Omzetbelasting, AWBZ- en Wmo- geïndiceerde zorg

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Omzetbelasting, AWBZ- en Wmo- geïndiceerde zorg

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 21 maart 2007, nr. 2006/2764M. Het besluit bevat goedkeuringen waaronder een nieuwe goedkeuring dat de vrijstelling tot nader order van toepassing blijft op de diensten op het gebied van de AWBZ-en de Wmozorg die tot 1 januari 2013 onder de reikwijdte vielen van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van de wet . Ook bevat het besluit een goedkeuring voor doventolken om een tijdelijke vrijstelling voor sommige prestaties buiten toepassing te laten.

2. Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet

2.1. Juridisch kader

De vrijstelling van btw voor diensten op het gebied van de AWBZ- en de Wmozorg is opgenomen in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, onder 2°, van de wet. Dit artikel is gebaseerd op artikel 132 van de btw-richtlijn.

De vrijstelling ziet op de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de AWBZ is vastgelegd dat ze op in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wmo, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen.

Het Besluit zorgaanspraken AWBZ wijzigt met ingang van 1 januari 2013. De gevolgen van deze wijziging voor de vrijstelling voor diensten op het gebied van de AWBZ- en de Wmozorg voor de btw-heffing zijn nog niet wettelijk uitgewerkt. Ik acht het daarom wenselijk dat voor het verrichten van diensten, die tot 1 januari 2013 onder het bereik van de vrijstellingsbepaling vielen, vooralsnog de vrijstelling toegepast kan blijven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de vrijstelling tot nader order van toepassing blijft op de diensten op het gebied van de AWBZ- en de Wmozorg die tot 1 januari 2013 onder de reikwijdte vielen van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van de wet.

Voorwaarden

  • Als gebruik wordt gemaakt van de goedkeuring moet er voor de btw-heffing vanuit worden gegaan dat de prestaties vrijgesteld zijn. In dat geval kan bijvoorbeeld de aan deze prestaties toerekenbare voorbelasting niet in aftrek worden gebracht.

  • Voor deze goedkeuring geldt overigens nog hetgeen hierna is opgenomen in de paragrafen 2.2.1 en 2.2.2 onder de daar gestelde voorwaarden.

2.2. Reikwijdte van de vrijstelling

2.2.1. Awbz-zorg

Op grond van de tekst van de wet is de vrijstelling alleen van toepassing op het verlenen van één of meer aangewezen vormen van AWBZzorg als die personen aan wie de zorg wordt verleend, beschikken over een indicatiebesluit van het CIZ. In het indicatiebesluit staan de reden en de soort van de toegewezen AWBZzorg vermeld. Ook bevat het besluit het aantal uren en de periode waarvoor de zorg is toegewezen. Het komt voor dat een cliënt zelf extra uren zorg inkoopt. Als die extra uren zorg worden verleend binnen de periode waarin de geïndiceerde AWBZzorg wordt verstrekt én het dezelfde zorg betreft als de geïndiceerde zorg, dan is de vrijstelling ook daar op van toepassing.

2.2.2. Wmo-zorg

De Wmo kent, in tegenstelling tot de AWBZ, geen verplichte indicatiestelling. De aanspraak op de zorg en daarmee op de vrijstelling, moet aan de hand van andere door of namens de gemeente afgegeven bescheiden worden aangetoond. Inkoop van extra uren staat de toepassing van de vrijstelling niet in de weg, zolang sprake is van dezelfde zorg, verleend in de periode waarin op grond van de Wmo aanspraak bestaat op die zorg.

2.2.3. Kraamzorg

Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet zijn bepaalde vormen van zorg vrijgesteld van de heffing van btw, ongeacht of daarmee winst wordt beoogd. Kraamzorg is alleen vrijgesteld als geen winst wordt beoogd (artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet juncto artikel 7 en bijlage B, onderdeel b, post 9, van het besluit). Dat leidt er toe dat kraamzorg, als daarmee winst wordt beoogd, niet is vrijgesteld. Deze beperking van de vrijstelling voor kraamzorg vind ik niet wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed vooruitlopend op wijziging van de Bijlage B van het besluit.

Voorwaarde

De vrijstelling is alleen van toepassing voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Dit betekent dat een ondernemer die, al dan niet op eigen naam, bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg, de vrijstelling niet kan toepassen op zijn bemiddelingsdienst. Als de betaling door de cliënt voor de daadwerkelijke kraamzorg via de bemiddelaar loopt, hoeft de bemiddelaar geen omzetbelasting te voldoen over de voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg doorbetaalde gelden.

2.3. Goedkeuring doventolken

In artikel 11, eerste lid, onderdeel g,2e, van de wet is een verwijzing opgenomen naar artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De herschikking van dit artikel 2 leidt ertoe dat vanaf 1 januari 2013 onderdeel h daarvan een regeling bevat voor de zorg voor doventolken bij het voeren van een gesprek in de leefsituatie. De verwijzing naar artikel 2, eerste lid, onderdeel h, zal bij de eerstvolgende gelegenheid komen te vervallen. Dit heeft tot gevolg dat de hiervoor genoemde prestaties van doventolken slechts tijdelijk zijn vrijgesteld. In verband daarmee en vooruitlopend op een aanpassing van de wetgeving keur ik daarom het volgende goed.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 21 december 2012

De

staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers.

Naar boven