Bijlage 1. Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2019
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2019
Dit rapport bevat een erratum d.d. 02-12-2019 na pagina 46
RIVM Briefrapport 2019-0157
Publiekssamenvatting
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2019
Op basis van ritgegevens over het jaar 2018 heeft het RIVM berekend hoeveel ambulances
er in Nederland nodig zijn. Op werkdagen overdag zijn er 626 ambulances nodig, twaalf
meer dan uit de doorrekening over 2017 bleek. De berekeningen wijzen uit dat er op
zaterdagen overdag twaalf en op zondagen overdag elf ambulances meer nodig zijn dan
in het referentiekader-2018 was bepaald.
De stijging op landelijk niveau van twaalf ambulances is groter dan in het referentiekader-2018.
Toen waren er nog vijf ambulances meer nodig ten opzichte van het voorgaande jaar.
De toename komt doordat er 2 procent meer spoedeisende inzetten waren dan in 2017.
Ook steeg de gemiddelde ritduur in 2018: met 3,2 procent voor inzetten voor levensbedreigende
situaties (A1-urgentie), met 2,4 procent voor inzetten voor niet levensbedreigende
situaties (A2-urgentie), en met 5,8 procent voor planbare inzetten. Het aantal inzetten
in de planbare ambulancezorg daalde met 3,0 procent.
De benodigde capaciteit van de ambulancezorg in Nederland wordt berekend met behulp
van een zogeheten referentiekader. Dit kader definieert het aantal ambulances waarmee
de ambulancezorg in Nederland kan worden uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van een
aantal randvoorwaarden, zoals de tijd na een melding waarbinnen een ambulance ter
plaatse moet zijn en de spreiding van de standplaatsen over het land.
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2019
geactualiseerd met cijfers over het gebruik van ambulancezorg in Nederland in 2018.
Kernwoorden: ambulancezorg, referentiekader, spreiding en beschikbaarheid, capaciteitsmodel
Synopsis
Frame of reference for distribution and availability of ambulance care 2019
Based on production data for 2018, RIVM calculated how many ambulances are needed
in the Netherlands. On workdays 626 ambulances are needed during the day, twelve more
than calculated for 2017. On workdays in the evening, nine more ambulances are needed.
On weekends, this varies between five and twelve ambulances, depending on the day
and time.
The increase of the number of ambulances needed is more than in 2017. In 2017, compared
to the year before, five more ambulances were needed. The slight increase in the number
of ambulances needed is related to the increase in the number of emergency ambulance
services and the average service time in 2018. The number of emergency services increased
by 2.0 percent, the number of planned services decreased by 4.0 percent. The average
service time increased by 3.2 percent for emergency services with A1-urgency, by 2.4
percent for A2-urgent services and by 5.8 percent for planned services.
The required capacity of ambulance care in the Netherlands is calculated using a national
ambulance plan. This is a framework that defines the number of ambulances with which
ambulance care can be carried out in the Netherlands, given a number of preconditions,
such as the time after notification within which an ambulance must be on site and
the distribution of the stations.
On behalf of the Ministry of Health, Welfare and Sport, RIVM updated the national
ambulance plan in 2019 with figures on the use of ambulance care in the Netherlands
in 2018.
Keywords: ambulance care, national ambulance plan, distribution and availability,
capacity model
Inhoudsopgave
Samenvatting
|
3
|
Inleiding
|
4
|
Productiecijfers 2018
|
5
|
Productie 2018
|
5
|
Nadere selecties voor het referentiekader
|
6
|
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2019 ─
|
9
|
Conclusies en discussie
|
13
|
Referenties
|
14
|
Bijlage 1: Regio-indeling
|
16
|
Bijlage 2: Spreiding referentiekader 2019
|
17
|
Bijlage 3: Selectie en herverdelen van inzetten
|
22
|
Samenvatting
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de
ambulancezorg waarin per Regionale Ambulancevoorziening (RAV)-regio in Nederland wordt
vastgesteld hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg
te voldoen. Het referentiekader wordt jaarlijks geactualiseerd. In 2019 is het referentiekader
opnieuw doorgerekend op basis van productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar
2018. In deze actualisatie is gebruik gemaakt van dezelfde rekenmodellen als in de
vorige doorrekening die in 2018 heeft plaatsgevonden.
Productie 2018 in het referentiekader-2019
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader zijn gebaseerd op de productiecijfers
over 2018. Deze productiecijfers worden door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd
in het Sectorkompas Ambulancezorg. Voor het referentiekader wordt, op basis van bepaalde uitgangspunten en randvoorwaarden,
een aantal ritten uit de productie weggelaten. Dit betreft inzetten zonder tijdenregistratie
en inzetten van een rapid responder waarbij er een tweede ambulance is ingezet. Op
basis van deze filters wordt 0,9 procent van de totale productie uit de selectie gefilterd.
Het referentiekader gaat uit van 1.310.461 inzetten, waarvan 608.682 met A1-urgentie,
374.845 met A2-urgentie en 326.934 inzetten in de planbare ambulancezorg (B-urgentie).
In vergelijking met de cijfers voor het referentiekader-2018 is dat een stijging van
in totaal 0,6 procent. Tussen regio’s bestaan grote verschillen in productiegroei.
De groei van de totale productie varieert tussen –4,0 en +5,0 procent.
Bewerking voor het referentiekader
Voor het referentiekader is er één bewerking van de gegevens, namelijk een herverdeling
van spoedritten. Deze herverdeling wordt ook wel een ‘correctie voor burenhulp’ genoemd
en is uitgangspunt van het referentiekader. Uitgaande van het adres waar de ambulance
de patiënt heeft verzorgd, het ‘afhaaladres’, worden inzetten toegewezen aan de dichtstbijzijnde
standplaats, op basis van kortste rijtijd. De standplaats bepaalt aan welke RAV de
productie voor de capaciteitsberekening wordt toegewezen. De standplaatslocaties zijn
afkomstig uit het spreidingsplan van het referentiekader. Door de herverdeling kan
een deel van de productie van een RAV worden toegewezen aan een andere RAV. Het totaal
aantal inzetten blijft onveranderd door de herverdeling. Inzetten in de planbare ambulancezorg
worden niet herverdeeld maar blijven toegewezen aan de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
Gemiddelde ritduur
De gemiddelde ritduur is geschat aan de hand van een selectie van ritten met valide
tijdenregistratie. Landelijk is de gemiddelde ritduur van alle soorten inzetten (urgent
en planbaar) toegenomen: met 2 minuten en 1 seconde (A1-urgentie), 1 minuut en 28
seconden (A2-urgentie) en 4 minuten en 43 seconden (B-urgentie).
Uren ambulancezorg in de capaciteitsberekening
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden uitgevoerd op regionaal
niveau, met differentiatie naar dagsoort en uur van de dag. In het model wordt op
detailniveau het aantal uren ambulancezorg bepaald waarvoor ambulancecapaciteit nodig
is. In totaal gaat het referentiekader uit van 1.528.388 uren verleende ambulancezorg
in 2018, een stijging van 4,1% ten opzichte van 2017. Daarvan zijn 1.064.244 uren
spoedeisende ambulancezorg en 464.144 uren planbare ambulancezorg. Ten opzichte van
2017 is het aantal geleverde uren spoedeisende ambulancezorg in 2018 met 4,9% gestegen.
De stijging van het aantal uren planbare ambulancezorg was 2,6%. Ten opzichte van
het totaal aantal van 8.760 beschikbare uren op jaarbasis werd door de Nederlandse
ambulancezorg in 2018 elk uur 174 uur ambulancezorg geleverd. Een stijging van 4 uur
(4,1%) ten opzichte van 2017.
Resultaten referentiekader-2019
Op werkdagen overdag (8–16 uur) zijn 626 ambulances nodig. Dit zijn twaalf meer dan
in het referentiekader-2018. Op werkdagen in de avonduren (16–24 uur) zijn er negen
ambulances meer nodig, in de nachturen (0–8 uur) zijn er vier ambulances meer nodig
dan in het referentiekader-2018. Op zaterdagen en zondagen varieert het aantal extra
benodigde ambulances tussen +5 en +11. Omgerekend naar het aantal benodigde diensten
betekent dit dat volgens het referentiekader-2019 er 9.039 diensten ambulancezorg
nodig zijn, 2,0% meer dan in 2018 was berekend. Een dienst is hierbij gedefinieerd
als het verlenen van 8 uur ambulancezorg door een ambulanceteam. Voor het verlenen
van ambulancezorg over een etmaal zijn dan drie diensten nodig.
Inleiding
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per RAV in Nederland wordt vastgesteld
hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen.
Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met de capaciteit die nodig is om voldoende
geografische dekking te garanderen. In het referentiekader wordt aan de hand van vooraf
gekozen uitgangspunten en randvoorwaarden modelmatig de benodigde spreiding en capaciteit
berekend. De uitgangspunten en randvoorwaarden beschrijven een bepaald minimumniveau
voor de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg. Het rekenmodel waarmee
de benodigde capaciteit wordt berekend is hierop toegesneden. De berekeningen zijn
gebaseerd op ritgegevens van de ambulancezorg in een basisjaar.
De Minister van VWS stelt het referentiekader vast. Dat gebeurde voor het eerst in
2004, actualisaties volgden in 2008, 2013, 2016, 2017 en in 2018 (Ministerie van VWS,
2004; 2008; 2013; 2016; 2017; 2018). De uitkomsten van het referentiekader vormen
de basis voor het bekostigingsmodel voor de ambulancezorg dat door de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) wordt beheerd. Het RIVM beheert de rekenmodellen voor het referentiekader
en rekent deze in opdracht van het Ministerie van VWS door (PVAZ, 2004), (Kommer en
Zwakhals, 2009; 2013a; 2016; Kommer en Mulder, 2017; 2018). Naast deze rapportages
van het referentiekader zijn de afgelopen jaren drie achtergrondrapporten gepubliceerd.
Een gedetailleerde documentatie van het rijtijden en capaciteitsmodel is gegeven in
het achtergrondrapport uit 2011 (Kommer en Zwakhals, 2011). In de achtergrondrapporten
uit 2013 en 2017 zijn verschillende modelvarianten uitgewerkt die inzicht bieden in
het effect van alternatieve uitgangspunten en aannames op de uitkomsten van het referentiekader
(Kommer en Zwakhals, 2013; Kommer et al.; 2017).
Actualisatie van het referentiekader in 2019
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2019
geactualiseerd. Dit rapport geeft hiervan verslag. De rekenmodellen, uitgangspunten
en randvoorwaarden zijn gelijk aan het referentiekader-2018. Het enige verschil ten
opzichte van het referentiekader-2018 is gelegen in de gebruikte ritgegevens. Het
referentiekader-2018 maakte gebruik van ritgegevens over het productiejaar 2017, het
referentiekader-2019 is gebaseerd op ritgegevens over 2018. De ritgegevens, het aantal
inzetten en de ritduur, bepalen het aantal uren ambulancezorg waarop de capaciteitsberekeningen
zijn gebaseerd. Nieuw in 2019 is dat het RIVM ritgegevens die gebruikt worden in het
capaciteitsmodel van het referentiekader, deelt met de RAV’s en zorgverzekeraars.
Deze tabel met ritgegevens is te groot voor opname in het rapport en wordt daarom
digitaal toegestuurd. Aan de hand van deze gegevens kunnen de partijen een inschatting
maken van het volume en de kosten van de grensoverschrijdende assistentie waar het
referentiekader vanuit gaat.
Terminologie
In de toelichting op de bewerking van de ritgegevens voor de doorrekening van het
referentiekader is het noodzakelijk om bepaalde kenmerken van de ambulancezorg en
de geregistreerde ritgegevens te bespreken. De terminologie die in dit rapport wordt
gehanteerd sluit aan bij het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland (AZN, 2013). Voor de leesbaarheid wordt in enkele gevallen
alternatieve terminologie gebruikt. Meestal wordt de term inzet gehanteerd voor een dienstverlening door een ambulance maar soms spreken we van een
rit. In de meeste gevallen vindt er bij een inzet/rit daadwerkelijk vervoer van de patiënt
plaats, dit zijn declarabele inzetten. In een aantal gevallen wordt ter plaatse eerste hulp verleend maar vindt
geen vervoer van de patiënt plaats. Dit zijn EHGV-inzetten (Eerste hulp geen vervoer). In sommige gevallen wordt geen patiënt aangetroffen of wordt ter plaatse geconcludeerd
dat hulpverlening niet noodzakelijk is. In die gevallen is er noch hulpverlening geweest
noch vervoer. Dit zijn zogenaamde loze ritten. In al deze gevallen is de ambulance ter plaatse gekomen. Er zijn ook gevallen
waarbij de inzet vroegtijdig wordt geannuleerd of afgebroken. Als de ambulance op
het tijdstip van annulering al rijdt is er sprake van een afgebroken rit. Als het ambulanceteam wel een opdracht heeft gekregen, maar nog niet is uitgerukt,
is er sprake van een geannuleerde rit. Inzetten van de ambulance hebben altijd een urgentiecodering. Voor spoedeisende
inzetten is dit een A-urgentie. Bij levensbedreigende situaties wordt een inzet onder
A1-urgentie uitgevoerd, anders is er A2-urgentie. Naast de spoedeisende inzetten zijn
er ook inzetten in de planbare ambulancezorg. Dit zijn inzetten met B-urgentie, hierbij
wordt een tijdstip afgesproken voor het halen of brengen van een patiënt. Vaak wordt
de patiënt van of naar een ziekenhuis of andere zorginstelling gebracht voor therapie
of behandeling. Het planbare vervoer wordt soms ook besteld vervoer of B-vervoer genoemd.
De regio-indeling van het referentiekader wijkt af van de reguliere RAV-indeling omdat
in het referentiekader de zogenaamde ‘eilandbenadering’ wordt gehanteerd. In deze
benadering wordt de capaciteitsberekening voor de Waddeneilanden, voor Goeree-Overflakkee
en voor de Zeeuwse (schier-)eilanden apart berekend. Ook wordt de capaciteitsberekening
voor de regio’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland apart gedaan, waar deze
twee regio’s in de praktijk in veel opzichten organisatorisch één geheel vormen. In
Bijlage 1 is een nummering gegeven van de regio’s zoals in het referentiekader gehanteerd.
Deze nummering wordt in een aantal tabellen in dit rapport gehanteerd. Voor de productiecijfers,
zoals gehanteerd in het Sectorkompas Ambulancezorg, voorheen de rapportage Ambulances in-zicht, hanteren we de term ‘RAV’, voor de indeling van het referentiekader hanteren we
de term ‘regio’.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg besproken.
Paragraaf 2.1 geeft de cijfers zoals de ambulancesector publiceert in het Sectorkompas Ambulancezorg. De selecties die voor het referentiekader zijn gedaan worden in paragraaf 2.2 besproken.
In paragraaf 2.3 zijn de cijfers van de gemiddelde ritduur gegeven. Hoofdstuk 3 geeft
de resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader. Hoofdstuk 4
geeft de conclusies en geeft een discussie op de actualisatie van het referentiekader.
In de bijlages van dit rapport is detailinformatie van de modellering en bewerking
van de ritgegevens.
Productiecijfers 2018
Cijfers over de vraag naar, het aanbod van en de prestaties in de ambulancezorg in
Nederland worden jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) op de website Sectorkompas Ambulancezorg gepubliceerd. Voor 2017 heette deze rapportage Ambulances in-zicht. Het RIVM verzorgt sinds 2008 de verzameling en analyse van de logistieke gegevens.
In de jaarlijkse cyclus wordt in januari begonnen met het verzamelen van ritgegevens.
Meestal zijn de productie- en prestatiecijfers in juni vastgesteld. Voor deze vaststelling
is er afstemming van de RIVM-analyses met de 25 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s).
Er wordt aan elke RAV goedkeuring gevraagd van de door het RIVM geanalyseerde productie-
en prestatiecijfers.
Dit hoofdstuk beschrijft de selecties van ritgegevens voor het referentiekader. De
productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg liggen aan de basis van het referentiekader
(paragraaf 2.1). Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uitgesloten, dit
gebeurt op grond van de uitgangspunten van het referentiekader (paragraaf 2.2). Voor
de schattingen van de gemiddelde ritduur zijn enkele specifieke selecties gedaan (paragraaf
2.3).
Productie 2018
De productie van de Nederlandse ambulancezorg in 2018 is gegeven in tabel 2.1. Deze
cijfers hebben betrekking op de reguliere productie en zijn door AZN gepubliceerd
op de website Sectorkompas Ambulancezorg (AZN, 2018). Details over de selectie van inzetten voor de productiecijfers van de
ambulancezorg, de nadere selecties voor het referentiekader en de herverdeling van
spoedritten die voor het referentiekader wordt uitgevoerd zijn gegeven in Bijlage
3.
De totale productie van de ambulancezorg is in 2018 met 0,7 procent gestegen. Het
aantal spoedeisende inzetten steeg met 2,0 procent, het aantal planbare inzetten daalde
met 3,0 procent. Het aantal inzetten met A1-urgentie is in 2018 met 0,6% toegenomen,
het aantal inzetten met A2-urgentie is met 4,5% toegenomen. Opvallend zijn de grote
verschillen tussen de regio’s. De RAV met de grootste stijging van de totale productie
had 5,3% stijging (Groningen), de RAV met de grootste afname van de totale productie
had 2,4% afname (Rotterdam Rijnmond). Per urgentiesoort zijn de verschillen tussen
minimum en maximum groei nog groter: bij A1-urgentie varieert de groei tussen –9,9%
en +11,5%, bij A2-urgentie tussen –3,8% en +22,7% en bij de planbare ambulancezorg
tussen –2,3% en +9,2%. Er is geen onderzoek gedaan naar de achtergronden van deze
verschillen in groeicijfers.
Tabel 2.1: Productiecijfers 2018 per RAV en de verandering ten opzichte van 2017 (bron:
AZN 2018; 2019, cijfers bewerkt door RIVM).
|
2018
|
Verandering 2017–2018 (%)
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
24.542
|
16.230
|
16.139
|
56.911
|
–0,5
|
10,9
|
9,3
|
5,3
|
2
|
Friesland
|
23.986
|
16.549
|
10.213
|
50.748
|
3,2
|
7,5
|
–10,2
|
1,4
|
3
|
Drenthe
|
19.916
|
13.414
|
10.274
|
43.604
|
0,7
|
7,9
|
0,4
|
2,7
|
4
|
IJsselland
|
14.673
|
11.050
|
9.511
|
35.234
|
1,5
|
0,5
|
2,7
|
1,5
|
5
|
Twente
|
14.705
|
15.497
|
10.576
|
40.778
|
–1,9
|
2,6
|
–1,4
|
–0,1
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
20.588
|
15.487
|
11.290
|
47.365
|
–1,2
|
–3,8
|
0,1
|
–1,7
|
7
|
Midden Gelderland
|
21.087
|
14.350
|
8.876
|
44.313
|
1,1
|
4,3
|
–8,1
|
0,1
|
8
|
Gelderland Zuid
|
16.757
|
13.866
|
11.618
|
42.241
|
5,4
|
7,9
|
0,6
|
4,9
|
9
|
Utrecht
|
37.049
|
26.946
|
28.223
|
92.218
|
1,4
|
2,7
|
–4,4
|
–0,1
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
23.375
|
12.899
|
7.742
|
44.016
|
0,3
|
5,5
|
–0,5
|
1,6
|
11
|
Amsterdam/Waterland1
|
65.688
|
22.203
|
37.957
|
125.848
|
–2,5
|
6,7
|
–4,7
|
–1,7
|
12
|
Kennemerland2
|
23.975
|
10.455
|
9.240
|
43.670
|
–2,5
|
9,5
|
–3,1
|
0,0
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
8.076
|
4.232
|
5.884
|
18.192
|
7,9
|
4,3
|
–9,1
|
1,0
|
15
|
Haaglanden
|
46.091
|
26.092
|
25.972
|
98.155
|
–2,2
|
1,8
|
–5,8
|
–2,2
|
16
|
Hollands Midden
|
29.401
|
16.108
|
12.236
|
57.745
|
3,5
|
7,7
|
–5,0
|
2,6
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
51.082
|
30.067
|
30.860
|
112.009
|
–1,8
|
2,5
|
–7,7
|
–2,4
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
17.099
|
9.731
|
9.205
|
36.035
|
6,6
|
–2,5
|
–4,4
|
1,1
|
19
|
Zeeland
|
14.375
|
9.376
|
5.393
|
29.144
|
3,9
|
0,7
|
3,2
|
2,7
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
38.963
|
29.125
|
20.795
|
88.883
|
0,0
|
5,7
|
1,8
|
2,2
|
21
|
Brabant-Noord
|
22.630
|
14.712
|
8.599
|
45.941
|
4,6
|
–0,8
|
5,0
|
2,9
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
24.857
|
16.756
|
12.945
|
54.558
|
–1,1
|
10,5
|
2,8
|
3,2
|
23
|
Limburg Noord
|
19.419
|
11.705
|
5.932
|
37.056
|
4,0
|
–3,5
|
–10,7
|
–1,0
|
24
|
Zuid Limburg
|
23.596
|
14.276
|
13.086
|
50.958
|
11,5
|
5,6
|
–8,6
|
4,0
|
25
|
Flevoland
|
12.729
|
9.655
|
4.838
|
27.222
|
–9,9
|
22,7
|
6,0
|
2,5
|
|
Totaal
|
614.659
|
380.781
|
327.404
|
1.322.844
|
0,6
|
4,5
|
–3,0
|
0,7
|
1 Cijfers van de RAV’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland zijn in deze tabel
samengenomen onder RAV Amsterdam/Waterland.
2 In de productiecijfers van RAV Kennemerland zijn inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol niet meegenomen.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor de capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden drie soorten inzetten
uit de productie niet meegenomen. Het gaat om de volgende inzetten:
-
1.
Inzetten zonder valide tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar uur van de dag. In totaal zijn hierdoor 1.056 inzetten
uitgefilterd, dit komt overeen met bijna 0,8 promille van de totale productie in 2018.
Dat is een vertienvoudiging ten opzichte van de ritgegevens over 2017.
-
2.
Inzetten van rapid responders
met inzet van een tweede voertuig
De inzet van de rapid responder waarbij er een tweede voertuig is ingezet wordt in
het referentiekader als ‘dubbel’ gezien en niet meegenomen in de productie. In totaal
worden om deze reden 11.327 inzetten uitgefilterd, dit is 0,9% van het totaal aantal
spoedeisende inzetten in 2018. Ten opzichte van de ritgegevens over 2017 is er een
lichte stijging van 4,3% van het aantal uitgefilterde rapid responder inzetten.
-
3.
Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2018 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Na het uitfilteren van deze inzetten is er nog een bewerking van de ritgegevens. Hierbij
worden de spoedritten herverdeeld naar de dichtstbijzijnde standplaats en de bijbehorende
RAV, op basis van kortste rijtijd en uitgaande van de locatie van het incident, het
‘afhaaladres’. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er vindt alleen
een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie naar ‘burenhulp’
of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. De planbare ambulancezorg wordt niet
herverdeeld. De planbare ambulancezorg (B-urgentie) blijft bij de RAV die de productie
heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat de planbare ambulancezorg
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van de planbare ambulancezorg van de
RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland.
De inzetten in de planbare ambulancezorg van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten
de provincie Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Spoedeisende inzetten in het buitenland worden wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
maar vallen buiten de herverdeling. Het betreft hier reguliere inzetten in de grensstreek
met Duitsland en België. Repatriëring van patiënten valt hier niet onder. Inzetten
van specifieke buitenlandvervoerders, voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten
uit het buitenland, vallen buiten de reguliere productie. Spoedritten in het buitenland
worden niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen
niet voorkomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. De buitenlandse inzetten
worden toegewezen aan de uitvoerende RAV. De gegevens van de spoedeisende inzetten
in het buitenland zijn ook meegenomen in de berekening van de gemiddelde ritduur.
In 2018 zijn 344 inzetten in het buitenland uitgevoerd, 123 inzetten met A1-urgentie,
61 met A2-urgentie en 160 inzetten planbare ambulancezorg. Ten opzichte van de ritgegevens
over 2017 zijn er 15% meer spoedeisende inzetten in het buitenland uitgevoerd en 48%
minder planbare inzetten.
Tabel 2.2 geeft een overzicht van de uitgefilterde ritten. Bijlage 3 geeft details
van deze selecties. Tabel 2.3 geeft een overzicht op RAV-niveau van het aantal inzetten
dat uit de selectie is gefilterd en de aantallen inzetten in de herverdeling van spoedritten
tussen regio’s. Tabel 2.4 geeft de aantallen inzetten naar urgentie zoals in het capaciteitsmodel
van het referentiekader gehanteerd.
Tabel 2.2: Uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2019.
Productiecijfers-2018
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totale productie1
|
614.659
|
380.781
|
327.404
|
1.322.844
|
Inzetten zonder tijdsregistratie
|
296 –
|
290 –
|
470 –
|
1.056 –
|
Rapid responder inzetten met een vervolgauto
|
5.681 –
|
5.646 –
|
0 –
|
11.327 –
|
Productie in referentiekader
|
608.682
|
374.845
|
326.934
|
1.310.461
|
Aandeel in totale productie (%)
|
98,0
|
97,4
|
98,9
|
98,1
|
1 De productie 2018 is conform Tabel 2.1.
Tabel 2.3: Overzicht van het aantal spoedritten per RAV in 2018 na selecties en herverdeling
voor het referentiekader-2019.
Nr.
|
RAV
|
Spoedritten in 2018
|
Uitgefilterd
obv criteria
uit Tabel 2.2
|
Netto verschil van herverdeling van spoedritten
|
Totaal aantal spoedritten in referentiekader
|
1
|
Groningen
|
40.772
|
486
|
502
|
40.788
|
2
|
Friesland
|
40.535
|
213
|
172
|
40.494
|
3
|
Drenthe
|
33.330
|
0
|
–155
|
33.175
|
4
|
IJsselland
|
25.723
|
472
|
–1.430
|
23.821
|
5
|
Twente
|
30.202
|
332
|
512
|
30.382
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
36.075
|
243
|
–307
|
35.525
|
7
|
Midden Gelderland
|
35.437
|
394
|
–893
|
34.150
|
8
|
Gelderland Zuid
|
30.623
|
789
|
–623
|
29.211
|
9
|
Utrecht
|
63.995
|
2.312
|
600
|
62.283
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
36.274
|
435
|
–818
|
35.021
|
11
|
Zaanstreek-Waterland1
|
19.243
|
0
|
1.841
|
21.084
|
12
|
Kennemerland
|
34.430
|
401
|
–966
|
33.116
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
68.648
|
348
|
1.256
|
69.556
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
12.308
|
156
|
456
|
12.608
|
15
|
Haaglanden
|
72.183
|
235
|
1.698
|
73.646
|
16
|
Hollands Midden
|
45.509
|
0
|
–1.989
|
43.520
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
81.149
|
1.743
|
–2.025
|
77.381
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
26.830
|
200
|
1.309
|
27.939
|
19
|
Zeeland
|
23.751
|
161
|
1.184
|
24.774
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
68.088
|
1.307
|
–7
|
66.774
|
21
|
Brabant-Noord
|
37.342
|
557
|
389
|
37.174
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
41.613
|
64
|
–586
|
40.963
|
23
|
Limburg Noord
|
31.124
|
606
|
–259
|
30.259
|
24
|
Zuid Limburg
|
37.872
|
233
|
–60
|
37.579
|
25
|
Flevoland
|
22.384
|
226
|
146
|
22.304
|
|
Totaal
|
995.440
|
11.913
|
0
|
983.527
|
1 De productie van RAV Zaanstreek-Waterland is uit de totale productie van Amsterdam-Waterland
geschat op basis van afhaaladres van de spoedeisende inzet.
Tabel 2.4: Productiecijfers 2018 per regio zoals gehanteerd in het referentiekader-2019.
|
Regio
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
24.767
|
16.021
|
16.139
|
56.927
|
2
|
Friesland
|
23.219
|
15.849
|
10.071
|
49.139
|
3
|
Drenthe
|
19.800
|
13.375
|
10.274
|
43.449
|
4
|
IJsselland
|
13.465
|
10.356
|
9.511
|
33.332
|
5
|
Twente
|
14.977
|
15.405
|
10.576
|
40.958
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
20.249
|
15.276
|
11.283
|
46.808
|
7
|
Gelderland Midden
|
20.341
|
13.809
|
8.876
|
43.026
|
8
|
Gelderland Zuid
|
16.017
|
13.194
|
11.618
|
40.829
|
9
|
Utrecht
|
36.595
|
25.688
|
28.223
|
90.506
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
21.868
|
11.861
|
7.617
|
41.346
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
15.787
|
5.297
|
5.201
|
26.285
|
12
|
Kennemerland
|
22.887
|
10.229
|
9.222
|
42.338
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
51.898
|
17.658
|
32.756
|
102.312
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
8.032
|
4.576
|
5.884
|
18.492
|
15
|
Haaglanden
|
47.091
|
26.555
|
25.962
|
99.608
|
16
|
Hollands Midden
|
28.012
|
15.508
|
12.236
|
55.756
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
47.283
|
27.596
|
29.406
|
104.285
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
17.761
|
10.178
|
9.205
|
37.144
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
38.378
|
28.396
|
20.795
|
87.569
|
21
|
Brabant-Noord
|
22.558
|
14.616
|
8.599
|
45.773
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
24.489
|
16.474
|
12.945
|
53.908
|
23
|
Limburg Noord
|
19.042
|
11.217
|
5.932
|
36.191
|
24
|
Zuid Limburg
|
23.486
|
14.093
|
13.086
|
50.665
|
25
|
Flevoland
|
12.729
|
9.575
|
4.838
|
27.142
|
30
|
Texel
|
759
|
533
|
119
|
1.411
|
31
|
Vlieland
|
61
|
75
|
10
|
146
|
32
|
Terschelling
|
345
|
406
|
61
|
812
|
33
|
Ameland
|
205
|
208
|
47
|
460
|
34
|
Schiermonnikoog
|
46
|
80
|
24
|
150
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
1.588
|
914
|
1.029
|
3.531
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
1.494
|
1.071
|
194
|
2.759
|
37
|
Tholen
|
857
|
495
|
125
|
1.477
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
8.537
|
5.742
|
3.561
|
17.840
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4.059
|
2.519
|
1.509
|
8.087
|
|
Totaal
|
608.682
|
374.845
|
326.934
|
1.310.461
|
1.1 Gemiddelde ritduur
In de capaciteitsberekening van het referentiekader wordt het aantal benodigde ambulances
bepaald aan de hand van het aantal uren ambulancezorg dat is geleverd. Het aantal
uren ambulancezorg wordt berekend door het aantal inzetten van tabel 2.4 te vermenigvuldigen
met een gemiddelde ritduur. De ritduur is gedefinieerd als de tijd tussen het tijdstip
‘einde rit’ en het tijdstip ‘vertrek ambulance’. Als het tijdstip ‘einde rit’ niet
is geregistreerd wordt uitgegaan van het tijdstip ‘vrijmelden’. In de berekening van
de gemiddelde ritduur worden extreme waarden niet meegenomen:
-
− de gemiddelde ritduur voor spoedritten is gebaseerd op ritten met een ritduur kleiner
dan 4 uur;
-
− de gemiddelde ritduur voor planbare ambulancezorg is gebaseerd op ritten met een ritduur
groter dan 10 minuten en kleiner dan 8 uur.
De gemiddelde ritduur wordt per regio (34 regio’s) en urgentietype (3 urgenties),
per tijdsinterval van twee uur (12 blokuren) en soort dag (werkdag, zaterdag, zondag)
berekend. Inzetten in het buitenland in 2018 zijn integraal meegenomen in de berekening
van de gemiddelde ritduur. Tabel 2.5 geeft een overzicht van de geaggregeerde gemiddelde
ritduur per regio en urgentieklasse en een vergelijking met de cijfers over 2017.
Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2018 met 2 minuten en 1 seconde
toegenomen naar 65 minuten en 35 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is
met 1 minuut en 28 seconden seconden toegenomen naar 63 minuten en 53 seconden. De
gemiddelde ritduur van planbare ambulancezorg is in 2018 met 4 minuten en 43 seconden
toegenomen tot 85 minuten en 22 seconden.
Tabel 2.5: Gemiddelde ritduur per regio in 2018 naar urgentieklasse (minuten en decimalen)
en het verschil ten opzichte van 2017 (%).
|
|
A1
|
A2
|
B
|
|
RAV
|
2018
|
Verschil
(%)
|
2018
|
Verschil
(%)
|
2018
|
Verschil (%)
|
1
|
Groningen
|
71.5
|
0.8
|
68.1
|
–2.2
|
86.8
|
0.3
|
2
|
Friesland
|
70.6
|
1.8
|
67.4
|
–2.0
|
86.1
|
–1.0
|
3
|
Drenthe
|
65.2
|
1.2
|
60.0
|
–2.3
|
83.3
|
1.7
|
4
|
IJsselland
|
68.7
|
–1.3
|
69.0
|
0.0
|
98.5
|
–1.9
|
5
|
Twente
|
67.2
|
–0.5
|
69.6
|
1.2
|
86.7
|
–0.7
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
67.2
|
1.3
|
65.7
|
1.4
|
84.7
|
0.7
|
7
|
Gelderland Midden
|
61.0
|
3.5
|
63.1
|
6.0
|
80.8
|
3.8
|
8
|
Gelderland Zuid
|
63.9
|
2.2
|
59.9
|
2.0
|
94.9
|
4.9
|
9
|
Utrecht
|
70.9
|
3.0
|
69.2
|
1.6
|
94.6
|
7.3
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
67.4
|
1.9
|
62.2
|
1.5
|
86.5
|
3.1
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
65.0
|
10.2
|
65.5
|
12.3
|
87.4
|
20.6
|
12
|
Kennemerland
|
61.9
|
–0.1
|
61.3
|
0.4
|
73.6
|
–1.4
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
65.8
|
14.7
|
66.6
|
11.7
|
95.6
|
21.1
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
56.6
|
1.6
|
57.4
|
2.4
|
63.9
|
4.0
|
15
|
Haaglanden
|
64.5
|
3.6
|
64.7
|
5.5
|
78.0
|
8.3
|
16
|
Hollands Midden
|
68.5
|
2.3
|
64.2
|
1.7
|
83.4
|
4.7
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
66.8
|
4.9
|
62.8
|
7.3
|
86.4
|
11.4
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
64.4
|
–1.5
|
61.1
|
–0.7
|
72.6
|
–0.5
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
64.9
|
2.7
|
62.4
|
3.9
|
79.7
|
4.4
|
21
|
Brabant-Noord
|
66.3
|
3.7
|
62.6
|
5.0
|
86.6
|
1.7
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
57.8
|
0.7
|
54.9
|
0.0
|
79.3
|
0.4
|
23
|
Limburg Noord
|
65.8
|
–1.1
|
65.2
|
–0.7
|
87.3
|
0.5
|
24
|
Zuid Limburg
|
57.5
|
2.6
|
57.1
|
2.6
|
70.8
|
2.2
|
25
|
Flevoland
|
58.3
|
–0.4
|
59.0
|
–1.8
|
78.7
|
2.3
|
30
|
Texel
|
101.1
|
–3.0
|
87.6
|
–8.7
|
120.4
|
6.5
|
31
|
Vlieland
|
74.5
|
5.8
|
66.5
|
–11.6
|
92.2
|
38.6
|
32
|
Terschelling
|
84.7
|
–1.5
|
72.8
|
–0.6
|
83.1
|
27.5
|
33
|
Ameland
|
70.2
|
2.1
|
68.8
|
5.2
|
91.1
|
–6.6
|
34
|
Schiermonnikoog
|
72.4
|
–6.9
|
70.4
|
2.0
|
108.4
|
60.0
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
65.2
|
0.3
|
64.3
|
3.4
|
105.3
|
8.5
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
81.5
|
–1.0
|
81.2
|
–1.8
|
99.0
|
–6.1
|
37
|
Tholen
|
81.2
|
0.5
|
79.6
|
6.4
|
100.3
|
12.1
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
68.1
|
0.7
|
66.4
|
–3.1
|
94.3
|
0.3
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
66.0
|
–1.8
|
66.0
|
–1.4
|
92.8
|
–1.2
|
|
Landelijk
|
65,6
|
3,2
|
63,9
|
2,4
|
85,4
|
5,8
|
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2019
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de doorrekening van het capaciteitsmodel
van het referentiekader gepresenteerd. Het capaciteitsmodel en de manier waarop de
berekening van de benodigde capaciteit plaatsvindt, is beschreven in achtergrondrapporten
(Kommer en Zwakhals, 2011; 2013). Zonder in de details van deze rapporten te treden
schetsen we hier kort de globale berekeningswijze.
Input: aantal uren ambulancezorg
Het capaciteitsmodel van het referentiekader berekent het aantal benodigde ambulances
aan de hand van de ritgegevens in hoofdstuk 2. Tabel 3.1 geeft een samenvatting van
de invoervariabelen van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader voor de
jaren 2016-2019. Voor het referentiekader wordt uitgegaan van 1.528.388 uren ambulancezorg,
waarvan 1.064.244 uren spoedeisende inzetten en 464.144 uren planbare ambulancezorg.
Het referentiekader-2019 gaat uit van 4,1% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2018.
Berekeningswijze
Het capaciteitsmodel bestaat uit drie deelmodellen: een model voor spoedvervoer, een
model voor de geografische paraatheid en een model voor planbare ambulancezorg. Het
deelmodel voor het spoedvervoer berekent aan de hand van de zogenaamde ‘faalkans’-methode
hoeveel ambulances nodig zijn om in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar
te hebben. ‘Beschikbaar’ betekent hier aanwezig om ingezet te worden. De faalkans
van 5% is een uitgangspunt van het referentiekader en door het Ministerie van VWS,
Zorgverzekeraars Nederland en Ambulancezorg Nederland vastgesteld. Het aantal benodigde
ambulances wordt per regio opgehoogd met het aantal standplaatsen van het spreidingsplan
van het referentiekader. Deze zijn gegeven in Bijlage 2. Tot slot wordt in het deelmodel
voor de planbare ambulancezorg de benodigde capaciteit voor het verzorgen van de planbare
ambulancezorg berekend, op basis van het aantal uren planbare ambulancezorg. In de
berekening wordt een bezettingsgraad gehanteerd en er vindt een overheveling plaats
van restcapaciteit van het spoedvervoer naar de planbare ambulancezorg.
Gemeentelijke herindeling Vijfheerenlanden
Per 1 januari 2019 zijn de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik samengegaan in de
nieuwe gemeente Vijfheerenlanden. Deze nieuwe gemeente is onderdeel geworden van de
provincie Utrecht. Voor het referentiekader betekent dit dat standplaats Meerkerk,
onderdeel van het spreidingsmodel van het referentiekader, onder RAV Utrecht valt
en niet meer onder RAV Zuid-Holland Zuid. RAV Utrecht heeft dus een standplaats meer
dan in het referentiekader-2018, RAV Zuid-Holland Zuid een standplaats minder. RAV
Utrecht krijgt capaciteit berekend voor de spoedeisende inzetten in het verzorgingsgebied
van standplaats Meerkerk.
Uitkomsten: aantal ambulances
Het eindresultaat van het capaciteitsmodel is het aantal benodigde ambulances per
dagsoort en per blok van acht uren. Tabel 3.1 geeft de resultaten van het referentiekader-2019
per regio, dagsoort en blok van acht uren, tabel 3.2 geeft het verschil met het referentiekader-2018.
In Nederland zijn op werkdagen overdag 626 ambulances nodig. Dat zijn twaalf meer
dan in het referentiekader-2017. Ook op zaterdagen overdag zijn twaalf ambulances
meer nodig, op zondag overdag zijn dit er elf. In de avonduren zijn er negen (werkdagen)
of tien (zaterdagen en zondagen) meer ambulances nodig, in de nacht vier (werkdagen)
of vijf (zaterdagen en zondagen)
Op basis van het aantal benodigde ambulances is het aantal diensten per week bepaald.
Een dienst is hier gedefinieerd als een werkduur van een ambulanceteam van 8 uur.
Er wordt geen onderscheid gemaakt naar dienstvorm (parate dienst, aanwezigheidsdienst
of 24-uurs dienst). Het aantal diensten is berekend door het aantal ambulances over
de dagsoorten en blokuren op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen
vermenigvuldigd is met een factor vijf, conform het aantal werkdagen in een week.
Tabel 3.3 geeft het aantal benodigde diensten per week. In heel Nederland zijn per
week 9.039 diensten nodig. Dat zijn 177 meer dan in het referentiekader-2018, een
toename van 2,0%.
Tabel 3.1: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2019:
aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Regio
|
0–8
uur
|
8–16
uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Groningen
|
17
|
34
|
22
|
17
|
24
|
21
|
18
|
22
|
20
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
19
|
32
|
23
|
19
|
26
|
23
|
20
|
25
|
22
|
Drenthe
|
13
|
25
|
17
|
14
|
19
|
17
|
14
|
18
|
16
|
IJsselland
|
12
|
24
|
16
|
12
|
17
|
15
|
13
|
16
|
14
|
Twente
|
12
|
23
|
16
|
12
|
17
|
15
|
12
|
16
|
15
|
Noordoost Gelderland
|
13
|
26
|
17
|
13
|
19
|
16
|
13
|
18
|
16
|
Midden Gelderland
|
10
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
10
|
14
|
12
|
Gelderland Zuid
|
11
|
22
|
15
|
11
|
16
|
14
|
11
|
15
|
13
|
Utrecht
|
18
|
43
|
29
|
19
|
31
|
26
|
20
|
28
|
24
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
10
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
11
|
14
|
13
|
Zaanstreek-Waterland
|
6
|
12
|
8
|
6
|
9
|
8
|
7
|
9
|
8
|
Kennemerland
|
8
|
17
|
11
|
8
|
12
|
11
|
8
|
12
|
11
|
Amsterdam-Amstelland
|
12
|
40
|
24
|
13
|
22
|
21
|
13
|
23
|
19
|
Gooi en Vechtstreek
|
3
|
7
|
5
|
3
|
6
|
5
|
4
|
5
|
5
|
Haaglanden
|
12
|
35
|
22
|
13
|
22
|
19
|
13
|
20
|
18
|
Hollands Midden
|
11
|
23
|
16
|
11
|
17
|
15
|
12
|
16
|
14
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
15
|
42
|
25
|
15
|
26
|
22
|
15
|
23
|
21
|
Zuid-Holland Zuid
|
9
|
17
|
12
|
9
|
13
|
11
|
9
|
12
|
11
|
Midden- en West-Brabant
|
18
|
38
|
26
|
19
|
28
|
24
|
20
|
26
|
24
|
Brabant-Noord
|
10
|
20
|
14
|
11
|
15
|
14
|
11
|
15
|
13
|
Brabant-Zuidoost
|
10
|
22
|
14
|
11
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
Limburg Noord
|
9
|
18
|
12
|
10
|
13
|
12
|
10
|
13
|
12
|
Zuid Limburg
|
7
|
18
|
11
|
7
|
12
|
10
|
7
|
11
|
10
|
Flevoland
|
8
|
13
|
10
|
8
|
11
|
10
|
8
|
10
|
10
|
Texel
|
2
|
3
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
2
|
Vlieland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Terschelling
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Ameland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Schiermonnikoog
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Goeree-Overflakkee
|
3
|
4
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Schouwen-Duiveland
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Tholen
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Walcheren en Bevelanden
|
6
|
11
|
8
|
7
|
9
|
8
|
7
|
8
|
8
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4
|
6
|
5
|
4
|
5
|
5
|
4
|
5
|
5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
301
|
626
|
422
|
310
|
453
|
399
|
319
|
428
|
385
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
27
|
40
|
31
|
27
|
34
|
31
|
28
|
33
|
30
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
12
|
22
|
15
|
12
|
17
|
15
|
13
|
17
|
15
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
18
|
46
|
28
|
18
|
29
|
25
|
18
|
26
|
24
|
Totaal Zeeland
|
15
|
22
|
18
|
16
|
19
|
18
|
16
|
18
|
18
|
Tabel 3.2: Verschil van de capaciteitsberekeningen tussen het referentiekader-2019
en -2018: aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Regio
|
0–8
uur
|
8–16
uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Groningen
|
1
|
1
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Drenthe
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
IJsselland
|
0
|
0
|
1
|
0
|
–1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Twente
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Noordoost Gelderland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Midden Gelderland
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
Gelderland Zuid
|
1
|
1
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Utrecht
|
1
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
1
|
1
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Zaanstreek-Waterland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
1
|
Kennemerland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Amsterdam-Amstelland
|
1
|
4
|
2
|
1
|
1
|
3
|
1
|
3
|
2
|
Gooi en Vechtstreek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Haaglanden
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Hollands Midden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
0
|
2
|
0
|
0
|
2
|
1
|
–1
|
0
|
0
|
Zuid-Holland Zuid
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
Midden- en West-Brabant
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
1
|
Brabant-Noord
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
Brabant-Zuidoost
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Limburg Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Zuid Limburg
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Flevoland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Texel
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Vlieland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Terschelling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Ameland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schiermonnikoog
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Goeree-Overflakkee
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schouwen-Duiveland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Tholen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Walcheren en Bevelanden
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
4
|
12
|
9
|
5
|
12
|
10
|
5
|
11
|
9
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
0
|
2
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
0
|
2
|
0
|
0
|
2
|
1
|
–1
|
0
|
0
|
Totaal Zeeland
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
2
|
Tabel 3.3: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2019:
aantal diensten per week.
Regio
|
Aantal diensten referentiekader-2019
|
Aantal diensten referentiekader-2018
|
Absoluut verschil
|
Relatief verschil (%)
|
Groningen
|
487
|
470
|
17
|
3,6
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
505
|
508
|
–3
|
–0,6
|
Drenthe
|
373
|
370
|
3
|
0,8
|
IJsselland
|
347
|
342
|
5
|
1,5
|
Twente
|
342
|
341
|
1
|
0,3
|
Noordoost Gelderland
|
375
|
375
|
0
|
0,0
|
Midden Gelderland
|
284
|
280
|
4
|
1,4
|
Gelderland Zuid
|
320
|
303
|
17
|
5,6
|
Utrecht
|
598
|
563
|
35
|
6,2
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
286
|
279
|
7
|
2,5
|
Zaanstreek-Waterland
|
177
|
168
|
9
|
5,4
|
Kennemerland
|
242
|
241
|
1
|
0,4
|
Amsterdam-Amstelland
|
491
|
445
|
46
|
10,3
|
Gooi en Vechtstreek
|
103
|
101
|
2
|
2,0
|
Haaglanden
|
450
|
440
|
10
|
2,3
|
Hollands Midden
|
335
|
334
|
1
|
0,3
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
532
|
520
|
12
|
2,3
|
Zuid-Holland Zuid
|
255
|
276
|
–21
|
–7,6
|
Midden- en West-Brabant
|
551
|
542
|
9
|
1,7
|
Brabant-Noord
|
299
|
291
|
8
|
2,7
|
Brabant-Zuidoost
|
309
|
308
|
1
|
0,3
|
Limburg Noord
|
265
|
266
|
–1
|
–0,4
|
Zuid Limburg
|
237
|
235
|
2
|
0,9
|
Flevoland
|
212
|
210
|
2
|
1,0
|
Texel
|
48
|
42
|
6
|
14,3
|
Vlieland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Terschelling
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Ameland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Schiermonnikoog
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Goeree-Overflakkee
|
68
|
68
|
0
|
0,0
|
Schouwen-Duiveland
|
63
|
63
|
0
|
0,0
|
Tholen
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Walcheren en Bevelanden
|
172
|
169
|
3
|
1,8
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
103
|
102
|
1
|
1,0
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
9.039
|
8.862
|
177
|
2,0
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
673
|
676
|
–3
|
–0,4
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
334
|
321
|
13
|
4,0
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
600
|
588
|
12
|
2,0
|
Totaal Zeeland
|
380
|
376
|
4
|
2,1
|
Conclusies en discussie
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is in 2019 geactualiseerd
op basis van productiecijfers over 2018. Hierbij zijn de rekenmodellen onveranderd
ten opzichte van de vorige doorrekening uit 2018.
Productiestijging
De productie van de Nederlandse ambulancezorg wordt door Ambulancezorg Nederland gepubliceerd
op de website Sectorkompas Ambulancezorg. Het totaal aantal inzetten in 2018 was 1.322.844. Voor het referentiekader worden
op basis van uitgangspunten van het referentiekader 11.913 inzetten uit de productie
gefilterd. Het merendeel van de uitgefilterde inzetten zijn inzetten van een rapid
responder waarbij een tweede voertuig is ingezet voor vervoer van de patiënt. Op basis
van deze filters wordt 0,9% van de productie uit de selectie gefilterd. Het referentiekader-2019
gaat uit van 1.310.461 inzetten, waarvan 608.682 met A1-urgentie, 374.845 met A2-urgentie
en 326.934 inzetten in de planbare ambulancezorg (B-urgentie). In vergelijking met
de cijfers voor het referentiekader-2018 is dat een productiestijging van 0,6%. Tussen
regio’s bestaan grote verschillen in productiegroei, de groei van de totale productie
varieert tussen -4,0% en +5,0%. De capaciteitsberekeningen van het referentiekader
gaan uit van een schatting van het aantal uren ambulancezorg in 2018. Hiervoor is de gemiddelde ritduur van belang. Landelijk is
de gemiddelde ritduur van alle soorten inzetten toegenomen: met ruim 2 minuten (A1-urgentie),
bijna anderhalve minuut (A2) en met vier minuten en ruim veertig seconden (B urgentie).
In het capaciteitsmodel wordt gerekend op het niveau van regio, dagsoort en uur van
de dag en zijn de gemiddelde ritduren gedifferentieerd. In totaal wordt voor het referentiekader
uitgegaan van 1.528.388 uren ambulancezorg, waarvan 1.064.244 uren spoedeisende inzetten
en 464.144 uren planbare ambulancezorg. Het referentiekader-2019 gaat uit van 4,1%
meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2018.
Aantal benodigde ambulances en diensten
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen
overdag 626 ambulances nodig zijn. Dat zijn er twaalf meer ten opzichte van het referentiekader-2018.
Ook op zaterdagen overdag zijn twaalf meer ambulances nodig, op zondagen overdag zijn
dit er elf. In de avonduren zijn er tien (zaterdagen) of negen (werkdagen en zondagen)
meer ambulances nodig. In de nachturen zijn dit er vier (werkdagen) of vijf (zaterdagen
en zondagen).
Volgens het referentiekader-2019 zijn er 9.039 diensten nodig. Het aantal diensten
is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op te tellen,
waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor vijf,
het aantal werkdagen in een week. Ten opzichte van het referentiekader-2018 zijn in
2019 177 meer diensten nodig, een toename van 2,0% ten opzichte van het referentiekader-2018.
Discussie
Stijging/daling productie
De totale productie van de Nederlandse ambulancezorg is in 2018 licht gestegen ten
opzichte van 2017. Er was een daling van drie procent van het planbare vervoer en
een stijging van twee procent van het spoedvervoer. Er is geen onderzoek gedaan naar
de achtergronden van deze veranderingen.
Registraties op onderdelen verbeterd
In de rapportage van het referentiekader-2018 is genoemd dat de registratie van ritgegevens
in 2017 was verbeterd. Over 2018 kunnen we voor de meeste regio’s deze conclusie ook
trekken. Enkele regio’s echter hadden problemen in de registratie. Voor één aanbieder
was dit een incidenteel probleem in de koppeling van de meldtijd in het systeem. Dit
probleem is inmiddels opgelost, maar een gevolg voor de ritgegevens over 2018 is dat
er ruim 200 inzetten een onjuiste tijdenregistratie hadden en niet in de selectie
voor het referentiekader zijn meegenomen.
Stijging van het aantal benodigde ambulances
De stijging van 4,1% in 2018 van het aantal uren ambulancezorg in de cijfers voor
het referentiekader leidt tot een stijging van 2,0% van het aantal diensten: van 8.862
diensten in het referentiekader-2018 tot 9,039 in het referentiekader-2019. De relatie
tussen het aantal uren geleverde ambulancezorg en de benodigde capaciteit is niet
evenredig omdat in het rekenmodel de bezettingsgraad van ambulances een rol speelt.
Een hogere productie, in aantal uren ambulancezorg, leidt in het model tot een hogere
bezettingsgraad van ambulances. De bezettingsgraad kan blijven toenemen tot een bepaalde
grenswaarde wordt bereikt en de kans dat er geen vrije ambulance beschikbaar is bij
een volgende melding groter wordt dan 5%. Dan wordt een extra ambulance toegekend
en daalt de bezettingsgraad. Andersom hoeft een dalende productie niet altijd te leiden
tot een lager aantal benodigde ambulances.
Aanbevelingen
Net als in de productie over 2017 zijn er in de productie over 2018 grote verschillen
in groei tussen de regio’s en binnen urgentiesoorten. De achtergronden van deze verschillen
zijn niet onderzocht. Het is echter niet waarschijnlijk dat deze verschillen volledig
zijn toe te schrijven aan regionale verschillen in demografie, epidemiologie, infrastructuur
of zorgaanbod. Waarschijnlijk spelen verschillen in urgentiebepaling tussen meldkamers
hierbij een rol. Net als in het referentiekader-2018 wordt nu aanbevolen om de regionale
achtergronden van de productiegroei te onderzoeken. Een analyse van de aanvrager van
de ambulance inzet, degene die de melding heeft gedaan, kan inzicht geven in deze
achtergronden.
Momenteel loopt er een RIVM-onderzoek waarbij het referentiekader doorontwikkeld en
verbeterd wordt. De doorontwikkeling is gebaseerd op de doelstelling om regio’s meer
gelijke uitgangspunten te geven voor het verlenen van ambulancezorg. Daarbij kijkt
het RIVM naar mogelijkheden om de dubbele dekking van het spreidingsplan van het referentiekader
te verbeteren. Met dubbele dekking wordt bedoeld de mogelijkheid dat inwoners van
een regio door meerdere standplaatsen binnen 12 minuten rijtijd kunnen worden bereikt.
Ook gaat het RIVM na wat de bezettingsgraad van standplaatsen in het referentiekader
is en hoe groot de verschillen tussen de standplaatsen zijn. In het onderzoek wordt
ook gekeken naar varianten die leiden tot een minder grote herverdeling van spoedritten.
Referenties
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2013). Uniform begrippenkader ambulancezorg. Versie
3,0. Zwolle, 13 februari 2013.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2016). Ambulances in-zicht 2015. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2018). Sectorkompas ambulancezorg, website https://www.ambulancezorg.nl/themas/sectorkompas-ambulancezorg;
geraadpleegd augustus 2018.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2019). Sectorkompas ambulancezorg, website https://www.ambulancezorg.nl/themas/sectorkompas-ambulancezorg;
in september 2019 moesten de cijfers over 2018 nog worden gepubliceerd.
Kommer, G.J., A.A. van der Veen, W.F. Botter en I. Tan. (2003). Ambulances binnen
bereik – analyse van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg in Nederland.
RIVM rapport 270556006. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2009). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2008. RIVM briefrapport 270192001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2011). Modellen referentiekader ambulancezorg 2008.
RIVM rapport 270412001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013). Modellen referentiekader ambulancezorg. RIVM
rapport 270412002. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013a). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2013. RIVM briefrapport 270412003. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2016. RIVM briefrapport 2016-0093. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J., S.L.N. Zwakhals, E. Over (2017). Modellen referentiekader ambulancezorg
2016. Ontwikkeling modellen voor DAM, B-vervoer en rijtijden. RIVM rapport 2015-0190.
Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en M. Mulder (2017). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. RIVM briefrapport 2017-0109. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en M. Mulder (2018). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2018. RIVM briefrapport 2018-0128. Bilthoven: RIVM.
Ministerie van VWS (2004). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg.
Kamerstuk CZ/EZ 2487006. Den Haag, 4 juni 2004.
Ministerie van VWS (2008). Herijking landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg. Kamerstuk 1CZ-EKZ-2854207. Den Haag, 5 juni 2008.
Ministerie van VWS (2013). Actualisatie referentiekader spreiding en beschikbaarheid.
Kamerbrief 131849-106797-CZ. Den Haag, 16 juli 2013.
Ministerie van VWS (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2016. Bijlage bij Kamerbrief over aanpak drukte acute zorgketen. Kamerbrief 1002963-153940-CZ.
Den Haag, 5 oktober 2016.
Ministerie van VWS (2017). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. Bijlage bij Kamerbrief over referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. Kamerbrief 1234698–167897-CZ. Den Haag, 25 september 2017.
Ministerie van VWS (2018). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2017. Bijlage bij Kamerbrief over referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2018. Kamerbrief 1440322-183441-CZ. Den Haag, 7 november 2018.
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ) (2004). Landelijk referentiekader spreiding-
en beschikbaarheid – Een landelijk referentiekader als planningsgrondslag. Van Naem
& Partners, 04.0177jk, eindrapport S&B II; Woerden.
RIVM (2015). Trendanalyse spoedeisende ambulancezorg. Brief met kenmerk 039/2015 V&Z/AvB/GJK/tv.
Bilthoven, 19 maart 2015.
Bijlage 1. Regio-indeling
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De nummering van de regio’s in de eilandbenadering van het referentiekader en in de
productiecijfers van Sectorkompas Ambulancezorg is gegeven in Tabel B1.1.
Tabel B1.1: Regio indeling in de eilandbenadering van het referentiekader (links)
en de RAV indeling zoals gehanteerd in het Sectorkompas Ambulancezorg
Nr.
|
Regio
|
Nr.
|
RAV
|
1
|
Groningen
|
1
|
Groningen
|
2
|
Friesland exclusief Waddeneilanden
|
2
|
Friesland
|
3
|
Drenthe
|
3
|
Drenthe
|
4
|
IJsselland
|
4
|
IJsselland
|
5
|
Twente
|
5
|
Twente
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
7
|
Midden Gelderland
|
7
|
Midden Gelderland
|
8
|
Gelderland Zuid
|
8
|
Gelderland Zuid
|
9
|
Utrecht
|
9
|
Utrecht
|
10
|
Noord-Holland Noord exclusief Texel
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
11
|
Amsterdam-Waterland
|
12
|
Kennemerland
|
12
|
Kennemerland
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
–
|
–
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
15
|
Haaglanden
|
15
|
Haaglanden
|
16
|
Hollands Midden
|
16
|
Hollands Midden
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond exclusief Goeree-Overflakkee
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
–
|
–
|
19
|
Zeeland
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
21
|
Brabant-Noord
|
21
|
Brabant-Noord
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
23
|
Limburg Noord
|
23
|
Limburg Noord
|
24
|
Zuid Limburg
|
24
|
Zuid Limburg
|
25
|
Flevoland
|
25
|
Flevoland
|
30
|
Texel
|
|
|
31
|
Vlieland
|
|
|
32
|
Terschelling
|
|
|
33
|
Ameland
|
|
|
34
|
Schiermonnikoog
|
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
|
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
|
|
37
|
Tholen
|
|
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
|
|
Bijlage 2. Spreiding referentiekader 2019
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Tabel B2.1: Aantal standplaatsen per regio (in de eilandbenadering van het referentiekader)
in het spreidingsmodel van het referentiekader-2019. De gemeentelijke herindeling
van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik in januari 2019 naar de nieuwe gemeente
Vijfheerenlanden, is in deze tabel verwerkt. Voor het spreidingsplan betekent de herindeling
dat standplaats Meerkerk niet meer bij de regio Zuid-Holland Zuid hoort, maar bij
de regio Utrecht.
Nr
|
Regio
|
Aantal standplaatsen
|
1
|
Groningen
|
13
|
2
|
Friesland
|
16
|
3
|
Drenthe
|
11
|
4
|
IJsselland
|
10
|
5
|
Twente
|
9
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
10
|
7
|
Midden Gelderland
|
7
|
8
|
Gelderland Zuid
|
8
|
9
|
Utrecht
|
12
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
7
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
4
|
12
|
Kennemerland
|
5
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
5
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
2
|
15
|
Haaglanden
|
6
|
16
|
Hollands Midden
|
7
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
7
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
6
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
13
|
21
|
Brabant-Noord
|
7
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
7
|
23
|
Limburg Noord
|
7
|
24
|
Zuid Limburg
|
4
|
25
|
Flevoland
|
6
|
30
|
Texel
|
1
|
31
|
Vlieland
|
1
|
32
|
Terschelling
|
1
|
33
|
Ameland
|
1
|
34
|
Schiermonnikoog
|
1
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
2
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
2
|
37
|
Tholen
|
1
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
5
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
3
|
|
Totaal
|
207
|
Tabel B2.2: Locaties (plaatsnaam en vierpositie postcode) van de 207 standplaatsen
in het spreidingsmodel van het referentiekader-2019 per RAV.
nr
|
RAV
|
Vierpositie
postcode standplaats
|
Plaatsnaam standplaats
|
1
|
Groningen
|
9364
|
Nuis
|
|
|
9502
|
Stadskanaal
|
|
|
9541
|
Vlagtwedde
|
|
|
9561
|
Ter Apel
|
|
|
9611
|
Sappemeer
|
|
|
9641
|
Veendam
|
|
|
9672
|
Winschoten
|
|
|
9723
|
Groningen-Zuid
|
|
|
9741
|
Groningen-Noord
|
|
|
9901
|
Appingedam
|
|
|
9951
|
Winsum
|
|
|
9965
|
Leens
|
|
|
9982
|
Uithuizermeeden
|
2
|
Friesland
|
8431
|
Oosterwolde
|
|
|
8448
|
Heerenveen
|
|
|
8471
|
Wolvega
|
|
|
8522
|
Skasterlan (gem.)
|
|
|
8531
|
Lemmer
|
|
|
8601
|
Sneek
|
|
|
8723
|
Koudum
|
|
|
8871
|
Harlingen (Midlum)
|
|
|
8881
|
Terschelling
|
|
|
8899
|
Vlieland
|
|
|
8912
|
Leeuwarden
|
|
|
8924
|
Leeuwarden
|
|
|
9011
|
Boarnsterhim (gem.)
|
|
|
9071
|
Leeuwarderadeel (gem.)
|
|
|
9101
|
Dokkum
|
|
|
9163
|
Nes
|
|
|
9166
|
Schiermonnikoog
|
|
|
9202
|
Drachten
|
|
|
9219
|
Smallingerland (gem.)
|
|
|
9285
|
Buitenpost
|
3
|
Drenthe
|
7741
|
Coevorden
|
|
|
7811
|
Emmen
|
|
|
7891
|
Klazienaveen
|
|
|
7903
|
Hoogeveen
|
|
|
7943
|
Meppel
|
|
|
7971
|
Havelte
|
|
|
9301
|
Roden
|
|
|
9401
|
Assen
|
|
|
9411
|
Beilen
|
|
|
9468
|
Annen
|
|
|
9531
|
Borger
|
4
|
IJsselland
|
7418
|
Deventer
|
|
|
7701
|
Dedemsvaart
|
|
|
7711
|
Nieuwleusen
|
|
|
7731
|
Ommen
|
|
|
7771
|
Hardenberg
|
4
|
IJsselland
|
8013
|
Zwolle
|
|
|
8103
|
Raalte
|
|
|
8261
|
Kampen
|
|
|
8281
|
Genemuiden
|
|
|
8331
|
Steenwijk
|
5
|
Twente
|
7447
|
Hellendoorn
|
|
|
7475
|
Markelo
|
|
|
7483
|
Haaksbergen
|
|
|
7541
|
Enschede
|
|
|
7556
|
Hengelo
|
|
|
7572
|
Oldenzaal
|
|
|
7602
|
Almelo
|
|
|
7651
|
Tubbergen
|
|
|
7681
|
Vroomshoop
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
3843
|
Harderwijk
|
|
|
3852
|
Ermelo
|
|
|
7005
|
Doetinchem
|
|
|
7051
|
Varsseveld
|
|
|
7102
|
Winterswijk
|
|
|
7207
|
Zutphen
|
|
|
7271
|
Borculo
|
|
|
7311
|
Apeldoorn
|
|
|
8081
|
Elburg
|
|
|
8181
|
Heerde
|
7
|
Midden Gelderland
|
3772
|
Barneveld
|
|
|
6661
|
Elst (Gld)
|
|
|
6701
|
Wageningen
|
|
|
6711
|
Ede
|
|
|
6828
|
Arnhem
|
|
|
6901
|
Zevenaar
|
|
|
6951
|
Dieren
|
8
|
Gelderland-Zuid
|
4002
|
Tiel
|
|
|
4041
|
Kesteren
|
|
|
4101
|
Culemborg
|
|
|
4191
|
Geldermalsen
|
|
|
5301
|
Zaltbommel
|
|
|
6524
|
Nijmegen
|
|
|
6602
|
Wijchen
|
|
|
6651
|
Druten
|
9
|
Utrecht
|
3436
|
Nieuwegein
|
|
|
3447
|
Woerden
|
|
|
3561
|
Utrecht (Vader Rijndreef)
|
|
|
3582
|
Utrecht (Andreaelaan)
|
|
|
3608
|
Maarssen
|
|
|
3645
|
Vinkeveen
|
|
|
3707
|
Zeist
|
|
|
3811
|
Amersfoort Centrum
|
|
|
3823
|
Amersfoort Noord
|
|
|
3903
|
Veenendaal
|
|
|
3941
|
Doorn
|
9
|
Utrecht
|
4231
|
Meerkerk
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
1616
|
Hoogkarspel
|
|
|
1625
|
Hoorn (Noord Holland)
|
|
|
1741
|
Schagen
|
|
|
1761
|
Anna Paulowna
|
|
|
1771
|
Wieringerwerf
|
|
|
1786
|
Den Helder
|
|
|
1791
|
Texel (Den Burg)
|
|
|
1823
|
Alkmaar Noord
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
1141
|
Monnickendam
|
|
|
1442
|
Purmerend
|
|
|
1502
|
Zaandam
|
|
|
1521
|
Wormerveer
|
12
|
Kennemerland
|
1962
|
Heemskerk
|
|
|
1969
|
Heemskerk
|
|
|
1981
|
Velsen
|
|
|
2015
|
Haarlem
|
|
|
2131
|
Hoofddorp
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
1018
|
Amsterdam
|
|
|
1075
|
Amsterdam
|
|
|
1105
|
Amsterdam Zuidoost
|
|
|
1185
|
Amstelveen
|
|
|
1431
|
Aalsmeer
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
1213
|
Hilversum Zuid
|
|
|
1404
|
Bussum
|
15
|
Haaglanden
|
2274
|
Voorburg
|
|
|
2544
|
Den Haag
|
|
|
2564
|
Den Haag
|
|
|
2627
|
Delft
|
|
|
2671
|
Naaldwijk (Westland)
|
|
|
2718
|
Zoetermeer
|
16
|
Hollands Midden
|
2211
|
Noordwijkerhout
|
|
|
2333
|
Leiden
|
|
|
2353
|
Leiderdorp
|
|
|
2405
|
Alphen aan den Rijn
|
|
|
2461
|
Ter Aar
|
|
|
2801
|
Gouda
|
|
|
2861
|
Bergambacht
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
2907
|
Capelle aan den IJssel
|
|
|
2922
|
Krimpen aan den IJssel
|
|
|
3038
|
Rotterdam
|
|
|
3083
|
Rotterdam
|
|
|
3118
|
Schiedam
|
|
|
3201
|
Spijkenisse
|
|
|
3223
|
Hellevoetsluis
|
|
|
3247
|
Dirksland
|
|
|
3252
|
Goedereede
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
2957
|
Nieuw-Lekkerland
|
|
|
2973
|
Molenaarsgraaf
|
|
|
3286
|
Klaaswaal
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
3311
|
Dordrecht
|
|
|
3331
|
Zwijndrecht
|
|
|
4204
|
Gorinchem
|
19
|
Zeeland
|
4301
|
Zierikzee
|
|
|
4323
|
Schouwen-Duiveland (gem.)
|
|
|
4335
|
Middelburg
|
|
|
4354
|
Vrouwenpolder
|
|
|
4401
|
Yerseke
|
|
|
4411
|
Rilland
|
|
|
4462
|
Goes
|
|
|
4501
|
Oostburg
|
|
|
4535
|
Terneuzen
|
|
|
4561
|
Hulst
|
|
|
4695
|
Sint-Maartensdijk
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
4255
|
Nieuwendijk (Noord Brabant)
|
|
|
4283
|
Giessen
|
|
|
4611
|
Bergen op Zoom
|
|
|
4651
|
Steenbergen
|
|
|
4701
|
Roosendaal
|
|
|
4721
|
Rucphen (gem.)
|
|
|
4761
|
Zevenbergen
|
|
|
4811
|
Breda
|
|
|
4851
|
Breda-Zuid (Ulvenhout)
|
|
|
4901
|
Oosterhout (Noord Brabant)
|
|
|
5018
|
Tilburg
|
|
|
5047
|
Tilburg
|
|
|
5142
|
Waalwijk
|
21
|
Brabant-Noord
|
5231
|
s-Hertogenbosch
|
|
|
5281
|
Boxtel
|
|
|
5341
|
Oss
|
|
|
5363
|
Velp (Noord Brabant)
|
|
|
5405
|
Uden
|
|
|
5441
|
Oeffelt
|
|
|
5463
|
Veghel
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
5541
|
Reusel
|
|
|
5571
|
Bergeijk
|
|
|
5611
|
Eindhoven
|
|
|
5657
|
Eindhoven
|
|
|
5701
|
Helmond
|
|
|
5751
|
Deurne
|
|
|
6026
|
Maarheeze
|
23
|
Limburg Noord
|
5801
|
Venray
|
|
|
5854
|
Bergen (Limburg)
|
|
|
5912
|
Venlo
|
|
|
5981
|
Panningen
|
|
|
6003
|
Weert
|
|
|
6045
|
Roermond
|
|
|
6101
|
Echt
|
24
|
Zuid Limburg
|
6166
|
Geleen
|
|
|
6229
|
Maastricht
|
24
|
Zuid Limburg
|
6291
|
Vaals
|
|
|
6411
|
Heerlen
|
25
|
Flevoland
|
1326
|
Almere
|
|
|
3899
|
Zeewolde
|
|
|
8223
|
Lelystad
|
|
|
8251
|
Dronten
|
|
|
8304
|
Emmeloord
|
|
|
8308
|
Nagele
|
Bijlage 3. Selectie en herverdelen van inzetten
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Deze bijlage geeft een beschrijving van de selectie van inzetten voor de productiecijfers
van de ambulancezorg, de nadere selecties voor het referentiekader en de herverdeling
van spoedritten die voor het referentiekader wordt uitgevoerd. Ook wordt een toelichting
gegeven op de validatie van het ‘afhaaladres’, deze validatie is nodig voor de herverdeling
van spoedritten.
Selectie van inzetten voor productiecijfers
De productie en prestaties van de Nederlandse ambulancezorg wordt jaarlijks door Ambulancezorg
Nederland (AZN) gepubliceerd in voorheen de sectorrapportages Sectorkompas Ambulancezorg, tegenwoordig de website Sectorkompas Ambulancezorg. In opdracht van AZN verzamelt en analyseert het RIVM de logistieke gegevens van
de ambulancezorg ten behoeve van deze jaarlijkse rapportages. In dit proces worden
ruwe ritgegevens door de RAV’s aan het RIVM aangeleverd. Op deze ruwe gegevens worden
selecties gedaan voor de productiecijfers. Deze selecties worden aan de RAV’s voorgelegd
en na goedkeuring door de RAV’s vastgesteld.
Selecties voor productiecijfers voor Sectorkompas Ambulanczorg
De ruwe rittendatabases die door de RAV’s worden geleverd bevatten meer dan alleen
inzetten van de reguliere ambulancezorg. In sommige regio’s komen in de databases
ook inzetten voor van huisartsen, huisartsenposten (HAP’s), thuiszorg, andere zorgverleners
of inzetten van mobiele medische teams (MMT’s). Ook worden inzetten van andere vervoerders
geregistreerd of inzetten in dienst van de GHOR. Dat is mogelijk omdat de gegevens
via de meldkamer ambulancezorg worden geregistreerd en een RAV ook een inzet ten behoeve
van andere organisaties en zorgverleners kan verlenen. Voor de productiecijfers van
de reguliere ambulancezorg worden dit soort inzetten uitgesloten. In totaal gaat het
om de volgende uitsluitingen:
-
− inzetten van andere vervoerders, tenzij de andere vervoerder in opdracht van de RAV
een reguliere inzet verzorgde;
-
− inzetten uitgevoerd voor een andere zorgaanbieder (first-responder, huisarts, thuiszorg)
of organisatie (zoals KNRM, SAR, Koninklijke Marine);
-
− inzetten in dienst van de GHOR, OvDG, GGD, RGF;
-
− MICU en PICU inzetten, tenzij deze voertuigen in de reguliere paraatheid worden ingezet;
-
− standby-inzetten, voor evenementen of multidisciplinaire bijstandverlening;
-
− inzetten voor training of voor onderhoud voertuigen.
Voor de productiecijfers worden verder alleen inzetten geselecteerd die voortkomen
uit een melding en waarbij de ambulance daadwerkelijk heeft gereden. Dat betekent
dat de volgende inzetten worden uitgesloten:
En om dubbeltellingen te voorkomen worden de volgende inzetten uitgesloten:
Deze inzetten zijn overgedragen aan een andere meldkamer ambulancezorg. Een inzet
wordt alleen meegeteld bij de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
De selectie van reguliere inzetten op bovengenoemde criteria gebeurt door in de ritgegevens
selecties te maken op bepaalde kenmerken. In de ritgegevens wordt eerst een selectie
gedaan op ‘vervoerder’, de organisatie die de inzet heeft verzorgd. In een RAV kunnen
meerdere vervoerders actief zijn. Via het kenmerk ‘vervoerder’ worden reguliere inzetten
geselecteerd en worden inzetten voor andere organisaties, zoals huisartsenposten of
MMT, uitgesloten. De wijze van registreren verschilt per regio en niet alle regio’s
registreren inzetten voor andere organisaties op deze wijze. Daarom worden nadere
selecties gedaan op de kenmerken ‘standplaats’ en ‘ambulance’. Een ambulance wordt
geïdentificeerd aan het wagennummer. Tot slot wordt ook een selectie gedaan op het
kenmerk ‘soort vervoer’. Per regio is maatwerk vereist voor de selectie van de reguliere
productie.
Valideren van het afhaaladres
Voor sommige analyses wordt gebruik gemaakt van de geografische kenmerken van de inzet,
de locatie van het ‘afhaaladres’. Bijvoorbeeld voor het bepalen van het aantal overschrijdingen
per regio of voor de herverdeling van spoedeisende inzetten aan de dichtstbijzijnde
standplaats, zoals gebeurt voor het referentiekader. Het ‘afhaaladres’ is de locatie
waar de ambulance naar toe rijdt om zorg te verlenen. In spoedeisende gevallen is
dit de plaats van het incident dat aanleiding geeft tot de ambulance inzet, bij planbare
ambulancezorg is dit de locatie waar de patiënt opgehaald wordt, het ziekenhuis, een
andere zorginstelling of het woon- of verblijfadres van de patiënt. In de ritgegevens
wordt het afhaaladres geregistreerd als een adres, inclusief een zespositie postcode
(vier cijfers en twee letters). Het RIVM leidt hiervan een vierpositie postcode af.
Ook wordt de vierpositie postcode gevalideerd, dat wil zeggen dat wordt nagegaan of
het een bestaande en logische code is. In een aantal gevallen is de postcode niet
valide, ofwel omdat een niet-bestaande zespositie postcode is vastgelegd, ofwel omdat
een code oneigenlijk wordt gebruikt. Bijvoorbeeld worden de codes ‘9999’ of ‘1111’
vaak oneigenlijk gebruikt. In deze gevallen kan een analyse op basis van de vierpositie
postcode van het afhaaladres tot onzuivere uitkomsten leiden. Het RIVM heeft zich
ingespannen om een valide vierpositie postcode af te leiden, maar heeft niet altijd
kunnen voorkomen dat er soms een onjuiste vierpositie postcode wordt afgeleid.
Er zijn ook inzetten waarbij het afhaaladres of de zespositie postcode niet is geregistreerd.
In die gevallen is gekeken naar de plaats van het afhaaladres en is de centroïde van
de plaatsnaam gehanteerd als vierpositie postcode van het afhaaladres. Als ook de
plaatsnaam van het afhaaladres niet bekend was, is de centroïde van de uitvoerende
RAV gebruikt als vierpositie postcode van het afhaaladres.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uit de productie niet meegenomen.
Deze worden uit productie gefilterd op grond van bepaalde uitgangspunten van het referentiekader.
Het gaat om de volgende inzetten.
-
1.
Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden uit de 2018-productiecijfers
hierdoor 1.056 inzetten uitgefilterd: 296 A1-inzetten, 290 A2-inzetten en 470 inzetten
met B-urgentie. Dit komt overeen met 0,08% van de totale productie in 2018.
-
2.
Inzetten van rapid responders met een ‘vervolgauto’
Inzetten van rapid responder waarbij er ook een ambulance is ingezet ten behoeve van vervoer van de patiënt worden
niet meegenomen in de productie. De inzet voor het vervoer van de patiënt wordt wel
meegenomen. Inzetten van rapid responders zonder vervoer van de patiënt worden wel
meegenomen in de selecties. In totaal gaat het om 13.327 inzetten die worden uitgefilterd:
5.681 A1-inzetten en 5.646 A2-inzetten. Dit komt overeen met 0,86% van het totaal
aantal spoedeisende inzetten in 2018.
-
3.
Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2018 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Tabellen B3.1a-b geven per RAV de aantallen inzetten die op grond van bovenstaande
criteria zijn uitgefilterd.
Tabel B3.1a: Overzicht van de uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2019:
ritten zonder tijdenregistratie.
|
A1
|
A2
|
B
|
totaal
|
Totale productie in 2018
|
614.659
|
380.781
|
327.404
|
1.322.844
|
4
|
IJsselland
|
|
1
|
|
1
|
5
|
Twente
|
1
|
|
|
1
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
31
|
14
|
7
|
52
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
14
|
14
|
6
|
34
|
12
|
Kennemerland
|
17
|
2
|
18
|
37
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
1
|
|
|
1
|
15
|
Haaglanden
|
45
|
19
|
10
|
74
|
16
|
Hollands Midden
|
1
|
1
|
|
2
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
162
|
215
|
414
|
791
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
8
|
12
|
|
20
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
|
1
|
|
1
|
30
|
Texel
|
|
1
|
|
1
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
5
|
2
|
11
|
18
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
|
1
|
1
|
2
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
8
|
7
|
3
|
18
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
3
|
|
|
3
|
|
Totaal
|
296
|
290
|
470
|
1.056
|
Tabel B3.1b: Overzicht van de uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2019:
uitgefilterde rapid responder inzetten
|
A1
|
A2
|
totaal
|
1
|
Groningen
|
257
|
229
|
486
|
2
|
Friesland
|
113
|
100
|
213
|
3
|
Drenthe
|
0
|
0
|
0
|
4
|
IJsselland
|
261
|
211
|
472
|
5
|
Twente
|
24
|
308
|
332
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
87
|
109
|
196
|
7
|
Gelderland Midden
|
188
|
206
|
394
|
8
|
Gelderland Zuid
|
328
|
461
|
789
|
9
|
Utrecht
|
1.100
|
1.212
|
2.312
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
242
|
164
|
406
|
11
|
Amsterdam-Waterland
|
223
|
125
|
348
|
12
|
Kennemerland
|
251
|
128
|
379
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
100
|
56
|
156
|
15
|
Haaglanden
|
112
|
75
|
187
|
16
|
Hollands Midden
|
0
|
0
|
0
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
845
|
477
|
1.322
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
119
|
81
|
200
|
19
|
Zeeland
|
94
|
48
|
142
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
572
|
735
|
1.307
|
21
|
Brabant-Noord
|
270
|
287
|
557
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
31
|
33
|
64
|
23
|
Limburg Noord
|
256
|
350
|
606
|
24
|
Zuid Limburg
|
111
|
122
|
233
|
25
|
Flevoland
|
97
|
129
|
226
|
|
Totaal
|
5.681
|
5.646
|
11.327
|
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Voor het referentiekader wordt een bewerking op de ritaantallen gedaan. Hierbij worden
spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, toegedeeld aan de dichtstbijzijnde
standplaats, volgens het spreidingsplan van het referentiekader. Deze toedeling wordt
gedaan met gebruik van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg. Elke
postcodegebied in Nederland wordt toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats.
Zo worden ’verzorgingsgebieden’ van standplaatsen van het referentiekader bepaald.
Spoedritten met het afhaaladres in een verzorgingsgebied worden toegewezen aan de
bijbehorende standplaats. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er
vindt alleen een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie
naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. De planbare ambulancezorg
wordt niet herverdeeld. Het aantal inzetten in de planbare ambulancezorg blijft bij
de RAV die de productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat de planbare ambulancezorg
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van de planbare ambulancezorg van de
RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland.
De inzetten met B-urgentie van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie
Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Inzetten van Nederlandse RAV’s in het buitenland zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
Het betreft hier reguliere inzetten. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders,
voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de
reguliere productie. In 2018 zijn 344 inzetten in het buitenland uitgevoerd: 123 inzetten
met A1-urgentie, 61 met A2-urgentie en 160 inzetten met B-urgentie. Het gaat hier
om spoedeisende inzetten of planbare ambulancezorg in Duitsland of België. Deze inzetten
zijn niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen
niet zijn opgenomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. Deze verzorgingsgebieden
zijn alleen bepaald voor Nederlandse postcodegebieden. Inzetten in het buitenland
toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
en in de berekening van de gemiddelde ritduur.
Erratum briefrapport 2019-0157
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2019
Bilthoven: 02 december 2019
Onderwerp: Erratum bij briefrapport 2019-0157
In het RIVM Briefrapport 2019-0157 getiteld Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2019 is helaas een fout geconstateerd. Het is gebleken dat de gemiddelde ritduur van de
RAV’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland is berekend op basis van foutief
verwerkte ritgegevens. Hierdoor is de gemiddelde ritduur te hoog. De ritgegevens zijn
opnieuw verwerkt en het referentiekader spreiding en beschikbaarheid is opnieuw doorgerekend
met de correcte, lagere, gemiddelde ritduur. Veranderingen ten opzichte van de oorspronkelijke
publicatie (dd 5 november) zijn er voor de RAV Zaanstreek-Waterland en RAV Amsterdam-Amstelland:
het aantal benodigde ambulances is lager dan in de oorspronkelijke rapportage. Het
totaal aantal benodigde ambulances voor heel Nederland op werkdagen overdag is 622,
vier lager dan de 626 in de oorspronkelijke rapportage.
Drs. Annemiek van Bolhuis, MBA
Directeur Volksgezondheid en Zorg
-
(1)
Pagina 3: Publiekssamenvatting – eerste en tweede alinea
Op basis van ritgegevens over het jaar 2018 heeft het RIVM berekend hoeveel ambulances
er in Nederland nodig zijn. Op werkdagen overdag zijn er 622 ambulances nodig, acht
meer dan uit de doorrekening over 2017 bleek. De berekeningen wijzen uit dat er op
zaterdagen en zondagen overdag negen ambulances meer nodig zijn dan in het referentiekader-2018
was bepaald.
De stijging op landelijk niveau van acht ambulances is groter dan in het referentiekader-2018.
Toen waren er nog vijf ambulances meer nodig ten opzichte van het voorgaande jaar.
De toename komt doordat er 2 procent meer spoedeisende inzetten waren dan in 2017.
Ook steeg de gemiddelde ritduur in 2018: met 1,9 procent voor inzetten voor levensbedreigende
situaties (A1-urgentie), met 1,8 procent voor inzetten voor niet levensbedreigende
situaties (A2-urgentie), en met 4,6 procent voor planbare inzetten. Het aantal inzetten
in de planbare ambulancezorg daalde met 3,0 procent.
-
(2)
Pagina 5: Synopsis – eerste en tweede alinea
Based on production data for 2018, RIVM calculated how many ambulances are needed
in the Netherlands. On workdays 622 ambulances are needed during the day, eight more
than calculated for 2017. On workdays in the evening, seven more ambulances are needed.
On weekends, this varies between three and nine ambulances, depending on the day and
time.
The increase of the number of ambulances needed is more than in 2017. In 2017, compared
to the year before, five more ambulances were needed. The slight increase in the number
of ambulances needed is related to the increase in the number of emergency ambulance
services and the average service time in 2018. The number of emergency services increased
by 2.0 percent, the number of planned services decreased by 3.0 percent. The average
service time increased by 1.9 percent for emergency services with A1-urgency, by 1.8
percent for A2-urgent services and by 4.6 percent for planned services.
-
(3)
Pagina 9: Samenvatting – vierde alinea
Gemiddelde ritduur
De gemiddelde ritduur is geschat aan de hand van een selectie van ritten met valide
tijdenregistratie. Landelijk is de gemiddelde ritduur van alle soorten inzetten (urgent
en planbaar) toegenomen: met 1 minuut en 13 seconden (A1-urgentie), 1 minuut en 6
seconden (A2-urgentie) en 3 minuten en 43 seconden (B-urgentie).
-
(4)
Pagina 10: Samenvatting – eerste en tweede alinea
Uren ambulancezorg in de capaciteitsberekening
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden uitgevoerd op regionaal
niveau, met differentiatie naar dagsoort en uur van de dag. In het model wordt op
detailniveau het aantal uren ambulancezorg bepaald waarvoor ambulancecapaciteit nodig
is. In totaal gaat het referentiekader uit van 1.512.962 uren verleende ambulancezorg
in 2018, een stijging van 3,1% ten opzichte van 2017. Daarvan zijn 1.053.683 uren
spoedeisende ambulancezorg en 459.279 uren planbare ambulancezorg. Ten opzichte van
2017 is het aantal geleverde uren spoedeisende ambulancezorg in 2018 met 3,8% gestegen.
De stijging van het aantal uren planbare ambulancezorg was 1,5%. Ten opzichte van
het totaal aantal van 8.760 beschikbare uren op jaarbasis werd door de Nederlandse
ambulancezorg in 2018 elk uur 173 uur ambulancezorg geleverd. Een stijging van 5 uur
(3,1%) ten opzichte van 2017.
Resultaten referentiekader-2019
Op werkdagen overdag (8–16 uur) zijn 622 ambulances nodig. Dit zijn acht meer dan
in het referentiekader-2018. Op werkdagen in de avonduren (16–24 uur) zijn er zeven
ambulances meer nodig, in de nachturen (0–8 uur) zijn er drie ambulances meer nodig
dan in het referentiekader-2018. Op zaterdagen en zondagen varieert het aantal extra
benodigde ambulances tussen +3 en +9. Omgerekend naar het aantal benodigde diensten
betekent dit dat volgens het referentiekader-2019 er 8.990 diensten ambulancezorg
nodig zijn, 1,4% meer dan in 2018 was berekend. Een dienst is hierbij gedefinieerd
als het verlenen van 8 uur ambulancezorg door een ambulanceteam. Voor het verlenen
van ambulancezorg over een etmaal zijn dan drie diensten nodig.
-
(5)
Pagina 18: Tabel 2.2, aandeel in totale productie was niet correct
Tabel 2.2: Uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2019.
Productiecijfers-2018
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totale productie1
|
614.659
|
380.781
|
327.404
|
1.322.844
|
Inzetten zonder tijdsregistratie
|
296 –
|
290 –
|
470 –
|
1.056 –
|
Rapid responder inzetten met een vervolgauto
|
5.681 –
|
5.646 –
|
0 –
|
11.327 –
|
Productie in referentiekader
|
608.682
|
374.845
|
326.934
|
1.310.461
|
Aandeel in totale productie (%)
|
99,0
|
98,4
|
99,9
|
99,1
|
1 De productie 2018 is conform Tabel 2.1.
-
(6)
Pagina 21: paragraaf 2.3 Gemiddelde ritduur – derde alinea
Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2018 met 1 minuut en 13 seconden
toegenomen naar 64 minuten en 47 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is
met 1 minuut en 6 seconden toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde
ritduur van planbare ambulancezorg is in 2018 met 3 minuten en 43 seconden toegenomen
tot 84 minuten en 22 seconden.
-
(7)
Pagina 22: paragraaf 2.3 Gemiddelde ritduur – Tabel 2.5
Tabel 2.5: Gemiddelde ritduur per regio in 2018 naar urgentieklasse (minuten en decimalen)
en het verschil ten opzichte van 2017 (%).
|
|
A1
|
A2
|
B
|
|
RAV
|
2018
|
Verschil
(%)
|
2018
|
Verschil
(%)
|
2018
|
Verschil (%)
|
1
|
Groningen
|
71,5
|
0,8
|
68,1
|
–2,2
|
86,8
|
0,3
|
2
|
Friesland
|
70,6
|
1,8
|
67,4
|
–2,0
|
86,1
|
–1,0
|
3
|
Drenthe
|
65,2
|
1,2
|
60,0
|
–2,3
|
83,3
|
1,7
|
4
|
IJsselland
|
68,7
|
–1,3
|
69,1
|
0,0
|
98,5
|
–1,9
|
5
|
Twente
|
67,2
|
–0,5
|
69,6
|
1,2
|
86,7
|
–0,7
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
67,2
|
1,3
|
65,7
|
1,4
|
84,7
|
0,7
|
7
|
Gelderland Midden
|
61,0
|
3,5
|
63,1
|
6,0
|
80,8
|
3,8
|
8
|
Gelderland Zuid
|
63,9
|
2,2
|
59,9
|
2,0
|
94,9
|
4,9
|
9
|
Utrecht
|
70,9
|
3,0
|
69,2
|
1,6
|
94,6
|
7,3
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
67,4
|
1,9
|
62,2
|
1,5
|
86,5
|
3,1
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
60,6
|
2,7
|
61,1
|
4,7
|
80,6
|
11,3
|
12
|
Kennemerland
|
61,8
|
–0,1
|
61,3
|
0,4
|
73,6
|
–1,4
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
57,6
|
0,5
|
60,1
|
0,9
|
87,5
|
10,9
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
56,6
|
1,6
|
57,4
|
2,4
|
63,9
|
4,0
|
15
|
Haaglanden
|
64,5
|
3,6
|
64,7
|
5,5
|
78,0
|
8,3
|
16
|
Hollands Midden
|
68,5
|
2,3
|
64,2
|
1,7
|
83,4
|
4,7
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
66,8
|
4,9
|
62,8
|
7,3
|
86,4
|
11,4
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
64,4
|
–1,5
|
61,1
|
–0,7
|
72,6
|
–0,5
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
64,9
|
2,7
|
62,4
|
3,9
|
79,7
|
4,4
|
21
|
Brabant-Noord
|
66,3
|
3,7
|
62,6
|
5,0
|
86,6
|
1,7
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
57,8
|
0,7
|
54,9
|
0,0
|
79,3
|
0,4
|
23
|
Limburg Noord
|
65,8
|
–1,1
|
65,2
|
–0,7
|
87,3
|
0,5
|
24
|
Zuid Limburg
|
57,5
|
2,6
|
57,1
|
2,6
|
70,8
|
2,2
|
25
|
Flevoland
|
58,3
|
–0,4
|
59,0
|
–1,8
|
78,7
|
2,3
|
30
|
Texel
|
101,1
|
–3,0
|
87,6
|
–8,7
|
120,4
|
6,5
|
31
|
Vlieland
|
74,5
|
5,8
|
66,5
|
–11,6
|
92,2
|
38,6
|
32
|
Terschelling
|
84,7
|
–1,5
|
72,8
|
–0,6
|
83,1
|
27,5
|
33
|
Ameland
|
70,2
|
2,1
|
68,8
|
5,2
|
91,1
|
–6,6
|
34
|
Schiermonnikoog
|
72,4
|
–6,9
|
70,4
|
2,0
|
108,4
|
60,0
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
65,2
|
0,3
|
64,3
|
3,4
|
105,3
|
8,5
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
81,5
|
–1,0
|
81,2
|
–1,8
|
99,0
|
–6,1
|
37
|
Tholen
|
81,2
|
0,5
|
79,6
|
6,4
|
100,3
|
12,1
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
68,1
|
0,7
|
66,4
|
–3,1
|
94,3
|
0,3
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
66,0
|
–1,8
|
66,0
|
–1,4
|
92,8
|
–1,2
|
|
Landelijk
|
64,8
|
1,9
|
63,5
|
1,8
|
84,4
|
4,6
|
-
(8)
Pagina 23: Hoofdstuk 3 Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2019 – tweede
alinea
Input: aantal uren ambulancezorg
Het capaciteitsmodel van het referentiekader berekent het aantal benodigde ambulances
aan de hand van de ritgegevens in hoofdstuk 2. Voor het referentiekader wordt uitgegaan
van 1.512.962 uren ambulancezorg, waarvan 1.053.683 uren spoedeisende inzetten en
459.279 uren planbare ambulancezorg. Het referentiekader-2019 gaat uit van 3,1% meer
uren ambulancezorg dan het referentiekader-2018.
-
(9)
Pagina 24: eerste en tweede alinea
Uitkomsten: aantal ambulances
Het eindresultaat van het capaciteitsmodel is het aantal benodigde ambulances per
dagsoort en per blok van acht uren. Tabel 3.1 geeft de resultaten van het referentiekader-2019
per regio, dagsoort en blok van acht uren, tabel 3.2 geeft het verschil met het referentiekader-2018.
In Nederland zijn op werkdagen overdag 622 ambulances nodig. Dat zijn acht meer dan
in het referentiekader-2017. Op zaterdagen en zondagen overdag zijn negen ambulances
meer nodig. In de avonduren zijn er zeven (werkdagen en zaterdagen) of zes (zondagen)
meer ambulances nodig, in de nacht vier (zaterdagen) of drie (werkdagen en zondagen)
Op basis van het aantal benodigde ambulances is het aantal diensten per week bepaald.
Een dienst is hier gedefinieerd als een werkduur van een ambulanceteam van 8 uur.
Er wordt geen onderscheid gemaakt naar dienstvorm (parate dienst, aanwezigheidsdienst
of 24-uurs dienst). Het aantal diensten is berekend door het aantal ambulances over
de dagsoorten en blokuren op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen
vermenigvuldigd is met een factor vijf, conform het aantal werkdagen in een week.
Tabel 3.3 geeft het aantal benodigde diensten per week. In heel Nederland zijn per
week 8.990 diensten nodig. Dat zijn 128 meer dan in het referentiekader-2018, een
toename van 1,4%.
-
(10)
Pagina 25, 26 en 27: Tabellen 3.1, 3.2 en 3.3
Tabel 3.1: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader –2019:
aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Regio
|
0–8
uur
|
8–16
uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Groningen
|
17
|
34
|
22
|
17
|
24
|
21
|
18
|
22
|
20
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
19
|
32
|
23
|
19
|
26
|
23
|
20
|
25
|
22
|
Drenthe
|
13
|
25
|
17
|
14
|
19
|
17
|
14
|
18
|
16
|
IJsselland
|
12
|
24
|
16
|
12
|
17
|
15
|
13
|
16
|
14
|
Twente
|
12
|
23
|
16
|
12
|
17
|
15
|
12
|
16
|
15
|
Noordoost Gelderland
|
13
|
26
|
17
|
13
|
19
|
16
|
13
|
18
|
16
|
Midden Gelderland
|
10
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
10
|
14
|
12
|
Gelderland Zuid
|
11
|
22
|
15
|
11
|
16
|
14
|
11
|
15
|
13
|
Utrecht
|
18
|
43
|
29
|
19
|
31
|
26
|
20
|
28
|
24
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
10
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
11
|
14
|
13
|
Zaanstreek-Waterland
|
6
|
11
|
8
|
6
|
8
|
8
|
6
|
9
|
7
|
Kennemerland
|
8
|
17
|
11
|
8
|
12
|
11
|
8
|
12
|
11
|
Amsterdam-Amstelland
|
11
|
37
|
22
|
12
|
20
|
18
|
12
|
21
|
17
|
Gooi en Vechtstreek
|
3
|
7
|
5
|
3
|
6
|
5
|
4
|
5
|
5
|
Haaglanden
|
12
|
35
|
22
|
13
|
22
|
19
|
13
|
20
|
18
|
Hollands Midden
|
11
|
23
|
16
|
11
|
17
|
15
|
12
|
16
|
14
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
15
|
42
|
25
|
15
|
26
|
22
|
15
|
23
|
21
|
Zuid-Holland Zuid
|
9
|
17
|
12
|
9
|
13
|
11
|
9
|
12
|
11
|
Midden- en West-Brabant
|
18
|
38
|
26
|
19
|
28
|
24
|
20
|
26
|
24
|
Brabant-Noord
|
10
|
20
|
14
|
11
|
15
|
14
|
11
|
15
|
13
|
Brabant-Zuidoost
|
10
|
22
|
14
|
11
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
Limburg Noord
|
9
|
18
|
12
|
10
|
13
|
12
|
10
|
13
|
12
|
Zuid Limburg
|
7
|
18
|
11
|
7
|
12
|
10
|
7
|
11
|
10
|
Flevoland
|
8
|
13
|
10
|
8
|
11
|
10
|
8
|
10
|
10
|
Texel
|
2
|
3
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
3
|
2
|
Vlieland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Terschelling
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Ameland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Schiermonnikoog
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Goeree-Overflakkee
|
3
|
4
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Schouwen-Duiveland
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Tholen
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Walcheren en Bevelanden
|
6
|
11
|
8
|
7
|
9
|
8
|
7
|
8
|
8
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4
|
6
|
5
|
4
|
5
|
5
|
4
|
5
|
5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
300
|
622
|
420
|
309
|
450
|
396
|
317
|
426
|
382
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
27
|
40
|
31
|
27
|
34
|
31
|
28
|
33
|
30
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
12
|
22
|
15
|
12
|
17
|
15
|
13
|
17
|
15
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
18
|
46
|
28
|
18
|
29
|
25
|
18
|
26
|
24
|
Totaal Zeeland
|
15
|
22
|
18
|
16
|
19
|
18
|
16
|
18
|
18
|
Tabel 3.2: Verschil van de capaciteitsberekeningen tussen het referentiekader–2019
en –2018: aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Regio
|
0–8
uur
|
8–16
uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Groningen
|
1
|
1
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Drenthe
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
IJsselland
|
0
|
0
|
1
|
0
|
–1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Twente
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Noordoost Gelderland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Midden Gelderland
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
Gelderland Zuid
|
1
|
1
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Utrecht
|
1
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
1
|
1
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Zaanstreek-Waterland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Kennemerland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Amsterdam-Amstelland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Gooi en Vechtstreek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Haaglanden
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Hollands Midden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
0
|
2
|
0
|
0
|
2
|
1
|
–1
|
0
|
0
|
Zuid-Holland Zuid
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
–1
|
Midden- en West-Brabant
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
1
|
Brabant-Noord
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
Brabant-Zuidoost
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Limburg Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Zuid Limburg
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Flevoland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Texel
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Vlieland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Terschelling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Ameland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schiermonnikoog
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Goeree-Overflakkee
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schouwen-Duiveland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Tholen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Walcheren en Bevelanden
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
3
|
8
|
7
|
4
|
9
|
7
|
3
|
9
|
6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
0
|
2
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
0
|
2
|
0
|
0
|
2
|
1
|
–1
|
0
|
0
|
Totaal Zeeland
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
2
|
Tabel 3.3: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2019:
aantal diensten per week.
Regio
|
Aantal diensten referentiekader-2019
|
Aantal diensten referentiekader-2018
|
Absoluut verschil
|
Relatief verschil (%)
|
Groningen
|
487
|
470
|
17
|
3,6
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
505
|
508
|
–3
|
–0,6
|
Drenthe
|
373
|
370
|
3
|
0,8
|
IJsselland
|
347
|
342
|
5
|
1,5
|
Twente
|
342
|
341
|
1
|
0,3
|
Noordoost Gelderland
|
375
|
375
|
0
|
0,0
|
Midden Gelderland
|
284
|
280
|
4
|
1,4
|
Gelderland Zuid
|
320
|
303
|
17
|
5,6
|
Utrecht
|
598
|
563
|
35
|
6,2
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
286
|
279
|
7
|
2,5
|
Zaanstreek-Waterland
|
169
|
168
|
1
|
0,6
|
Kennemerland
|
242
|
241
|
1
|
0,4
|
Amsterdam-Amstelland
|
450
|
445
|
5
|
1,1
|
Gooi en Vechtstreek
|
103
|
101
|
2
|
2,0
|
Haaglanden
|
450
|
440
|
10
|
2,3
|
Hollands Midden
|
335
|
334
|
1
|
0,3
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
532
|
520
|
12
|
2,3
|
Zuid-Holland Zuid
|
255
|
276
|
–21
|
–7,6
|
Midden- en West-Brabant
|
551
|
542
|
9
|
1,7
|
Brabant-Noord
|
299
|
291
|
8
|
2,7
|
Brabant-Zuidoost
|
309
|
308
|
1
|
0,3
|
Limburg Noord
|
265
|
266
|
–1
|
–0,4
|
Zuid Limburg
|
237
|
235
|
2
|
0,9
|
Flevoland
|
212
|
210
|
2
|
1,0
|
Texel
|
48
|
42
|
6
|
14,3
|
Vlieland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Terschelling
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Ameland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Schiermonnikoog
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Goeree-Overflakkee
|
68
|
68
|
0
|
0,0
|
Schouwen-Duiveland
|
63
|
63
|
0
|
0,0
|
Tholen
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Walcheren en Bevelanden
|
172
|
169
|
3
|
1,8
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
103
|
102
|
1
|
1,0
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
8.990
|
8.862
|
128
|
1,4
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
673
|
676
|
–3
|
–0,4
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
334
|
321
|
13
|
4,0
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
600
|
588
|
12
|
2,0
|
Totaal Zeeland
|
380
|
376
|
4
|
2,1
|
-
(11)
Pagina 29, Hoofdstuk 4 Conclusies en discussie – tweede, derde en vierde alinea:
Productiestijging
De productie van de Nederlandse ambulancezorg wordt door Ambulancezorg Nederland gepubliceerd
op de website Sectorkompas Ambulancezorg. Het totaal aantal inzetten in 2018 was 1.322.844.
Voor het referentiekader worden op basis van uitgangspunten van het referentiekader
11.913 inzetten uit de productie gefilterd. Het merendeel van de uitgefilterde inzetten
zijn inzetten van een rapid responder waarbij een tweede voertuig is ingezet voor
vervoer van de patiënt. Op basis van deze filters wordt 0,9% van de productie uit
de selectie gefilterd. Het referentiekader-2019 gaat uit van 1.310.461 inzetten, waarvan
608.682 met A1-urgentie, 374.845 met A2-urgentie en 326.934 inzetten in de planbare
ambulancezorg (B-urgentie). In vergelijking met de cijfers voor het referentiekader-2018
is dat een productiestijging van 0, %. Tussen regio’s bestaan grote verschillen in
productiegroei, de groei van de totale productie varieert tussen -4,0% en +5,0%. De
capaciteitsberekeningen van het referentiekader gaan uit van een schatting van het
aantal uren ambulancezorg in 2018. Hiervoor is de gemiddelde ritduur van belang. Landelijk
is de gemiddelde ritduur van alle soorten inzetten toegenomen: met 1 minuut en 13
seconden (A1-urgentie), ruim 1 minuut (A2) en met drie minuten en ruim veertig seconden
(B urgentie). In het capaciteitsmodel wordt gerekend op het niveau van regio, dagsoort
en uur van de dag en zijn de gemiddelde ritduren gedifferentieerd. In totaal wordt
voor het referentiekader uitgegaan van 1.512.962 uren ambulancezorg, waarvan 1.053.683
uren spoedeisende inzetten en 459.279 uren planbare ambulancezorg. Het referentiekader-2019
gaat uit van 3,1% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2018.
Aantal benodigde ambulances en diensten
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen
overdag 622 ambulances nodig zijn. Dat zijn er acht meer ten opzichte van het referentiekader-2018.
Op zaterdagen en zondagen overdag zijn negen meer ambulances nodig. In de avonduren
zijn er zeven (werkdagen en zaterdagen) of zes (zondagen) meer ambulances nodig. In
de nachturen zijn dit er vier (zaterdagen) of drie (werkdagen en zondagen).
Volgens het referentiekader-2019 zijn er 8.990 diensten nodig. Het aantal diensten
is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op te tellen,
waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor vijf,
het aantal werkdagen in een week. Ten opzichte van het referentiekader-2018 zijn in
2019 128 meer diensten nodig, een toename van 1,4% ten opzichte van het referentiekader-2018.
-
(12)
Pagina 30, derde alinea, eerste zin:
Stijging van het aantal benodigde ambulances
De stijging van 3,1% in 2018 van het aantal uren ambulancezorg in de cijfers voor
het referentiekader leidt tot een stijging van 1,4% van het aantal diensten: van 8.862
diensten in het referentiekader-2018 tot 8.990 in het referentiekader-2019.