3. Toepassingsbereik en uitgangspunten
[Regeling vervallen per 01-04-2016]
De richtlijn is van toepassing op gevallen van mensenhandel in de zin van dienstbaarheid
of arbeidsuitbuiting. De richtlijn behelst niet de andere vormen van mensenhandel
die in art. 273f Sr strafbaar zijn gesteld.
Voor de betekenis van de termen ‘dienstbaarheid’en ‘arbeidsuitbuiting’ en het daaraan
verwante begrip ‘slavernij’ wordt verwezen naar en aangesloten bij de publicatie ‘Materieelrechtelijke
aspecten van mensenhandel’, Preadvies voor de Vereniging voor de vergelijkende studie
van het recht van België en Nederland:
‘Slavernij en daarmee te vergelijken praktijken zijn ook begrippen die afkomstig
zijn uit internationale regelgeving. Slavernij is de situatie waarbij de uitbuiter
‘eigendomsrecht’ over een ander uitoefent, d.w.z. macht uitoefent die verbonden is
met het recht van eigendom. De uitbuiter behandelt de ander als zijn bezit. Met slavernij te vergelijken praktijken
zijn vormen van ontoelaatbare (schuld)binding, zoals lijfeigenschap, gedwongen huwelijk
en uitbuiting van kinderen.
Dienstbaarheid is onderworpenheid, een toestand van dominantie over het slachtoffer
op werk- en leefgebied en van een (dubbele of meervoudige) afhankelijkheid van het slachtoffer, waarin het wordt gedwongen om arbeid of diensten
te verrichten en het (redelijkerwijs) gelooft dat het geen uitvoerbaar alternatief
heeft voor het verrichten daarvan. Dienstbaarheid vormt een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid en is te beschouwen
als een lichtere vorm van slavernij.
Bij de begrippen ‘slavernij’, ‘met slavernij te vergelijken praktijken’, ‘dienstbaarheid’
en ‘gedwongen arbeid of diensten’ (met andere woorden: ‘arbeidsuitbuiting’) is sprake
van een glijdende schaal van absolute onvrijheid naar relatieve onvrijheid. De ruimte
voor het slachtoffer om te kiezen voor een reëel alternatief is afwezig (bij slavernij)
dan wel, – in verschillende gradaties –, ingeperkt. Gedwongen arbeid of diensten vormen
de ondergrens’.
Ervaringen met onderzoeken naar arbeidsuitbuiting hebben aangetoond dat veelal sprake
is van tewerkstelling van meerdere slachtoffers (soms tientallen) onder soortgelijke
omstandigheden. Hoe meer slachtoffers te werk zijn gesteld, hoe groter het beoogde
c.q. behaalde voordeel voor de verdachte. Er is dus sprake van een sterke financiële
prikkel om zoveel mogelijk slachtoffers uit te buiten. Daarom ligt het in de rede
bij de strafeis (ook) onderscheid te maken in het aantal slachtoffers.
Geen richteisen voor slavernij, gedwongen bedelarij en criminele uitbuiting
[Regeling vervallen per 01-04-2016]
In de richtlijn is niet apart een strafmaat voor ‘slavernij’ uitgewerkt. Uit de opsporings-
en vervolgingspraktijk in Nederland zijn geen slavernijzaken bekend.
De nieuwe EU-richtlijn introduceert de begrippen ‘gedwongen bedelarij’ en ‘criminele
uitbuiting’. Zaken van gedwongen bedelarij zijn in Nederland niet bekend. Zaken van criminele
uitbuiting zijn door het aan iedere zaak verbonden specifieke karakter lastig te vatten
in een richtlijn. Per geval moet worden bekeken of deze vormen van uitbuiting vallen onder slavernij,
onder dienstbaarheid of onder arbeidsuitbuiting.
Bijvoorbeeld: een zaak waarin sprake is van het vervoeren van bolletjes cocaïne door
een persoon die daartoe onder grote psychische druk is aangezet (onder meer na mishandeling
en verkrachting, Rechtbank Haarlem 29 april 2009, LJN:B3519) ligt in de sfeer van
dienstbaarheid, terwijl eerder sprake lijkt van arbeidsuitbuiting in het geval van
straatmuzikanten die een bepaald minimumbedrag per dag moeten opbrengen voor hun ’werkgevers’
onder druk van of bedreiging met repercussies.