Algemene wet inzake rijksbelastingen, voorschrift informatie fiscus/banken

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 25-06-2022 t/m heden

Algemene wet inzake rijksbelastingen, voorschrift informatie fiscus/banken

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit vervangt het besluit van 28 januari 2011, nr. BLKB2011/109M.

In de praktijk bleek dat § 7.1 van dat besluit aanleiding gaf tot interpretatieverschillen. Om discussies op dit punt tussen de Belastingdienst en de banken te voorkomen wordt deze paragraaf ingetrokken. Dit houdt in dat het verkrijgen van inzage in het krediet- of cliëntendossier zal plaatsvinden overeenkomstig de wettelijke bepalingen. Verder zijn er enkele aanpassingen van redactionele aard aangebracht.

1. Inleiding

Banken beschikken over veel informatie die van belang is of kan zijn voor de belastingheffing van derden. Een belangrijk deel van die informatie dienen zij ingevolge artikel 53, tweede en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR), uit eigen beweging te verstrekken aan de inspecteur. Op grond van bepalingen, hierna genoemd onder Reikwijdte, zijn banken ook gehouden om op verzoek informatie te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing van derden. In deze gevallen gaat het om een individuele derde of groepen van derden. Het voorschrift bevat regels om die gegevensverstrekking zo efficiënt mogelijk en op voor de banken minst belastende wijze te effectueren en beoogt op geen enkele wijze de wettelijke bevoegdheden in te perken of te verruimen.

Reikwijdte

Het Voorschrift informatie fiscus/banken bevat beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 53, eerste lid, onder a, van de AWR, artikel 62 van de Invorderingswet 1990, de inlichtingenbepalingen in de Europeesrechtelijke, internationale, interregionale en supranationale regelingen met betrekking tot de heffing en/of de invordering van belastingen waarbij Nederland partij is.

Wijziging

Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 16 december 2020, nr. 2020-22953, (Stcrt. 2020, 62942). De wijzigingen zien op het wegnemen van mogelijke interpretatieverschillen en de verwerking van de nieuwe topstructuur van de Belastingdienst. Verder zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht.

Dit besluit is vervolgens gewijzigd bij besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-2035 (Stcrt. 2022, 16408). De wijzigingen betreffen een nadere verwerking van de huidige topstructuur van de Belastingdienst. Daarnaast zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht.

2. Gebruikte begrippen en afkortingen

3. Algemeen

Het Voorschrift geeft aan op welke wijze de Belastingdienst om informatie over derden verzoekt met betrekking tot bancaire activiteiten en op welke wijze de banken daaraan moeten voldoen. Het Voorschrift vindt geen toepassing ten aanzien van niet-bancaire activiteiten.

3.1. Voorwaarden en gevolgen informatieverzoeken

3.1.0.

Alvorens een verzoek om informatie te doen bij de bank, tracht de Belastingdienst de benodigde gegevens te verkrijgen van de betrokken derde zelf. Indien verkrijging van de benodigde gegevens bij deze derde niet mogelijk is, wordt deze door de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld die gegevens bij de bank te verzamelen. Indien dat niet tot het gewenste resultaat leidt, wendt de Belastingdienst zich met een verzoek om informatie rechtstreeks tot de bank. Naar aanleiding van dit verzoek verstrekt de bank overeenkomstig de wettelijke bepalingen informatie over de derde.

3.1.1.

In afwijking van het bepaalde in paragraaf 3.1.0 wendt de Belastingdienst zich eveneens rechtstreeks tot de bank indien naar het oordeel van de desbetreffende directeur het belang van het onderzoek niet toestaat dat de procedure als bedoeld in die paragraaf wordt gevolgd. De bank licht de betrokken derde niet in over het informatieverzoek. De bank kan aan de informatieverstrekking niet de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde daarmee instemt.

3.1.2.

Het verzoek om informatie wordt schriftelijk – onder vermelding dat aan paragraaf 3.1.0 is voldaan dan wel dat paragraaf 3.1.1 toepassing vindt – gedaan, door middel van een door de desbetreffende directeur ondertekend verzoek, ingediend bij het lokale kantoor of het hoofdkantoor van de bank.

3.1.3.

De banken, nader de kantoren genoemd in paragraaf 3.1.2, voldoen aan het verzoek om informatie binnen een door de directeur gestelde redelijke termijn. Indien het belang van het onderzoek daartoe noopt, voldoen de banken onverwijld aan het verzoek. Of er sprake is van een zodanig belang is ter beoordeling van de directeur. Indien de bank gemotiveerd aangeeft niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek om informatie te kunnen voldoen, kan de directeur in overleg met de bank de gestelde termijn verlengen.

3.1.4.

Individualisering van een derde geschiedt door vermelding van de gebruikelijke persoonsgegevens.

Indien de Belastingdienst slechts beschikt over een rekeningnummer zonder de daarbij behorende persoonsgegevens, zal, in de gevallen waarin in redelijkheid kan worden aangenomen dat de rekening bij een bepaalde bank wordt gehouden, deze bank in haar administratie nazien of dit het geval is, en in het bevestigende geval de bij de rekening behorende persoonsgegevens verschaffen.

In gevallen waarin niet in redelijkheid kan worden aangenomen dat de rekening bij de desbetreffende bank wordt gehouden en in gevallen waarin is komen vast te staan dat een rekening feitelijk bij een andere bank wordt gehouden, zal de Belastingdienst zich tot Equens wenden met het verzoek de bij de desbetreffende rekening behorende bankgegevens te verstrekken. De door Equens aangegeven bank zal vervolgens zo nodig de bij de rekening behorende persoonsgegevens verstrekken.

3.1.5.

De Belastingdienst beperkt zich zo veel als mogelijk tot het opvragen van gegevens die op het actuele onderzoeksjaar betrekking hebben.

3.1.6.

De kosten die door de bank zijn gemaakt in het kader van het voldoen aan een verzoek om informatie worden, net als de kosten voor het maken van afschriften voor de Belastingdienst, niet door de Belastingdienst vergoed. Het voorgaande geldt ook indien de bank ongevraagd, teneinde de snelheid van het onderzoek te bevorderen, eigen personeel en apparatuur ter beschikking stelt.

3.1.7.

Een verzoek tot het beschikbaar stellen ter raadpleging van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers wordt gedaan indien naar het oordeel van de desbetreffende directeur deze raadpleging voor de heffing of invordering van belang kan zijn.

Toegestaan wordt dat van bepaalde stukken kopieën, afschriften, e.d. worden gemaakt.

De bank hoeft adviezen van (belasting)adviseurs voor zover ze ten doel hebben de fiscale positie van de bank of cliënt te belichten of hem daaromtrent te adviseren niet ter inzage te verstrekken (het fair play beginsel).

3.1.8.

Op verzoek van de directeur worden de gegevens in digitale vorm verstrekt. Zo nodig levert de Belastingdienst de benodigde gegevensdragers aan. De directeur kan aangeven dat de informatie op een andere wijze moet worden verstrekt.

Indien de bank de desbetreffende gegevens niet in digitale vorm bewaart of indien de bank van mening is dat digitale verstrekking technisch niet mogelijk dan wel onevenredig belastend is, wijst de bank dit verzoek gemotiveerd af. Bij een blijvend verschil van inzicht wordt het geschilpunt voorgelegd aan de hoofddirecteur FJZ.

3.1.9

De medewerker van de Belastingdienst wordt op diens verzoek in de gelegenheid gesteld de originele stukken in te zien.

3.1.10

Uitsluitend het afdelingshoofd van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen/Noordwest kan serievragen stellen. Serievragen worden gesteld na toestemming van de algemeen directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen en de hoofddirecteur FJZ.

4. Wederzijdse bijstand

De bepalingen van dit Voorschrift hebben mede betrekking op verzoeken om informatie en het stellen van vragen inzake een individuele derde of groepen van derden in verband met het door Nederland verlenen van bijstand ten behoeve van de heffing van belastingen en de invordering van belastingschulden van andere staten.

7. Inwerkingtreding

  • Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

– Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 december 2012

De

staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers.

Bijlage bij het voorschriftinformatiefiscus/banken

Bancaire activiteiten:

  • 1. In ontvangst nemen van deposito’s en andere terugbetaalbare gelden;

  • 2. Verstrekken van leningen;

  • 3. Financial leasing;

  • 4. Betalingsverrichtingen;

  • 5. Uitgifte en beheer van betaalmiddelen (credit cards, reischeques, kredietbrieven);

  • 6. Verlenen van garanties en stellen van borgtochten;

  • 7. Transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten met betrekking tot:

    • a geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositocertificaten, CD’s, enz.);

    • b valuta's;

    • c financiële futures en opties;

    • d swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten;

    • e effecten;

  • 8. Deelneming aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee;

  • 9. Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen;

  • 10. Bemiddeling op de interbankmarkten;

  • 11. Vermogensbeheer en -advisering, voor zover typisch bancair van aard;

  • 12. Bewaarneming en beheer van effecten;

  • 13. Commerciële inlichtingen;

  • 14. Verhuur van safes.

Naar boven