Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten

1. Samenvatting

Deze aanwijzing geeft regels voor de toepassing van de wettelijke bepalingen over de bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

2. Achtergrond

Met de inwerkingtreding op 1 oktober 2013 van de Wet tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280)1 is het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures uitgebreid. Het Wetboek van Strafvordering bevatte reeds bepalingen over de bijstand van tolken en vertalers tijdens het verhoor door de rechter-commissaris (art. 191 Sv) en het onderzoek ter terechtzitting (art. 260, 274-276, 325, 346, 362 en 391 Sv). Per 1 oktober 2013 is ook de bijstand van tolken en vertalers in de opsporingsfase wettelijk geregeld. Bijstand van tolken en vertalers in deze fase van het onderzoek is van groot belang. Een goede weergave van de bij de politie afgelegde verklaring(en) is immers van belang voor de beslissing of en terzake waarvan wordt vervolgd en, indien wordt vervolgd, voor het bezigen van die verklaring voor het bewijs. Een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt bij het politieverhoor bijgestaan door een tolk. Onder dat recht wordt mede begrepen bijstand van een daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts gebrekkig kan horen of spreken. De verdachte heeft voorts recht op vertaling van (relevante delen van) bepaalde processtukken.

De aanwijzing sluit aan op de in het Wetboek van Strafvordering opgenomen regeling en op de Wet beëdigde tolken en vertalers2, die bepaalt dat er een register voor beëdigde tolken en vertalers is en dat onder andere het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee in het kader van het strafrecht in beginsel gebruik moeten maken van in dit register ingeschreven beëdigde tolken en vertalers. De Wet beëdigde tolken en vertalers bevat een uitzonderingsclausule voor het geval geen beëdigde tolk of vertaler (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een tolk of vertaler die is ingeschreven op de zogenaamde ‘uitwijklijst’ (Besluit Uitwijklijst Wet beëdigde tolken en vertalers).3 Tolken en vertalers die op de uitwijklijst staan ingeschreven voldoen niet aan de kwaliteitseisen van het register, maar hebben wel een Verklaring Omtrent het Gedrag overgelegd, die eveneens is afgegeven volgens het screeningsprofiel dat voor opname in het register van toepassing is. Alleen indien het onmogelijk is gebruik te maken van een tolk of vertaler die in het register of op de uitwijklijst staat geregistreerd, mag een andere tolk of vertaler worden ingezet. Afwijking van de afnameplicht wordt ingevolge de wet gemotiveerd vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor.

3. Verdachte – vertolking van het gesprokene

3.1. Moment waarop vertolking aan de orde is

Ingevolge art. 6, derde lid, EVRM en art. 14, derde lid, BUPO heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld er recht op om onverwijld in een taal die hij verstaat op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen.

Voorts dient ingevolge art. 5, tweede lid, EVRM en art. 9, tweede lid, BUPO een ieder die aangehouden is onverwijld in een taal die hij verstaat op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de beschuldigingen die tegen hem zijn ingebracht.

Op grond van art. 29a, eerste lid, Sv wordt een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst bij het politieverhoor bijgestaan door een tolk. Daaronder is begrepen in het geval van een verdachte die niet of slechts gebrekkig kan horen of spreken, bijstand door een daartoe geschikte persoon als tolk (art. 131b Sv). Als de verdachte niet onmiddellijk na zijn aanhouding wordt verhoord, dan dient hij in ieder geval na aankomst op het politiebureau, uiterlijk op het moment dat hij voor de hulpofficier van justitie wordt geleid, in een taal die hij begrijpt op de hoogte te worden gesteld van de reden van zijn aanhouding. Direct daaraan voorafgaand wordt vastgesteld of de verdachte het Nederlands (voldoende) beheerst (zie § 3.3) en zo nee, welke taal hij wel voldoende beheerst (zie § 3.4). Gedurende het gehele opsporingsonderzoek wordt de verdachte in beginsel in die taal gehoord en worden hem in die taal procesrechtelijk relevante mededelingen gedaan.

3.2. Bevoegdheid beoordeling/beslissing tolkenbijstand

In eerste instantie beoordeelt de verbaliserende ambtenaar of de verdachte de Nederlandse taal (voldoende) beheerst. Indien de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, roept de verbalisant de bijstand van een tolk in, met inachtneming van het bepaalde in art. 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (zie § 3.7).

In geval van twijfel en in geval de verbalisant en de verdachte van mening verschillen met betrekking tot de taalkeuze, neemt de verbalisant contact op met de (hulp)officier van justitie, die vervolgens terzake beslist (zie ook § 3.5).

3.3. Vaststelling beheersing Nederlandse taal

Het is buitengewoon belangrijk dat in het proces-verbaal zo nauwkeurig mogelijk wordt weergegeven wat de verdachte daadwerkelijk heeft verklaard. Daarom is van groot belang dat zorgvuldig wordt beoordeeld of bijstand van een tolk noodzakelijk is om de reden dat hij de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst. Als criterium voor de vaststelling of de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst, geldt: de verdachte begrijpt de hem gestelde vragen of gedane mededelingen, de verdachte is in staat zijn eigen lezing te geven van de gebeurtenissen waarover zijn verklaring wordt verlangd én de verdachte is voldoende in staat daarin nuances aan te brengen. Indien de verdachte bijvoorbeeld slechts in staat is om de hem gestelde vragen met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden, beheerst hij het Nederlands onvoldoende.

Als de verdachte zichzelf niet in staat acht een verklaring in het Nederlands af te leggen, wordt in beginsel het verhoor met bijstand van een tolk afgenomen. Dit is slechts anders indien de verbalisant/(hulp)officier van justitie weet of vaststelt dat de verdachte het Nederlands wel degelijk voldoende beheerst. Als de verdachte bijvoorbeeld een bekende van de politie is, kan de verbalisant aan de hand van eerdere politiecontacten van de verdachte vaststellen of de verdachte het Nederlands voldoende beheerst.

Bij twijfel is het uitgangspunt dat altijd een tolk wordt ingeschakeld.

Wanneer de (hulp)officier van justitie heeft besloten dat geen tolk zal worden ingeschakeld, geeft de verbalisant gemotiveerd in het proces-verbaal van het (eerste) verhoor van de verdachte aan op grond waarvan (hij en) de (hulp)officier van justitie tot het oordeel zijn gekomen dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst.

3.4. Taalkeuze

Voornoemde verdragsbepalingen vereisen dat de verdachte wordt gehoord en over de strafzaak op de hoogte wordt gebracht in een taal die hij begrijpt. Dit behoeft niet zijn moedertaal te zijn. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, wordt vastgesteld welke taal of talen hij wel beheerst en eventueel welke taal of welk dialect hij het liefst spreekt.

Indien bijvoorbeeld een Marokkaanse verdachte bij voorkeur in een bedoeïenendialect spreekt maar ook het Frans voldoende beheerst, wordt in beginsel in het Frans met hem gesproken. Het Frans wordt dan aangemerkt als ‘taaldomicilie’. Ook in een dergelijk geval wordt in principe een tolk ingeschakeld.

De taalkeuze wordt gemotiveerd in het proces-verbaal van het eerste verhoor opgenomen en geldt in beginsel voor het gehele opsporingsonderzoek.

3.5. Uiteenlopende standpunten

Wanneer de verbalisant en de verdachte van mening verschillen met betrekking tot de noodzaak tot het horen van de verdachte met behulp van een tolk of met betrekking tot de taalkeuze, legt de verbalisant de kwestie voor aan een (hulp)officier van justitie die terzake beslist. Hierbij dient de verdachte, gelet op het belang van een juiste weergave van een in het kader van het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring en het recht van de verdachte te weten waarvan hij wordt beschuldigd, in beginsel het voordeel van de twijfel te krijgen. Slechts indien de(hulp)officier van justitie in redelijkheid kan veronderstellen dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst, kan hij afwijzend op een verzoek van de verdachte beslissen.

3.6. Bijzondere verhoorsituaties

Er zijn enkele verhoorsituaties die bijzondere aandacht verdienen.

  • Verhoor ter plaatse

    Als de zaak ter plaatse wordt afgehandeld door een kort verhoor zonder vrijheidsbeperkende maatregelen moet de verdachte ook ter plaatse in een taal die hij begrijpt op de hoogte worden gesteld van de reden van zijn staandehouding en van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen4. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een telefonische tolk. Indien het niet mogelijk is om een verklaring in het Nederlands op te nemen van datgene wat de verdachte verklaart, wordt de verdachte uitgenodigd om mee te komen naar het politiebureau voor het afleggen van een verklaring met behulp van een tolk. Indien de verdachte niet bereid is mee te gaan naar het politiebureau en de verdenking een strafbaar feit betreft waarvoor de verdachte kan worden aangehouden, wordt de verdachte aangehouden en meegenomen naar het politiebureau om daar alsnog met behulp van een tolk op de hoogte te worden gebracht van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen en terzake te worden gehoord.

  • Mededeling op het politiebureau / voorgeleiding

    Indien de verdachte wordt meegenomen naar het politiebureau en niet terstond wordt gehoord, wordt hem wel zo spoedig mogelijk – doch uiterlijk bij de voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie – kort mededeling gedaan van de reden van zijn aanhouding en van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een (telefonische) tolk. Indien de verdachte (langer) wordt vastgehouden, wordt de verdenking en de wijze waarop deze aan de verdachte is medegedeeld in ieder geval in het proces-verbaal van het verhoor met betrekking tot de inverzekeringstelling vastgelegd. Het verhoor wordt op de hiervoor weergegeven wijze afgenomen. In het proces-verbaal wordt vastgelegd dat het verhoor heeft plaatsgevonden met bijstand van een tolk.

  • Verhoor gedurende ophouding voor onderzoek

    Als de verdachte wordt opgehouden voor verhoor, terwijl er niet binnen de termijn van zes uren een tolk beschikbaar is, kan het verhoor met behulp van een telefonische tolk worden afgenomen.

  • Overleg tussen raadsman en aangehouden verdachte voor het eerste verhoor

    Op grond van art. 28, derde lid, Sv heeft de verdachte recht op bijstand van een tolk bij het overleg met een raadsman en is de raadsman verantwoordelijk voor het oproepen van een tolk. Wanneer de politie voor het verhoor van de aangehouden verdachte een tolk heeft opgeroepen, wijst de verbalisant de verdachte op zijn recht om voorafgaande aan het eerste verhoor een raadsman te consulteren5 en wijst hij de raadsman erop dat er een tolk aanwezig is die desgewenst bijstand kan leveren bij het (consultatie)overleg met zijn cliënt voorafgaand aan het verhoor.

3.7. Wijze van vertolking

Als het verhoor plaatsvindt met behulp van een tolk, wordt de bijstand van een beëdigde tolk (een in het register ingeschreven tolk) ingeroepen, tenzij een beëdigde tolk niet (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan een tolk ingezet worden die niet in het register is ingeschreven. Als een tolk wordt ingezet die niet in het register is ingeschreven, wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor. De niet-ingeschreven tolk dient zo mogelijk voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen, geschiedt dit na de inzet.

4. Verdachte – vertolking/vertaling van stukken

4.1. Uitgangspunt

Voor een beperkt aantal processtukken is wettelijk voorgeschreven dat de relevante onderdelen daarvan steeds – ambtshalve – schriftelijk moeten worden vertaald indien de verdachte het Nederlands niet of onvoldoende beheerst.6 Overige processtukken worden alleen vertaald indien de verdediging hierom gemotiveerd heeft verzocht en dat verzoek door de officier van justitie of de rechter is toegewezen. Er bestaat geen verplichting tot vertaling van alle processtukken.

4.2. Bevel tot inverzekeringstelling en bevel voorlopige hechtenis

Op grond van art. 59, zevende lid, respectievelijk art. 78, zesde lid, Sv wordt aan de verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst en in verzekering wordt gesteld respectievelijk in voorlopige hechtenis wordt gesteld, een schriftelijke vertaling van de relevante onderdelen van het bevel tot inverzekeringstelling respectievelijk het bevel voorlopige hechtenis in een voor de verdachte begrijpelijke taal verstrekt. Onder de relevante onderdelen wordt verstaan:

  • het strafbare feit ter zake waarvan de verdenking is gerezen;

  • de grond voor uitvaardiging van het bevel; en

  • de duur van het bevel.

4.3. Dagvaarding

4.3.1. Dagvaarding in eerste aanleg

Op grond van art. 260, vijfde lid, Sv wordt aan de verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst een vertaling van de dagvaarding of van de relevante onderdelen daarvan in een voor de verdachte begrijpelijke taal verstrekt, zodat hij kan begrijpen waarvan hij wordt beschuldigd en zich daartegen kan verdedigen. Daartoe dient te worden vertaald:

Vertaling van de hele tenlastelegging kan aangewezen zijn in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij een complexe fraudezaak.

4.3.2. Dagvaarding in hoger beroep

De verplichting bepaalde onderdelen van de dagvaarding te vertalen is in hoger beroep van overeenkomstige toepassing (art. 412, derde lid, Sv). Dat betekent dat die onderdelen ook moeten worden vertaald, voor zover deze in de dagvaarding in hoger beroep (moeten) zijn opgenomen. In een dagvaarding in hoger beroep is normaal gesproken geen (korte) omschrijving van het feit opgenomen, maar wordt volstaan met een verwijzing naar het parketnummer in eerste aanleg. Met deze verwijzing is de verdachte voldoende geïnformeerd over de vraag op welk(e) tenlastegelegde strafbare feit(en) de zitting in hoger beroep ziet. Daarom behoeft in een dergelijk geval in die de dagvaarding in hoger beroep ook geen vertaling van een korte omschrijving van het feit te worden opgenomen.

4.3.3. Wijziging tenlastelegging bij verstek

Indien tegen de verdachte verstek is verleend, bepaalt art. 314 Sv dat de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte moet worden betekend, tenzij hij door het achterwege laten van de kennisgeving redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad. Indien op grond van art. 314, eerste lid, Sv de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte moet worden betekend en hij de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, dan moet hem tegelijkertijd ook een schriftelijke vertaling van de gewijzigde tenlastelegging worden verstrekt.

Deze bepaling geldt op grond van art. 415, eerste lid, Sv ook voor de fase van het hoger beroep.

4.3.4. Ontnemingsvordering

Art. 260, vijfde lid, Sv is van overeenkomstige toepassing in ontnemingsprocedures (art. 511b, vierde lid, Sv). Indien de verdachte/veroordeelde de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt een schriftelijke vertaling van de relevante onderdelen van de ontnemingsvordering verstrekt. Daartoe dienen te worden vertaald:

  • plaats, datum en tijdstip waarop de betrokkene ter terechtzitting moet verschijnen;

  • de aanduiding van het (straf)vonnis waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd en de (voorgenomen) vordering tot ontneming zelf;

  • de mededelingen als bedoeld in art. 260, vierde lid, Sv;

  • de mededeling van het recht op kennisneming van de stukken (art. 511b, derde lid, Sv).

4.3.5. Oproeping ontneming in hoger beroep

In art. 511g, tweede lid, Sv is titel II van Boek III Sv (de artt. 404-426 Sv) van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt in dat ook de relevante onderdelen van de oproeping in hoger beroep in een ontnemingszaak (als bedoeld in art. 511g, eerste lid, Sv) vertaald moeten worden. Dat zijn:

  • plaats, datum en tijdstip waarop de betrokkene ter terechtzitting moet verschijnen;

  • de mededelingen als bedoeld in art. 260, vierde lid, Sv;

  • een verwijzing naar het ontnemingsvonnis in eerste aanleg door middel van het parketnummer plus de datum van de uitspraak in eerste aanleg.

4.4. Strafbeschikking

Op grond van art. 257a, zevende lid, Sv wordt aan de verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst een vertaling van de strafbeschikking die is uitgevaardigd wegens een misdrijf, of van de relevante, in art. 257a, zesde lid, Sv bedoelde, onderdelen daarvan, in een voor de verdachte begrijpelijke taal verstrekt. Daartoe kan worden volstaan met vertaling van de in art. 257a, zesde lid, Sv bedoelde gegevens:

  • een korte omschrijving van het strafbare feit;

  • de opgelegde straffen, maatregelen en aanwijzingen;

  • de dag waarop de strafbeschikking is uitgevaardigd;

  • de wijze waarop verzet kan worden ingesteld;

  • de wijze van tenuitvoerlegging.

Een strafbeschikking die is uitgevaardigd voor een overtreding behoeft dus niet te worden vertaald.

Wanneer de verdachte verzet tegen de strafbeschikking aantekent, dan wordt hij, behoudens in het geval waarin de strafbeschikking wordt ingetrokken, voor de behandeling van het verzet op de terechtzitting opgeroepen. Wanneer de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, dient de oproeping schriftelijk te worden vertaald (art. 257f, eerste lid, jo. art. 260, vijfde lid, Sv), dan wel kan volstaan worden met vertaling van:

De oproeping of de aangegeven onderdelen daarvan dient te worden vertaald ongeacht of de strafbeschikking voor een overtreding of een misdrijf was uitgevaardigd.

4.5. Mededeling verstekvonnis

Indien het vonnis dat de beslissing van de rechtbank op grond van de artt. 349, 351 of 352 Sv bevat, is uitgesproken buiten de aanwezigheid van de verdachte, wordt bij de mededeling daarvan tevens een schriftelijke vertaling aan de verdachte verstrekt in een voor hem begrijpelijke taal (het nieuwe art. 366, vierde lid, Sv).

Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de procedure in hoger beroep (art. 415, eerste lid, Sv) alsmede op de ontnemingsprocedure (art. 511e Sv). Voor zowel de procedure in hoger beroep als de ontnemingsprocedure geldt dat tevens wordt vertaald de aanduiding van het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld respectievelijk waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd. In de ontnemingsprocedure dienen daarnaast te worden vertaald het door de rechter geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, en de opgelegde betalingsverplichting alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gebaseerd.

4.6. Overige processtukken (art. 32a Sv)

Op grond van art. 32a Sv kan de verdachte of diens raadsman (schriftelijk) verzoeken om schriftelijke vertaling van (delen van) processtukken waarvan de kennisneming is toegestaan en die door de verdachte voor zijn verdediging noodzakelijk worden geacht. Als het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen, wordt dit verzoek gericht aan de officier van justitie of, in hoger beroep, de advocaat-generaal. Die beslist of, gelet op het waarborgen van het recht op een eerlijk proces, schriftelijke vertaling in het concrete geval noodzakelijk is.

In veel gevallen zal volstaan kunnen worden met vertolking (mondelinge vertaling) van (de essentie van) van processtukken. Als uitgangspunt geldt dat de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om met zijn raadsman in het bijzijn van een tolk de belangrijkste stukken uit het dossier door te nemen. Indien de verdachte daarna op grond van art. 32a Sv om een schriftelijke vertaling vraagt, dient hij te motiveren waarom hij in het gegeven geval een schriftelijke vertaling van betreffende stuk of de betreffende passage noodzakelijk vindt voor het voeren van zijn verdediging en waarom niet kan worden volstaan met de bijstand van een tolk om de stukken of delen daaruit mondeling te vertalen tijdens het overleg dat de verdachte met zijn raadsman voert ter voorbereiding van zijn verdediging.

De officier van justitie of de advocaat-generaal aan wie een verzoek tot schriftelijke vertaling van nader aangeduide processtukken is gericht, zal dat verzoek moeten toetsen aan de vraag of schriftelijke vertaling in het concrete geval nodig is om het recht op een eerlijk proces te waarborgen. Exacte criteria hiervoor kunnen niet worden gegeven. Dit zal steeds afhangen van de omstandigheden van het concrete geval. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens kan worden afgeleid dat de context waarbinnen dergelijke verzoeken moeten worden beoordeeld onder andere wordt bepaald door de ernst van het ten laste gelegde feit en de mate van ingrijpendheid van de uit de strafzaak voortvloeiende potentiële gevolgen voor de verdachte. Daarom kan de omvang van de schriftelijke vertaling naar de aard van de zaak verschillen.

4.7. Stukken die worden verzonden naar/uitgereikt in het buitenland

Als een processtuk wordt verzonden naar een in het buitenland verblijvende verdachte en aannemelijk is dat deze verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt, wordt de essentie van het processtuk vertaald in de taal van het land waarin de verdachte verblijft, tenzij de verdachte een verzoek indient om de essentie van het processtuk in een andere taal te vertalen. Als blijkt dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem medegedeeld dat hij kan verzoeken om vertaling van de essentie van het stuk in zijn moedertaal dan wel in een door hem gekozen taal. In beginsel wordt een dergelijk verzoek ingewilligd. De eigen verklaring van de verdachte wordt in beginsel geheel vertaald.

4.8. Wijze van vertalen

In beginsel wordt hierbij de bijstand van een beëdigde vertaler en derhalve van een in het register ingeschreven vertaler ingeroepen, tenzij een beëdigde vertaler niet (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan een vertaler worden ingezet die niet staat ingeschreven in het register. Als een vertaler wordt ingezet die niet staat ingeschreven in het register, wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal.

De niet-ingeschreven vertaler dient dan zo mogelijk voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet.

5. Getuige/deskundige – vertolking van het gesprokene

Indien een getuige of deskundige de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, vindt het verhoor plaats met behulp van een tolk, met inachtneming van het bepaalde in de §§ 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 3.7).

6. Getuige/deskundige – vertolking/vertaling van stukken

Het recht op vertolking/vertaling van stukken geldt niet voor getuigen en deskundigen. Zo nodig worden stukken vertaald aangeleverd.

7. Overgangsrecht

Deze aanwijzing is van toepassing op alle op of na de datum van inwerkingtreding van deze aanwijzing lopende strafprocedures.

Omdat in de wet geen overgangsrecht is opgenomen, ziet het recht op een schriftelijke vertaling van processtukken alleen op de processtukken die op of na 1 oktober 2013 zijn opgemaakt.

  1. Stb. 2013, 85. ^ [1]
  2. Stb. 2008, 555. ^ [2]
  3. Stcrt. 2013, 17541. ^ [3]
  4. Dit geldt ook voor verkeersmisdrijven, verkeersovertredingen en kantonfeiten. ^ [4]
  5. Zie de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor. ^ [5]
  6. Deze verplichting geldt, behalve voor de hierna in de hoofdtekst te noemen processtukken, ook voor (de relevante onderdelen van) het Europees Aanhoudingsbevel en het schriftelijk vonnis. Deze blijven hier buiten beschouwing. ^ [6]
Naar boven