Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2017.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-04-2012 t/m 31-12-2016

Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Sinds 1 juli 2008 geldt dat aan vervroegde invrijheidstelling voorwaarden verbonden kunnen worden1. Kenmerkend voor de voorwaardelijke invrijheidstelling is dat de invrijheidstelling altijd onder de algemene voorwaarde geschiedt dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en dat bijzondere voorwaarden aan de invrijheidstelling kunnen worden verbonden. Met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling per 1 april 2012 is deze regeling gewijzigd. Naar aanleiding daarvan is deze aanwijzing aangepast. Het OM is belast met (de eindverantwoordelijkheid voor) het toezicht op de naleving van voorwaarden.

De Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling schetst de wettelijke regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.). De aanwijzing geeft de reikwijdte van de regeling aan en benoemt in welke gevallen er grond bestaat om uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen. De aanwijzing bespreekt de bijzondere voorwaarden die aan de v.i. gesteld kunnen worden en geeft aan in welke gevallen bepaalde bijzondere voorwaarden gesteld kunnen worden. Verder schetst de aanwijzing de gevolgen van overtreding van de aan de v.i. verbonden voorwaarden. De aanwijzing geeft procedurele regels voor het toezicht op de naleving, waarvoor het OM eindverantwoordelijk is.

De Wet voorwaardelijke invrijheidstelling heeft betrekking op veroordelingen die zijn uitgesproken na 1 juli 2008. Op de veroordelingen die zijn uitgesproken voor 1 juli 2008 is de oude regeling van de vervroegde invrijheidstelling van toepassing, tenzij op 1 juli 2013 de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf nog gaande is. In het kader van het overgangsbeleid benoemt de aanwijzing het onderscheid met de oude regeling van de vervroegde invrijheidstelling en geeft het beleid (een herziene versie van de vervallen Aanwijzing uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling (2003A004)) weer voor die zaken waarvan de tenuitvoerlegging nog onder de oude regeling valt.

Achtereenvolgens komen in deze aanwijzing – na achtergrondschets met betrekking tot het beleid en een overzicht van de taakverdeling binnen het OM en binnen de keten – aan de orde:

  • I. Uitstellen of achterwege laten van v.i.

    • I.1 Inleiding

    • I.2 Gronden voor uitstel of achterwege laten van v.i.

      • I.2.1 Plaatsing in een inrichting voor verpleging van terbeschikkinggestelden

      • I.2.2 Ernstige misdraging na aanvang van de tenuitvoerlegging van de straf

        • I.2.2.1 Ernstige bezwaren of een veroordeling ter zake van een misdrijf

        • I.2.2.2 Gedrag dat tijdens de tenuitvoerlegging van de straf meermalen heeft geleid tot het opleggen van een disciplinaire straf

      • I.2.3 (Poging tot) tot onttrekking aan de tenuitvoerlegging

        • I.2.3.1 (Poging tot) onttrekking met (dreiging met) geweld

        • I.2.3.2 (Poging tot) onttrekking zonder (dreiging met) geweld

      • I.2.4 Bijzondere voorwaarden perken het recidiverisico onvoldoende in, of veroordeelde is niet bereid bijzondere voorwaarden na te leven

      • I.2.5 WOTS-zaken

    • I.3 Uitstel of achterwege laten v.i. op basis van gebeurtenissen tijdens voorlopige hechtenis

    • I.4 Procedure uitstel of achterwege laten v.i.

      • I.4.1 De vordering

      • I.4.2 De uitspraak

  • II. Aan de v.i. verbonden voorwaarden

    • II.1 Algemene voorwaarde

    • II.2 Bijzondere voorwaarde(n)

      • II.2.1 Het stellen van bijzondere voorwaarden

      • II.2.2 Veroordeelden met een combinatievonnis

      • II.2.3 De inhoud van bijzondere voorwaarden

      • II.2.4 Wijziging van bijzondere voorwaarden, toezicht of proeftijd

    • II.3 De v.i.-proeftijd

      • II.3.1 Duur van proeftijd

      • II.3.2 Opschorting van proeftijd bij vrijheidsontneming

      • II.3.3 Samenloop van proeftijden

  • III. Overtreding van voorwaarden tijdens de v.i.-proeftijd

    • III.1 Inleiding

    • III.2 Aanhouding en schorsing van v.i.

      • III.2.1 Aanhouding

      • III.2.2 Schorsing van v.i.

        • III.2.2.1 Procedure schorsing van v.i.

        • III.2.2.2 Opheffing schorsing van v.i.

    • III.3 Herroeping van v.i.

      • III.3.1 Procedure herroeping van v.i.

        • III.3.1.1 Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van algemene voorwaarde

        • III.3.1.2 Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n)

  • IV. Overgangsrecht

  • V. Overgangsrecht ten aanzien van zaken van voor 1 juli 2008

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

1. Doel

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De v.i.-regeling beoogt een bijdrage te leveren aan de bescherming van de samenleving, mede door het beperken van de kans op recidive doordat de veroordeelde onder toezicht van justitie staat. Daartoe wordt ernaar gestreefd aan gedetineerden meer vrijheden toe te staan naarmate de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.-datum)2 dichterbij komt. Het traject wordt zo veel mogelijk afgesloten met deelname aan een penitentiair programma. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt dan vervolgens afgesloten met de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling.

2. Toepassingsbereik

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De v.i.-regeling is van toepassing op geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen met een duur van meer dan één jaar. Voor vrijheidsstraffen met een duur tussen één jaar en twee jaar vindt v.i. plaats wanneer de vrijheidsbeneming ten minste één jaar heeft geduurd en van het nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde is ondergaan. Voor vrijheidsstraffen met een duur van twee jaar of meer vindt v.i. plaats wanneer tweederde van de straf is ondergaan.

Indien een veroordeelde meerdere straffen heeft te ondergaan, worden deze zo mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd. Alleen geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen straffen worden gezamenlijk als één vrijheidsstraf aangemerkt (artikel 15 lid 5 Sr). De v.i. wordt verleend over het totaal indien de duur hiervan meer dan een jaar bedraagt. Nu er geen v.i. plaatsvindt bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling, worden (deels) voorwaardelijke straffen niet in deze optelling meegenomen. Dit betekent ook dat over de vordering tenuitvoerlegging van een (deels) voorwaardelijke sanctie geen v.i. wordt berekend.

De v.i.-datum is de datum waarop de veroordeelde in aanmerking komt voor v.i., gebaseerd op diens v.i.-waardige vrijheidsstraf(fen). De v.i.-datum is niet altijd gelijk aan de datum waarop de v.i.-gestelde ook daadwerkelijk in vrijheid wordt gesteld, de zogenoemde einddatum detentie. Het kan namelijk voorkomen dat de veroordeelde aansluitend aan zijn v.i.-waardige vrijheidsstraf(fen), dus na de v.i.-datum, nog één of meer niet-v.i.-waardige straffen of maatregelen moet uitzitten.

De v.i.-regeling is niet van toepassing ten aanzien van twee categorieën:

  • Jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie. De rechter kan een jeugdige immers te allen tijde in vrijheid stellen. Op jeugddetentie die is omgezet in een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de v.i.-regeling wel van toepassing (mits die gevangenisstraf dus meer dan één jaar bedraagt);

  • Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000. Met ingang van 1 april 2012 komt deze categorie vreemdelingen met onmiddellijke werking niet meer voor v.i. in aanmerking. Om die reden laat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) deze zaken niet instromen in het v.i.-proces. Informatie over wijziging van de status van een vreemdeling wordt door DJI (tijdig) doorgegeven aan de Centrale Voorziening v.i. (zie hierna onder “Taakverdeling OM-onderdelen). Ten aanzien van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000 geldt dat door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie (i.c. DJI) een beslissing wordt genomen ten aanzien van het al dan niet verlenen van strafonderbreking. Aan deze categorie vreemdelingen kan strafonderbreking worden verleend voor onbepaalde tijd indien het daadwerkelijke vertrek uit Nederland mogelijk is en onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.3

Verdeling van taken

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

1. Taakverdeling OM-onderdelen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het OM heeft een aantal belangrijke taken in het kader van de v.i.-regeling. Het OM kan uitstel of achterwege laten van de v.i. vorderen, neemt de beslissing over het stellen van bijzondere voorwaarden en stelt de proeftijd bij deze bijzondere voorwaarden vast. Het OM is eindverantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van zowel de algemene als bijzondere voorwaarden. Ook kan het OM de bijzondere voorwaarden aanvullen, opheffen of wijzigen. Indien een voorwaarde wordt overtreden, kan het OM geheel of gedeeltelijke herroeping van de v.i. vorderen.

Gezien de diversiteit van deze taken en de specialistische kennis die daarbij vereist is, heeft het College van procureurs-generaal een aantal taken centraal belegd bij de Centrale voorziening v.i. (CVvi). De CVvi is, evenals het Expertisecentrum Bijzondere Penitentiaire Zaken, ondergebracht bij het ressortsparket Arnhem. De kennis en expertise op het gebied van v.i. zijn geborgd in dit expertisecentrum. De v.i.-taken zijn verdeeld tussen de CVvi en de lokale parketten, waarbij nauw overleg en nauwe samenwerking vereist is. In grote lijnen geldt dat de handhaving van de algemene voorwaarde bij de lokale parketten is belegd en de handhaving van de bijzondere voorwaarden bij de CVvi.

Los van de centrale uitvoering van een aantal v.i.-taken door de CVvi en een bijbehorende regierol van de CVvi houden de lokale parketten een grote rol in de afhandeling van v.i.-zaken. De wet bepaalt voor een aantal taken dat zij lokaal moeten worden uitgevoerd. Zo dienen de officieren van justitie respectievelijk de advocaten-generaal tijdig te adviseren over v.i. wanneer er een executie-indicator4 is geplaatst. Nieuwe informatie, bijvoorbeeld over de veiligheid van slachtoffers5 of over nieuwe strafzaken tegen de veroordeelde, dient in het advies ter kennis gebracht te worden van de CVvi. Andere voorbeelden zijn de (bewaking van) onverwijlde en tijdige indiening van een vordering strekkende tot uitstel of achterwege laten van v.i., onverwijlde indiening van een herroepingsvordering en het appointeren van v.i.-zaken. Daarnaast zijn de taken met betrekking tot de handhaving van de algemene voorwaarde volledig bij de lokale parketten belegd. De vordering tot herroeping van de v.i. loopt vervolgens mee met de behandeling van de nieuwe strafzaak, ook in hoger beroep. De CVvi en het Expertisecentrum Bijzondere Penitentiaire Zaken kunnen in deze situaties worden benaderd voor procedurele vragen. De handhaving van de bijzondere voorwaarden is belegd bij de CVvi. De CVvi neemt op basis van de adviezen van DJI, de reclassering en het OM (wanneer de executie-indicator is geplaatst) een beslissing tot het vorderen van uitstel of achterwege laten van de v.i.. Indien hiertoe niet wordt overgegaan, wordt een beslissing genomen ten aanzien van het stellen van (een) bijzondere voorwaarde(n). Daarnaast kan de CVvi gestelde voorwaarden wijzigen, opheffen of aanvullen.

Taakverdeling CVvi – lokaal parket en Ressortsparket (schematisch)

 

CVvi

Arrondissements- en Ressortsparket

Uitstel of achterwege laten v.i.?

Beslissen over wel/niet indienen vordering

– Dossier(s) en vonnissen verstrekken.

– Als executie-indicator geplaatst: adviseren

Beslissing indiening vordering uitstel/achterwege laten v.i.:

Voorbereiden vordering

– Informatie aanleveren op evt. verzoek CVvi

Alleen door arrondissementsparket:

– Indienen vordering bij rechtbank

– Optreden ter zitting

Stellen van bijzondere voorwaarden bij v.i.?

Beslissen

– Als executie-indicator geplaatst: adviseren

Algemene voorwaarde overtreden: herroepen v.i.?

Adviseren/informeren n.a.v. evt. verzoek van parket

Alleen door arrondissementsparket:

– Melding ontvangen van politie

– Beslissen

Beslissing indiening vordering herroeping o.g.v overtreding alg. voorw.:

Adviseren/informeren n.a.v. evt. verzoek van parket

Alleen door arrondissementsparket:

– Voorbereiden vordering

– Indienen vordering bij rechtbank

–Optreden ter zitting

Bijzondere voorwaarde overtreden: herroepen v.i.?

– Ontvangen melding van reclassering

– Beslissen over wel/niet indienen vordering

Informatie aanleveren op evt. verzoek CVvi

Beslissing indiening vordering herroeping o.g.v. overtreding bijz. voorw.:

Voorbereiden vordering

Alleen door arrondissementsparket:

– Indienen vordering bij rechtbank

– Optreden ter zitting

Aanvullen, wijzigen, opheffen bijzondere voorwaarde(n) en/of bijbehorende proeftijd(en)?

Beslissen

– Bij wetenschap redenen hiervoor: contact opnemen met CVvi

– Informatie aanleveren op evt. verzoek CVvi

2. Ketenpartners

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Uitvoering van de v.i.-regeling is georganiseerd in een ketenproces met een groot aantal ketenpartners. De CVvi heeft een coördinerende rol. Binnen het ketenproces is DJI betrokken bij het berekenen van de v.i.-datum en adviseert, evenals de reclassering, over het verlenen van v.i.. Als er één of meer bijzondere voorwaarden aan de v.i. worden verbonden, is de reclassering belast met het toezicht hierop. Soms is bij het toezicht op de naleving ook een rol weggelegd voor de politie die hierin veelal samenwerkt met de reclassering. De politie levert een handhavingsbijdrage aan het toezicht op (enkel) vrijheidsbeperkende voorwaarden. De Justitiële Informatiedienst (JustID) is verantwoordelijk voor het actueel houden van de justitiële documentatie en het persoonsdossier van veroordeelden die in aanmerking komen voor v.i. en dat van v.i.-gestelden. Zowel beslissingen van de rechtbank als rapportages worden volgens bestaande procedures opgenomen in databank van JustID. Ten slotte is de beslissing over het uitstellen, achterwege laten of herroepen van de v.i. aan de rechter, die het OM kan adviseren over mogelijk te stellen bijzondere voorwaarden.

De communicatie tussen al deze partners en het routeren van bijvoorbeeld adviezen, beslissingen en uitspraken geschiedt via het CJIB. De CVvi meldt vrijheidsbeperkende voorwaarden die worden verbonden aan de v.i. via het CJIB aan de politie.6

I. Uitstellen of achterwege laten van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

I.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

V.i. wordt van rechtswege verleend aan veroordeelden die voor v.i. in aanmerking komen, maar kan in bepaalde gevallen uitgesteld of achterwege gelaten worden. Het achterwege laten van de v.i. is definitief: de aan de veroordeelde opgelegde straf zal volledig ten uitvoer worden gelegd.

Een vordering tot uitstel of achterwege laten kan worden ingediend indien één van de hieronder genoemde gronden zich tijdens de tenuitvoerlegging van de straf voordoet.

I.2. Gronden voor uitstel of achterwege laten van v.i. (artikel 15d Sr t/m artikel 15f Sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

I.2.1. Plaatsing in een inrichting voor verpleging van terbeschikkinggestelden (artikel15d lid 1 sub a Sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Een tot gevangenisstraf veroordeelde persoon kan op grond van de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, met toepassing van artikel 13 Sr worden geplaatst in een justitiële inrichting voor verpleging van terbeschikkinggestelden (artikel 90quinquies Sr). Het gaat hierbij dus niet om veroordeelden die in het kader van een opgelegde tbs-maatregel in een dergelijke inrichting verblijven.

Om een in het kader van artikel 13 Sr plaatsvindende behandeling niet te doorkruisen, kan een vordering uitstel of achterwege laten van de v.i. worden ingediend. In die gevallen moet sprake zijn van een situatie waarin behandeling van de veroordeelde noodzakelijk is gelet op het recidiverisico en de risico’s voor de maatschappelijke veiligheid.

De directeur van de TBS-inrichting waar de betrokkene verblijft, kan in samenspraak met DJI en de reclassering een schriftelijk verzoek doen tot het indienen van deze vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i.. Het verzoek moet dan drie en een halve maand voor de v.i.-datum worden ingediend bij de CVvi. Het verzoek dient afzonderlijk of gezamenlijk te zijn opgesteld door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waarvan tenminste één psychiater, en vergezeld te gaan van één of meer rapporten inzake de noodzakelijkheid van voortzetting van de behandeling met het oog op recidivegevaar en het belang van de veiligheid van de maatschappij.

I.2.2. Ernstige misdraging na aanvang van de tenuitvoerlegging van de straf (artikel 15d lid 1 sub b Sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als een veroordeelde zich tijdens de tenuitvoerlegging van de v.i.-waardige straf(fen) ernstig misdraagt is dat een reden om tot het vorderen van uitstel of (bij een zeer ernstige misdraging) achterwege laten van de v.i. over te gaan. Onder het begrip ‘ernstige misdraging’ vallen meerdere situaties.

I.2.2.1. Ernstige bezwaren of een veroordeling ter zake van een misdrijf (artikel 15d lid 1 sub b 1° Sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als een veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf(fen) een misdrijf heeft begaan, of als dit vermoeden bestaat, kan uitstel of achterwege laten van de v.i. worden gevorderd. De vordering kan worden ingediend zodra er een veroordeling is uitgesproken terzake van een misdrijf. Niet vereist is dat de veroordeelde onherroepelijk is veroordeeld voor dit nieuwe feit.

Ook een veroordeling is niet vereist, mits sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een misdrijf. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt in artikel 15d lid 1 sub b 1° Sr gedoeld op misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, in die gevallen waarin de voorlopige hechtenis ook daadwerkelijk is bevolen. In de jurisprudentie is aanvaard dat de voorlopige hechtenis niet daadwerkelijk hoeft te zijn bevolen en dat het volstaat dat uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat sprake is van ernstige bezwaren. In zo’n geval moet de vordering zo snel mogelijk na het constateren van het feit worden ingediend.

Bij een meer gecompliceerde verdenking, zoals die ten aanzien van deelname door de veroordeelde aan een criminele organisatie, zal het indienen van de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. beter kunnen worden uitgesteld tot een veroordeling ter zake van die deelname is gevolgd. Indien de veroordeelde nog een flink strafrestant heeft kan er ook voor gekozen worden de vordering pas in te dienen als die veroordeling onherroepelijk is geworden.

I.2.2.2. Gedrag dat tijdens de tenuitvoerlegging van de straf meermalen heeft geleid tot het opleggen van een disciplinaire straf (artikel 15d lid 1 sub b 2° Sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Misdragingen tijdens de detentie worden primair via disciplinaire bestraffing op grond van het penitentiaire recht afgedaan. Bij herhaaldelijke ernstige misdragingen kan de wens ontstaan om het daar niet bij te laten maar uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen. Dat is bijvoorbeeld aan de orde als een gedetineerde meermalen disciplinair bestraft is voor het vertonen van agressief gedrag jegens medewerkers van de inrichting of medegedetineerden, of voor het aanrichten van vernielingen in de inrichting.

I.2.3. (poging tot) tot onttrekking aan de tenuitvoerlegging (artikel 15d lid 1 sub c sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Een (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf doet zich voor wanneer de veroordeelde feitelijk in het gebouw van de inrichting of het op het tot de inrichting behorende terrein verbleef en (al dan niet met geweld) is ontvlucht of heeft geprobeerd te ontvluchten. Daarnaast spreken we ook van een onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf als de veroordeelde zich met toestemming tijdelijk buiten (het terrein van) de inrichting bevindt, en niet (tijdig) terugkeert in de inrichting. Dit kan het geval zijn tijdens verlof of een strafonderbreking.

I.2.3.1. (poging tot) onttrekking met (dreiging met) geweld

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er wordt altijd een vordering strekkende tot uitstel of achterwege laten van de v.i. ingediend in geval van onttrekking met (dreiging met) geweld, ongeacht het beveiligingsniveau van de penitentiaire inrichting (PI) en de vraag of de onttrekking al dan niet voltooid is.

Dit geldt ook wanneer een veroordeelde zich onttrekt uit een situatie waarin er met toestemming buiten de inrichting wordt verbleven en de veroordeelde wordt daarbij begeleid/bewaakt/staat onder direct toezicht. Een onttrekking aan incidenteel verlof onder bewaking is een voorbeeld van een dergelijke situatie.

I.2.3.2. (poging tot) onttrekking zonder (dreiging met) geweld

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In geval dat de (poging tot) onttrekking niet gepaard gaat met (dreiging met) geweld of dat de veroordeelde zich met toestemming buiten de inrichting bevindt en niet (tijdig) terugkeert, wordt er een vordering ingediend als:

  • betrokkene niet binnen 24 uur is teruggekeerd in de betreffende inrichting en de te late terugkeer aan betrokkene te verwijten valt of

  • betrokkene wel binnen 24 uur maar niet vrijwillig is teruggekeerd in de betreffende inrichting (bijvoorbeeld na aanhouding) en/of

  • betrokkene wel binnen 24 uur is teruggekeerd in de betreffende inrichting, maar er is sprake van omstandigheden die uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen rechtvaardigen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een nieuw strafbaar feit en/of het benaderen van een slachtoffer tijdens de onttrekking .

Het beveiligingsniveau van de PI waaruit de onttrekking plaatsvindt kan een rol spelen in de afweging of gevorderd wordt dat de v.i. ofwel gedeeltelijk (namelijk: uitstel) ofwel geheel achterwege blijft. Naarmate een inrichting strenger beveiligd is, ligt een vordering tot het achterwege laten van de v.i. meer voor de hand.

I.2.4. Bijzondere voorwaarden perken het recidiverisico onvoldoende in, of veroordeelde is niet bereid bijzondere voorwaarden na te leven (artikel 15d lid 1 sub d)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als tijdens de tenuitvoerlegging van de straf blijkt dat het stellen van bijzondere voorwaarden het recidiverisico onvoldoende kan inperken, of als de veroordeelde bij voorbaat verklaart niet bereid te zijn bijzondere voorwaarden na te leven, is de maatschappij beter beschermd wanneer de straf voor langere duur of geheel ten uitvoer wordt gelegd. Dat geldt ook indien de veroordeelde niet meewerkt aan een diagnose of het opmaken van rapportage, en het recidiverisico ook anderszins niet kan worden vastgesteld. Als de veroordeelde aangeeft de voorgestelde bijzondere voorwaarden niet te zullen naleven, kan het in bepaalde gevallen zinvol zijn bijzondere voorwaarden te stellen bijvoorbeeld als uit de adviezen blijkt dat het aannemelijk is dat de veroordeelde alsnog gemotiveerd kan worden tot naleving van de voorwaarden. Als uit de adviezen blijkt dat de veroordeelde naar verwachting in geen geval te bewegen zal zijn tot naleving van de voorwaarden, is dat grond voor het indienen van een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i..

I.2.5. Wots-zaken (artikel 15d lid 1 sub e sr)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Indien een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland ten uitvoer wordt gelegd (op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen), komt het voor dat de veroordeelde als gevolg van de toepassing van de Nederlandse v.i.-regeling in Nederland geen of nog maar een zeer klein strafrestant heeft uit te zitten. Om de instemming van buitenlandse autoriteiten met overbrenging van een gedetineerde naar Nederland te bevorderen, biedt de wet de mogelijkheid om uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen.

I.3. Uitstel of achterwege laten v.i. op basis van gebeurtenissen tijdens voorlopige hechtenis

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als de hierboven in paragraaf I.2.2, I.2.3, I.2.4 genoemde feiten of omstandigheden zich voordoen tijdens een periode die ingevolge artikel 27, eerste lid, Sr op de vrijheidsstraf in mindering wordt gebracht, kan er ook op basis van die omstandigheid een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. worden ingediend (artikel 15d lid 2 Sr).

I.4. Procedure uitstel of achterwege laten v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De CVvi neemt op basis van de verstrekte adviezen een beslissing over het al dan niet indienen van een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i.. De CVvi kan aanvullende informatie opvragen bij het lokale parket, de reclassering of het Bureau Selectiefunctionarissen van DJI.

Als de in artikel 15d lid 1 Sr vermelde gronden van uitstel of achterwege laten van v.i. bekend worden aan de directeur van de PI of de officier van justitie, dient de PI respectievelijk het lokale parket de CVvi daarvan onverwijld in kennis te stellen. Directe melding is noodzakelijk omdat de vordering onverwijld en uiterlijk dertig dagen voor de v.i.-datum moet zijn ingediend. De bij het lokale parket binnenkomende informatie met betrekking tot eventuele gronden kan van de politie komen, omdat aangifte is gedaan door het slachtoffer van een nieuw strafbaar feit door de veroordeelde. Ook als blijkt dat de nieuwe aangifte is gedaan in een ander arrondissement, zal het lokale parket deze informatie direct ter kennis brengen van de de zaaksofficier of -advocaat-generaal.

I.4.1. De vordering

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Wanneer de CVvi besluit om een vordering in te dienen, bereidt de CVvi de vordering voor en verzoekt hij de officier deze in te dienen. De vordering bevat de grond(en) waarop zij berust. Deze vordering moet worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd is opgelegd (artikel 15d lid 4 en 6 Sr). Dat geldt ook als een strafbaar feit dat in een ander arrondissement is gepleegd, de aanleiding voor de vordering is. Als er sprake is van aaneensluitende tenuitvoerlegging van meerdere v.i.-waardige vrijheidsstraffen als bedoeld in artikel 15 lid 5 Sr, is de rechtbank bevoegd die in eerste aanleg heeft geoordeeld ter zake van het feit waarvoor de langste, onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd (artikel 15d lid 5 Sr).

De vordering moet onverwijld7 en uiterlijk dertig dagen voor het tijdstip van v.i. zijn ingediend bij de rechtbank, tenzij de grond voor het indienen van de vordering zich op een later tijdstip heeft voorgedaan. Het OM moet dan aannemelijk maken dat de grond zich heeft voorgedaan in de laatste dertig dagen voor de v.i.-datum.

De PI waar de veroordeelde verblijft wordt door het lokale parket van de ingestelde vordering op de hoogte gebracht. Aldaar wordt de veroordeelde in kennis gesteld van de vordering. Hangende de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. wordt de veroordeelde niet in vrijheid gesteld (artikel 15e lid 2 Sr).

I.4.2. De uitspraak

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De rechtbank doet uitspraak binnen twee weken na de zitting. Er staat geen beroep open tegen deze uitspraak. Indien de rechtbank overgaat tot het achterwege laten van de v.i. zal de gehele opgelegde vrijheidsstraf worden geëxecuteerd. Indien de rechtbank overgaat tot het uitstellen van de v.i. wordt in de uitspraak aangegeven met welke termijn de v.i. wordt uitgesteld. Er is dan sprake van een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum ten aanzien waarvan ook weer een vordering uitstel of achterwege laten van de v.i. kan worden ingediend.

II. Aan de v.i. verbonden voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Indien het OM niet overgaat tot het vorderen van uitstel of achterwege laten van de v.i., moet worden beslist over het stellen van (een) bijzondere voorwaarde(n) aan de v.i..

II.1. Algemene voorwaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt van rechtswege onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde8 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit (artikel 15a lid 1 Sr). Het begaan van een strafbaar feit is een grond voor herroeping van de v.i. (zie hoofdstuk III).

Voorts zijn aan de v.i. van rechtswege twee algemene voorwaarden verbonden voor zover er bijzondere voorwaarden zijn gesteld (artikel 15a lid 1 sub b). Deze algemene voorwaarden zijn:

  • dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en

  • dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

II.2. Bijzondere voorwaarde(n)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

II.2.1. Het stellen van bijzondere voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In de adviezen van DJI, de reclassering en het OM wordt aandacht besteed aan (mogelijke gronden voor uitstel of achterwege laten van de v.i. en) één of meer bijzondere voorwaarden die zijn aangewezen. Daartoe is het van belang dat in de adviezen aandacht wordt besteed aan eerdere interventies, zoals bijvoorbeeld eerdere in het kader van andere (deels) voorwaardelijke straffen opgelegde bijzondere voorwaarden. Er moet van worden uitgegaan dat de reclassering het advies tot het stellen van bijzondere voorwaarden heeft getoetst op uitvoerbaarheid en haalbaarheid. De v.i.-gestelde wordt onder betekening van de beslissing op de hoogte gesteld van de gestelde bijzondere voorwaarde(n) en de bijbehorende proeftijden. Nadere regels omtrent het beslissen over bijzondere voorwaarden bij v.i. en het uitoefenen van toezicht hierop zijn te vinden in het Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling9.

II.2.2. Veroordeelden met een combinatievonnis

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Ook in de gevallen waarin een persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf én een TBS-maatregel, is de v.i.-regeling van toepassing. Is een persoon veroordeeld tot een vrijheidsstraf en TBS met dwangverpleging, dan zal er op enig moment sprake kunnen zijn van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Als de rechter voorwaarden heeft verbonden aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, ligt het niet voor de hand om daarnaast (een) bijzondere voorwaarde(n) te stellen in het kader van v.i..Voor TBS-gestelden geldt vanzelfsprekend wel de bij wet gestelde algemene voorwaarde van de v.i.. De bij de behandeling horende verloven kunnen pas worden toegekend vanaf de v.i.-datum.

Is iemand veroordeeld tot gevangenisstraf én TBS met voorwaarden, dan is het de rechter die voorwaarden aan de TBS verbindt. Het stellen van bijzondere voorwaarden aan de v.i. ligt bij deze personen in beginsel niet in de rede. Wanneer bijvoorbeeld de ter beschikking gestelde regelmatig ongewenst contact zoekt met het slachtoffer behoort het stellen van (een) bijzondere voorwaarde(n) echter wel tot de mogelijkheden.

II.2.3. De inhoud van bijzondere voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Bijzondere voorwaarden die aan de v.i. kunnen worden verbonden zijn (artikel 15a lid 3 Sr):

  • 1°. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;

  • 2°. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;

  • 3°. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;

  • 4°. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;

  • 5°. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

  • 6°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

  • 7°. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

  • 8°. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

  • 9°. het deelnemen aan een gedragsinterventie;

  • 10°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, waaraan deze gedurende de proeftijd heeft te voldoen.

Volgens lid 4 van artikel 15a Sr kan aan een bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht worden verbonden. Het OM weegt in elk geval bij het stellen van vrijheidsbeperkende voorwaarden10 uitdrukkelijk af of deze met elektronische controlemiddelen moeten worden gecombineerd. Steeds zal het OM beoordelen of een (vergaande) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde die een bijzondere voorwaarde met zich kan brengen, proportioneel is.

Door de indeling en terminologie van de wetgever te volgen, wordt eenduidigheid bereikt. De organisaties die adviseren doen dat aan de hand van deze indeling en terminologie. De CVvi doet hetzelfde bij het stellen van bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden worden ook zichtbaar op de justitiële documentatie van de v.i.-gestelde. Op dat overzicht wordt een lopende v.i.-proeftijd en de daaraan verbonden voorwaarde(n) bovenaan geplaatst.

II.2.4. Wijziging van bijzondere voorwaarden, toezicht of proeftijd

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Indien hier naar aanleiding van meldingen van overtreding van de algemene voorwaarde, overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) of om andere redenen aanleiding toe bestaat, kan de CVvi beslissen de bijzondere voorwaarden aan te vullen, te wijzigen of op te heffen. Ook de (raadsman van de) v.i.-gestelde kan hierom verzoeken. Een reden om de bijzondere voorwaarde inhoudende dat de v.i.-gestelde een bepaalde therapie moet volgen op te heffen, kan bijvoorbeeld zijn dat de v.i.-gestelde de betreffende therapie met goed gevolg heeft afgerond. Ook kan een gebrekkige naleving van een locatieverbod reden zijn om die bijzondere voorwaarde aan te passen.

II.3. De v.i.-proeftijd

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De proeftijd waarbinnen de v.i.-gestelde zich moet houden aan de aan de v.i. verbonden voorwaarden start op de v.i.-datum.

II.3.1. Duur van proeftijd

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De duur van de proeftijd van de algemene voorwaarde is gelijk aan de periode waarover v.i. wordt verleend, maar bedraagt ten minste één jaar (artikel 15c lid 2 Sr). De duur van de proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) wordt door de CVvi vastgesteld bij de beslissing om die bijzondere voorwaarde(n) te stellen en is ten hoogste gelijk aan de periode waarover v.i.wordt verleend (artikel 15c lid 3 Sr). Doordat de proeftijd van de algemene voorwaarde minimaal één jaar is, kan die proeftijd doorlopen nadat de periode waarover v.i. is verleend, is verstreken. De proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) eindigt van rechtswege na het verstrijken van die proeftijd. Ook kan de duur van de proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) op een eerder tijdstip eindigen, omdat de CVvi een kortere proeftijd dan de gehele termijn waarover v.i. werd verleend voldoende acht.

II.3.2. Opschorting van proeftijd bij vrijheidsontneming

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De proeftijd(en) van zowel de algemene als bijzondere voorwaarde(n) loopt niet gedurende de tijd dat de v.i.-gestelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen (artikel 15c lid 4 Sr). De einddatum van de proeftijd schuift dan op met de duur van die vrijheidsbeneming.

II.3.3. Samenloop van proeftijden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het moment van voorwaardelijke invrijheidstelling kan ook andere proeftijden, bijvoorbeeld opgelegd in het kader van (deels) voorwaardelijke straffen, doen herleven. De v.i.-proeftijd loopt dan gelijktijdig met die andere proeftijden en de v.i.-gestelde moet zich vanaf dat moment dus houden aan alle voorwaarden die dan (weer) gelden. Deze samenloop van proeftijden betekent dat het OM dat bij overtreding van een bepaalde voorwaarde moet bezien bij welke proeftijd die voorwaarde hoort, en welk gevolg aan de overtreding kan worden verbonden. Bepaald moet worden of herroeping van de v.i., of een vordering tenuitvoerlegging voor de (deels) voorwaardelijke straf de meest passende reactie is. Per zaak zal een individuele beoordeling moeten plaatsvinden, waarbij overleg met de CVvi is aangewezen.

III. Overtreding van voorwaarden tijdens v.i.-proeftijd

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

III.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In het geval van overtreding van de algemene voorwaarde, zal het veelal de politie zijn die deze (vermoedelijke) overtreding constateert en meldt aan het lokale OM. Bij iedere nieuwe strafzaak moet gecontroleerd worden of het strafbare feit is gepleegd in de v.i.-proeftijd. Het lokale OM dient de CVvi hiervan dan onverwijld in kennis te stellen. Een (vermoedelijke) overtreding van de algemene voorwaarde kan zowel betrekking hebben op een misdrijf als op een overtreding (zie paragraaf III.3).

In het geval van overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n), zal het veelal de reclassering zijn die de overtreding constateert. De reclassering zal als onderdeel van deze melding aan de CVvi aangeven welke reactie van het OM op de overtreding aangewezen wordt geacht.

Soms is bij het toezicht op de naleving ook een rol weggelegd voor de politie die hierin veelal samenwerkt met de reclassering. De politie levert een handhavingsbijdrage aan het toezicht op (enkel) vrijheidsbeperkende voorwaarden. Dit houdt in dat de politie in die gevallen ervoor zorgt goed geïnformeerd te zijn, adequaat reageert bij confrontaties en de bevindingen signaleert en rapporteert. Van belang is dat de melding door de reclassering11 en/of de politie van een geconstateerde overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) aan het OM onverwijld plaatsvindt. Wanneer de melding wordt gedaan aan de lokale parketten, dient het lokale parket de CVvi daarvan onverwijld op de hoogte te brengen.

Uitgangspunt in de wet is dat bij overtreding van een voorwaarde, een vordering tot herroeping wordt ingediend. Aan het OM is hierbij wel beoordelingsruimte gelaten: indien wordt geoordeeld dat met een wijziging van voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan, kan afgezien worden van indiening van een vordering tot herroeping (artikel 15i lid 2 Sr). Bij deze afweging spelen beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol.

De v.i. kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde (een) daaraan verbonden voorwaarde(n) niet heeft nageleefd. De vordering herroeping moet worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft geoordeeld over het feit ter zake waarvan de v.i.-waardige straf is opgelegd (artikel 15i lid 3 Sr). In het kader van het indienen van een vordering tot herroeping besluit de officier van justitie (bij overtreding van de algemene voorwaarde) danwel de CVvi (bij overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) ook over aanhouding en over het indienen van een vordering tot schorsing van de v.i.. In het laatstgenoemde geval zal de CVvi daartoe contact opnemen met de officier van justitie.

Als de v.i. gedeeltelijk wordt herroepen, blijft de v.i.-gestelde gedetineerd. De rechtbank bepaalt dan in de uitspraak welk gedeelte van de opgelegde straf alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Als de v.i. geheel wordt herroepen wordt het restant van de opgelegde vrijheidsstraf geheel geëxecuteerd.

III.2. Aanhouding en schorsing van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

III.2.1. Aanhouding

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het OM kan aanhouding van de v.i.-gestelde bevelen als er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de v.i.-gestelde zich zodanig heeft gedragen dat de v.i. zal worden herroepen (artikel 15h lid 1 Sr). Als dit bevel tot aanhouding ex artikel 15h Sr niet kan worden afgewacht, is de hulpofficier van justitie hiertoe bevoegd. De hulpofficier geeft dan van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan het OM.

In het geval van overtreding van de algemene voorwaarde is het mogelijk dat de v.i.-gestelde reeds is aangehouden op verdenking van het nieuw gepleegde strafbare feit (zie ook III.2.2).

Ook in geval van overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) is aanhouding ex artikel 15h Sr mogelijk. Als de CVvi oordeelt dat aan het in dit artikel genoemde criterium is voldaan en van mening is dat de aanhouding zou moeten worden bevolen, neemt de CVvi contact op met de officier van justitie in het arrondissement waarvan de rechtbank tot kennisneming van de herroepingsvordering bevoegd is. De CVvi verstrekt de benodigde stukken ten spoedigste aan de officier van justitie. Zo nodig wordt de piketofficier van justitie telefonisch ingelicht. De officier van justitie kan vervolgens een aanhoudingsbevel uitvaardigen.

III.2.2. Schorsing van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als het OM meent dat aanhouding noodzakelijk blijft, wordt onverwijld een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend bij de rechter-commissaris (artikel 15h lid 2 Sr). Een vordering tot schorsing van de v.i. kan niet zelfstandig worden ingediend, maar kan alleen worden ingediend als ook een vordering tot herroeping van de v.i. wordt ingediend en de v.i.-gestelde is aangehouden.

Als de vordering tot schorsing van de v.i. wordt afgewezen, kan er reden zijn om de vordering tot herroeping te handhaven. De gronden voor herroeping kunnen aanwezig zijn ondanks dat schorsing van de v.i. door de rechter-commissaris niet proportioneel wordt geacht.

In geval van overtreding van de algemene voorwaarde is het mogelijk dat de v.i. gestelde is aangehouden op verdenking van het nieuwe strafbare feit. Het OM moet dan beoordelen of voor het vorderen van de voorlopige hechtenis of voor het vorderen van de schorsing van de v.i. moet worden gekozen. Daartoe zal een afweging moeten worden gemaakt op grond van het gedrag van de v.i.-gestelde, de haalbaarheid van de herroepingvordering en de bijzondere omstandigheden van het geval die vrijheidsbeneming van de v.i.-gestelde noodzakelijk kunnen maken.

Is het vermoedelijk gepleegde strafbare feit een feit waarvoor géén voorlopige hechtenis mogelijk is, dan ligt het indienen van een vordering tot schorsing van de v.i. in beginsel niet in de rede. Zijn er naar het oordeel van de officier van justitie echter voldoende ernstige bezwaren aanwezig én is vrijheidsbeneming van de v.i.-gestelde om bijzondere redenen noodzakelijk, dan kan wel tot het indienen van een schorsingsvordering worden besloten. Als voor het (vermoedelijk) gepleegde strafbaar feit wel voorlopige hechtenis mogelijk is, vordert de officier van justitie de voorlopige hechtenis en laat het vorderen van schorsing van de v.i. achterwege. Wordt een vordering tot inbewaringstelling afgewezen, dan kunnen er situaties zijn waarin het vorderen van schorsing van de v.i. nog wel voor de hand ligt. Bijvoorbeeld indien de vordering is afgewezen wegens het ontbreken van gronden, terwijl er wel ernstige bezwaren aanwezig zijn. Dan zijn er immers wel ernstige redenen voor het vermoeden dat de v.i. zal worden herroepen. Als dan aanhouding van de v.i.-gestelde noodzakelijk is, kan voor het indienen van een vordering tot schorsing van de v.i. worden gekozen. Is een vordering tot inbewaringstelling afgewezen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren, dan ligt dit anders. De rechter-commissaris heeft nu immers in feite geoordeeld dat er onvoldoende ‘ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde zich zodanig heeft gedragen dat diens v.i. zal worden herroepen’.

III.2.2.1. Procedure schorsing van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De vordering tot schorsing van de v.i. moet ‘onverwijld’ na de aanhouding12 worden ingediend. De rechter-commissaris moet binnen driemaal 24 uur na aanhouding beslissen op de vordering. Als de aanhouding in of nabij het weekend geschiedt, ligt het voor de hand de vordering reeds in het weekend alvast mondeling aan te kondigen bij (piket) rechter-commissaris. De vordering wordt dan daarna zo spoedig mogelijk daadwerkelijk ingediend.

De vordering schorsing moet ‘naast’ de vordering herroeping worden ingediend (artikel 15h lid 2 Sr). Dit betekent dat op het moment van schorsing van de v.i. duidelijk moet worden gemaakt en onderbouwd moet worden dat er (spoedig) een vordering herroeping wordt ingediend.

De v.i.-gestelde moet door de rechter-commissaris worden gehoord. Na afloop van de behandeling van de schorsingsvordering stelt de officier van justitie de v.i.-gestelde onverwijld schriftelijk in kennis van de beslissing van de rechter-commissaris (artikel 15h lid 6 Sr). Tegen de beslissing van de rechter-commissaris op de schorsingsvordering is geen hoger beroep mogelijk. Indien de schorsing van de v.i. is toegewezen, dient de v.i.-gestelde bij DJI te worden geplaatst conform de daarvoor geldende plaatsingsafspraken. Op dat moment moet ook het slachtoffer dat deze executie-informatie mag en wenst te verkrijgen, op de hoogte gebracht worden van de schorsing van de v.i. (zie Aanwijzing slachtofferzorg).

De schorsing van de v.i. loopt vervolgens van rechtswege door tot het moment dat de duur van de schorsing gelijk wordt aan de periode waarover v.i. was verleend, ofwel tot het moment dat door de rechtbank op de herroepingsvordering is beslist. Intussen kan de schorsing door de rechtbank ook worden opgeheven (artikel 15h lid 7 Sr).

III.2.2.2. Opheffing schorsing van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als de schorsing van de v.i. wordt bevolen kan zowel door de verdediging als door de officier van justitie een verzoek om opheffing van die schorsing worden gedaan. De rechtbank kan de schorsing ook ambtshalve opheffen. Dit laatste kan bijvoorbeeld aan de orde komen als de behandeling van de herroepingsvordering wordt aangehouden, maar de rechtbank geen termen voor schorsing van de v.i. meer aanwezig acht.

Tegen de beslissing van de rechtbank op een verzoek tot opheffing schorsing v.i., of tegen de ambtshalve genomen beslissing tot opheffing van de schorsing v.i. is geen hoger beroep mogelijk. Wordt een vordering tot opheffing van de schorsing toegewezen, dan dient het slachtoffer dat bericht kreeg van de schorsing van de v.i. ook weer door de officier van justitie op de hoogte gesteld te worden van de opheffing daarvan (zie Aanwijzing slachtofferzorg).

III.3. Herroeping van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Indien de algemene voorwaarde of één of meer bijzondere voorwaarden niet is/zijn nageleefd en herroeping van de v.i. geboden is, kan het OM besluiten een vordering tot herroeping in te dienen (zie schema). Hiervan wordt slechts afgezien als naar het oordeel van het OM met het wijzigen van de voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan (artikel 15i lid 2 Sr). Indien wordt overgegaan tot indiening van de vordering tot herroeping, zal dit onverwijld moeten gebeuren na het bekend worden van de overtreding (artikel 15i lid 2 Sr). Niet noodzakelijk is dat een vordering herroeping gepaard gaat met aanhouding van de v.i.-gestelde en indiening van een vordering schorsing. Maar als aanhouding bevolen wordt en een vordering schorsing wordt ingediend, moet steeds ook een vordering herroeping worden ingediend.

De vraag of gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden gevorderd, hangt onder meer samen met de aard van het strafbare feit (bij overtreding van de algemene voorwaarde), de aard van de overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n), de mate van recidive, de lengte van het resterende gedeelte van de v.i. en de gevolgen die een (gehele dan wel gedeeltelijke) herroeping van v.i. heeft op eventueel geldende bijzondere voorwaarden. Om zicht te krijgen op de laatstgenoemde omstandigheid moet het reclasseringsonderdeel dat toezicht uitoefent op de naleving van (een) bijzondere voorwaarde(n) op de hoogte gebracht worden van de verdenking van de v.i.-gestelde van het plegen van een nieuw strafbaar feit, zodat hieraan in de rapportage aandacht kan worden besteed.

In het geval van een (verdenking van) een misdrijf tijdens de v.i.-proeftijd, wordt altijd een vordering tot herroeping ingediend. Ook een (verdenking van) een (strafrechtelijke) overtreding tijdens de v,i.-proeftijd kan aanleiding vormen voor het indienen van een dergelijke vordering. De overtreding moet dan wel van zodanige aard zijn dat herroeping van de v.i. is gerechtvaardigd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als openbare dronkenschap wordt begaan door een v.i.-gestelde die was veroordeeld voor een geweldsmisdrijf gepleegd onder invloed van alcohol. Ten aanzien van misdrijven en overtredingen die (door de politie) aan de officier van justitie worden gemeld, beslist de officier van justitie of het feit reden is om een vordering tot gedeeltelijke of tot gehele herroeping van de v.i. in te dienen (artikel 15i lid 2 en 3 Sr).

III.3.1. Procedure herroeping van v.i.

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De procedure van de herroeping van de v.i. verschilt al naar gelang er sprake is van een overtreding van de algemene en/of (een) bijzondere voorwaarde(n). Voor beide typen overtredingen geldt dat de officier van justitie de v.i.-gestelde onder betekening van de herroepingsvordering voor de zitting oproept. Indien de v.i.-gestelde (ook) (een) bijzondere voorwaarde(n) moest naleven, moet ook de toezichthouder (artikel 15b lid 2 Sr) onder betekening van de vordering door de lokale parketten worden opgeroepen voor de zitting. De vordering herroeping wordt ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft geoordeeld over het feit ter zake waarvan de v.i.-waardige straf is opgelegd (artikel 15i lid 3 Sr).

Als de rechtbank de herroepingsvordering toewijst, bepaalt de rechtbank welk gedeelte van de vrijheidsstraf waarvoor v.i. was verleend alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Bij een gedeeltelijke herroeping betekent dit dat er na herroeping een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum ontstaat. Voor het restant proeftijd dat overblijft geldt in principe dat het hierboven geschetste advies- en beslistraject (hoofdstuk 1 en 2) opnieuw gaat lopen. De rechtbank kan bij het beslissen op de herroepingsvordering adviseren over de aan de (nieuwe) v.i. te verbinden (een) bijzondere voorwaarde(n). Met de beslissing van de rechtbank op de vordering herroeping komt direct een einde aan een eventuele schorsing van de v.i..

De officier van justitie stelt de v.i.-gestelde onverwijld in kennis van de beslissing van de rechtbank. Tevens dient hij op dat moment te bezien of er slachtoffers op de hoogte gebracht moeten worden van de uitspraak op de herroepingsvordering (zie ook Aanwijzing slachtofferzorg). Bij afwijzing van een herroepingsvordering overweegt de CVvi (een) bijzondere voorwaarde(n) en/of de bijbehorende proeftijd(en) die aan de v.i. zijn verbonden te wijzigen. De lokale parketten dienen mede om die reden de CVvi op de hoogte te brengen van de uitkomst van de herroepingsprocedure.

III.3.1.1. Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van algemene voorwaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Bij overtreding van de algemene voorwaarde vindt behandeling van de vordering tot herroeping van de v.i. gelijktijdig plaats met de behandeling van het strafbare feit waarop de herroepingsvordering is gebaseerd (artikel 15i lid 3 tweede volzin en artikel 15i lid 5 derde volzin Sr). De officier van justitie die belast is met de vervolging van het strafbare feit zendt dan ook de op de herroepingsvordering betrekking hebbende stukken aan de rechtbank.

Indien tegen de beslissing van de rechtbank terzake van het nieuwe strafbare feit hoger beroep wordt ingesteld, loopt de vordering tot herroeping van de v.i. mee in de behandeling van het hoger beroep (artikel 15j, vierde lid, Sr). In dat geval zal de advocaat-generaal bovengenoemde procedurevoorschriften in acht moeten nemen en dient het gerechtshof een beslissing te nemen over de herroepingsvordering.

III.3.1.2. Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als de CVvi besluit dat een vordering tot gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden ingediend, zal de CVvi de officier van justitie (bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de v.i.-waardige straf is opgelegd) verzoeken onverwijld een vordering dienaangaande in te dienen. De CVvi verstrekt de officier van justitie ten spoedigste de benodigde stukken. Een herroepingsvordering die wordt ingediend naar aanleiding van een overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) moet zelfstandig op een zitting van de rechtbank worden geappointeerd. Tegen deze beslissing van de rechtbank is geen hoger beroep mogelijk (artikel 15j lid 4 Sr).

V. Overgangsrecht ten aanzien van zaken van voor 1 juli 2008

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Vervroegde versus voorwaardelijke invrijheidstelling

De v.i.-regeling en bovenstaande beleidsregels zijn van toepassing op alle veroordelingen uitgesproken na inwerkingtreding van de wet, te weten 1 juli 2008. Op veroordelingen die zijn uitgesproken vóór 1 juli 2008 blijven de wettelijke bepalingen en zijn onderstaande beleidsregels (een herziene versie van de vervallen Aanwijzing uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling (2003A004)) omtrent vervroegde invrijheidstelling van toepassing.

Uitzondering op bovenstaande situatie vormen veroordelingen die wel vóór 1 juli 2008 zijn uitgesproken, maar waarvan de tenuitvoerlegging na 1 juli 2013 nog gaande is: de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling is dan van toepassing (artikel VI van de Wet). Op die veroordelingen zijn ook bovenstaande beleidsregels ten aanzien van de v.i.-regeling van toepassing.

Bepalingen ten aanzien van de vervroegde invrijheidstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Onderstaande bepalingen zijn van toepassing op alle veroordelingen tot vrijheidstraf die zijn uitgesproken vóór 1 juli 2008 en die op 1 juli 2013 volledig ten uitvoer zijn gelegd. Deze bepalingen zijn afkomstig uit de Aanwijzing vordering uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling (vervallen). De beleidswijziging met betrekking tot de (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging als grond voor uitstel of achterwege laten voor v.i. is ook verwerkt in de oude regeling.

1. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Uitstel of achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling is geregeld in de artikelen 15a t/m 15d Sr (oud). Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 4 februari 1994, Stb. 82 omvat de werkingssfeer van de regeling ook de fase van het voorarrest. In deze aanwijzing zijn regels opgenomen voor het indienen van een vordering tot uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling op grond van artikel 15a e.v. Sr (oud).

2. Actoren

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem is belast met het coördineren van de indiening van vorderingen met betrekking tot de vervroegde invrijheidstelling. Merk op dat voor de afhandeling van de nieuwe wetgeving omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling bij het ressortsparket Arnhem voor de een Centrale voorziening v.i. is opgericht. Het eveneens bij het ressortsparket Arnhem ondergebrachte Expertisecentrum Bijzondere Penitentiaire Zaken heeft tot taak kennis en expertise op het gebied van zowel de oude als de nieuwe wetgeving te borgen en is aanspreekbaar voor vragen op beider gebied.

3. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • a. BCL: Bureau Capaciteitsbenutting en Logistiek (voorheen: Bureau Bijzondere Diensten)

  • b. JustID: Justitiële Informatiedienst

  • c. CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau

  • d. Het hof: het gerechtshof te Arnhem (penitentiaire kamer)

  • e. Vordering UAVI: vordering tot uitstel of achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling

  • f. PI: penitentiaire inrichting en het daarbij behorende terrein

  • g. justitiabele: degene ten aanzien van wie een vordering UAVI is of (mogelijk) wordt ingediend

A. Gronden voor uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidsstelling (artikel 15a, eerste lid Sr (oud))

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Plaatsing in een inrichting voor verpleging van TBS-gestelden (artikel15a lid 1 sub a Sr (oud))

Een tot gevangenisstraf veroordeelde justitiabele kan met toepassing van artikel 13 Sr worden geplaatst in een justitiële inrichting voor TBS-gestelden (artikel 90quinquies Sr). Om een daar plaatsvindende behandeling niet te doorkruisen, kan, indien de noodzaak tot behandeling van de justitiabele dit behoeft gelet op een onaanvaardbaar recidiverisico en de veiligheid van de maatschappij, een vordering UAVI worden ingediend.

– Onherroepelijke veroordeling voor een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en zeer ernstige misdragingen na aanvang tenuitvoerlegging vrijheidsstraf (artikel 15a lid 1 sub b en c Sr (oud).)

Ingevolge jurisprudentie van het hof dient onder ‘zich zeer ernstig heeft misdragen’, als bedoeld in artikel 15a lid 1onder c (oud), te worden verstaan het plegen van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het onderscheid tussen artikel 15a, eerste lid, sub b (oud) en artikel 15a lid 1 sub c (oud) bestaat enkel uit de omstandigheid of de justitiabele voor de ernstige misdraging reeds onherroepelijk is veroordeeld of niet. Het behoeft niet zo te zijn dat de justitiabele ook daadwerkelijk voor de ernstige misdraging in voorlopige hechtenis is genomen.

Het betreft hier uiteraard ernstige misdragingen waarbij niet meer kan worden volstaan met disciplinaire maatregelen zoals overplaatsing naar een andere PI of het intrekken of weigeren van verlof die bovendien speciale en generale effecten op de penitentiaire situatie hebben. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het vanuit een PI, plegen, voortzetten of voorbereiden van zeer ernstige strafbare feiten zoals zware mishandeling en zeer ernstige (schriftelijke) bedreiging. Overwegingen van normbevestiging en beheersing van het detentieklimaat met behulp van (snelle) reacties spelen hierbij een belangrijke rol. Relevant is, dat de reactie is gebaseerd op misdragingen die reeds hebben plaatsgevonden, niet op prognoses omtrent te verwachten (slecht) gedrag.De periode na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de vrijheidstaf omvat mede de periode waarin een justitiabele met verlof is of deelneemt aan een penitentiair programma dan wel er sprake is van strafonderbreking. Ingeval er ten tijde van de misdraging sprake was van een schorsing van de voorlopige hechtenis is het indienen van de vordering UAVI niet mogelijk.

– (Poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging (artikel 15a lid 1 sub d Sr (oud))

Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen onder I.2.3 is vermeld.

Voorlopige hechtenis

In beginsel is hierbij het onder 1.2 t/m 1.3 gestelde, gelet op artikel 15a lid 5 Sr (oud) van overeenkomstige toepassing.

B. Procedure

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De verantwoordelijkheid voor het coördineren van meldingen van voorvallen, het indienen van vorderingen UAVI en de totstandkoming van beleid op dit gebied is belegd bij de advocaat-generaal van het ressortsparket Arnhem.

– Melding aan de advocaat-generaal te Arnhem

Voortgezette behandeling in inrichting voor TBS-gestelden

De directeur van de TBS-inrichting waar de betrokkene verblijft, meldt de omstandigheid die leidt tot het doen van een vordering UAVI schriftelijk, vergezeld van een of meer rapporten inzake de noodzakelijkheid van voortzetting van de behandeling met het oog op recidivegevaar en het belang van de veiligheid van de maatschappij, afzonderlijk of gezamenlijk opgesteld door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waarvan tenminste één psychiater, aan de advocaat-generaal te Arnhem. Artikel 37 lid 2 en 3 Sr zijn van overeenkomstige toepassing. Het verzoek dient zo mogelijk twee maanden voor de datum van vervroegde invrijheidstelling door de advocaat-generaal te Arnhem te zijn ontvangen.

Ernstige misdraging

Het parket dat belast is met de vervolging voor het strafbare feit op grond waarvan de vordering UAVI kan worden ingediend, neemt zo spoedig mogelijk nadat het parket kennis heeft gekregen van dat strafbare feit contact op met de advocaat-generaal te Arnhem. Indien het strafbare feit heeft plaatsgevonden in een PI, tijdens verlof of een penitentiair programma, kan ook de directeur van de PI waar de betrokkene verbleef, verblijft of administratief is ingeschreven, aan de advocaat-generaal te Arnhem verzoeken te overwegen een vordering UAVI in te dienen.

Onttrekking

De advocaat-generaal te Arnhem ontvangt van de directeur van de PI waaruit de justitiabele zich heeft onttrokken en op grond waarvan overeenkomstig deze aanwijzing een vordering UAVI kan worden gedaan zo mogelijk de eerstvolgende werkdag een melding van de onttrekking.

– De vordering uitstel of achterwege laten vervroegde invrijheidstelling (vordering UAVI)

Gelet op de verantwoordelijkheid van de advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem, dient de advocaat-generaal als plaatsvervangend officier van justitie en advocaat-generaal van alle arrondissement- en ressortsparketten, de vordering in. De vordering dient uiterlijk dertig dagen voor het tijdstip waarop de justitiabele vervroegd in vrijheid zou worden gesteld, te zijn ontvangen op de griffie van het gerechtshof Arnhem, tenzij de grond voor de vordering UAVI zich eerst nadien heeft voorgedaan. De advocaat-generaal te Arnhem beslist, na overleg met het parket dat ingevolge artikel 15a lid 3 (oud), bevoegd is tot het indienen van de vordering en, indien van toepassing, met het parket dat met de vervolging van de ernstige misdraging is belast, omtrent de indiening van de vordering UAVI. Ook kan in overleg worden besloten dat vooralsnog niet tot vervolging wordt overgegaan maar dat enkel een vordering UAVI wordt ingediend. In dat geval blijft een beslissing omtrent verdere vervolging achterwege totdat op de vordering UAVI is beslist.

De advocaat-generaal te Arnhem zendt onverwijld een afschrift van de vordering aan de justitiabele. Indien de justitiabele voortvluchtig was, zendt de advocaat-generaal te Arnhem zo spoedig mogelijk nadat de justitiabele is aangehouden en de advocaat-generaal te Arnhem daarvan op de hoogte is gesteld, een afschrift van de vordering aan de directeur van de PI waarin de justitiabele is of wordt geplaatst met het verzoek het afschrift aan de betrokkene uit te reiken en daarvan aantekening te maken.

In alle gevallen zendt de advocaat-generaal te Arnhem een afschrift van de vordering aan het CJIB te Leeuwarden.

Wanneer een gedetineerde zich kort voor zijn datum van vervroegde invrijheidstelling heeft onttrokken, is de kans groot dat de vordering te laat wordt ingediend als men zijn terugkeer en zijn verhoor door de politie afwacht, alvorens de vordering in te dienen. Daarom wordt steeds direct na melding van een ontvluchting van een gedetineerde zo spoedig mogelijk een vordering ingediend, ook al is de persoon die zich heeft onttrokken nog niet opgepakt en het eventuele proces-verbaal derhalve nog niet met zijn verhoor gecompleteerd. Het hof zal dan de behandeling van de zaak kunnen aanhouden in afwachting van de terugkeer, respectievelijk het verhoor van de justitiabele.

C. Informatievoorziening omtrent vervroegde invrijheidsstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De advocaat-generaal te Arnhem stelt de veroordeelde onverwijld in kennis van de beslissing van het gerechtshof. Zodra de advocaat-generaal te Arnhem de beslissing op de vordering UAVI heeft ontvangen, wordt een afschrift gezonden aan de directeur van de PI waar de justitiabele verblijft en, indien van toepassing, de directeur van de PI die de grond voor de vordering UAVI ter kennis van de advocaat-generaal heeft gebracht (ter informatie). Tevens stelt de advocaat-generaal te Arnhem het CJIB en de JustID te Almelo in kennis van de beslissing van het gerechtshof.

  1. Zie de Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling, Stb. 2007, 500. ^ [1]
  2. Zie paragraaf 2. Reikwijdte hierna. ^ [2]
  3. Zie artikel 570b Sr en artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. ^ [3]
  4. Zie Aanwijzing executie-indicator en formulier risicoprofiel. ^ [4]
  5. Zie de Aanwijzing Slachtofferzorg. In alle spreekrechtwaardige zaken zal in de adviezen ten aanzien van het verlenen van v.i. onder (een) bijzondere voorwaarde(n) en in de beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden rekening gehouden worden met de belangen van slachtoffers. ^ [5]
  6. Het Regionaal Informatie Knooppunt van de politie zorgt voor distributie aan het betreffende wijkteam, dat een contactpersoon voor de handhaving aanwijst. ^ [6]
  7. Zie 1.2.2 en 1.2.3. ^ [7]
  8. Vanaf het moment van v.i. wordt de veroordeelde ‘v.i.-gestelde’ genoemd. ^ [8]
  9. Stb. 2008, 218. ^ [9]
  10. Zie de Aanwijzing voorwaardelijke sancties en schorsing voorlopige hechtenis onder voorwaarden (voorheen: de Aanwijzing Advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties). ^ [10]
  11. De reclassering beslist aan de hand van de ernst van de overtreding en het risiconiveau of het OM (i.c.: de CVvi) direct in kennis moet worden gesteld. Als dat laatste het geval is dient de melding aan de CVvi onverwijld plaats te vinden. ^ [11]
  12. De politie moet bij iedere aanhouding controleren of er een v.i. loopt. ^ [12]
Naar boven