Instellingsbesluit Commissie van Toezicht Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 07-04-2018 t/m heden

Instellingsbesluit Commissie van Toezicht Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

handelend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. staatssecretaris: de Staatssecretaris van Economische Zaken;

  • b. minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • c. commissie: Commissie van Toezicht Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit;

  • d. SDa: Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit;

  • e. bestuur: bestuur van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit.

Artikel 2. Instelling van de commissie van toezicht SDa

  • 1 Om de onafhankelijke positie van de SDa te versterken is er een commissie van toezicht SDa.

  • 2 De werkwijze en de taken van de commissie worden geregeld in dit besluit.

Artikel 3. Taken van de commissie van toezicht

  • 1 De commissie heeft tot taak om, vanuit maatschappelijk belang, toezicht te houden op een onafhankelijke taakuitoefening van de SDa, en de staatssecretaris en de minister op de hoogte te stellen van haar bevindingen.

  • 2 De commissie beoordeelt de conformiteit met de statuten van de SDa van:

    • a. de onafhankelijkheid van de gewone bestuursleden: dat wil zeggen zonder last of ruggespraak als gevolg van bestuurlijke, organisatorische of financiële betrokkenheid bij de voordragende veehouderijsectoren dan wel de Koninklijke Nederlandse Maatschappij van Diergeneeskunde (KNMvD);

    • b. het profiel van de beoogde voorzitter: dat wil zeggen ruime bestuurlijke ervaring in politieke en/of maatschappelijke functie(s);

    • c. het onafhankelijk functioneren van het expertpanel.

  • 3 De commissie beoordeelt voorts de onafhankelijkheid in het handelen van de SDa bij het uitvoeren van haar statutaire doelstellingen, te weten:

    • a. het nastreven van een volledige transparantie van het geneesmiddelengebruik bij dieren in de gehele keten;

    • b. het bevorderen van een verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen.

Artikel 4. Benoeming leden van de commissie

  • 1 De leden van de commissie worden door de staatssecretaris in overeenstemming met de minister benoemd, de voorzitter van het bestuur gehoord hebbend.

  • 2 De commissie bestaat uit drie leden, waarvan er één wordt benoemd tot voorzitter.

  • 3 De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van drie jaar. Leden kunnen voor maximaal twee termijnen van drie jaar worden herbenoemd.

  • 4 Benoeming van een nieuw lid, ter vervanging van een tussentijds teruggetreden lid, zal pas plaatsvinden nadat de voorzitter van het bestuur en de overige leden van de commissie over de te benoemen kandidaat zijn gehoord.

  • 5 Het lidmaatschap van de commissie eindigt door:

    • a. overlijden van het lid;

    • b. terugtreden van het lid, met dien verstande dat het lidmaatschap voortduurt zolang er nog geen opvolger is benoemd;

    • c. terugtreden van het lid op verzoek van de staatssecretaris in overeenstemming met de minister.

  • 6 De staatssecretaris kan in overeenstemming met de minister in de volgende situaties een lid van de commissie van zijn taak ontheffen:

    • a. onverenigbaarheid van belangen;

    • b. in het geding zijn van de integriteit van het lid;

    • c. verwaarlozing van taken;

    • d. structurele onenigheid met de overige leden van de commissie;

    • e. een verstoorde verhouding met het bestuur die een juiste uitvoering van taken door het lid verhinderen;

    • f. enige andere objectiveerbare reden die tot terugtreden noopt.

  • 7 Een lid van de commissie kan gedurende zijn of haar zittingsperiode niet tevens lid zijn van het bestuur, de Raad van Advies van de SDa of enig andere door het bestuur in te stellen orgaan of commissie.

  • 8 De leden van de commissie zijn onafhankelijk, zijn geen bestuurder, commissaris of anderszins belanghebbende bij partijen die zakelijke relaties onderhouden met de SDa of bij partijen in de diergeneesmiddelenketen.

  • 9 Ieder lid van de commissie is verplicht vóór de benoeming dan wel tijdens de zittingsperiode (neven)functies schriftelijk te melden aan de staatssecretaris. Deze zal in overeenstemming met de minister beoordelen of de (neven)functies strijdig zijn met het lidmaatschap van de commissie en deze beoordeling aan het betrokken lid schriftelijk bekend maken. De beslissing kan zijn dat een (neven)functie:

    • a. niet strijdig is met het lidmaatschap van de commissie;

    • b. strijdig is of kan zijn met het lidmaatschap van de commissie.

  • 10 Indien een (neven)functie strijdig is of kan zijn met het lidmaatschap van de commissie, zal het lidmaatschap van de commissie aan betrokkene worden onthouden, dan wel zal het betrokken lid worden ontheven van het lidmaatschap van de commissie.

Artikel 5. Werkwijze van de commissie

  • 1 De commissie vergadert zo vaak de commissie dat nodig acht, met dien verstande dat de commissie ten minste twee keer per kalenderjaar vergadert met het bestuur.

  • 2 Aan het begin van ieder kalenderhalfjaar, doch voor eind februari respectievelijk eind september, zal de commissie schriftelijk rapporteren aan de staatssecretaris en de minister over de bevindingen van de in artikel 3 genoemde taken en bevoegdheden, met een afschrift aan het bestuur. De commissie kan deze rapportage mondeling toelichten aan de staatssecretaris en de minister. De voorzitter van het bestuur wordt in dat geval voor deze toelichting uitgenodigd.

  • 3 De staatssecretaris voorziet in administratieve ondersteuning van de commissie.

  • 4 Ten minste drie weken voor de vergadering van de commissie ontvangen de leden van de commissie de uitnodiging voor de vergadering die vergezeld moet gaan van:

    • a. de agenda met daarop de onderwerpen waarover tijdens de vergadering een oordeel zal worden gevormd;

    • b. de stukken die betrekking hebben op de vergaderonderwerpen.

  • 5 Van iedere vergadering van de commissie worden notulen bijgehouden.

  • 6 De commissie vergadert voltallig.

  • 7 De commissie oordeelt bij unanimiteit.

Artikel 6. Overige bepalingen

  • 1 De commissie evalueert jaarlijks met de staatssecretaris en de minister het eigen functioneren.

  • 2 De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding jegens derden van hetgeen hen uit hoofde van hun lidmaatschap ter kennis is gekomen voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt of hen uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting eindigt niet bij de beëindiging van het lidmaatschap van de commissie.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 september 2012.

Artikel 8. Kennisgeving

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de leden van de commissie en aan de voorzitter van het bestuur.

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Dr. Henk Bleker

Naar boven