen van schoolbesturen die per 1 augustus starten als eigenrisicodrager, eindigt het eigenrisicodragerschap na afloop van drie schooljaren.

  • 2 Voor schoolbesturen dan wel samenwerkingen van schoolbesturen, die per 1 januari zijn gestart als eigenrisicodrager, eindigt het eigenrisicodragerschap na afloop van twee schooljaren en zeven maanden.

artikel 1h Eigenrisicodrager – Flankerend beleid

  • 1 Een bevoegd gezag dan wel een samenwerking van schoolbesturen die eigenrisicodrager is, kan gebruik blijven maken van het flankerend beleid dat het Vervangingsfonds voor het scholenveld uitvoert op het gebied van arbo-, ziekteverzuim- en personeelsbeleid.

  • 2 Het Vervangingsfonds kan een afzonderlijk budget van beschikbare middelen en capaciteit voor het flankerend beleid voor de eigenrisicodragers vaststellen.

Artikel 2. Afwezigheidsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 2

lid 1

Dit artikel somt de vormen van afwezigheid op die voor vervanging, bekostigd ten laste van het Vervangingsfonds, in aanmerking komen.

Ziekteverlof

Bij ziekteverlof als afwezigheidsgrond wordt bepaald dat het bevoegd gezag de in artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 5, gestelde voorschriften uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’ (25 maart 2002, Stcrt. 2002, 60 ) in acht neemt. Dit houdt ondermeer in dat, als er naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim, het bevoegd gezag binnen 6 weken na de eerste ziektedag van betrokkene een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst moet hebben gevraagd. Als pas na 6 weken blijkt dat het verzuim langdurig dreigt te worden, moet er op dat moment ogenblikkelijk advies gevraagd worden. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het bedoelde oordeel in het dossier aanwezig is. Alleen bij kortdurend verzuim is een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst niet voorgeschreven.

Uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:

Artikel 2. Gegevensverstrekking aan de bedrijfsarts of de arbodienst (...)

  • 2 De werkgever verlangt indien er naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim, binnen zes weken na de eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst over het desbetreffende ziektegeval.

  • 3 De werkgever verlangt onverwijld een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst als bedoeld in het tweede lid indien eerst na zes weken blijkt dat het ziekteverzuim naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst langdurig dreigt te zijn.

Artikel 4. Het plan van aanpak (...)

  • 4 De werkgever draagt er zorg voor dat de bedrijfsarts of de arbodienst de werknemer regelmatig hoort over het verloop van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid en verlangt indien het verloop van de ongeschiktheid naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst bijstelling van het plan van aanpak noodzakelijk maakt, hieromtrent onverwijld advies van de bedrijfsarts of de arbodienst aan zichzelf en de werknemer.

    Uit de toelichting op de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:

    (...) Hoewel ook voor dit contact geldt dat niet voorzien is in een minimumfrequentie, geldt hier eveneens dat bij een contact van eens in de zes weken in zijn algemeenheid aan de vereiste regelmaat zal zijn voldaan.

Artikel 5. Afwijken van termijnen

Van de termijnen, bedoeld in artikel 2 en 4, kan door de werkgever en de werknemer gemotiveerd worden afgeweken.

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het dossier aanwezig zijn:

  • 1 1 het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst, zoals bedoeld in artikel 2;

  • 2 documenten waarmee wordt aangetoond dat de bedrijfsarts of arbodienst de werknemer regelmatig hoort, zoals bedoeld in artikel 4;

  • 3 documenten waarmee wordt aangetoond dat gemotiveerd van de in artikel 2 en 4 genoemde termijnen wordt afgeweken.

Vakbondsfaciliteiten

Vakbondsfaciliteiten waarvoor de Minister rechtstreeks de kosten van vervanging vergoedt, ook bekend als het structureel verlof voor overleg- en advieswerkzaamheden, kunnen niet ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen. De Minister verleent faciliteiten voor verlof in verband met SLO, LPC, CITO en andere overleg- en advieswerkzaamheden; daar kan dus evenmin sprake zijn van bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds.

De te volgen procedure in deze gevallen is de volgende: leraar A heeft buitengewoon verlof in verband met een regeling waarvoor de Minister faciliteiten verstrekt; die faciliteiten houden bijvoorbeeld toekenning van extra budget in. Voor de vervanging van leraar A wordt gebruik gemaakt van dit extra budget en wordt geen beroep op het Vervangingsfonds gedaan. Met dit extra budget wordt op de school leraar B aangesteld. Indien leraar B uitvalt, dan kan zijn vervanging wel ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd worden.

artikel 8.2, achtste lid, CAO PO

Indien de werknemer in een schooljaar door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof heeft genoten, heeft hij recht op (het restant van) het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 lid 1 BW. Dit verlof komt voor bekostigde vervanging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking.

artikel 8.6 CAO PO

Afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel wegens vakantieverlof dat – met toepassing van artikel 8.6 CAO PO – na intrekking door het bevoegd gezag opnieuw verleend wordt, komt eveneens in aanmerking voor vervanging bekostigd ten laste van het Vervangingsfonds; het spreekt vanzelf dat de bepalingen omtrent wachtdagen daarbij wel van toepassing blijven.

artikel 8.7 CAO PO

Uitgangspunt van het Reglement is dat uitsluitend verlof voor zover verleend met behoud van loon voor bekostigde vervanging in aanmerking komt.

Onder buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 8.7 CAO PO valt o.a. het zogenaamde ‘calamiteitenverlof’.

Voorwaarde van extra kosten

Het Reglement biedt aan de bevoegde gezagsorganen een aanspraak op bekostiging indien daadwerkelijk vervangen wordt volgens het bepaalde in dit Reglement en voor zover er aan die vervanging voor het bevoegd gezag extra kosten zijn verbonden. Kernpunt in de systematiek is dat er sprake moet zijn van afwezigheid in de zin van artikel 2 en dat er materieel sprake is van vervanging en van vervangingskosten.

Een personeelslid dat verplicht verzekerd is, kan in principe niet met vervanging voor rekening van het Vervangingsfonds worden belast.

Een personeelslid dat verplicht verzekerd is, kan uitsluitend tijdelijk voor vervanging worden ingezet, als hiermee kan worden voorkomen dat het bevoegd gezag als gevolg van een daling van de formatie tot ontslag moet overgaan. Dit personeelslid dient na afloop van de vervanging weer als verplicht verzekerd te worden aangemerkt.

Inzet van een verplicht verzekerd personeelslid in een door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingspool is toegestaan.

Geen bekostigde vervanging mogelijk

  • 1 Personeel dat afwezig is omdat gebruik wordt gemaakt van de overgangsregeling levensloopregeling, komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking.

  • 2 Personeel dat gebruik maakt van betaald danwel onbetaald ouderschapsverlof, komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.19, 8.20 en 8.21 CAO PO.

  • 3 Personeel dat gebruik maakt van vormen van overig onbetaald verlof komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.11, 8.12, 8.13 en 8.15 CAO PO. Verlof dat in beginsel wordt verleend zonder behoud van loon, wordt aangemerkt als overig onbetaald verlof.

Lid 2, 3 en lid 4

Vanaf 1 augustus 2012 wordt de Regeling in mindering brengen uitkeringen (IMBU) niet langer door de Minister uitgevoerd. Schoolbesturen zijn vanaf dat moment niet langer verplicht bepaalde bedragen die zij op grond van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg ontvangen aan de Minister af te dragen. De ontvangen bedragen kunnen voor de bekostiging van vervanging worden aangewend. Dit betekent dat een aantal met name genoemde verlofsituaties niet meer door het Vervangingsfonds wordt bekostigd.

artikel 2

  • lid 1 Met inachtneming van de in dit reglement opgenomen bepalingen komt een bevoegd gezag dat geen eigenrisicodrager is, bij vervanging van de volgende vormen van afwezigheid van onderwijspersoneel in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds:

    • 1. ziekteverlof als bedoeld in de Regeling Ziekte en arbeidsongeschiktheid primair onderwijs (ZAPO), mits artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 5, van de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’ in acht zijn genomen.

      Een zieke werknemer die gedeeltelijk arbeidsgeschikt is verklaard voor zijn eigen functie mag voor dat deel niet ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen.

      Een zieke werknemer die gedeeltelijk arbeidsgeschikt is verklaard voor passende werkzaamheden, maar niet voor zijn eigen functie, mag volledig ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen;

    • 2. buitengewoon verlof als bedoeld in de artikelen 8.7, 8.8 en 8.18 CAO PO, voor zover verleend met behoud van loon, indien en voor zover daarbij geen sprake is van door de Minister extra toegekende budgetten, dan wel van door de Minister rechtstreeks vergoede vervangingskosten. Vervanging bij buitengewoon verlof komt niet in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds indien het bevoegd gezag voor de verlofganger een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg ontvangt;

    • 3. schorsing als bedoeld in de artikelen 3.13 tot en met 3.17 en 4.11 tot en met 4.16 CAO PO;

    • 4. verlof dat door het bevoegd gezag met toepassing van artikel 8.6 CAO PO opnieuw wordt verleend;

    • 5. vakantieverlof als bedoeld in artikel 8.2, achtste lid, van de CAO PO.

  • lid 2 Vervanging bij ziekteverlof komt niet in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds indien het bevoegd gezag ten behoeve van de verlofganger een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangt.

  • lid 3 Vervanging bij ziekteverlof komt niet in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds indien er ten behoeve van de verlofganger recht op een uitkering op grond van de Ziektewet bestaat in de volgende verlofsituaties:

    • ziekteverlof wanneer de ziekte naar het oordeel van de bedrijfsarts gerelateerd is aan zwangerschaps- en bevallingsverlof. Wanneer het ziekteverlof direct voorafgaand aan, of aansluitend op het zwangerschaps- en bevallingsverlof plaatsvindt en minder dan zes weken geduurd heeft, waardoor er geen oordeel van de bedrijfsarts aanwezig is, komt de vervanging wél voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking. Dit tenzij een uitkering op grond van de Ziektewet is aangevraagd en toegekend.

    • ziekteverlof van (heringetreden) arbeidsgehandicapten, waarbij recht bestaat op een uitkering op grond van de Ziektewet (de zogenaamde no-riskpolis Ziektewet).

  • lid 4 Vervanging bij zwangerschaps- en bevallingsverlof komt niet in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds.

  • lid 5 Voor een bevoegd gezag of samenwerking van schoolbesturen die eigenrisicodrager is als bedoeld in de artikelen 1A tot en met 1H, komt uitsluitend buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 8.18 CAO PO voor bekostigde vervanging door het Vervangingsfonds in aanmerking, voor zover het verlof is verleend met behoud van loon, indien en voor zover daarbij geen sprake is van door de Minister extra toegekende budgetten, dan wel van door de Minister rechtstreeks vergoede vervangingskosten.

Artikel 3–4. Premiebetaling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 3

lid 1

Op 16 mei 2002 hebben de Minister van OCW, de VSWO en de werknemersorganisaties het Convenant Decentralisatie hoofdstuk I-C Rpbo gesloten. Het doel van decentralisatie van (het voormalig) hoofdstuk I-C is te komen tot een situatie dat de verlofregelingen meer op de specifieke situatie van de scholen in het PO zullen zijn toegesneden. Het budget dat omgaat in de verlofregelingen waarop het Convenant doelt, is de basis voor een vermindering van het opslagpercentage aan de scholen voor PO onder navenante verhoging van de schoolbudgetten. Deze systematiek is ingegaan per 1 augustus 2004. Dit is voor het bestuur aanleiding geweest om te besluiten een afzonderlijke kostendekkende premie voor de vervangingskosten te heffen. Overschotten en tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie van het volgend schooljaar.

Toelichting op artikel 4

In artikel 4, lid 2 is de verschuldigde premie voor de vrijwillige aansluiting geregeld. Ten behoeve van deze vrijwillige aansluiting dient het bevoegd gezag eveneens premie aan het Vervangingsfonds af te dragen. De hoogte van deze premie is niet gekoppeld aan de reguliere premie als bedoeld in lid 1.

artikel 3 Premiebetaling

  • lid 1 Het bevoegd gezag is verplicht op de wijze als bepaald in de bestuursvoorschriften een door het bestuur te bepalen premie te voldoen in verband met de kosten voor vervanging.

  • lid 2 Het bevoegd gezag is verplicht om in het kader van de uitvoering van het Convenant Decentralisatie hoofdstuk I-C Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel een afzonderlijke kostendekkende premie te betalen. De kostendekkendheid wordt per schooljaar vastgesteld. Overschotten danwel tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie voor het volgend schooljaar.

artikel 4 Premiegrondslag

  • lid 1 De verschuldigde premie wordt uitgedrukt in een percentage van het loon zorgverzekeringswet van het verplicht aangesloten onderwijspersoneel, vermeerderd met een toeslag dan wel verminderd met een restitutie vastgesteld per bevoegd gezag conform het bepaalde in de artikelen 4A t/m 4J van dit reglement.

  • lid 2 De verschuldigde premie – indien en voor zover het bevoegd gezag gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds – wordt afzonderlijk kostendekkend vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel.

    De kostendekkendheid wordt per schooljaar vastgesteld. Overschotten danwel tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie voor het volgend schooljaar.

    Bij het vaststellen van de premie wordt rekening gehouden met een aan te houden reserve ter hoogte van 5% van de jaarlijkse uitgaven voor de vrijwillige verzekering.

  • lid 3 De verschuldigde premie – indien en voor zover het bevoegd gezag dan wel de samenwerking van schoolbesturen eigenrisicodrager voor de vervangingskosten is – wordt afzonderlijk vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel.

Artikel 4A–4J. Premiedifferentiatie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 4A

Artikel 4A, lid 1

In artikel 4A t/m 4J is het vervangingsbijdrage-differentiatiesysteem opgenomen. Ook in het schooljaar 2014–2015 wordt per bevoegd gezag bekeken welke toeslag verschuldigd is dan wel voor welke restitutie men in aanmerking komt. Voor een bevoegd gezag met WPO en WEC scholen wordt één toeslag dan wel restitutie WPO/WEC vastgesteld.

Ook in het schooljaar 2014–2015 is de vervangingsbijdragedifferentiatieregeling van toepassing op de vrijwillige aansluiting. Ook declaraties die buiten het salarissysteem van het bevoegd gezag worden ingediend, zoals declaratie van vervanging wegens ziekte door extern personeel, gedetacheerd personeel of vervangingspoolers worden meegeteld bij de bepaling van de trede-indeling.

Artikel 4A, lid 2

Bevoegde gezagsorganen zijn gerechtigd aanspraken te maken wegens loonschade op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (Voa). Die wet biedt onder andere verhaalsmogelijkheden aan de werkgevers of bekostiger van overheids- en onderwijspersoneel in geval van ongevalschade.

Wanneer een bevoegd gezag ervoor kiest vervangingsdeclaraties in te dienen die verband houden met een dergelijk ongeval, worden deze declaraties niet meegeteld bij de toepassing van het vervangingsbijdrage differentiatiesysteem. Daarbij wordt door het Vervangingsfonds wel de voorwaarde gesteld dat het bevoegd gezag aan het Vervangingsfonds kenbaar maakt 50% van de schadevergoeding na ontvangst per omgaande op rekening van het Vervangingsfonds te zullen storten.

Het bevoegd gezag kan ervoor kiezen de in dit lid bedoelde vervanging niet te declareren. In dat geval maakt het Vervangingsfonds geen aanspraak op de schadevergoeding.

Toelichting op artikel 4G

Wanneer aan een bevoegd gezag een toeslag is opgelegd, wordt deze als een bedrag ineens aan het Vervangingsfonds betaald. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een bevoegd gezag verzoeken om betaling in twee of drie termijnen, afhankelijk van de hoogte van het bedrag.

Toelichting op artikel 4I

Bij overdracht van een school/scholen is het raadzaam dat de betrokken bevoegde gezagsorganen reeds bij voorbaat regelen hoe zij om zullen gaan met de (mogelijke) consequenties van de premiedifferentiatie.

Toelichting op artikel 4J

Deze hardheidsbepaling is alleen van toepassing op de bepalingen met betrekking tot de premiedifferentiatie.

Uitgangspunt is dat de situatie van bijzondere hardheid geen gevolg mag zijn van aan het bevoegd gezag toe te rekenen feiten en omstandigheden. In dat verband is evident dat ziekteverzuim, ongeacht aard, duur en omvang, in beginsel toerekenbaar is aan de werkgever. De vraag naar de verwijtbaarheid van ziekteverzuim of een splitsing in beïnvloedbare en niet te beïnvloeden factoren, komt dan ook niet aan de orde. Ziekteverzuim kan op zichzelf daarom geen aanleiding vormen voor toepassing van de hardheidsbepaling. Het bestuur is van oordeel dat van een hardheid in de zin van de onderhavige regeling met name sprake kan zijn in geval van calamiteiten die niet toerekenbaar zijn aan het bevoegd gezag, die een onevenredig zware wissel trekken op het personeelsbestand en waarvan de gevolgen in redelijkheid niet in volle omvang door het bevoegd gezag gedragen kunnen worden.

Daarnaast kan het bestuur ook in de situatie dat onverkorte toepassing van het premiedifferentiatiesysteem het bevoegd gezag voor onoverkomelijke financiële problemen stelt, wanneer met andere woorden het gevaar van een faillissement dreigt, aanleiding zien de hardheidsbepaling toe te passen.

Een verzoek om toepassing van de hardheidsbepaling dient het bevoegd gezag in te dienen binnen 6 weken na dagtekening van de in artikel 4G bedoelde beslissing tot oplegging van de toeslag.

Een verzoek ontvangen buiten de gestelde termijn, die parallel loopt aan de bezwaartermijn volgens de Awb, wordt slechts marginaal getoetst. Dit houdt in dat het bevoegd gezag dan moet aantonen dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb) die, indien ze bekend waren ten tijde van het nemen van de in artikel 4G bedoelde beslissing, tot een andersluidende beslissing zouden hebben geleid.

artikel 4a Premiedifferentiatie

  • lid 1 De hoogte van de eventuele toeslag of restitutie bedoeld in artikel 4, lid 1 is afhankelijk van de trede waarin de bevoegde gezagsorganen door het bestuur worden ingedeeld op basis van de verhouding tussen de in het voorgaande schooljaar verantwoorde premie (exclusief eventuele toeslag of restitutie) en de aan datzelfde schooljaar toe te rekenen gedeclareerde netto-loonkosten i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de onderscheiden onderwijssoorten.

    In het kader van het Reglement Vervangingsfonds wordt onder ziekte en ziekteverlof niet begrepen zwangerschap en zwangerschapsverlof. Indien het bevoegd gezag gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds, worden de in verband met die aansluiting betaalde premies en gedeclareerde netto-loonkosten i.v.m. vervanging wegens ziekte ter vaststelling van de trede-indeling toegevoegd aan de in de voorgaande volzin genoemde premie en gedeclareerde netto-loonkosten.

  • lid 2 Indien vervangingsdeclaraties worden ingediend die verband houden met een ongeval waarbij een bevoegd gezag op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (Voa) een vordering wegens loonschade heeft ingesteld, maakt het Vervangingsfonds aanspraak op 50% van de uit te betalen schadevergoeding. Deze vervangingsdeclaraties worden in dat geval niet meegeteld bij de berekening van de verhouding als bedoeld in het voorgaande lid.

  • lid 3 De premiedifferentiatie is niet van toepassing op eigenrisicodragers.

artikel 4b Treden

  • lid 1 Indeling als bedoeld in artikel 4A, lid 1 vindt plaats in een van de volgende treden:

    In trede nul: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte minder bedraagt dan 121% van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede een: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 121% of meer, maar minder dan 132% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede twee: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 132% of meer, maar minder dan150% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede drie: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 150% of meer, maar minder dan 180% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede vier: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 180% of meer, maar minder dan 240% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede vijf: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 240% of meer, maar minder dan 360% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede zes: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 360% of meer, maar minder dan 480% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

    In trede zeven: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 480% of meer bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

  • lid 2 Bevoegde gezagsorganen worden ingedeeld in de zevende trede indien aan het bevoegd gezag toerekenbaar is dat per 30 november 2014 de in de administratie van het Vervangingsfonds aanwezige gegevens m.b.t. het schooljaar 2013–2014 onjuist of onvolledig zijn én indien ten gevolge daarvan de indeling in de juiste trede belemmerd zou kunnen worden.

artikel 4c Toeslagpercentages

  • lid 1 De toeslag bedoeld in artikel 4, lid 1 bedraagt voor bevoegde gezagsorganen en voor samenwerkingsverbanden:

    bij indeling in trede 0: 0,00%

    bij indeling in trede 1: 0,50%

    bij indeling in trede 2: 1,20%

    bij indeling in trede 3: 1,87%

    bij indeling in trede 4: 2,07%

    bij indeling in trede 5: 3,40%

    bij indeling in trede 6: 4,33%

    bij indeling in trede 7: 5,25%

    van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen.

    De toeslag dan wel de restitutie wordt vastgesteld door het toeslag- of restitutiepercentage te vermenigvuldigen met het loon zorgverzekeringswet van alle personeelsleden waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen.

    Deze berekeningsgrondslag wordt vastgesteld door de premie zoals die over de maanden augustus, september en oktober 2014 is verantwoord om te rekenen tot een jaarbedrag.

  • lid 2 Het bestuur kan besluiten de toeslag te mitigeren in verband met de financiële positie van het fonds.

artikel 4d Grondslag

Indeling in treden vindt plaats op basis van de per 30 november 2014 beschikbare gegevens in de administratie van het Vervangingsfonds, zoals bedoeld in de eerste zin van artikel 4a, eerste lid, over het schooljaar 2013 – 2014. Deze indeling is bepalend voor de mate waarin in het schooljaar 2014–2015 toeslag op de premie verschuldigd is dan wel aanspraak bestaat op een restitutie.

artikel 4e Recht op restitutie

  • lid 1 De restitutie bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt toegekend aan de bevoegde gezagsorganen indien en voor zover zij gedurende één jaar voor één soort onderwijs zijn ingedeeld in trede 0 én

    • a het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar minder bedraagt dan 60% van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage, of

    • b het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar 60% of meer, maar minder dan 72% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage, of

    • c het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar 72% of meer, maar minder dan 84% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage, of

    • d het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar 84% of meer, maar minder dan 96% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage, of

    • e het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar 96% of meer, maar minder dan 108% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage.

  • lid 2 De restitutie wordt in het schooljaar 2014–2015 toegekend op basis van administratieve gegevens over het schooljaar 2013–2014 (stand 30 november 2014).

  • lid 3 Indien aan een bevoegd gezag toerekenbaar is dat het Vervangingsfonds per 30 november 2014 niet beschikt over juiste en volledige administratieve gegevens met betrekking tot de verschuldigde premie en de te declareren netto-loonkosten in verband met vervanging wegens ziekte betrekking hebbende op het schooljaar 2013–2014, vervalt iedere aanspraak op premierestitutie in het schooljaar 2014–2015.

artikel 4f Restitutiepercentage

  • lid 1

    • a De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub a bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de WEC: 0,40% van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

    • b De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub b bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de WEC: 0,20% van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

    • c De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub c bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de WEC: 0,15% van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

    • d De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub d bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de WEC: 0,10% van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

    • e De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub e bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in de WEC: 0,05% van het loon zorgverzekeringswet van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

  • lid 2 Het bestuur kan besluiten de restitutie geheel of gedeeltelijk te weigeren in verband met de financiële positie van het fonds.

artikel 4g Bekendmaking

  • lid 1 De indeling in treden en de eventueel daarbij behorende beslissing tot oplegging van een toeslag dan wel toekenning van een restitutie wordt vóór 15 maart 2015 aan de bevoegde gezagsorganen kenbaar gemaakt. Het bestuur kan besluiten deze termijn met maximaal zes weken te verlengen, mits dit besluit voor 8 maart 2015 wordt gepubliceerd.

  • lid 2 Indien het bestuur heeft besloten de toeslag te mitigeren of de restitutie geheel of gedeeltelijk te weigeren, wordt dit besluit vóór 15 maart 2015 aan de bevoegde gezagsorganen kenbaar gemaakt. Het bestuur kan besluiten deze termijn met maximaal zes weken te verlengen, mits dit besluit voor 8 maart 2015 wordt gepubliceerd.

artikel 4h

Vervallen

atikel 4i Overdracht van scholen

Voor de uitvoering van de artikelen 4A t/m 4J van het Reglement Vervangingsfonds vormen de gegevens van de door het bevoegd gezag op 30 november 2014 in standgehouden scholen de berekeningsgrondslag.

artikel 4j Hardheidsbepaling m.b.t. de premiedifferentiatie-regeling

Het bestuur beslist in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4A t/m 4H indien de onverkorte toepassing van deze artikelen dan wel van enige afzonderlijke bepaling naar het oordeel van het bestuur een situatie van bijzondere hardheid oplevert voor het betreffende bevoegd gezag. Het bestuur neemt een dergelijke beslissing slechts op verzoek van het bevoegd gezag en alleen indien het bevoegd gezag ten gerieve van het bestuur kan aantonen dat de situatie van bijzondere hardheid een gevolg is van niet aan het bevoegd gezag toe te rekenen feiten en omstandigheden. Een verzoek om toepassing van de hardheidsbepaling dient het bevoegd gezag in te dienen binnen 6 weken na dagtekening van de in artikel 4G bedoelde beslissing tot oplegging van de toeslag.

Artikel 5–13. Bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 5

Personeelsleden die niet onder de verplichte aansluiting vallen, kunnen niet zonder meer ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het bevoegd gezag kan zich hiertoe echter wel vrijwillig bij het Vervangingsfonds aansluiten. Daaraan zijn een aantal voorwaarden verbonden die in de artikelen 14 t/m 16 verwoord zijn.

Toelichting op artikel 5A

Het bestuur is gerechtigd bevoegde gezagsorganen die op basis van hun vervangingskostendeclaraties in de schooljaren 2012–2013 en 2013–2014 in de achtereenvolgende schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 bij de toepassing van de premiedifferentiatieregeling in de hogere treden (vanaf 110%) zijn ingedeeld, daarop aan te spreken. Het bestuur is van mening dat aan indeling in de hogere treden een extra inzet van het bevoegd gezag verbonden moet worden. Indeling in deze trede moet in beginsel voor het bevoegd gezag reden zijn extra aandacht aan ARBO-beleid te besteden en/of extra budget te besteden aan bedrijfsgezondheidszorg of aan verzuimbestrijding. Alvorens door het bestuur extra voorwaarden aan de vervangingsbekostiging worden gesteld, zal eerst getracht worden om in goed overleg met het betreffende bevoegd gezag op basis van een gemeenschappelijke analyse schriftelijk afspraken te maken over de maatregelen die het bevoegd gezag zal nemen ter bestrijding van het ziekteverzuim en over de ondersteuning (beleidsmatig en financieel) die daarbij door of namens het bestuur zal worden verleend.

De inhoud van deze niet vrijblijvende afspraken is mede afhankelijk van en evenredig aan de inzet van het bevoegd gezag tot dusverre met betrekking tot de bestrijding van het ziekteverzuim en van de toerekenbaarheid daarvan. Bij de ondersteuning van de betreffende scholen en de uitwerking van de te maken afspraken, worden de ARBO-dienst, de werkgeversorganisatie waarbij het bevoegd gezag is aangesloten en de regio-adviseur betrokken.

Lukt het niet schriftelijke afspraken te maken met het bevoegd gezag dan stelt het bestuur nadere voorwaarden aan de vervangingsbekostiging. Bij de vaststelling van die nadere voorwaarden weegt het bestuur de feiten en omstandigheden mee die van belang waren voor het niet tot stand komen van de schriftelijke afspraken. Zonodig zal het bestuur toepassing geven aan artikel 26 van dit Reglement.

Toelichting op artikel 8

In dit artikel is bepaald dat op de vervanger de CAO PO van toepassing is. Een en ander heeft automatisch tot gevolg dat voor vervanging geen beroep kan worden gedaan op extern personeel. De vervanger dient immers conform de CAO PO een akte van benoeming/aanstelling te ontvangen.

Een uitzondering wordt alleen gemaakt in de volgende situaties:

  • 1 onderwijsondersteunend personeel dat wel door extern personeel mag worden vervangen;

  • 2 leraren en directieleden die door gedetacheerde personeelsleden vervangen worden;

  • 3 de vervanging van leraren door uitzendkrachten;

  • 4 de vervanging van bovenschools management en leden van een college van bestuur;

  • 5 de vervanging van directie als bedoeld in artikel 22B.

In afwijking van artikel 3 van de WPO kunnen leraren in geval van afwezigheid als bedoeld in artikel 2 door een lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent worden vervangen. Opvang van groepen onder de titel van vervanging door lerarenondersteuners, onderwijsassistenten danwel klassenassistenten is mogelijk onder de volgende condities:

  • 1 betrokkene heeft een benoeming dan wel aanstelling als lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent (een eerste benoeming/aanstelling dan wel uitbreiding van de reeds bestaande betrekking), waaruit blijkt dat betrokkene is benoemd/aangesteld in verband met en voor de duur van de afwezigheid van de met naam genoemde leerkracht.

  • 2 uit deze benoeming/aanstelling blijkt onder verantwoordelijkheid van welke andere leerkracht de lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent in kwestie de opvang verzorgt.

  • 3 bij vervanging door een klassenassistent kan het uitsluitend gaan om een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bekostigde vervanging door lerarenondersteuners, onderwijsassistenten danwel klassenassistenten is niet mogelijk indien betrokkene – zonder uitbreiding van zijn betrekking – in plaats van zijn reguliere werkzaamheden tijdelijk met de vervangingswerkzaamheden wordt belast.

Wordt de lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent in verband hiermee vervangen door een andere lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent, die daarvoor is aangesteld of waarvan de betrekking daarvoor is uitgebreid, dan wordt die vervanging wel bekostigd.

Functiemix

Vervanging van de ene door de andere leerkracht in het kader van de functiemix komt voor vergoeding door het Vervangingsfonds in aanmerking. De functie van de vervanger (LA-, LB- of LC-functie) is daarbij bepalend. Dat betekent dat als de afwezige een LB-functie heeft en de vervanger een LA-functie, de vervanger benoemd of aangesteld dient te worden als groepsleerkracht in een LA-functie om de daarmee gepaard gaande kosten ten laste van het Vervangingsfonds te kunnen brengen. Heeft de afwezige een LA-functie en de vervanger een LB-functie, dan dient de vervanger benoemd of aangesteld te worden als groepsleerkracht in een LB-functie om de vervangingskosten ten laste van het Vervangingsfonds te kunnen brengen.

Toelichting op artikel 8A

Een personeelslid dat langer dan 28 maanden wegens ziekteverlof afwezig is, mag niet meer ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het is immers in principe mogelijk om een personeelslid na 24 maanden ziekte te ontslaan. Rekening houdend met een opzegtermijn van 3 maanden en het feit dat opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, kan het ontslag binnen 28 maanden worden geëffectueerd. Voor het vaststellen van het einde van de 28 maanden termijn is bepalend de eerste ziektedag zoals die bij UWV is geregistreerd.

Toelichting op artikel 9 en 11

In deze artikelen worden in hoofdlijnen de administratieve verplichtingen voor het bevoegd gezag aangeduid. Artikel 9 verwijst naar de administratieve voorschriften betreffende declaraties, artikel 10 legt de plicht bij het bevoegd gezag om het bestuur te informeren en artikel 11 schrijft het voeren van een administratie voor. Hierop baseert het bestuur de controle-activiteiten.

In artikel 9 is voorts nadrukkelijk opgenomen dat declaraties van de kosten voor vervanging binnen vier maanden na afloop van de maand waarop de declaratie betrekking heeft, door het Vervangingsfonds moeten zijn ontvangen.

Overschrijding van deze termijn zal worden gesanctioneerd in die zin dat de aanspraak op de vervangingsbekostiging vervalt indien er naar het oordeel van het bestuur geen sprake is van buitengewone feiten of omstandigheden.

Toelichting op artikel 10

lid 2

Het Vervangingsfonds acht de monitoring van de effecten van de vervangingsbekostigingssystematiek van wezenlijk belang voor de vraag of en in hoeverre de systematiek aanpassing behoeft. Daartoe is afdoende informatie vereist vanuit alle bij het fonds aangesloten besturen. Administratieve lasten zullen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Toelichting op artikel 12 en 13

Artikel 12 biedt het bestuur de mogelijkheid de bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds onder bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk te weigeren. Aangezien de controle vrijwel altijd achteraf zal plaatsvinden, zal weigering van de bekostiging in veel gevallen betekenen, dat er bekostiging terugbetaald zal moeten worden. Hierin voorziet het bepaalde in artikel 13.

Daarnaast is in artikel 13 opgenomen dat het bestuur gerechtigd is een administratieve heffing in rekening te brengen als het bevoegd gezag onrechtmatig vervangingskosten heeft gedeclareerd danwel geen of te weinig premie heeft afgedragen. Handelen of nalaten van het administratiekantoor wordt aan het bevoegd gezag toegerekend.

De administratieve heffing zal niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de uitgevoerde controle. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. De genoemde bedragen zijn fictief.

 

Voorbeeld 1

Voorbeeld 2

Onrechtmatige declaraties

€ 10.000,–

€ 1.000,–

Administratieve heffing 10%

€ 1.000,–

€ 100,–

Werkelijke kosten controle

€ 600,–

€ 600,–

In vordering te brengen

€ 600,–

€ 100,–

Indien sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit behoudt het Vervangingsfonds zich het recht voor aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie.

Toelichting op artikel 14, 15 en 16

Deze artikelen geven de nadere voorwaarden aan voor aanmelding van personeel dat niet onder de verplichte aansluiting valt.

In artikel 15 is bepaald, dat het bevoegd gezag uiterlijk 1 juli 2014 bij het bestuur kenbaar maakt of het van de vrijwillige aansluiting gebruik maakt. Deze aansluiting geldt dan in principe voor het gehele schooljaar en wordt – zonder opzegging – stilzwijgend verlengd voor het volgende schooljaar. Bevoegde gezagsorganen die in het schooljaar 2013–2014 van de vrijwillige aansluiting gebruik hebben gemaakt en deze niet hebben opgezegd, hoeven zich niet meer opnieuw aan te melden. De aansluiting wordt immers geacht te zijn gecontinueerd.

Tussentijdse aanmelding zal in elk geval geaccepteerd worden indien het een bevoegd gezag betreft dat in de loop van het schooljaar wordt opgericht en zich aanmeldt per oprichtingsdatum.

artikel 5 Welke vervanging wordt bekostigd

De vervanging die ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd wordt, betreft alle werkzaamheden die de afwezige vervult uit hoofde van zijn functie, met inachtneming van hetgeen overigens in dit reglement is bepaald.

Bekostiging van de vervanging van onderwijspersoneel, voor zover het is opgenomen in een door het bestuur bekostigde vervangingspool, vindt niet plaats ten laste van het Vervangingsfonds.

Onderwijspersoneel dat niet onder de verplichte verzekering valt, komt alleen in aanmerking voor ten laste van het Vervangingsfonds bekostigde vervanging indien het bevoegd gezag zich daartoe vrijwillig heeft aangesloten bij het Vervangingsfonds en indien is voldaan aan de nadere voorwaarden en verplichtingen die het bestuur hieromtrent heeft vastgesteld.

artikel 5a Mogelijkheid tot stellen van nadere voorwaarden

  • lid 1 Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de vervangingsbekostiging ten aanzien van bevoegde gezagsorganen bij wie het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2012–2013 en 2013–2014 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie in verband met vervanging wegens ziekte meer dan 110% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

  • lid 2 De in lid 1 bedoelde voorwaarden betreffen onder meer de kwaliteit van arbeidsomstandigheden, bedrijfsgezondheidszorg en ziekteverzuimbestrijding.

  • lid 3 Het bestuur geeft slechts toepassing aan het bepaalde in de vorige leden indien en voor zover door het bestuur met het betreffende bevoegd gezag geen schriftelijke afspraken zijn te maken met betrekking tot de kwaliteit van arbeidsomstandigheden, bedrijfsgezondheidszorg en ziekteverzuimbestrijding.

artikel 6

Vervallen

artikel 7

Vervallen

artikel 8 Wie mag vervangen

Bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan slechts plaatsvinden indien en voor zover de vervanging feitelijk gerealiseerd is en de door de wet gestelde benoembaarheidseisen met inbegrip van de in artikel 3 van de WPO en artikel 3 van de WEC voorziene mogelijkheden tot dispensatie daarbij in acht zijn genomen. Tevens moeten er aan de vervanging voor het bevoegd gezag extra kosten zijn verbonden.

In afwijking van het bovenstaande kunnen leraren in geval van afwezigheid als bedoeld in artikel 2 door een lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent worden vervangen. Het bepaalde in artikel 20 A, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

In afwijking van het bovenstaande kunnen leraren door zij-instromers, leraren in opleiding en door onderwijsassistenten in opleiding vervangen worden. Het bepaalde in artikel 20 A, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan slechts plaatsvinden indien de CAO PO op de vervanger van toepassing is, tenzij in de vervanging wordt voorzien door inzet van gedetacheerd personeel als bedoeld in artikel 20A en 22A dan wel door inzet van extern personeel als bedoeld in artikel 22B en 23 dan wel door inzet van uitzendkrachten als bedoeld in artikel 20B.

artikel 8a Vervanging bij ziekteverlof

Onverminderd het bepaalde in dit reglement vindt geen bekostiging plaats voor de vervanging van een afwezig personeelslid, dat meer dan 28 maanden afwezig is vanwege ziekteverlof.

artikel 9 Declareren binnen vier maanden

Het bevoegd gezag declareert de kosten verbonden aan de vervanging, voor zover door dit reglement toegestaan, conform de bestuursvoorschriften.

Declaraties van kosten dienen binnen vier maanden na afloop van de maand waarop de declaraties betrekking hebben door het Vervangingsfonds te zijn ontvangen.

Na het verstrijken van deze termijn vervalt de aanspraak op bekostiging, tenzij er naar het oordeel van het bestuur sprake is van buitengewone feiten of omstandigheden.

artikel 10 Informatieplicht

  • lid 1 Het bevoegd gezag is gehouden het bestuur alle mogelijke inlichtingen te verschaffen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van aanvragen om bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds.

  • lid 2 Het bevoegd gezag is gehouden aan het bestuur de inlichtingen te verschaffen die van belang kunnen zijn voor de monitoring van de effecten van de vervangingsbekostigingssystematiek.

artikel 11 Administratie- en bewaarplicht

Het bevoegd gezag dient administratie te voeren of te laten voeren met betrekking tot de afwezigheid en de vervanging van onderwijspersoneel en deze administratie ter beschikking te stellen van de controleurs die het bestuur daartoe heeft aangewezen. De administratie dient het bevoegd gezag gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.

artikel 12 Weigeren van bekostiging

Het bestuur is bevoegd de bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds geheel of gedeeltelijk te weigeren, indien het bevoegd gezag naar de mening van het bestuur niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen zoals verwoord in dit reglement.

artikel 13 Administratieve heffing

lid 1 terugvordering uitbetaalde declaraties

In gevallen waarin door het niet of niet tijdig voldoen aan de verplichtingen door het bevoegd gezag dan wel door een onjuiste toepassing van de bepalingen van dit reglement ten onrechte bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds heeft plaatsgevonden, vordert het bestuur het ten onrechte betaalde bedrag terug als onverschuldigde betaling.

lid 2 invordering niet ontvangen premie

Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig dan wel door een onjuiste toepassing van de bepalingen van dit reglement geen of te weinig premie heeft afgedragen aan het Vervangingsfonds, vordert het bestuur het ten onrechte niet betaalde bedrag in.

lid 3 mogelijkheid tot compensatie

In voorkomende gevallen kan het bestuur bepalen dat het te vorderen bedrag in compensatie wordt gebracht met andere door het bestuur verschuldigde bedragen.

lid 4 administratieve heffing

Een vordering op grond van de leden 1 en 2 wordt vermeerderd met een administratieve heffing van 10% van de vordering. De omvang van de administratieve heffing wordt beperkt tot maximaal de kosten van de door het bestuur bij het bevoegd gezag uitgevoerde controle.

lid 5 uitzondering op administratieve heffing

Het bestuur legt geen administratieve heffing op en volstaat met een schriftelijke waarschuwing indien het bevoegd gezag niet eerder een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen of een administratieve heffing kreeg opgelegd. Het bestuur legt geen administratieve heffing op indien het bevoegd gezag aannemelijk maakt dat de onjuiste toepassing van het reglement het bevoegd gezag niet kan worden toegerekend.

Artikel 14–17. Bekostiging van de vervanging van onderwijspersoneel dat niet onder de verplichte aansluiting van het Vervangingsfonds valt

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 14, 15 en 16

Deze artikelen geven de nadere voorwaarden aan voor aanmelding van personeel dat niet onder de verplichte aansluiting valt.

In artikel 15 is bepaald, dat het bevoegd gezag uiterlijk 1 juli 2014 bij het bestuur kenbaar maakt of het van de vrijwillige aansluiting gebruik maakt. Deze aansluiting geldt dan in principe voor het gehele schooljaar en wordt – zonder opzegging – stilzwijgend verlengd voor het volgende schooljaar. Bevoegde gezagsorganen die in het schooljaar 2013–2014 van de vrijwillige aansluiting gebruik hebben gemaakt en deze niet hebben opgezegd, hoeven zich niet meer opnieuw aan te melden. De aansluiting wordt immers geacht te zijn gecontinueerd.

Tussentijdse aanmelding zal in elk geval geaccepteerd worden indien het een bevoegd gezag betreft dat in de loop van het schooljaar wordt opgericht en zich aanmeldt per oprichtingsdatum.

artikel 14 Vrijwillige aansluiting

De vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 5 staat open voor alle bevoegde gezagsorganen die van rechtswege bij het Vervangingsfonds zijn aangesloten.

Het bevoegd gezag dat zich vrijwillig bij het Vervangingsfonds aansluit, is gehouden die aansluiting van toepassing te laten zijn op het voltallige in zijn dienst werkzame onderwijspersoneel voor zover niet reeds vallende onder de verplichte aansluiting. In afwijking van het in de eerste volzin bepaalde kan een bevoegd gezag de aansluiting beperken tot het voltallige onderwijzend personeel of het voltallige onderwijs ondersteunend personeel voor zover niet reeds vallend onder de verplichte aansluiting.

artikel 15 Aanmelding

De schriftelijke aanmelding voor de vrijwillige aansluiting voor het schooljaar 2014–2015 dient uiterlijk op 1 juli 2014 in handen van het bestuur te zijn. Dit geldt ook voor wijziging van de vrijwillige aansluiting op het punt van het al dan niet verzekeren van het voltallige OP of OOP. Aanmelding in de loop van het schooljaar is slechts bij uitzondering mogelijk en alleen indien daar naar het oordeel van het bestuur bijzondere redenen voor aanwezig zijn.

De aanmelding geldt voor het gehele schooljaar en wordt geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor het volgende schooljaar. Bevoegde gezagsorganen die in het schooljaar 2013–2014 vrijwillig aangesloten waren, worden geacht deze aansluiting te continueren, tenzij opzegging heeft plaats gevonden, danwel wijziging heeft plaatsgevonden met betrekking tot de aansluiting van OP of OOP als bedoeld in artikel 14 laatste volzin. Beëindiging danwel wijziging van de vrijwillige aansluiting kan uitsluitend plaatsvinden per 1 augustus van een schooljaar waarbij een maand opzegtermijn in acht moet worden genomen. Opzegging danwel wijziging van de vrijwillige aansluiting dient schriftelijk te geschieden.

artikel 16 Aangesloten personeelsleden

Het bevoegd gezag dat gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds, dient over de personeelsleden die het betreft – conform het bepaalde in de bestuursvoorschriften – informatie te verstrekken aan het bestuur.

Voor bevoegde gezagsorganen die zich aanmelden voor de vrijwillige aansluiting en die in het schooljaar 2013–2014 geen gebruik hebben gemaakt van de vrijwillige aansluiting geldt de volgende beperking.

Behoudens beslissing van het bestuur is de vrijwillige aansluiting niet van toepassing op personeelsleden indien en voor zover zij op de eerste werkdag van het schooljaar dan wel bij ingangsdatum van de vrijwillige aansluiting door ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat zijn hun functie uit te oefenen.

Bedoelde personeelsleden vallen vanaf de datum van hun herstel onder de werking van de vrijwillige aansluiting. Het bevoegd gezag moet een verklaring van een gecertificeerde bedrijfsarts, of een verklaring opgesteld onder verantwoordelijkheid van een gecertificeerde bedrijfsarts kunnen overleggen waaruit het herstel blijkt.

artikel 17

Vervallen

Artikel 18. Bekostigde Vervangingspools

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 18

In artikel 18 wordt een bevoegd gezag in het primair onderwijs de mogelijkheid geboden om een zogenaamde ’vervangingspool’ in stand te houden of op te richten. Het salaris van personeelsleden uit een dergelijke pool wordt volledig door het Vervangingsfonds betaald.

Personeelsleden opgenomen in een vervangingspool dienen voor ten minste 98% (danwel 100%) van de beschikbare tijd met vervangingswerkzaamheden belast te worden. Indien er sprake is van inzet van minder dan 98% (danwel 100%), dient het verantwoordelijke bevoegd gezag het verschil in netto-loonkosten te vergoeden aan het Vervangingsfonds. Het inzetpercentage van 98% (danwel 100%) wordt per schooljaar op totaalniveau van de vervangingspool vastgesteld.

De in het schooljaar 2013–2014 functionerende pools blijven bekostigd door het bestuur indien en voor zover de betreffende bevoegde gezagsorganen aan het bestuur uiterlijk op 1 juni 2014 meedelen dat zij dat willen.

Toewijzing van de pooldeclaraties van een poolsamenwerkingsverband met het oog op de premiedifferentiatie vindt plaats naar rato van de per bevoegd gezag verantwoorde premie.

Het poolsamenwerkingsverband kan onderbouwd aantonen dat de poolvervangingsdeclaraties conform de feitelijke inzet over de deelnemende bevoegde gezagsorganen verdeeld dienen te worden. De aan het poolsamenwerkingsverband deelnemende bevoegde gezagsorganen dienen zich aan die verdeling te conformeren en de eventuele gevolgen voor de premiedifferentiatie te aanvaarden.

Artikel 18 lid 9

Personeel benoemd in de vervangingspool dat op het moment van inwerkingtreding van lid 9, ouderschapsverlof, zwangerschaps- en/of bevallingsverlof geniet, moet uiterlijk op de dag van inwerkingtreding uitgesloten worden van de vervangingspool voor de omvang van dit verlof.

artikel 18 Bekostigde Vervangingspools

  • lid 1 Het bevoegd gezag dat geen eigenrisicodrager is, dat daartoe uiterlijk 1 juni 2014 bij het bestuur een aanvraag indient, kan – onder de hierna volgende voorwaarden – toestemming krijgen om eventueel samen met andere bevoegde gezagsorganen personeel aan te stellen in een vervangingspool die door het bestuur bekostigd wordt.

    Een vervangingspool die door eigenrisicodragers in stand wordt gehouden, komt niet voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking.

  • lid 2 De aanvraag – op een bij het bestuur verkrijgbaar formulier – bevat de gegevens die voor de beoordeling door het bestuur noodzakelijk zijn, te weten de gegevens van het bevoegd gezag dat de aanvraag indient alsmede van de bevoegde gezagsorganen die gezamenlijk de vervangingspool in stand zullen houden, de gegevens van de scholen waaraan de poolvervangers werkzaam zullen zijn en de totale formatie van deze scholen.

  • lid 3 Het bestuur zal uiterlijk op 1 juli 2014 het bevoegd gezag in kennis stellen van zijn beslissing.

  • lid 4

    • 1 De maximale omvang van de pool is op 4% van de totale formatie van het deelnemende bevoegd gezag of bij een poolsamenwerkingsverband, de deelnemende bevoegde gezagsorganen gesteld. Onder formatie wordt begrepen alle personeelsleden in dienst bij een bevoegd gezag, exclusief de vervangers.

    • 2 Personeel benoemd in de pool dient voor minimaal 98% van de beschikbare tijd te worden ingezet bij het deelnemende bevoegd gezag – of in geval van een poolsamenwerkingsverband, de deelnemende bevoegde gezagsorganen – voor door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingswerkzaamheden. Bij een inzet voor vervanging die lager ligt, dient het bevoegd gezag een deel van de gedeclareerde kosten terug te betalen (zijnde het verschil tussen 98% van de netto-loonkosten van de poolers en de netto-loonkosten gemoeid met de feitelijke vervangingswerkzaamheden).

    • 3 Een bevoegd gezag kan ervoor kiezen de omvang van de pool op 6% van de totale formatie te stellen. Personeel benoemd in een dergelijke pool dient voor 100% van de beschikbare tijd te worden ingezet bij het deelnemende bevoegd gezag – of in geval van een poolsamenwerkingsverband, de deelnemende bevoegde gezagsorganen – voor vervangingswerkzaamheden. Bij een inzet voor vervanging die lager ligt, dient het bevoegd gezag een deel van de gedeclareerde kosten terug te betalen (zijnde het verschil tussen 100% van de netto-loonkosten van de poolers en de netto-loonkosten gemoeid met de feitelijke vervangingswerkzaamheden).

    • 4 Verantwoording van de inzet van de poolers dient te geschieden door middel van de door het Vervangingsfonds ter beschikking gestelde pooltool, danwel een daaraan vergelijkbaar systeem dat digitale aanlevering, in het door het Vervangingsfonds voorgeschreven format, van de gewenste verantwoordingsgegevens mogelijk maakt.

  • lid 5 Indien verschillende bevoegde gezagsorganen in een poolsamenwerkingsverband een vervangingspool in stand houden, vindt toewijzing van de pooldeclaraties met het oog op de premiedifferentiatie plaats naar rato van de per bevoegd gezag verantwoorde premie. Het premiebedrag per bevoegd gezag wordt gedeeld door het premiebedrag van de deelnemende bevoegde gezagsorganen samen. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het totaal aan pooldeclaraties. Het poolsamenwerkingsverband kan onderbouwd aantonen dat de poolvervangingsdeclaraties anders over de deelnemende bevoegde gezagsorganen verdeeld dienen te worden.

  • lid 6 Van het totaal aantal door een bevoegd gezag ingediende of ingevolge het vorige lid toegerekende pooldeclaraties wordt standaard 80% gekenmerkt als ziektedeclaratie en betrokken bij de premiedifferentiatieregeling als bedoeld in artikel 4A t/m 4J. Indien het bevoegd gezag onderbouwd kan aantonen dat het percentage van 80% te hoog is, wordt het feitelijke percentage alsnog gehanteerd.

  • lid 7 Het staat bevoegde gezagsorganen vrij onder de hierboven geformuleerde voorwaarden een vervangingspool in stand te houden waarbij het in de pool opgenomen onderwijspersoneel voor minder dan 98% (danwel 100%) van de beschikbare tijd wordt ingezet voor vervangingswerkzaamheden als hierboven bedoeld, onder de voorwaarde dat de extra kosten aan het Vervangingsfonds vergoed worden. Onder extra kosten wordt in dit verband verstaan het verschil tussen 98% (danwel 100%) van de netto-loonkosten van de vervanger en de nettoloonkosten die gemoeid zijn met de feitelijke vervangingswerkzaamheden als hierboven bedoeld.

  • lid 8 Het bestuur zal instemmen met de bekostiging van vervanging door vervangers opgenomen in de vervangingspools die in het schooljaar 2013–2014 door het bestuur bekostigd zijn, indien en voor zover de bevoegde gezagsorganen die deze pools in stand houden het bestuur uiterlijk op 1 juni 2013 meedelen dat zij de bestaande vervangingspool willen voortzetten.

  • lid 9

    • 1 Personeel benoemd in een vervangingspool dat vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof niet voor vervanging inzetbaar is, wordt voor de duur en omvang van bedoeld verlof van de werking van de pool uitgezonderd. Het staat het bevoegd gezag vrij om gedurende de verlofperiode een ander personeelslid in de pool te benoemen dat wel voor vervanging inzetbaar is.

    • 2 Personeel benoemd in een vervangingspool dat vanwege ouderschapsverlof niet voor vervanging inzetbaar is, wordt voor de duur en omvang van bedoeld verlof van de werking van de pool uitgezonderd. Het staat het bevoegd gezag vrij om gedurende de verlofperiode een ander personeelslid in de pool te benoemen dat wel voor vervanging inzetbaar is.

    • 3 Personeel waarvan op de dag van benoeming in de vervangingspool bekend is dat hij/zij per ingangsdatum aanstelling vanwege ziekteverlof niet voor vervanging inzetbaar is, kan niet in de vervangingspool worden benoemd. Zodra hersteld van ziekte kan dit personeel in de pool benoemd worden.

    • 4 Personeel benoemd in een vervangingspool dat vanwege ziekteverlof niet voor vervanging inzetbaar is, wordt vanaf 6 maanden na de eerste ziektedag voor de duur en omvang van bedoeld verlof van de werking van de pool uitgezonderd. Het staat het bevoegd gezag vrij om gedurende de verlofperiode een ander personeelslid in de pool te benoemen dat wel voor vervanging inzetbaar is.

Artikel 19–20B. Vervanging van leraren

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 19

Dit artikel geeft aan hoe met vervanging tijdens de zomervakantie 2014 moet worden omgegaan. In dit artikel wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 6.12 CAO PO. In genoemd artikel is onder andere geregeld wanneer de bezoldiging van een vervanger mag ingaan op 1 augustus. Indien een vervanger volgens de CAO PO recht heeft op bezoldiging met ingang van 1 augustus, kunnen de kosten voor vervanging ook met ingang van 1 augustus gedeclareerd worden.

Het Vervangingsfonds maakt voor wat betreft de toepassing van artikel 6.12 CAO PO geen onderscheid of de werknemer in het voorafgaande schooljaar een benoeming of aanstelling in een vervangingsbetrekking of in een reguliere betrekking heeft gehad.

Met ingang van de zomervakantie 2015 wordt vervanging in alle gevallen nog slechts bekostigd tot en met uiterlijk de laatste schooldag voor de zomervakantie. Bekostigde vervanging kan eerst weer plaatsvinden met ingang van de eerste dag na de vakantie waarop de afwezige leraar is ingeroosterd. Wanneer een schoolbestuur krachtens artikel 6.12 CAO PO gehouden is tot doorbetaling van de vervanger tijdens de vakantie, komt die vervanging niet meer voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking.

Toelichting op artikel 20

Onder betrekkingsomvang wordt verstaan de taakomvang, waarvoor het personeelslid door het bevoegd gezag is benoemd en die in de akte van benoeming is vermeld. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat ook directieleden door tijdelijke uitbreiding van hun betrekkingsomvang ten laste van het Vervangingsfonds ingezet kunnen worden ter vervanging van leraren. De rechtspositie staat uitbreiding van de betrekkingsomvang toe tot maximaal 120%; de bezoldiging houdt daarmee gelijke tred. Vervanging van leraarstaken door directieleden zal in alle gevallen een incidenteel karakter hebben gericht op uitzonderingssituaties. Ook krapte op de arbeidsmarkt kan zo’n uitzonderingssituatie opleveren. Directieleden hebben binnen de school een volledige dagtaak waarop in geen enkel opzicht kan worden afgedongen. Het bevoegd gezag en de directeur in kwestie beslissen met inachtneming van de onderwijskundige en schoolorganisatorische wenselijkheid over de inzet van de directeur voor vervanging.

Toelichting op artikel 20A

Ook in het schooljaar 2014–2015 wordt het mogelijk gemaakt leraren te laten vervangen door iemand die in dienst is bij een ander bevoegd gezag dat is aangesloten bij het Vervangingsfonds – niet zijnde een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 – en van daaruit wordt gedetacheerd.

Overigens kan die vervanging alleen plaatsvinden in geval er sprake is van afwezigheid als bedoeld in artikel 2. Deze vervanging kan niet via het salarissysteem van het bevoegd gezag geadministreerd worden, maar moet separaat bij de Uitvoeringsorganisatie gedeclareerd worden. De gedetacheerde zelf kan op zijn oorspronkelijke werkplek niet ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het inlenende bevoegd gezag sluit over detachering een overeenkomst met het uitlenende bevoegd gezag. Het uitlenende bevoegd gezag kan uit een eventueel te ontvangen detacheringsvergoeding de vervanging van de gedetacheerde bekostigen. Tewerkstelling van personeelsleden die zijn aangesteld bij een samenwerkingsverband, wordt niet beschouwd als detachering als bedoeld in dit artikel.

In het tweede lid wordt de faciliteit van detachering aangeboden voor het geval de vervanging gerealiseerd kan worden door inzet van een personeelslid in dienst van hetzelfde bevoegd gezag. Deze inzet door interne overplaatsing of aanwijzing levert het bevoegd gezag op zichzelf geen kosten op. Dat wordt anders als de vervanger op zijn beurt ook weer vervangen moet worden. Als ook die vervanging daadwerkelijk gerealiseerd wordt en voor het bevoegd gezag vervangingskosten oplevert, kan bekostiging door het Vervangingsfonds plaatsvinden. Er is enige gelijkenis met de reguliere vervanging van directieleden door aan de school verbonden leraren. In dat geval bekostigt het Vervangingsfonds de vervanging van de directievervanger terwijl de afwezigheidstitel als bedoeld in artikel 2 van het Reglement wordt geboden door de eerste afwezige.

Artikel 20A, lid 1

Indien een bevoegd gezag een personeelslid detacheert naar een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag – niet zijnde een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1, en de gedetacheerde maakt gebruik van één van de in artikel 2 genoemde verlofgronden, dan kan het uitlenende bevoegd gezag ten behoeve van het inlenende bevoegd gezag aanspraak maken op door het Vervangingsfonds bekostigde vervanging. De declaraties ter vervanging van de wegens ziekte afwezige gedetacheerde worden in het kader van het vervangingsbijdrage differentiatiesysteem, toegerekend aan het uitlenende bevoegd gezag.

Toelichting op artikel 20B

Uitgangspunt blijft dat voor vervanging personeel wordt ingeschakeld, dat is aangesteld op basis van een arbeidsovereenkomst met een bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag. In het belang van de continuïteit van het onderwijs, kan een beroep op uitzendkrachten danwel op payrollen gedaan worden.

artikel 19 Aanvang bekostiging

Zomervakantie 2014

  • 1. Bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan niet ingaan gedurende de vakantie van de te vervangen leraar.

  • 2. Bekostiging van de vervanging kan eerst plaatsvinden met ingang van de eerste dag na de vakantie waarop de afwezige leraar is ingeroosterd.

  • 3. Is er voor de aanvang van de zomervakantie reeds sprake van afwezigheid dan kan die bekostiging plaatsvinden:

    • a tot en met uiterlijk de laatste dag voor de zomervakantie, indien de benoeming of aanstelling op of na 1 maart is begonnen of

    • b tot en met uiterlijk de laatste dag van het schooljaar (31 juli), indien de benoeming of aanstelling plaatsvond vanaf een datum gelegen voor 1 maart.

  • 4. Ten laste van het Vervangingsfonds vindt eveneens bekostiging plaats van de aanspraak van de vervanger als bedoeld in artikel 6.12 CAO PO.

Zomervakantie 2015

  • 1. Bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan niet ingaan gedurende de vakantie van de te vervangen leraar.

  • 2. Bekostiging van de vervanging kan eerst plaatsvinden met ingang van de eerste dag na de vakantie waarop de afwezige leraar is ingeroosterd.

  • 3. Is er voor de aanvang van de zomervakantie reeds sprake van afwezigheid en bekostigde vervanging, dan vindt die bekostiging plaats tot en met uiterlijk de laatste dag voor de zomervakantie.

artikel 20 Aanvullende bezoldiging

Indien de vervanging wordt gerealiseerd door tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang van een reeds aan de school verbonden en voor vervanging benoembaar personeelslid, komt voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking de aanvullende bezoldiging die aan de vervanger wordt toegekend en die wordt berekend op grond van de salarisschaal en het salarisnummer verbonden aan de functie waarin deze vervanger reeds aan de school was verbonden.

Het bepaalde in artikel 19 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang.

artikel 20a Detachering en interne overplaatsing

1 Detachering

Indien het niet mogelijk is vervanging van een leraar te realiseren langs de weg van artikel 20, kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten – bevoegd gezag, niet zijnde een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1, dat op basis van detachering te werk wordt gesteld. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden.

Bij de berekening van de vergoeding gaat het Vervangingsfonds uit van de uren vervanging in een maand, afgezet tegen de uren afwezigheid in die maand. Indien het aantal uren afwezigheid lager is dan het aantal uren vervanging, dan wordt het aantal uren afwezigheid vergoed. De maximale normvergoeding is afgeleid van het maximale schaalsalaris van de afwezige vermenigvuldigd met 1,5 (omrekening naar netto-loonkosten).

2 Interne overplaatsing

In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van hetzelfde bevoegd gezag dat op basis van interne overplaatsing of aanwijzing tewerk wordt gesteld. Indien en voor zover dit vervangende personeelslid zelf ook daadwerkelijk vervangen wordt en het bevoegd gezag daardoor voor vervangingskosten staat, is vervangingsbekostiging mogelijk zoals bepaald in het eerste lid.

artikel 20b Uitzendarbeid en Payrollen

Ten laste van het Vervangingsfonds vindt bekostiging plaats van personeel dat via een uitzendbureau danwel een payroll onderneming – en dus niet op grond van een arbeidsovereenkomst danwel aanstelling – vervangingswerkzaamheden verricht.

Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het bevoegd gezag beschikt over een contract gesloten tussen het bevoegd gezag en het uitzendbureau, danwel tussen het bevoegd gezag en de payroll onderneming, waarin is overeengekomen dat het uitzendbureau danwel de payroll onderneming aan de vervangende uitzendkracht/werknemer een honorering (salaris, verzekering sociale zekerheid en pensioen) toekent conform de terzake vigerende bepalingen van de CAO PO. Het contract moet bij controle door het Vervangingsfonds aanwezig zijn.

Indien – onverminderd de gehoudenheid aan de overige in dit Reglement gestelde condities – aan deze voorwaarde is voldaan, vergoedt het Vervangingsfonds aan het bevoegd gezag de daadwerkelijk loonkosten van de vervanger tot ten hoogste een bedrag gelijk aan het maximum van salarisschaal LB, conform bijlage A2 van de CAO PO.

Bij de berekening van de vergoeding gaat het Vervangingsfonds uit van de uren vervanging in een maand, afgezet tegen de uren afwezigheid in die maand. Indien het aantal uren afwezigheid lager is dan het aantal uren vervanging, dan wordt het aantal uren afwezigheid vergoed. De maximale normvergoeding is afgeleid van het maximale schaalsalaris van de afwezige (maximaal schaalsalaris LB) vermenigvuldigd met 1,5 (omrekening naar netto-loonkosten).

In de declaratie van het uitzendbureau danwel de payroll onderneming moeten de loonkosten van de vervanger identificeerbaar zijn. Indien reiskosten onderdeel uitmaken van de declaratie, dan wordt de vergoeding van deze kosten gebaseerd op de CAO PO.

De bekostiging vindt plaats met inachtneming van hetgeen terzake van uitzendarbeid danwel payrollen in het onderwijs door de werkgevers- en werknemersorganisaties is danwel wordt overeengekomen.

Uitsluitend onderwijsgevend personeel kan via uitzendarbeid danwel payrollen vervangen worden, onverminderd hetgeen in dit reglement is bepaald ten aanzien van de vervanging van onderwijsondersteunend personeel.

Geen bekostiging vindt plaats gedurende de schoolvakantie van personeel dat via een uitzendbureau danwel een payroll onderneming vervangingswerkzaamheden verricht. De artikelen 3.21 en 4.20 van de CAO PO dienen zo gelezen te worden dat artikel 6.12 van de CAO PO niet van toepassing is op uitzendarbeid.

Uitzendondernemingen danwel payrollondernemingen dienen te zijn aangesloten bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) te Badhoevedorp, bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings en Uitzendondernemingen (NBBU) te Bilthoven, of bij de bij de Vereniging Payroll Ondernemingen (VPO).

Artikel 21–22B. Bepalingen met betrekking tot de vervanging van de directie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 21

De lesgevende taken van een directeur komen voor vervanging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking. Wat onder lesgevende taken wordt verstaan, is vermeld in de CAO PO, bijlage VII onder b.

Toelichting op artikel 22

Dit artikel geeft aan dat bij afwezigheid van de directeur de directietaken vervangen kunnen worden. Bekostigde vervanging van directietaken kan ook plaatsvinden door een directeur of adjunct-directeur zonder onderwijsbevoegdheid.

Toelichting op artikel 22A

Het is mogelijk directietaken te doen vervangen door iemand die in dienst is bij een ander bevoegd gezagsorgaan – niet zijnde een samenwerkingsverband – en van daaruit wordt gedetacheerd. Detachering vanuit een bevoegd gezag bedoeld in artikel 1 resp. 53b van de WVO dat op 31 december 2005 nog was aangesloten bij het Vervangingsfonds is eveneens toegestaan. Overigens kan die vervanging alleen plaatsvinden in geval er sprake is van afwezigheid als bedoeld in artikel 2. Deze vervanging kan niet via het salarissysteem van het bevoegd gezag geadministreerd worden, maar moet separaat bij de Uitvoeringsorganisatie gedeclareerd worden.

De gedetacheerde zelf kan op zijn oorspronkelijke werkplek niet ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het inlenende bevoegd gezag sluit over de detachering een overeenkomst met het uitlenende bevoegd gezag. Het uitlenende bevoegd gezag kan uit een eventueel te ontvangen detacheringsvergoeding de vervanging van de gedetacheerde bekostigen.

Tewerkstelling van personeelsleden die zijn aangesteld bij een samenwerkingsverband, wordt niet beschouwd als detachering als bedoeld in dit artikel.

artikel 21 Vervanging lesgevende taken directie

Ten laste van het Vervangingsfonds vindt – overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19, 20, 20A en 20B van dit reglement – bekostiging plaats van de vervanging van de lesgevende taken van een directeur of een adjunct-directeur.

artikel 22 Vervanging directietaken

Indien er sprake is van vervanging van de directietaken van een afwezige directeur of adjunct-directeur door een leraar werkzaam in dienst van het bevoegd gezag, komt de vervanging van die leraar voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking.

Indien er sprake is van de vervanging van de directietaken van een afwezige directeur of adjunct-directeur door een persoon die ter vervanging bij het bevoegd gezag in dienst wordt genomen, komt het dienstverband van deze vervanger voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking. Deze bekostiging vindt plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden.

artikel 22a Detachering

Indien het niet mogelijk is vervanging van directietaken te realiseren langs de weg van artikel 22, kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten – bevoegd gezag, niet zijnde een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1, dat op basis van detachering te werk wordt gesteld. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden.

Bij de berekening van de vergoeding gaat het Vervangingsfonds uit van de uren vervanging in een maand, afgezet tegen de uren afwezigheid in die maand. Indien het aantal uren afwezigheid lager is dan het aantal uren vervanging, dan wordt het aantal uren afwezigheid vergoed. De maximale normvergoeding is afgeleid van het maximale schaalsalaris van de afwezige vermenigvuldigd met 1,5 (omrekening naar netto-loonkosten).

artikel 22b Extern personeel

Indien het niet mogelijk is vervanging van directietaken te realiseren langs de weg van artikel 22, kan voor de vervanging gebruik worden gemaakt van extern personeel, indien dit personeel voldoet aan de in de WPO gestelde vereisten voor benoeming of tewerkstelling van personeel. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden conform bijlage A1 van de CAO PO.

Bij de berekening van de vergoeding gaat het Vervangingsfonds uit van de uren vervanging in een maand, afgezet tegen de uren afwezigheid in die maand. Indien het aantal uren afwezigheid lager is dan het aantal uren vervanging, dan wordt het aantal uren afwezigheid vergoed. De maximale normvergoeding is afgeleid van het maximale schaalsalaris van de afwezige vermenigvuldigd met 1,5 (omrekening naar netto-loonkosten).

Artikel 23. Vervanging onderwijsondersteunend personeel, waaronder ook worden begrepen bovenschools management en leden van een college van bestuur

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 23

Artikel 23 regelt de vervanging van onderwijsondersteunend personeel, waaronder ook worden begrepen bovenschools management en leden van een college van bestuur in het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs. Aan basisscholen kan onderwijsondersteunend personeel – met uitzondering van lerarenondersteuners, onderwijsassistenten en schoonmaakpersoneel – pas vervangen worden na twee maanden. Lerarenondersteuners, onderwijsassistenten en schoonmaakpersoneel mogen onmiddellijk vervangen worden. Aan speciale scholen voor basisonderwijs en aan scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs is vervanging van onderwijsondersteunend personeel in principe direct mogelijk. Een uitzondering wordt gemaakt voor administratief medewerkers, conciërges, psychologisch assistent en technisch vakman, bovenschools management en leden van een college van bestuur. Voor deze categorieën geldt een wachttijd van twee maanden.

Bij de vervanging van onderwijsondersteunend personeel, bovenschools management en leden van een college van bestuur, wordt de vervangingsbekostiging gemaximeerd tot ten hoogste een bedrag gelijk aan het maximum van salarisschaal DD voor directies, conform bijlage A1 van de CAO PO.

artikel 23 Vervanging onderwijsondersteunend personeel, waaronder ook worden begrepen bovenschools management en leden van een college van bestuur

Bij afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel aan basisscholen, waaronder ook begrepen bovenschools management en leden van een college van bestuur, wordt vervanging eerst ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd nadat een wachttijd van twee maanden in acht is genomen.

Geen wachttijd geldt bij de afwezigheid van een personeelslid behorende tot het schoonmaakpersoneel.

Bij afwezigheid van een lerarenondersteuner aan een basisschool wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd. Vervanging kan plaatsvinden door een andere lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bij afwezigheid van een onderwijsassistent aan een basisschool wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd. Vervanging kan uitsluitend plaatsvinden door een andere onderwijsassistent danwel een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bij afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel aan speciale scholen voor basisonderwijs en aan scholen voor speciaal respectievelijk speciaal voortgezet onderwijs wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd, tenzij het een personeelslid betreft in de functies administratief medewerker, conciërge, psychologisch assistent, technisch vakman of bovenschools management en leden van een college van bestuur. Vervanging in deze functies wordt eerst bekostigd na verloop van een wachttijd van twee maanden.

In geval bij de vervanging van onderwijsondersteunend personeel, bovenschools management en leden van een college van bestuur gebruik wordt gemaakt van extern personeel, vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden. De bekostiging bedoeld in de vorige zin zal echter nooit hoger zijn dan een bedrag gelijk aan het maximum van salarisschaal DD, conform bijlage A1 van de CAO PO.

Bij de berekening van de vergoeding gaat het Vervangingsfonds uit van de uren vervanging in een maand, afgezet tegen de uren afwezigheid in die maand. Indien het aantal uren afwezigheid lager is dan het aantal uren vervanging, dan wordt het aantal uren afwezigheid vergoed. De maximale normvergoeding is afgeleid van het maximale schaalsalaris van de afwezige (maximaal schaalsalaris DD) vermenigvuldigd met 1,5 (omrekening naar netto-loonkosten).

Wanneer aan niet-normfuncties (waaronder de bouwcoördinator) aantoonbaar lesgevende taken zijn verbonden komen die lesgevende taken zonder wachttijd direct voor bekostigde vervanging in aanmerking. Overige taken van niet-normfuncties komen na een wachttijd van twee maanden voor bekostigde vervanging in aanmerking.

Artikel 23c. Vervanging van combinatiefuncties

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 23c

Uitgangspunt bij de vervanging van combinatiefuncties is dat de betrokkene in dienst is bij het bevoegd gezag en er over de volledige betrekking premie wordt betaald. Wanneer betrokkene in dienst is bij een werkgever die geen bevoegd gezag is in de zin van de WPO is er geen sprake van aansluiting bij het Vervangingsfonds en komt vervanging niet voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking.

De vervangingsbekostiging vindt plaats op basis van de volledige betrekkingsomvang van de afwezige. Dit betekent dat ook het deel dat de betrokkene werkzaam is buiten het onderwijs als bedoeld in de WPO, voor bekostigde vervanging in aanmerking komt.

artikel 23c Vervanging van combinatiefuncties

  • 1 Vervanging van personeel werkzaam op combinatiefuncties als bedoeld in het document ‘Bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, komt voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking.

  • 2 Voorwaarde voor bekostigde vervanging is dat dit personeel aantoonbaar voor de volledige omvang van de betrekking in dienst is van het bevoegd gezag en dat over de volledige omvang van de betrekking premie wordt afgedragen.

  • 3 Bij het vaststellen of er sprake is van leraren danwel onderwijsondersteunend personeel zijn uitsluitend de werkzaamheden bij het bevoegd gezag die betrekking hebben op het onderwijs als bedoeld in de WPO bepalend.

Artikel 24. Subsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 24

De criteria en voorwaarden waaronder subsidie kan worden verleend en de zorgverleningselementen die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn opgenomen in afzonderlijke subsidieregelingen die op de website van het Vervangingsfonds zijn gepubliceerd.

artikel 24 Subsidies

Bevoegde gezagsorganen kunnen bij het bestuur een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor subsidie. Op deze subsidieaanvragen is van toepassing de ’Kaderregeling Subsidieverstrekking Vervangingsfonds’.

Artikel 25–28. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Toelichting op artikel 26

Hoewel het reglement alleen geldt voor het schooljaar 2014–2015, heeft het bestuur zich het recht voorbehouden tot aanpassing van de regeling over te gaan indien daar aanleiding toe is. Tot reden voor aanpassing moet uitdrukkelijk een onverwacht groot beroep op de middelen van het Vervangingsfonds gerekend worden.

artikel 25 Toelichting, bestuursvoorschriften en bijlagen

  • lid 1 In de toelichting, die deel uitmaakt van het reglement, wordt nader ingegaan op de betekenis- van hetgeen in de diverse artikelen is bepaald.

  • lid 2 Het Vervangingsfonds hanteert bestuursvoorschriften waarin de belangrijkste uitvoeringstechnische verplichtingen voor bevoegde gezagsorganen zijn neergelegd.

  • lid 3 Aan het reglement zijn een tweetal bijlagen toegevoegd die deel uit maken van het reglement.

artikel 26 Wijzigen en afwijken

Het bestuur is gerechtigd dit reglement op ieder moment te wijzigen. Om zwaarwegende redenen kan het bestuur afwijken van hetgeen in het reglement gesteld is. De artikelen 4A tot en met 4J zijn van deze afwijkingsmogelijkheid uitgezonderd.

artikel 26a Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin het reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

artikel 27 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het ’Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2014–2015’. Het treedt in werking op 1 augustus 2014.

artikel 28 Bekendmaking

  • lid 1 Dit reglement wordt bekendgemaakt middels publicatie in de Staatscourant.

  • lid 2 Het Vervangingsfonds plaatst dit reglement tevens op de website van het Vervangingsfonds.

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voorgeschreven toetsingskader voor aanvragen van een samenwerking van schoolbesturen die met ingang van 1 augustus 2014 eigenrisicodrager wil worden voor vervangingskosten (met uitzondering van vakbondsverlof). Onderstaan overzicht moet volledig zijn ingevuld.

Algemene Gegevens hoofdaanvrager beoogde Samenwerking Eigenrisicodrager

naam organisatie hoofdaanvrager

 

naam contactpersoon

 

functie contactpersoon

 

emailadres contactpersoon

 

tel.nr. contactpersoon

 
Gegevens beoogde Samenwerking Eigenrisicodrager

totaal aantal deelnemende besturen

 

totaal aantal deelnemende scholen aan beoogde samenwerking

 

totaal aantal deelnemende scholen WEC

 

totaal aantal deelnemende scholen Bao

 

totaal aantal deelnemende scholen (S)Bao

 

totaal aantal leerlingen per 1 oktober 2013

 

totaal aantal fte op peildatum 1 augustus 2014

 

totaal bedrag lumpsum schooljaar 2013–2014

 

gemiddeld percentage ziekteverzuim over 2012–2013

 
Gegevens deelnemers beoogd Samenwerking Eigenrisicodrager

naam deelnemend schoolbestuur

 

totaal aantal scholen schoolbestuur

 

aantal scholen WEC

 

aantal scholen Bao

 

aantal scholen (S)Bao

 

aantal leerlingen per 1 oktober 2013

 

aantal fte op peildatum 1 augustus 2014

 

bedrag lumpsum schooljaar 2013–20141

 

gemiddeld ziekteverzuim over 2012–2013

 

1Voor de lumpsum worden de volgende door DUO gehanteerde componenten gehanteerd: personele bekostiging regulier, PAB-budget en materiële instandhouding

naam deelnemend schoolbestuur

 

totaal aantal scholen schoolbestuur

 

aantal scholen WEC

 

aantal scholen Bao

 

aantal scholen (S)Bao

 

aantal leerlingen per 1 oktober 2013

 

aantal fte op peildatum 1 augustus 2014

 

bedrag lumpsum schooljaar 2013–2014

 

gemiddeld ziekteverzuim over 2012–2013

 

Op basis van artikel 1D van het reglement kan een samenwerking van schoolbesturen een verzoek indienen om eigenrisicodrager te worden voor de kosten van vervanging met uitzondering van de vervanging van vakbondsverlof.

De beoordelingscommissie toetst het verzoek op basis van de voorwaarden zoals vastgesteld in artikel 1D van het reglement Vf.

  • De beoogde samenwerking van schoolbesturen heeft bij het bestuur een schriftelijk verzoek ingediend om de samenwerking status van eigenrisicodrager te verlenen.

  • De beoogde samenwerking van schoolbesturen heeft een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat het verzoek is gedaan met instemming van de (G)MR van alle deelnemende schoolbesturen.

  • De aanvraag is tijdig ingediend (voor 15 mei 2014)

Omdat er sprake moet zijn van serieuze daadwerkelijke samenwerking op verschillende belangrijke beleidsterreinen moet er bij een verzoek ook een samenwerkingsplan worden overlegd. In het samenwerkingsplan dienen de onderstaande onderwerpen geregeld te zijn.

Bij de behandeling van het verzoek wordt door het bestuur beoordeeld of deze onderwerpen gelet op de kwaliteit en inhoud op bevredigende wijze zijn geregeld. Dit betekent dat in het samenwerkingsplan expliciet aandacht aan deze onderwerpen moet zijn besteed. De onderwerpen moeten zo zijn uitgewerkt dat er óf reeds op het moment van de aanvraag sprake is van gezamenlijk vigerend beleid bij de deelnemers óf dat op zijn laatst op de dag dat het eigen risicodragerschap ingaat, dit gezamenlijk vigerend beleid wordt. Dit betekent dat de eerste periode van het eigen risicodragerschap niet gebruikt mag worden om gezamenlijk beleid te ontwikkelen.

a. Verantwoordelijkheden van de schoolbesturen binnen de samenwerking en de organisatiestructuur van de samenwerking

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Er moet een regeling zijn die concrete afspraken bevat wat de verantwoordelijkheden van de schoolbesturen binnen de samenwerking zijn.

De organisatiestructuur van de samenwerking van schoolbesturen moet volledig zijn beschreven. Dat houdt een organogram in en de beschrijving van de rollen, taken en bevoegdheden van de verschillende functionarissen.

b. Financiële huishouding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Er moet een regeling zijn waarin de financiële afspraken vastgelegd zijn.

Naast de toetsing of er een regeling is, wordt de regeling ook kwalitatief en inhoudelijk getoetst. Er moet sprake zijn van serieuze samenwerking. Dat houdt in dat financiële risico’s niet geheel of vrijwel geheel bij de afzonderlijke besturen mogen blijven liggen. Samenwerking op het gebied financiën brengt met zich mee dat er reële afspraken worden gemaakt waarbij bijv. een garantstelling in verhouding moet staan tot de risico’s.

c. Vervangingsbeleid

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij gezamenlijk vervangingsbeleid gaat het zowel om het opstellen van dat gezamenlijk vervangingsbeleid als om de uitwerking daarvan in concrete gezamenlijke afspraken. Duidelijk moet worden hoe het gezamenlijke beleid vorm wordt gegeven en hoe de onderlinge rechten en plichten van de deelnemende schoolbesturen worden geregeld. Indien een deelnemer eigenwachtgelders heeft dan dient in het samenwerkingsplan te worden opgenomen welke afspraken gelden voor deze groep in relatie tot de inzet bij vervanging.

d. Verzuimbeleid

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij gezamenlijk verzuimbeleid gaat het zowel om het opstellen van gezamenlijk verzuimbeleid als om de uitwerking daarvan in concrete afspraken. Duidelijk moet worden hoe het gezamenlijke verzuimbeleid vorm wordt gegeven en hoe de onderlinge rechten en plichten van de deelnemende schoolbesturen worden geregeld.

e. Afspraken bij toe- en uittreding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De beoogde samenwerking van schoolbesturen moet aangeven onder welke voorwaarden een schoolbestuur tijdens de looptijd van het eigen risicodragerschap kan toetreden tot de samenwerking. Toetreding kan uitsluitend plaatsvinden per 1 augustus van een kalenderjaar.

De beoogde samenwerking van schoolbesturen moet aangeven onder voorwaarden een van de deelnemende schoolbesturen tijdens de looptijd van het eigen risicodragerschap kan dan wel moet uittreden uit de samenwerking.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Criteria voor evaluatierapport voor een samenwerking van schoolbesturen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Op grond van artikel 1E moet een samenwerking van schoolbesturen, die de status van eigenrisicodrager heeft gekregen, jaarlijks een rapport opstellen waarin het functioneren van de samenwerking wordt geëvalueerd.

Voorwaarden:

Instemming (G)MR:

Het evaluatierapport dient met instemming van de (G)MR-en van de deelnemende schoolbesturen te zijn opgesteld. Hiervoor overlegt de samenwerking van schoolbesturen een verklaring van de (G)MR-en van de deelnemende schoolbesturen.

Algemene gegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De samenwerking van schoolbesturen geeft aan of er grote veranderingen hebben plaatsgevonden binnen de samenwerking zelf en binnen de deelnemende schoolbesturen. Hierbij kan gedacht worden een bovenmatige daling van het aantal leerlingen, het sluiten van een school of bovenmatige stijging van het ziekteverzuim.

Evaluatie samenwerkingsplan

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De volgende aspecten moeten worden opgenomen in het evaluatierapport:

  • a. Verantwoordelijkheden van de schoolbesturen binnen de samenwerking en de organisatiestructuur van de samenwerking

    In het evaluatierapport wordt weergegeven welke afspraken er bij aanvang zijn gemaakt over de verantwoordelijkheden van de schoolbesturen binnen de samenwerking. Vervolgens wordt beschreven hoe de samenwerking in het betreffende schooljaar is verlopen.

    In het evaluatierapport wordt beschreven of de organisatiestructuur is gewijzigd ten opzichte van hetgeen beschreven in het samenwerkingsplan. Indien er sprake is van wijzigingen dan worden deze inhoudelijk beschreven.

  • b. Financiële huishouding

    In het evaluatierapport wordt weergegeven welke afspraken er bij aanvang zijn gemaakt over de financiële huishouding. Vervolgens wordt beschreven hoe de financiële samenwerking in het betreffende schooljaar is verlopen. In het evaluatierapport wordt beschreven of de financiële afspraken afdoende waren om risico’s af te dekken en indien dit niet het geval is geweest hoe de samenwerking van schoolbesturen dit opgelost heeft.

  • c. Vervangingsbeleid

    In het evaluatierapport wordt weergegeven op welke wijze de concrete afspraken omtrent het vervangingsbeleid zijn ingevuld. Indien er sprake is van een bovenbestuurlijke vervangingspool dan wordt in het evaluatierapport opgenomen hoe deze pool functioneert en over de mate en wijze waarop deelnemende scholen hiervan gebruik hebben gemaakt. Dit geldt ook voor de inzet van elkaars eigenwachtgelders.

  • d. Verzuimbeleid

    In het evaluatierapport wordt weergegeven op welke wijze de concrete afspraken omtrent het verzuimbeleid zijn ingevuld. In het evaluatierapport wordt per deelnemende werkgever en voor de samenwerking van schoolbesturen als geheel weergegeven of het verzuimpercentage ten opzicht van het jaar ervoor gedaald, gestagneerd of gestegen is.

  • e. Afspraken bij toe- en uittreding

    Een schoolbestuur kan per 1 augustus van een kalenderjaar toetreden. Indien er in een schooljaar voorafgaand aan 1 augustus sprake is geweest van gesprekken over mogelijke toetreding dan dient de samenwerking van schoolbesturen dit op te nemen in het evaluatierapport.

    Indien er in een schooljaar voorafgaand aan 1 augustus sprake is geweest van gesprekken die mogelijk leiden tot uittreding dan dient de samenwerking van schoolbesturen dit op te nemen in het evaluatierapport.

Adressen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bestuur en bestuursbureau Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs

Blaak 22, 3011 TA ROTTERDAM

telefoon 010 – 217 76 40

fax 010 – 214 13 58

secretariaat@vfpf.org

www.vervangingsfonds.nl

Uitvoeringsorganisatie Vervangingsfonds

Postbus 4839, 6401 JM HEERLEN

telefoon 045 – 579 81 07

fax 045 – 579 34 82

helpdesk@vfpf.nl

www.vervangingsfonds.nl

Naar boven