Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 30-03-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 3 november 2011 tot vaststelling van erkenningsvoorwaarden en werkwijzen voor HOSOWO-instanties (Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011)

1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit neemt de terminologie over als omschreven in artikel 1 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 1 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in de kalkoensector (PPE) 2011. In aanvulling daarop wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:

a) monsterneming stalonderzoek

:

het nemen van monsters door een daarvoor erkende HOSOWO-instantie in het kader van een stalonderzoek;

b) wateronderzoek

:

het analyseren van drinkwateronderzoek door een daarvoor erkende HOSOWO-instantie;

c) monsterneming mest

:

het nemen van mestmonsters door een daarvoor erkende HOSOWO-instantie in het kader van een onderzoek naar de aan- of afwezigheid van Salmonella op een vleeskuiken- of leghennenbedrijf;

d) monsterneming hygiënogram

:

het nemen van monsters ten behoeve van een hygiënogram door een daarvoor erkende HOSOWO-instantie;

e) analyse hygiënogram.

:

het analyseren van de onder d) bedoelde monsters door een voor analyse hygiënogram erkende HOSOWO-instantie;

f) certificerende instantie (CI)

:

rechtspersoon, actief in de pluimveesector, die is geaccrediteerd volgens de norm NEN-EN-45011 en die door middel van een daartoe met het productschap gesloten overeenkomst in het kader van de uitvoering van dit besluit is belast met de beoordeling van instanties die erkend zijn als HOSOWO-instantie of die een erkenning als HOSOWO-instantie hebben aangevraagd bij het productschap;

g) controle organisatie (CO)

:

rechtspersoon, actief in de pluimveesector, die is geaccrediteerd volgens de norm NEN-EN-17020 en die door middel van een daartoe met het productschap gesloten overeenkomst in het kader van de uitvoering van dit besluit is belast met de controles van instanties die erkend zijn als HOSOWO-instantie of die een erkenning als HOSOWO-instantie hebben aangevraagd bij het productschap.

2. Erkenning en erkenningsprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een instantie die erkend wil worden als HOSOWO-instantie dient hiervoor een schriftelijke aanvraag in bij het productschap, overeenkomstig Bijlage VII.

  • 2 De voorzitter kan een instantie erkennen als HOSOWO-instantie voor monsterneming hygiënogram, indien deze instantie naar zijn oordeel voldoet aan het bepaalde in Bijlagen I, II en VII.

  • 3 De voorzitter kan een instantie erkennen als HOSOWO-instantie voor analyse hygiënogram, indien deze instantie naar zijn oordeel voldoet aan het bepaalde in Bijlagen I, III en VII.

  • 4 De voorzitter kan een instantie erkennen als HOSOWO-instantie voor monsterneming stalonderzoek, indien deze instantie naar zijn oordeel voldoet aan het bepaalde in Bijlagen I, IV en VII.

  • 5 De voorzitter kan een instantie erkennen als HOSOWO-instantie voor analyse wateronderzoek, indien deze instantie naar zijn oordeel voldoet aan het bepaalde in Bijlagen I, V en VII.

  • 6 De voorzitter kan een instantie erkennen als HOSOWO-instantie voor monsterneming mest, indien deze instantie naar zijn oordeel voldoet aan het bepaalde in Bijlagen I, VI en VII.

  • 7 De voorzitter kan aan een erkenning nadere voorschriften verbinden. De voorzitter kan de erkenning intrekken indien is vastgesteld dat niet langer aan de erkenningsvoorwaarden of de nadere voorschriften wordt voldaan.

  • 8 De voorzitter kan de certificerende instantie mandaat verlenen om een instantie te erkennen als HOSOWO-instantie.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een HOSOWO-instantie blijft voldoen aan de betreffende erkenningsvoorwaarden en, indien van toepassing, de nadere voorschriften.

  • 2 Zodra een HOSOWO-instantie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en nadere voorschriften, dan meldt deze HOSOWO-instantie dit onverwijld aan de voorzitter.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter kan overeenkomstig het bepaalde in Bijlage VII de erkenning van een HOSOWO-instantie schorsen voor maximaal drie maanden indien de HOSOWO-instantie niet voldoet aan één of meer van de betreffende erkenningsvoorwaarden en nadere voorschriften.

  • 2 In geval van een schorsing van de erkenning voert de HOSOWO-instantie de activiteit waarvoor het geschorst is niet uit onder de betreffende erkenning.

  • 3 De voorzitter kan overeenkomstig het bepaalde in Bijlage VII de erkenning van een HOSOWO-instantie geheel of gedeeltelijk intrekken indien de betreffende instantie gedurende de schorsingsperiode niet heeft aangetoond dat zij de reden van de schorsing heeft weggenomen dan wel indien de betreffende HOSOWO-instantie onvoldoende gehoor geeft aan hetgeen is bepaald in het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste en derde lid kan de voorzitter de erkenning met onmiddellijke ingang schorsen of intrekken indien het belang van de dier- en volksgezondheid een schorsing of intrekking met onmiddellijke ingang vereist.

  • 5 De voorzitter kan de certificerende instantie mandaat verlenen om de erkenning van een HOSOWO-instantie te schorsen of in te trekken.

3. Controle

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De instantie die een aanvraag tot erkenning als HOSOWO-instantie heeft ingediend alsmede de reeds erkende HOSOWO-instantie, laat zich op eigen kosten controleren door de controle organisatie overeenkomstig het bepaalde in Bijlage VII.

  • 2 De resultaten van de controle als bedoeld in het eerste lid worden door de certificerende instantie beoordeeld overeenkomstig het bepaalde in Bijlage VII.

4. Register

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het productschap beheert een openbaar register waarin de erkenning van HOSOWO-instanties alsmede de schorsing en intrekking van de erkenning van HOSOWO-instanties zijn vermeld.

5. Werkwijzen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een erkende HOSOWO-instantie voert de monsterneming hygiënogram uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlagen I en II.

  • 2 Een erkende HOSOWO-instantie voert de analyse hygiënogram uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlagen I en III.

  • 3 Een erkende HOSOWO-instantie voert de monsterneming stalonderzoek uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlagen I en IV.

  • 4 Een erkende HOSOWO-instantie voert een wateronderzoek uit overeenkomstig hetgeen opgenomen in Bijlagen I en V.

  • 5 Een erkende HOSOWO-instantie voert de monsterneming mest uit overeenkomstig Bijlagen I en VI.

6. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011.

  • 2 Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en het treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Zoetermeer, 3 november 2011

B.J. Krouwel

voorzitter

B.M. Dellaert

secretaris

Bijlage I. Algemene erkenningsvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze bijlage zijn de voorwaarden opgenomen waaraan alle HOSOWO-instanties dienen te voldoen indien zij erkend willen worden en erkend willen blijven, ongeacht de activiteit die zij uitvoeren. In deze bijlage is onderscheid gemaakt tussen algemene voorwaarden met betrekking tot monsterneming en analyse. De aanvullende voorwaarden, per activiteit, staan in de volgende bijlagen:

Verklaring gebruikte termen:

#

:

Nummer van voorschrift;

M/A

:

Monsterneming of Analyse (indien instantie alleen M of A uitvoert, dan gelden alleen de betreffende voorschriften);

Voorschrift

:

Omschrijving van datgene waar instantie aan moet voldoen;

Opmerking bij voorschrift

:

Aanvulling op voorschrift en eventuele nadere informatie voor de CO (inzake de wijze van controleren);

Ja

:

In te vullen door CO indien instantie voldoet aan voorschrif

Nee (cat.)

:

In te vullen door CO indien instantie niet voldoet aan voorschrift. Per voorschrift is aangegeven in welke categorie (cat.) deze afwijking valt (B, C of D). Het aantal geconstateerde afwijkingen (per categorie, per activiteit) is de basis voor het toekennen van een administratieve status (bijv. erkend of geschorst). Zie verder Bijlage VII;

Opmerking / antwoord

:

Eventuele opmerking van CO of antwoord indien open vraag;

NVT

:

Hierin staat omschreven wanneer voorschrift nooit van toepassing is, daarnaast dient CO in te vullen wanneer voorschrift om andere redenen niet van toepassing, inclusief een onderbouwing daarvan;

Bijwoning

:

Deze voorschriften worden door CO gecontroleerd tijdens het uitvoeren van een monsterneming;

Bedrijfsbezoek

:

Deze voorschriften worden door CO gecontroleerd ‘ten kantore’ van de instantie

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee (cat.)

Opmerking / antwoord

NVT

A

BIJWONING

           

01

M

De monsters worden vóór of direct na monsterneming voorzien van een unieke en herleidbare identificatie.

Om te voorkomen dat er op enig moment verwarring kan ontstaan omtrent de identiteit van de monsters. Controleer dit bij alle genomen monsters tijdens de bijwoning.

 

C

 

Geen M

   

BEDRIJFSBEZOEK

         

02

M&A

De instantie verklaart de voorwaarden van dit besluit te kennen en op te volgen.

   

B

   

03

M&A

In de administratie zijn de rapportages en beoordeling van de voorgaande controles opgenomen.

Controles op grond van dit besluit.

 

B

 

erkenningscontrole

04

M&A

In de administratie zijn, indien van toepassing, de uitgevoerde corrigerende maatregelen opgenomen.

   

B

 

geen corrigerende maatregelen noodzakelijk geweest

05

M&A

Er is tenminste één medewerker op directieniveau verantwoordelijk voor de uitvoering van de HOSOWO werkzaamheden.

Medewerker mag ook gedelegeerd zijn door directie.

 

B

   

06

M&A

Het kwaliteitshandboek omvat de volgende onderdelen en is op ieder moment in te zien:

Andere kwaliteitsdocumentatie dan een handboek is ook toegestaan, mits de onderdelen benoemd zijn.

 

-

   

06a

M

Procedures en voorschriften voor de monsterneming met betrekking tot het uitvoeren van een HOSOWO-activiteit.

Uitgesplitst per HOSOWO-activiteit.

 

B

 

Geen M

06b

A

Procedures en voorschriften voor de analyse werkzaamheden met betrekking tot het uitvoeren van een HOSOWO-activiteit.

Uitgesplitst per HOSOWO-activiteit.

 

B

 

Geen A

06c

M&A

Beschrijving van de interne kwaliteitsborging van monsterneming en analyse.

Uitgesplitst per HOSOWO-activiteit.

 

B

   

06d

M&A

Procedures voor het beheer van het handboek.

Ten minste dient te zijn vermeld op welke wijze wijzigingen worden geautoriseerd.

 

B

   

07

M

Alvorens een nieuwe medewerker start met het nemen van monsters op grond van het besluit, laat iedere nieuwe monsternemer zich beoordelen op praktische kennis en kunde van de monsternemingen zoals beschreven in het besluit. De monsternemer neemt pas zelfstandig monsters zodra voldoende kennis en kunde is gebleken.

Doel is na te gaan of de nieuwe monsternemer handelt conform het besluit.

De CO maakt hiertoe een controlerapport op conform Bijlage I en de betreffende overige bijlage(n) van het besluit, enkel m.b.t. de onderdelen die onder ‘bijwoning’ vallen.

De kosten voor deze controle komen voor rekening van de (aspirant) HOSOWO-instantie.

 

C

 

Geen M of geen nieuwe monsternemers

08

M

Nieuwe monsternemers voeren enkel zelfstandig monsternemingen uit indien voldoende kennis en kunde is gebleken.

Bij deze beoordeling worden enkel de voorschriften met betrekking bijwoning beoordeeld. Eén activiteit wordt beoordeeld (dus monsterneming mest, of monsterneming stalonderzoek, of monsterneming hygiënogram). Voldoende kennis en kunde is gebleken indien maximaal 2 tekortkomingen B is vastgesteld (geen tekortkomingen C of D).

 

C

 

Geen M of geen nieuwe monsternemers

09

M

Alvorens een nieuwe medewerker begint met het nemen van monsters op grond van dit besluit laat iedere nieuwe monsternemer zijn (theoretische) achtergrondkennis toetsen. Tenzij hij op voorhand al deel wil nemen aan de cursus.

Dit doormiddel van het door PTC+ en CO gefaciliteerde examen. Doel is om na te gaan of de monsternemer voldoende achtergrondkennis heeft. De uitslag van het examen wordt schriftelijk door PTC+ medegedeeld aan de monsternemer en de CI. Indien onvoldoende: cursus eerst volgende mogelijkheid volgen.

Indien voldoende: geen verdere acties noodzakelijk.

 

C

 

Geen M, neemt op voorhand deel aan cursus of geen nieuwe monsternemers

10

M

Monsternemers die op basis van voorgaande bepaling de cursus Bemonsteren Pluimveestallen moesten volgen zijn in het bezit van het betreffende certificaat. Mocht de monsternemer gezakt zijn voor de cursus dan dient hij zich opnieuw te hebben aangemeld.

De monsternemer kan dit aantonen door middel van het cursuscertificaat. Mocht tussen start werkzaamheden en moment van controle de cursus nog niet zijn gegeven dan kan worden volstaan met het overleggen van een schriftelijke aanmelding bij PTC+. Bij volgende controle wel weer nagaan of het certificaat is behaald. De kosten die samenhangen met het volgen van de cursus komen voor rekening van de (aspirant) HOSOWO-instantie.

 

C

 

Geen M of geen nieuwe monsternemers

11

 

De administratie omvat de volgende onderdelen:

Bewaartermijn: 2 jaar.

 

-

   

11a

M

Alle registraties van waarnemingen tijdens de monsterneming.

   

B

 

Geen M

11b

A

Alle eventueel gemaakte berekeningen en afgeleide gegevens tijdens de analyse.

   

B

 

Geen A

11c

A

Het eindrapport van het uitgevoerde onderzoek, inclusief eventuele aanvullingen of wijzigingen.

   

B

 

Geen A

11d

M&A

Vermelding van eventuele bijzonderheden met betrekking tot de uitgevoerde activiteit.

Bijvoorbeeld Salmonella besmetting op het pluimveebedrijf.

 

B

   

11e

M&A

Resultaten van de jaarlijkse interne kwaliteitscontroles en de resultaten van eventuele herstelacties aangaande de activiteit.

   

C

   

12

M&A

Medewerkers die betrokken zijn bij HOSOWO-activiteiten worden ten minste jaarlijks door de HOSOWO-instantie geïnformeerd over ontwikkelingen, wijzigingen enzovoort.

Indien nodig, bijvoorbeeld bij het wijzigen van de voorschriften, vindt natuurlijk eerder afstemming plaats.

Instantie kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld presentielijst of circulaires.

 

B

 

Geen personeel

13

M&A

Door het uitvoeren van eventuele nevenwerkzaamheden ontstaat geen (schijn van) belangenverstrengeling.

Toetsing vindt plaats op het niveau van het individu (dus niet op bedrijfsniveau). Momenteel gedefinieerd als mogelijke belangenverstrengeling is de situatie waarin een persoon een stal reinigt en / of ontsmet en vervolgens in / met betrekking tot dezelfde stal monsternemingen of analyses ten behoeve van een hygienogram uitvoert.

Instantie kan aannemelijk maken dat bij hun handelen geen belangenverstrengeling kan ontstaan.

 

D

   

Bijlage II. Erkenningsvoorwaarden monsterneming hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inleiding

bemonsteringsmethode is een aantal opmerkingen te plaatsen (bijvoorbeeld het feit dat niet alle plaatjes volledig worden bemonsterd, denk bijvoorbeeld aan het verschil in contactoppervlak tussen een stalvloer en een kooiwand). Desalniettemin is de algemene opvatting dat deze methode leidt tot een kwalitatief acceptabel beeld van de hygiënestatus, waarop acties kunnen worden ondernomen.

Deze bijlage beschrijft de plaatsen en de wijze waarop de monsters (afdrukken) moeten worden genomen en de wijze van verzending van de monsters naar de HOSOWO-instantie die erkend is voor het analyseren (bebroeden en tellen) van de monsters, alsmede het opstellen van de uitslag. De voorwaarden die gesteld worden aan deze analyses worden in Bijlage III weergegeven.

Zoals gemeld wordt in deze bijlage beschreven op welke plaatsen monsters moeten worden genomen. De voorschriften hieromtrent zijn onderverdeeld naar drie staltypen:

  • Grondstal (‘reguliere vleeskuikenstal’; geen beun, rooster of iets dergelijks);

  • Kooihuisvesting;

  • Overig (onder andere volière- en roosterstal).

De monsternemingen ten behoeve van een hygiënogram worden genomen in (pas) gereinigde en ontsmette stallen. Verzeker uzelf ervan dat het veilig is om de stal te betreden (mogelijk zijn nog residuen van het desinfectiemiddel aanwezig).

Voor het opmaken van een hygiënogram wordt gebruik gemaakt van Rodac-plaatjes die gevuld worden met Agar van een bepaalde samenstelling, er zijn vier samenstellingen toegestaan:

Samenstelling 1 (in gram per liter, tenzij anders vermeld):

Nutrient Broth no. 2

25

Agar

16

Natriumthiosulfaat

0,5

Tween 80

1 ml

Ammoniumcarbonaat

1

Lecitine

2

L-Histidine

1

Samenstelling 2 (in gram per liter, tenzij anders vermeld):

Agar

18

Tween 80

5 ml

Lecitine

0,7

Tryptone

15

Soya peptone

5

Sodium chloride

5

Histidin

1

Samenstelling 3 (in gram per liter, tenzij anders vermeld):

Agar

16

Tween 80

1 ml

Ammoniumcarbonaat

1

Lecitine

2

L-Histidine

1

Sodium chloride

5

Meat extract

10

Pepton (tryptone + meat peptone)

10

Sodium thiosulphate (5H2O)

0,5

Samenstelling 4 (in gram, tenzij anders vermeld):

Agar

18

Tween 80

5 ml

Lecitine

0,7

Histidin

1

Sojameelpepton

5

Caseinepepton

15

NaCl

5

Voor het voorschrijven van de te bemonsteren plaatsen wordt gebruik gemaakt van een code (letter en/of getal). De codes zijn gebaseerd op onderstaande (denkbeeldige) indeling van de stal:

 

A

B

C

D

E

F

1

           

2

           

3

           

De stal is in de lengte verdeeld in zes banen (A t/m F) en over de breedte in drie banen (1 t/m 3), dit levert 18 secties op.

#

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee (cat.)

Opmerking / antwoord

NVT

A

BIJWONING

         

01

Er worden Rodac-plaatjes met een doorsnede van 5,5 cm gebruikt.

   

D

   

02

De datum waarop de Rodac-plaatjes zijn aangemaakt staat op elke verpakking.

   

B

 

Plaatjes worden aangekocht

03

De THT-datum staat op elke verpakking.

De THT-datum wordt vermeld door de fabrikant.

 

B

 

Plaatjes worden zelf gemaakt

04

De Rodac-plaatjes worden met de deksel aan de onderzijde bewaard

   

B

   

05

Monsternemer draagt bedrijfskleding en stal- of overschoeisel.

   

B

   

06

Het juiste hygiënogramformulier wordt ingevuld.

Zie formulieren in Bijlage III. De HOSOWO-instantie die de monsters neemt is verantwoordelijk voor het aanleveren van de gegevens voor onderdeel A van het formulier.

Men mag een ander verzendformulier gebruiken, mits de benodigde gegevens beschikbaar worden gesteld.

 

B

   

07

De bemonstering wordt uitgevoerd volgens het juiste bemonsteringsschema.

   

B

   

08

Natte plaatsen in de stal worden niet bemonsterd.

   

B

   

09

Het Rodac-plaatje wordt met de agar gedurende 10 seconde op het te onderzoeken oppervlakte gedrukt. De Agar wordt hierbij niet met de handen aangeraakt.

Een lichte afwijking naar boven (maximaal 3 seconden) is toegestaan.

 

C

   

10

Tijdens het afdrukken wordt het Rodac-plaatje niet bewogen.

Op bepaalde voorwerpen (bijvoorbeeld drinkwaterleiding) is het praktisch onmogelijk om het plaatje niet te bewegen, hier geldt dan ook: zo min mogelijk.

 

B

   

11

De Agar wordt niet met de handen aangeraakt.

   

B

   

12

Het dekseltje wordt, na het maken van de afdruk, teruggeplaatst.

   

B

   

13

Het Rodac-plaatje wordt met de deksel aan de onderzijde in een beschermend omhulsel geplaatst.

   

B

   

14

Er worden geen Rodac-plaatjes gebruikt:

   

-

   

14a

waarbij condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes;

   

B

   

14b

wanneer de plaatjes geopend zijn geweest zonder dat afdrukken gemaakt zijn;

   

B

   

14c

wanneer er groei op de agar waar te nemen is;

   

B

   

14d

wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt;

Tenzij de door de fabrikant vermelde THT-datum nog niet is verstreken.

 

B

 

THT nog niet verstreken

14e

wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.

   

B

   

15

De bemonstering wordt volgens de volgende werkwijze uitgevoerd:

Let op, verschillen per staltype.

 

-

   

15a

Grondstallen (vleeskuikens): De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:

Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze bijlage.

De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.

 

-

 

geen grondstal

15a1

A t/m F: vloer (=6 plaatjes)

(nr. 1.1 t/m 1.6)

   

B

 

geen grondstal

15a2

A, BC, DE en F: voersysteem (=4 plaatjes)

(nr. 2.1 t/m 2.4)

Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).

 

B

 

geen grondstal

15a3

A, BC, DE en F: drinksysteem (=4 plaatjes)

(nr. 3.1 t/m 3.4)

   

B

 

geen grondstal

15a4

1, 2 en 3: wand (=3 plaatjes)

(nr. 4.1 t/m 4.3)

Van de kopse kant(en), tussen 1 en 2 meter hoogte.

 

B

 

geen grondstal

15a6

1 en 3: plafond (=2 plaatjes)

(nr. 5.1 en 5.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.

 

B

 

geen grondstal

15a7

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)

(nr. 6.1 en 6.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.

 

B

 

geen grondstal

15a8

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)

(nr. 7.1)

   

B

 

geen grondstal

15b

Kooihuisvesting: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3).

Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:

Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze bijlage.

De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.

 

-

 

geen kooihuisvesting

15b1

AB, CD en EF: tussenpad (=3 plaatjes)

(nr. 1.1 t/m 1.3)

   

B

 

geen kooihuisvesting

15b2

AB, CD en EF: voersysteem (=3 plaatjes)

(nr. 2.1 t/m 2.3)

Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).

 

B

 

geen kooihuisvesting

15b3

AB, CD en EF: drinksysteem (=3 plaatjes)

(nr. 3.1 t/m 3.3)

   

B

 

geen kooihuisvesting

15b4

1, 2 en 3: kooiwand (=3 plaatjes)

(4.1 t/m 4.3)

   

B

 

geen kooihuisvesting

15b5

1 en 3: plafond (=2 plaatjes)

(nr. 5.1 en 5.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.

 

B

 

geen kooihuisvesting

15b6

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)

(nr. 6.1 en 6.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.

 

B

 

geen kooihuisvesting

15b7

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)

(nr. 7.1)

   

B

 

geen kooihuisvesting

15b8

ABC en DEF: kooibodem (=2 plaatjes)

(nr. 8.1 t/m 8.2)

   

B

 

geen kooihuisvesting

15b9

Indien aanwezig: ABC en DEF: legnest (verschillende systeemrijen). (=2 plaatjes)

(nr. 9.1 t/m 9.2)

   

B

 

geen kooihuisvesting, of geen legnest

15b10

Indien aanwezig: 1 en 3: eierband (=2 plaatjes)

(nr. 10.1 en 10.2)

   

B

 

geen kooihuisvesting, of geen legnest

15c

Overige staltypen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3).

Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:

Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze bijlage.

De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.

 

-

 

grondstal of kooihuisvesting

15c1

A t/m F: vloer (=6 plaatjes)

(nr. 1.1 t/m 1.6)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c2

AB, CD en EF: voersysteem (=3 plaatjes)

(nr. 2.1 t/m 2.3)

Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).

 

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c3

AB, CD en EF: drinksysteem (=3 plaatjes)

(nr. 3.1 t/m 3.3)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c4

1, en 3: wand (=2 plaatjes)

(nr. 4.1 t/m 4.2)

Van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte.

 

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c5

1 en 3: plafond (=2 plaatjes)

(nr. 5.1 en 5.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.

 

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c6

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)

(nr. 6.1 en 6.2)

Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.

 

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c7

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)

(nr. 7.1)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting

15c8

Indien aanwezig: ABC en DEF: legnest (verschillende systeemrijen). (=2 plaatjes)

(nr. 8.1 t/m 8.2)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting of geen legnest

15c9

Indien aanwezig: 1 en 3: eierband (=2 plaatjes)

(nr. 9.1 en 9.2)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting, of geen eierband

15c10

Indien aanwezig: ABC en DEF: horizontaal rooster / gaas (= 2 plaatjes)

(nr. 10.1 en 10.2)

   

B

 

grondstal of kooihuisvesting, of geen horizontale roosters

16

Naast de monsters volgens het 'bemonsteringsschema' worden de volgende 2 monsters genomen:

   

-

   

16a

Eén Rodac-plaatje wordt niet bemonsterd.

Dit wordt een 'negatief' monster genoemd.

Ter controle van de gebruikte platen.

 

B

   

16b

Eén Rodac-plaatje wordt binnen de 'poort van het bedrijf', maar buiten de stal bemonsterd.

Dit wordt een 'positief' monster genoemd. Ter controle van de gebruikte platen.

 

B

   

17

De omgang met bemonsterde Rodac-plaatjes is erop gericht om eventuele (kruis)besmetting te voorkomen.

   

B

   

18

Vervoer van de bemonsterde Rodacplaatjes vindt plaats bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius.

Instantie kan dit aantoonbaar maken (bijvoorbeeld door plaatsing thermometer en logboek).

 

B

   

19

Rodac-plaatjes worden bij voorkeur dezelfde, doch uiterlijk de volgende dag verzonden.

Dit mag niet worden uitbesteed aan de pluimveehouder / opdrachtgever of dergelijke.

 

C

   

20

De Rodac-plaatjes worden verzonden naar een HOSOWO-instantie met een erkenning voor analyse van hygiënogrammen.

Dit kan dezelfde instantie zijn als de instantie die het monster heeft genomen. Op www.pve.nl is een overzicht van HOSOWO-instanties te vinden. Instantie kan dit aantoonbaar maken door middel van een verzendingsbewijs, factuur of iets dergelijks.

 

C

   
 

BEDRIJFSBEZOEK

         

21

Eén van de in de inleiding genoemde agar samenstellingen wordt gebruikt.

Instantie kan dit aantoonbaar maken tijdens controle.

Indien hiervan wordt afgeweken dient hier vooraf toestemming van het productschap voor te zijn verkregen.

 

C

   

22

Bij het vullen van het Rodac-plaatje vult de agar het volledige Rodacplaatje met een bolle spiegel.

   

B

   

23

De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden Celsius.

Instantie kan dit aannemelijk maken, bijvoorbeeld door geplaatste thermometer en logboek.

 

B

   

24

Tocht en temperatuurschommelingen worden voorkomen.

   

B

   

25

De Rodac-plaatjes worden met de deksel aan de onderzijde bewaard.

   

B

   

Bijlage III. Erkenningsvoorwaarden analyse hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inleiding

Met behulp van een hygiënogram wordt een beeld gekregen van de hygiënestatus van de bemonsterde stal. In Bijlage II is beschreven hoe de daarvoor erkende HOSOWO-instantie de monsters dient te nemen. In deze bijlage wordt ingegaan op de werkwijze met betrekking tot de analyse (bebroeden en tellen) en het formuleren van de resultaten. De resultaten dienen op het betreffende hygiënogramformulier (of analoog document) te worden vermeld. De betreffende formulieren zijn aan het einde van deze bijlage opgenomen.

#

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee categorie

Opmerking / antwoord

NVT

01

Opslag van bemonsterde Rodacplaatjes vindt plaats tussen 0 en 20 graden Celsius.

Instantie kan dit aannemelijk maken, bijv. door geplaatste thermometer en logboek.

 

B

   

02

De bebroeding wordt bij voorkeur de dag van ontvangst, doch uiterlijk de daarop volgende dag gestart.

Neem een steekproef van 5 monsters.

 

B

   

03

De Rodac-plaatjes worden gedurende 18-24 uur bij 37 graden Celsius bebroed.

Mag 1 graad plus of min afwijken. Instantie kan dit aannemelijk maken, bijvoorbeeld door middel van eena logboek.

 

C

   

04

De Rodac-plaatjes worden direct na de bebroeding afgelezen of worden na bebroeding gedurende maximaal 48 uur gekoeld (2-8 graden Celsius) bewaard en vervolgens afgelezen.

Met name rond de weekeinden kan het voordelen geven om plaatjes op een later moment af te lezen. Het is niet toegestaan om bemonsterde plaatjes meer dan 1 dag (na ontvangst) onbebroed te bewaren.

Steekproef van 5 monsters.

 

C

   

05

Het aantal kolonie vormende eenheden (kve) wordt geteld.

   

B

   

06

Indien de plaat wordt overgroeid door één enkele spreider wordt dit als één kve beschouwd.

   

B

   

07

Indien een Rodac-plaat door bijv. schimmelvorming of meerdere spreiders niet kan worden afgelezen wordt deze plaat als ongeschikt geclassificeerd.

Deze plaat dient niet te worden meegeteld bij het bepalen van de einduitslag.

 

B

   

08

Indien drie of meer Rodac-platen als ongeschikt zijn geclassificeerd wordt het hele onderzoek als ongeschikt beschouwd.

De inzender wordt hier schriftelijk van op de hoogte gebracht.

De HOSOWO-instantie stelt een onderzoek in naar de reden hiervan.

 

B

   

09

Voor het invullen van het hygiënogramformulier wordt het volgende schema gevolgd:

   

C

   

# kve (per plaat):

Score:

0

0

1 t/m 40

1

41 t/m 120

2

> 120

3

10

Het juiste hygiënogramformulier wordt volledig ingevuld.

De gegevens voor onderdeel A worden verkregen via de HOSOWO-instantie die de monsterneming uitvoert.

Men mag afwijken van het formulier, mits alle gegevens en opmerkingen worden vermeld.

 

B

   

11

Het eindresultaat wordt berekend door de betreffende scores op te tellen en te delen door het aantal meegenomen scores / plaatjes.

Dit vormt de gemiddelde score van de betreffende Rodac-plaatjes.

 

C

   

12

Het eindresultaat wordt afgerond op één cijfer achter de komma.

   

B

   

13

Het resultaat van het negatieve monster (niet bemonsterde plaatje) wordt op het uitslagformulier vermeld.

Dit resultaat wordt niet meegenomen in de einduitslag.

 

B

   

14

Indien het negatieve monster groei vertoont, wordt het hele hygiënogram als ongeschikt beschouwd.

Negatief monster: niet bemonsterd plaatje.

Inzender wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

 

B

   

15

Het resultaat van het positieve monster (binnen de poorten van het bedrijf, maar niet in de stal) wordt op het uitslagformulier vermeld.

Dit resultaat wordt niet meegenomen in de einduitslag.

 

B

   

16

Indien het postitieve monster geen duidelijke groei vertoont, wordt het hele hygiënogram als ongeschikt beschouwd.

Positief monster: plaatje bemonsterd buiten stal.

Inzender wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

 

B

   

17

Binnen 4 werkdagen na aflezen van Rodac-plaatjes wordt de pluimveehouder op de hoogte gesteld van de uitslag. Dit gebeurt door middel van volledig ingevuld hygiënogramformulier of een ander analoog formulier.

Instantie kan dit aantoonbaar maken door middel van kopie hygiënogramformulier. Controleer hiertoe de uitslagen van 5 pluimveebedrijven.

 

B

   

18

Het hygiënogramformulier dient te zijn voorzien van adresstempel van de HOSOWO-instantie.

Niet van toepassing indien formulier gedrukt wordt op briefpapier met adresgegevens.

Controleer hiertoe 5 hygiënogramformulieren.

 

C

   

19

Het hygiënogramformulier dient te zijn voorzien van naam en handtekening medewerker van de HOSOWO-instantie.

Indien uitslagen digitaal worden verzonden kan volstaan worden met een digitale handtekening of het digitaal invoegen van een handtekening. Controleer hiertoe 5 hygiënogramformulieren.

 

C

   

HYGIËNOGRAMFORMULIER GRONDSTALLEN (vleeskuikens)

A (gegevens te verkrijgen via / gegevens in te vullen door HOSOWO-instantie belast met monsterneming hygiënogram)

Naam

.................................

Naam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Bedrijfsadres

.................................

Bedrijfsnaam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Postcode / plaats

.................................

Datum bemonstering

.................................

KIPnummer

.................................

   

Stalnummer

.................................

   

B (in te vullen door HOSOWO-instantie belast met analyse hygiënogram)

 

Bemonsteringsplaats en

1

2

3

4

5

6

1

Vloer

           

2

Voersysteem

       

nvt

Nvt

3

Drinksysteem

       

nvt

Nvt

4

Wand

     

nvt

nvt

Nvt

5

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

Nvt

6

Inlaat binnen

   

nvt

nvt

nvt

Nvt

7

Voerhopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

Nvt

EINDUITSLAG: ........................................

De einduitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters (het positieve en negatieve monster worden niet in de einduitslag meegenomen).

De uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel met contactgegevens van de HOSOWO-instantie en een handtekening. Stempel mag achterwege blijven indien uitslag op briefpapier van de HOSOWO-instantie is gedrukt. De handtekening mag ook digitaal worden ingevoegd.

Controle Bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 

Handtekening namens HOSOWO-instantie (met erkenning voor Analyse Hygiënogram):

Naam:

HYGIËNOGRAMFORMULIER KOOIHUISVESTING

A (gegevens te verkrijgen via / gegevens in te vullen door HOSOWO-instantie belast met monsterneming hygiënogram)

Naam

.................................

Naam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Bedrijfsadres

.................................

Bedrijfsnaam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Postcode / plaats

.................................

Datum bemonstering

.................................

KIPnummer

.................................

   

Stalnummer

.................................

   

B (in te vullen door HOSOWO-instantie belast met analyse hygiënogram)

 

Bemonsteringsplaats en

1

2

3

4

5

6

1

Tussenpad

     

nvt

nvt

nvt

2

Voersysteem

     

nvt

nvt

nvt

3

Drinksysteem

     

nvt

nvt

nvt

4

Kooiwand

     

nvt

nvt

nvt

5

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

nvt

6

Inlaat binnen

   

nvt

nvt

nvt

nvt

7

Voerhopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

8

Kooibodem

   

nvt

nvt

nvt

nvt

9

Legnest (indien aanw.)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

19

Eierband (indien aanw.)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

EINDUITSLAG: ........................................

De einduitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters (het positieve en negatieve monster worden niet in de einduitslag meegenomen).

De uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel met contactgegevens van de HOSOWO-instantie en een handtekening. Stempel mag achterwege blijven indien uitslag op briefpapier van de HOSOWO-instantie is gedrukt. De handtekening mag ook digitaal worden ingevoegd.

Controle Bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 

Handtekening namens HOSOWO-instantie (met erkenning voor Analyse Hygiënogram):

Naam:

HYGIËNOGRAMFORMULIER OVERIGE STALTYPEN (o.a. volière- en roosterstallen)

A (gegevens te verkrijgen via / gegevens in te vullen door HOSOWO-instantie belast met monsterneming hygiënogram)

Naam

.................................

Naam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Bedrijfsadres

.................................

Bedrijfsnaam

.................................

ondernemer

 

monsternemer

 

Postcode / plaats

.................................

Datum bemonstering

.................................

KIPnummer

.................................

   

Stalnummer

.................................

   

B (in te vullen door HOSOWO-instantie belast met analyse hygiënogram)

 

Bemonsteringsplaats en

1

2

3

4

5

6

1

Vloer

           

2

Voersysteem

     

nvt

nvt

nvt

3

Drinksysteem

     

nvt

nvt

nvt

4

Wand

   

nvt

nvt

nvt

nvt

5

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

nvt

6

Inlaat binnen

   

nvt

nvt

nvt

nvt

7

Voerhopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

8

Legnest (indien aanw.)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

9

Eierband (indien aanw.)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

19

Rooster (indien aanw.)

   

nvt

nvt

nvt

nvt

EINDUITSLAG: ........................................

De einduitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters (het positieve en negatieve monster worden niet in de einduitslag meegenomen).

De uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel met contactgegevens van de HOSOWO-instantie en een handtekening. Stempel mag achterwege blijven indien uitslag op briefpapier van de HOSOWO-instantie is gedrukt. De handtekening mag ook digitaal worden ingevoegd.

Controle Bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 

Handtekening namens HOSOWO-instantie (met erkenning voor Analyse Hygiënogram):

Naam:

Bijlage IV. Erkenningsvoorwaarden monsterneming stalonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inleiding

De in deze bijlage genoemde monsters worden genomen nadat een besmetting met Salmonella is vastgesteld bij een stalkoppel. De monsters worden genomen na het reinigen en ontsmetten van de stal. Het doel is om eventueel nog aanwezige Salmonella aan te tonen. In deze bijlage wordt beschreven op welke wijze de monsters moeten worden genomen en op welke wijze verzending naar het door de voorzitter erkende laboratorium (met een erkenning voor de detectie van Salmonella in de matrix mest) moet plaatsvinden.

De monsters na een Salmonella besmetting, zoals beschreven in deze bijlage, worden genomen in (pas) gereinigde en ontsmette stallen. Verzeker uzelf ervan dat het veilig is om de stal te betreden (mogelijk zijn nog residuen van het desinfectiemiddel aanwezig).

#

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee categorie

Opmerking / antwoord

NVT

A

BIJWONING

         

01

De swabs (wattenstaafjes) worden bevochtigd in fysiologische zoutoplossing of in gebufferd pepton water.

Ook de swabs zelf worden geanalyseerd (niet enkel het opgenomen vuil). Draag dus zorg voor schone / steriele swabs.

 

B

   

02

In totaal worden minimaal 50 swabs genomen.

   

D

   

03

Deze swabs worden genomen op kritieke (en zichtbaar vuile) plaatsen.

Kritieke plaatsen zijn bijvoorbeeld kieren, scheuren, (aansluit)naden, plaatsen die moeilijk te reinigen / desinfecteren zijn, (binnenzijde) voer- en waterlijnen, ventilatiepunten, enzovoort. Om deze plaatsen te indentificeren wordt aangeraden eerst een ronde door de stal te maken.

 

C

   

04

De monsterneming wordt op de volgende wijze uitgevoerd:

   

-

   

04a

De swab wordt, daar waar mogelijk, over het te bemonsteren oppervlak ter grootte van een rodacplaatje (5,5 cm) gestreken.

Gebruik een zigzaggende-beweging, waarbij de banen op elkaar aansluiten.

Bijlage 249787.png
 

B

   

04b

De swab wordt in een plastic pot geplaatst en het bovenste deel van het stokje wordt afgebroken, of de swab wordt terug geplaatst in de individuele verpakking.

Indien een plastic pot wordt gebruikt, worden maximaal 25 swabs in één pot geplaatst.

 

B

   

04c

De plastic pot of individuele verpakking wordt direct na het vullen afgesloten.

   

B

   

05

De monsters worden bij voorkeur de dag van monsterneming, doch uiterlijk de volgende dag naar het laboratorium verzonden.

De analyse moet uiterlijk de tweede dag na monsterneming worden ingezet.

 

C

   

06

De HOSOWO-instantie draagt zorg voor het verzenden / vervoer van de monsters.

Dit mag niet aan de opdrachtgever / pluimveehouder of dergelijke worden overgelaten.

 

C

   

07

De monsters worden verzonden naar een door de voorzitter erkend laboratorium met een erkenning voor de detectie van Salmonella in de matrix mest.

Een overzicht van erkende laboratoria is te vinden op www.pve.nl. Instantie kan dit aantonen door middel van een verzendingsbewijs, factuur of iets dergelijks.

 

C

   

08

Bij de verzending wordt gebruik gemaakt van het betreffende PPE inzendformulier (duidelijk ingevuld)

Formulieren zijn te vinden op www.pve.nl, afwijken mag, maar ten minste de volgende gegevens moeten worden vermeld:

Naw-gegevens, KIPnummer en activiteit (soort dieren) van pluimveehouder, type monster (=swab), stalnummer (per monster), geboortedatum stalkoppel, type onderzoek (=officieel onderzoek Salmonella), naam HOSOWO-instantie (of op briefpapier), naam monsternemer en eventueel het koppelnummer.

 

C

 

Indien monsters afkomstig zijn van niet in Nederland gevestigde bedrijven.

09

De monsters zijn verpakt volgens de algemene geldende en geaccepteerde verpakkingsinstructies.

Zodanig dat geen lekkage en kruisbesmetting kan optreden.

 

B

   

10

Vervoer van de monsters vindt plaats bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius.

Instantie kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld geplaatste thermometers en een logboek.

 

B

   

Bijlage V. Erkenningsvoorwaarden wateronderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inleiding

Door middel van het wateronderzoek wordt van een aantal chemische en bacteriologische parameters de waarde bepaald. Indien deze waarde niet in lijn ligt met de norm zal de pluimveehouder, in voorkomende gevallen, actie moeten ondernemen. De normen waaraan het water dient te voldoen zijn opgenomen in een separaat, door het bestuur vastgesteld, besluit (Hygiënebesluit drinkwateronderzoek (PPE) 2009 of diens rechtsopvolger).

#

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee categorie

Opmerking / antwoord

NVT

 

ADMINISTRATIEF

         

01

De instantie heeft een NEN-EN-17025 accreditaat met het uitvoeren van een analyse op wateronderzoek in de scope. Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17025 accreditaat behouden is.

Wateronderzoek overeenkomstig hetgeen bepaald is in het Hygiënebesluit drinkwateronderzoek (PPE) 2009 of diens rechtsopvolger.

 

C

   

Bijlage VI. Erkenningsvoorwaarden monsterneming mest

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inleiding

Op voorgeschreven momenten dienen ondernemers die leghennen houden of ondernemers die vleeskuikens houden mestmonsters te laten nemen door een derde, waaronder een HOSOWO-instantie (geborgde monsterneming). In deze bijlage wordt beschreven hoe de monsters moeten worden genomen en op welke wijze de verzending van de monsters dient te geschieden. Let hierbij op de indeling van deze bijlage: een algemeen deel (van toepassing op monsterneming bij leghennenbedrijven en vleeskuikenbedrijven), een deel specifiek gericht op monsterneming bij leghennenbedrijven en een deel specifiek gericht op monsterneming bij vleeskuikenbedrijven.

#

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Ja

Nee categorie

Opmerking / antwoord

NVT

A

BIJWONING

         
 

ALGEMEEN

         

01

Voor de monsterneming worden de handen gewassen.

Of er worden nieuwe wegwerphandschoenen gebruikt, om te voorkomen dat besmettingen die aan de handen zitten worden overgedragen op het monster.

 

B

   

02

Alleen goed absorberende (stoffen) overschoentjes worden gebruikt.

Plastic overschoenen zijn niet toegestaan.

 

C

 

geen grondhuisvesting

03

De overschoentjes worden voor monsterneming bevochtigd.

Doel hiervan is om eventueel aanwezige Salmonella een grotere overlevingskans te geven.

 

B

 

geen grondhuisvesting

04

De overschoentjes worden in de stal over het (schone) staleigen schoeisel heengetrokken.

Bij de analyse wordt het hele schoentje geanalyseerd, niet enkel de buitenkant. Draag zorg voor schone / steriele schoentjes.

 

B

 

geen grondhuisvesting

05

Bij de verzending wordt gebruik gemaakt van het betreffende PPE inzendformulier (duidelijk ingevuld).

Formulieren zijn te vinden op www.pve.nl, afwijken mag, maar ten minste de volgende gegevens moeten worden vermeld:

Naw-gegevens, KIPnummer, UBN-nummer (indien verzonden naar GD) en activiteit (soort dieren) van pluimveehouder, type monster (=overschoen of mest), stalnummer (per monster), geboortedatum stalkoppel, type onderzoek (=officieel onderzoek Salmonella), naam HOSOWO-instantie (of op briefpapier), naam monsternemer en eventueel het koppelnummer.

 

C

 

Indien monsters afkomstig zijn van niet in Nederland gevestigde bedrijven.

06

De HOSOWO-instantie draagt zorg voor het vervoer van de monsters.

Dit mag niet worden uitbesteed aan de pluimveehouder / opdrachtgever of dergelijke

 

C

   

07

De monsters worden op de dag van monsterneming verzonden.

Bij uitzondering mag verzending op de dag na monsterneming plaatsvinden. De analyse dient in ieder geval uiterlijk de tweede dag na monsterneming te worden ingezet door het laboratorium.

 

C

   

08

De monsters zijn verpakt volgens de algemene geldende en geaccepteerde verpakkingsinstructies.

Zodanig dat geen lekkage en kruisbesmetting kan optreden.

 

B

   
 

LEGHENNEN

   

-

   

09

Bij grondhuisvesting wordt volgens de volgende werkwijze bemonsterd:

   

-

   

09a1

Er wordt driemaal een volledige ronde door de stal gelopen, steeds met een apart paar overschoentjes.

Totaal dus drie paar overschoentjes.

 

C

 

Vleeskuikens of geen grondhuisvesting

09a2

De overschoentjes worden bij het verlaten van de stal in een steriele plastic pot of zak gedaan.

Er mogen drie paar overschoentjes in één zak / pot gedaan worden.

 

B

 

Vleeskuikens of geen grondhuisvesting

9b

Bij overige leghuisvestingssystemen (bijv. volière of- kooihuisvesting) wordt volgens de volgende werkwijze bemonsterd:

         

9b1

Er worden drie monsters van elk minimaal 150 gram gemengde mest genomen.

Gemengde mest: bruine glimmende mest. Mestbanden: in werking zetten voor monsterneming, monster aan einde van band nemen. Mestschrapers: in werking zetten voor monsterneming, monster nemen na afschrapen. Indien geen mestbanden / schrapers: monster in mestput nemen. Monsters worden evenredig verspreid over de stal verzameld.

 

C

 

grondhuisvesting of vleeskuikens

9b2

Mest wordt niet met de handen aangeraakt.

   

B

 

grondhuisvesting of vleeskuikens

9b3

Mest wordt verzameld in monsterpot of plastic zak. Pot of zak wordt na monsterneming afgesloten.

De drie monsters mogen in één verpakking. Dus totaal minimaal 450 gram.

 

B

 

grondhuisvesting of vleeskuikens

10

De monsters worden naar de GD te Deventer verzonden.

Andere laboratoria zijn niet toegestaan. Instantie kan dit aantonen door middel van een verzendingsbewijs, factuur of iets dergelijks.

 

C

 

vleeskuikens

 

VLEESKUIKENS

   

-

   

11

Er wordt tweemaal een volledige ronde door de stal gelopen, steeds met een apart paar overschoentjes.

Totaal dus twee paar overschoentjes

 

C

 

Leghennen

12

De overschoentjes worden bij het verlaten van de stal in een steriele plastic pot of zak gedaan.

Er mogen twee paar overschoentjes in één zak / pot gedaan worden.

 

B

 

Leghennen

13

De monsters worden verzonden naar een door de voorzitter erkend laboratorium met een erkenning voor de detectie van Salmonella in de matrix mest.

Een overzicht van erkende laboratoria is te vinden op www.pve.nl. Instantie kan dit aantonen door middel van een verzendingsbewijs, factuur of iets dergelijks.

 

C

 

Leghennen

Bijlage VII. Erkenningsprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Aanvraag erkenning

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De instantie die erkend wil worden als HOSOWO-instantie dient hiervoor een schriftelijke aanvraag in bij het productschap, waarna de CI de aanvraag namens de voorzitter van het productschap behandeld. Bij de aanvraag moeten ten minste de volgende gegevens worden overlegd:

    • a) naam instantie;

    • b) contactpersoon;

    • c) postadres;

    • d) bezoekadres;

    • e) telefoonnummer;

    • f) activiteit (monsterneming hygiënogram / analyse hygiënogram / monsterneming stalonderzoek / analyse wateronderzoek / monsterneming mest).

  • 2. De CI geeft de gegevens door aan de CO waarna de CO zo snel mogelijk een datum vaststelt waarop wordt gecontroleerd of de te erkennen instantie aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Dit is de zogenaamde erkenningscontrole. De datum en locatie van de erkenningscontrole worden schriftelijk door de CO aan de HOSOWO-instantie bevestigd.

2. Soorten controle

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het besluit kent drie soorten controles:

  • 1. Erkenningscontrole: de eerste (fysieke) controleronde van een CO bij een instantie die erkenning heeft aangevraagd;

  • 2. Periodieke controle: een (fysieke) periodieke controle door de CO om na te gaan of de erkende HOSOWO-instantie nog steeds aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Deze controle is in beginsel één maal per twee jaar;

  • 3. Herstelcontrole: een schriftelijke of fysieke controle om na te gaan of tekortkomingen die zijn geconstateerd tijdens de erkenningscontrole of de periodieke controle zijn verholpen. De CI stelt vast of de herstelcontrole schriftelijk dan wel via een (fysiek) controlebezoek moet worden uitgevoerd. De beoordeling, inclusief opsomming van de tekortkomingen, wordt door de CI per brief aan de (HOSOWO-)instantie gemeld. Herstel dient binnen zes weken na datum dagtekening van deze brief plaats te vinden.

3. Procedure controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Tijdens de controles wordt getoetst of aan de betreffende erkenningsvoorwaarden wordt voldaan (Bijlage I en II t/m VI, of een deel hiervan), alsmede aan de eventuele nadere voorschriften.

  • 2. De CO legt de bevindingen van alle typen controles vast in een controlerapport. Hierin dient ten minste te worden vastgelegd:

    • a) de datum van de controle;

    • b) de NAW-gegevens van de instantie;

    • c) gecontroleerde activiteit(en) (monsterneming hygiënogram / analyse hgyiënogram / monsterneming stalonderzoek / analyse wateronderzoek / monsterneming mest);

    • d) alle gecontroleerde voorschriften met conclusie;

    • e) een toelichting op eventuele geconstateerde afwijkingen;

    • f) omschrijving van eventuele beperkende omstandigheden tijdens controle en omschrijving van de reden en voorschriftnummers waarop deze omstandigheid van invloed is.

  • 3. Het controlerapport dient door de te erkennen instantie dan wel de erkende HOSOWO-instantie en door de controleur van de CO te worden ondertekend. Een kopie van het controlerapport wordt achtergelaten bij de gecontroleerde instantie of wordt later nagezonden. Het originele controlerapport wordt meegenomen door de controleur. Het controlerapport dient volledig te worden uitgewerkt in een digitaal bestand.

  • 4. Het uitgewerkte controlerapport dient binnen twee weken na het controlebezoek door de CI te zijn ontvangen. Indien de controle uit meerdere bezoeken bestaat wordt de inzendtermijn geteld vanaf het laatste bezoek.

4. Procedure beoordelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bij de constatering of er al dan niet tekortkomingen zijn, geldt de volgende indeling:

    A

    Geen tekortkoming

    B

    Beperkte tekortkoming

    C

    Tekortkoming

    D

    Grove tekortkoming

  • 2. De CI beoordeelt binnen twee weken na ontvangst het controlerapport van de CO, en maakt de uitslag van de beoordeling bekend aan de gecontroleerde (HOSOWO- )instantie en het productschap.

  • 3. Per activiteit wordt het aantal tekortkomingen (B, C en D) geïnventariseerd.

  • 4. Hiertoe worden de tekortkomingen uit zowel Bijlage I als de bijlage behorende bij de betreffende activiteit (II t/m VI) meegenomen. Bij de tekortkoming in Bijlage I wordt onderscheid gemaakt tussen de voorschriften met betrekking tot monsterneming (M), analyse (A) of beide (M&A).

  • 5. Op basis van het aantal tekortkomingen kent de CI, conform onderstaand overzicht, per activiteit een status toe aan de instantie:

    Aantal en soort tekortkomingen

    Status

    Consequentie / maatregel

    Geen (enkel score A)

    Erkend

    Actie: Erkenning afgeven / behouden. Periodieke controle over 2 jaar.

    0 t/m 3 B

    Geen C of D

    Waarschuwing

    Actie: Melding maken van de tekortkomingen en melden dat deze moeten worden opgeheven. Erkenning afgeven / behouden.

    Bij de periodieke controle over 2 jaar moet de tekortkoming opgeheven zijn. Zo niet, dan herstelcontrole volgend op die periodieke controle.

    4 t/m 13 B

    1 of 2 C

    Geen D

    Herstelcontrole

    Actie: Herstelcontrole

    • -

      Indien niet erkende instantie: erkenning niet afgeven. Pas afgeven indien uit herstelcontrole (binnen 6 weken na datum dagtekening beoordelingsbrief) blijkt dat tekortkomingen zijn opgeheven.

    • -

      Indien reeds erkende instantie: erkenning blijft behouden mits, binnen 6 weken na datum dagtekening, herstelcontrole plaatsvindt. Periodieke controle over 2 jaar, mits voldoende herstel is aangetoond.

    > 13 B

    > 2 C

    1 of meerdere D

    Herstelcontrole of schorsing

    Actie:

    • -

      Indien nog niet erkende instantie: erkenning nog niet afgeven. Pas afgeven indien uit herstelcontrole (binnen 6 weken na datum dagtekening) blijkt dat tekortkomingen zijn opgeheven.

    • -

      Indien reeds erkend: erkenning schorsen (7 dagen na datum dagtekening van de brief waarin de schorsing wordt medegedeeld). Schorsing wordt opgeheven zodra blijkt dat alle tekortkomingen zijn opgeheven. Periodieke controle over 2 jaar, mits tekortkomingen zijn opgeheven.

  • 6. Indien niet tijdig voldoende herstel plaatsvindt:

    • a) Een nog niet erkende instantie: melden dat de hersteltermijn is verlopen en dat, om alsnog voor een erkenning in aanmerking te komen, opnieuw een volledige erkenningscontrole dient plaats te vinden (herstel voor de reeds geconstateerde tekortkomingen is dan niet meer mogelijk).

    • b) Een reeds erkende HOSOWO-instantie: erkenning schorsen, zeven dagen na de dagtekening van de brief waarin de schorsing wordt medegedeeld. De schorsing wordt opgeheven zodra uit herstelcontrole blijkt dat alle tekortkomingen zijn opgeheven.

  • 7. Indien de voorzitter het nodig acht kan worden afgeweken van het onder 5. opgenomen overzicht en kan hij de reeds erkende HOSOWO-instantie een extra controle opleggen. De kosten van deze extra controle zijn voor rekening van de betreffende HOSOWO-instantie.

  • 8. Een instantie waarvan een erkenning is geschorst mag de betreffende activiteit niet onder de erkenning uitvoeren, noch de indruk wekken dat zij hiervoor erkend is.

  • 9. Een schorsing treedt zeven dagen na de datum van de bekendmaking van de schorsing in werking en duurt maximaal drie maanden.

  • 10. Zodra de geschorste instantie (aan de CI) aantoont dat de tekortkomingen zijn verholpen kan de schorsing worden opgeheven. Indien de CI vaststelt dat de tekortkomingen binnen de termijn van zeven dagen, zoals genoemd in het voorgaande punt, zijn verholpen, wordt de schorsing niet geëffectueerd.

  • 11. Indien gedurende de schorsingsperiode niet wordt aangetoond dat de tekortkomingen zijn opgeheven, zal de betreffende erkenning aan het einde van de schorsingsperiode worden ingetrokken. Ook na intrekking mag de betreffende activiteit niet onder de erkenning worden uitgevoerd, noch mag de indruk worden gewekt dat de instantie hiervoor erkend is.

  • 12. In afwijking van voorgaande kan de voorzitter de erkenning met onmiddellijke ingang schorsen of intrekken indien het belang van de dier- en volksgezondheid een schorsing of intrekking met onmiddellijke ingang vereist.

  • 13. Indien de instantie waarvan de erkenning is ingetrokken opnieuw erkend wil worden, dan dient de instantie een aanvraag hiertoe bij het productschap in te dienen. Vervolgens zal, op basis van de reeds beschreven procedure, worden nagegaan of de instantie inmiddels wel aan de voorwaarden voldoet.

  • 14. Indien uit voorgaande controles of anderszins is gebleken dat de HOSOWO-instantie met opzet de voorwaarden niet heeft nageleefd dan kan het productschap besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

5. Register

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. In een openbaar register op de website van het productschap (www.pve.nl) worden alle erkende HOSOWO-instanties geregistreerd. Het productschap beheert dit register.

  • 2. De volgende gegevens van de HOSOWO-instantie zijn opgenomen in het register:

    • a) NAW-gegevens;

    • b) activiteit waarvoor de HOSOWO-instantie erkend is.

  • 3. HOSOWO-instanties waarvan de erkenning is geschorst of ingetrokken worden als zodanig in het register vermeld. Op enig moment zullen de instanties waarvan de erkenning is ingetrokken uit het register worden verwijderd.

  • 4. Het productschap kan nadere eisen aan de CI stellen over de wijze van aanleveren van de gegevens betreffende de HOSOWO-instantie.

  • 5. De HOSOWO-instantie is verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste gegevens.

6. Geldigheidsduur erkenningen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Een erkenning heeft een geldigheidsduur van onbepaalde tijd.

  • 2. Eens in de twee jaar laat een HOSOWO-instantie zich door de CO controleren om na te gaan of nog aan de erkenningsvoorwaarden en eventuele nadere voorschriften wordt voldaan. Controle geschiedt op kosten van de HOSOWO-instantie.

  • 3. Indien tijdens een erkenningscontrole of periodieke controle tekortkomingen worden geconstateerd, dient de (HOSOWO-)instantie deze te herstellen.

7. Medewerking instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Iedere instantie die een aanvraag om erkenning als HOSOWO-instantie heeft ingediend en iedere reeds erkende HOSOWO-instantie is ten behoeve van de controle verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de controle en alle aanwijzingen of voorschriften, gegeven door de CI/CO na te leven of te doen naleven, waaronder begrepen:

  • a) Medewerkers van de CI/CO vrije onverwijlde toegang te verlenen of te doen verlenen tot alle terreinen en bedrijfsruimten van de te erkennen instantie en de HOSOWO-instantie, waarvan betreding voor de uitvoering van de controle of beoordeling noodzakelijk is;

  • b) Medewerkers van de CI/CO inzage te geven in alle administratieve bescheiden ter zake;

  • c) Medewerkers van de CI/CO alle inlichtingen te verstrekken die door hen noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de controle of beoordeling;

  • d) De CI een planning te verstrekken op basis waarvan een bedrijfsbezoek en/of bijwoning ingepland kan worden door de CI. De CI kan nadere eisen stellen aan de planning.

Naar boven