Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 01-01-2013

Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging en koppeling aan de stijging van de levensverwachting van de pensioenleeftijd (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, in verband met de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de noodzaak ook voor toekomstige generaties een solide stelsel van collectieve voorzieningen zeker te stellen, wenselijk is de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat met ingang van 2013 stapsgewijs te verhogen naar 66 jaar in 2019 en naar 67 jaar in 2023 en vervolgens te koppelen aan de stijging van de levensverwachting en in samenhang daarmee ook de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III. Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001

[Treedt in werking op 01-01-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel IV. Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964

[Treedt in werking op 01-01-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel V. Tijdelijke delegatiegrondslag

  • 1 Wetten die als gevolg van de inwerkingtreding van artikel I aanpassing behoeven kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van die wetten of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.

  • 2 Algemene maatregelen van bestuur die als gevolg van de inwerkingtreding van artikel I aanpassing behoeven kunnen zo nodig in afwijking van de wet waarop zij zijn gebaseerd, worden gewijzigd.

  • 3 Na het tot stand komen van een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers van de Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken en wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden dat er toe strekt de bij de algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijzigingen ongedaan te maken.

Artikel VI. Inwerkingtreding

  • 1 De artikelen I, II en V van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel VII. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 12 juli 2012

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Uitgegeven de achttiende juli 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven