A. Eisen voor registratie als deskundige 006.2 Toetsing aan de Wet Wapens en Munitie
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
De algemene eisen van het tweede lid van artikel 12 Brdis zijn in onderstaande tekst letterlijk opgenomen (in cursief) met verwijzing naar hun respectieve aanduiding van de subleden. Bij elke algemene
eis volgen de nadere, specifieke eisen voor het deskundigheidsgebied 006.2 Toetsing
aan de Wet Wapens en Munitie. Wanneer geen nadere specificaties zijn aangegeven, zijn de algemene eisen geformuleerd
in het tweede lid van artikel 12 Brdis vooralsnog voldoende bevonden voor dat onderdeel
van het artikel en zijn geen nadere eisen nodig.
Het tweede lid van artikel 12 Brdis luidt als volgt:
Een deskundige wordt op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het
register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:
12(2) a.
(...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het eigen deskundigheidsgebied
waarop de aanvraag betrekking heeft.
Een aanvrager dient te werken op het niveau van iemand die minimaal een bachelordiploma
(natuurwetenschappen) bezit en dient een -in het curriculum vitae- aangetoond niveau
van opleiding, training en ervaring te bezitten.
Een aanvrager dient:
-
− in de afgelopen minimaal 4 jaar aantoonbaar een minimum van gemiddeld 3 onderzoeken
per jaar, die onderworpen waren aan collegiale toetsing, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben. Een aanvrager dient recente
ervaring te hebben met het interpreteren en rapporteren van zaken op het moment van
zijn aanvraag voor registratie;
Collegiale toetsing
in deze praktische situatie omvat schaduwen/ medetekenen door een andere deskundige
bekwaam op dit gebied. De andere deskundige hoeft niet werkzaam te zijn bij dezelfde
instantie.
-
− bekend te zijn met de begrippen (zie Annex 1) en de voorgestelde literatuur (zie Annex 2) en dient de state-of-the-art ontwikkelingen
bij te houden;
-
− tenminste in staat te zijn vragen te beantwoorden over de mogelijkheden en beperkingen
van het Forensisch Wapen- en Munitieonderzoek.
12(2) b.
(...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied
en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.
-
− De generieke eisen zijn de volgende:
Een aanvrager heeft voldoende kennis van het Nederlandse strafrecht:
-
o
context van het strafrecht
Trias Politica en onderscheid privaat-, bestuurs- en strafrecht.
-
o
het strafproces
-
− actoren in de strafrechtsketen;
-
− (taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden);
-
− procesfasen;
-
− gerechtelijk vooronderzoek, dwangmiddelen;
-
− verloop van de strafzitting en besluitvorming van de rechter;
-
− positie van de deskundige in de rechtsgang.
-
o materiële strafrecht
-
o positionering deskundige als professional
-
− In aanvulling op de generieke eisen, dient een aanvrager bekend te zijn met de specifieke
Nederlandse Wapen- en Munitiewetgeving en de ontwikkelingen hiervan bij te houden.
Voor (buitenlandse) deskundigen die een aanvraag overwegen in het register is artikel 19 van het Besluit register deskundige in strafzaken van belang. Volgens dit artikel is een voorwaardelijke registratie mogelijk, indien
de deskundige nog niet voldoet aan de eis van artikel 12(2) b.
12(2) c.
(...) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in
hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is
om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.
12(2) d, e en f
-
d. (...) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven
een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.
-
e. (...) in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens
de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en
te beoordelen.
-
f. (...) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens
de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.
Een aanvrager dient inzicht in, kennis van en/of ervaring te hebben met:
-
− Het toepassen van de Wet Wapens en Munitie;
-
− Algemene principes van de productie van draagbare vuurwapens en hun munitie en van
andere draagbare wapens;
-
− Algemene principes van kwaliteitsborging;
12(2) g.
(...) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander
relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever
begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.
-
− Een aanvrager dient in staat te zijn, op basis van de resultaten, aan een leek te
rapporteren over een interpretatie en conclusie (zowel schriftelijk als mondeling)
en deze statistisch te ondersteunen waar relevant.
12(2) h
. (...) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken
termijn.
12(2) i.
(...) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig,
vakbekwaam en integer te verrichten.