Bijlage Wettelijk gebruiksvoorschrift
[Regeling vervallen per 31-10-2013]
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding
van aaltjes ten behoeve van de onbedekte teelt van bloembollen.
In geval van een besmetverklaring met het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen, in de periode 1 augustus tot en met 31 oktober 2013
als grondontsmettingsmiddel om een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare (bloem)bolgewassen,
opgelegd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit op te heffen.
Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal
in een periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast.
In geval van een aantasting met het quarantaine organisme stengelaaltje kan één extra
behandeling worden uitgevoerd om de besmetverklaring op te heffen.
De doseringen zoals aangegeven in de Gebruiksaanwijzing, zie onder B., mogen niet
worden overschreden.
-
• Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur.
-
• De injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, bijv. roestvrijstalen
antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de
spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen
voor het lichten van de scharen (bijv. systeem ‘Hartenhof’). De apparatuur laden met
een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen
eerst de injectiedoppen in de grond geplaatst te worden; pas daarna mag de afgifte
worden ingeschakeld.
-
• Het middel op tenminste 10 cm diepte inbrengen.
-
• De afgifte dient tenminste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht,
gestopt te worden.
-
• Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.
-
• Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van
de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden,
doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen
laarzen dragen. Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.
-
• Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met
veel water wassen. Handschoenen buiten de cabine opbergen.
-
• Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het
inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter,
bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan
1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit
aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct
vervangen.
Om het grondwater te beschermen mag u dit product niet gebruiken in grondwaterbeschermingsgebieden.
In niet-grondwatergebieden mag u, om het grondwater te beschermen, dit product niet
later dan 31 oktober 2013 gebruiken.
Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden, vermijd onnodige blootstelling.
Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
Dit middel is – zij het voor andere toepassingen – tevens toegelaten onder het toelatingsnummer
6321 N.
Gebruiksaanwijzing
[Regeling vervallen per 31-10-2013]
Algemeen
[Regeling vervallen per 31-10-2013]
Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus.
-
• De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en
moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te
nat zijn.
-
• Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte)
tussen ongeveer 7 en 16°C. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel
in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is.
-
• Voor toepassing in de vollegrond geldt een ‘gesloten-periode’, waarin geen grondontsmetting
mag worden uitgevoerd.
-
• Het middel onverdund toepassen.
-
• Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.
-
• Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van
-
• 3 tot 6 weken. Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond,
lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn.
In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen
met behulp van de tuinkerstest.
Toepassingen
[Regeling vervallen per 31-10-2013]
In de bloembollenteelt, ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci)
Dosering: 7,5 liter per are. Het middel moet daartoe bestemde injectie-apparatuur
worden toegepast en ingespit. De werking worden verbeterd door na de ontsmetting een
waterzegel aan te brengen.