A
|
BIJWONING
|
|
|
|
|
|
01
|
Er worden Rodac-plaatjes met een doorsnede van 5,5 cm gebruikt.
|
|
|
D
|
|
|
02
|
De datum waarop de Rodac-plaatjes zijn aangemaakt staat op elke verpakking.
|
|
|
B
|
|
Plaatjes worden aangekocht
|
03
|
De THT-datum staat op elke verpakking.
|
De THT-datum wordt vermeld door de fabrikant.
|
|
B
|
|
Plaatjes worden zelf gemaakt
|
04
|
De Rodac-plaatjes worden met de deksel aan de onderzijde bewaard
|
|
|
B
|
|
|
05
|
Monsternemer draagt bedrijfskleding en stal- of overschoeisel.
|
|
|
B
|
|
|
06
|
Het juiste hygiënogramformulier wordt ingevuld.
|
Zie formulieren in Bijlage III. De HOSOWO-instantie die de monsters neemt is verantwoordelijk voor het aanleveren
van de gegevens voor onderdeel A van het formulier.
Men mag een ander verzendformulier gebruiken, mits de benodigde gegevens beschikbaar
worden gesteld.
|
|
B
|
|
|
07
|
De bemonstering wordt uitgevoerd volgens het juiste bemonsteringsschema.
|
|
|
B
|
|
|
08
|
Natte plaatsen in de stal worden niet bemonsterd.
|
|
|
B
|
|
|
09
|
Het Rodac-plaatje wordt met de agar gedurende 10 seconde op het te onderzoeken oppervlakte
gedrukt. De Agar wordt hierbij niet met de handen aangeraakt.
|
Een lichte afwijking naar boven (maximaal 3 seconden) is toegestaan.
|
|
C
|
|
|
10
|
Tijdens het afdrukken wordt het Rodac-plaatje niet bewogen.
|
Op bepaalde voorwerpen (bijvoorbeeld drinkwaterleiding) is het praktisch onmogelijk
om het plaatje niet te bewegen, hier geldt dan ook: zo min mogelijk.
|
|
B
|
|
|
11
|
De Agar wordt niet met de handen aangeraakt.
|
|
|
B
|
|
|
12
|
Het dekseltje wordt, na het maken van de afdruk, teruggeplaatst.
|
|
|
B
|
|
|
13
|
Het Rodac-plaatje wordt met de deksel aan de onderzijde in een beschermend omhulsel
geplaatst.
|
|
|
B
|
|
|
14
|
Er worden geen Rodac-plaatjes gebruikt:
|
|
|
-
|
|
|
14a
|
waarbij condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes;
|
|
|
B
|
|
|
14b
|
wanneer de plaatjes geopend zijn geweest zonder dat afdrukken gemaakt zijn;
|
|
|
B
|
|
|
14c
|
wanneer er groei op de agar waar te nemen is;
|
|
|
B
|
|
|
14d
|
wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt;
|
Tenzij de door de fabrikant vermelde THT-datum nog niet is verstreken.
|
|
B
|
|
THT nog niet verstreken
|
14e
|
wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.
|
|
|
B
|
|
|
15
|
De bemonstering wordt volgens de volgende werkwijze uitgevoerd:
|
Let op, verschillen per staltype.
|
|
-
|
|
|
15a
|
Grondstallen (vleeskuikens): De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A
t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende
delen monsters genomen:
|
Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze
bijlage.
De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters
worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.
|
|
-
|
|
geen grondstal
|
15a1
|
A t/m F: vloer (=6 plaatjes)
(nr. 1.1 t/m 1.6)
|
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a2
|
A, BC, DE en F: voersysteem (=4 plaatjes)
(nr. 2.1 t/m 2.4)
|
Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a3
|
A, BC, DE en F: drinksysteem (=4 plaatjes)
(nr. 3.1 t/m 3.4)
|
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a4
|
1, 2 en 3: wand (=3 plaatjes)
(nr. 4.1 t/m 4.3)
|
Van de kopse kant(en), tussen 1 en 2 meter hoogte.
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a6
|
1 en 3: plafond (=2 plaatjes)
(nr. 5.1 en 5.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a7
|
1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)
(nr. 6.1 en 6.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15a8
|
Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)
(nr. 7.1)
|
|
|
B
|
|
geen grondstal
|
15b
|
Kooihuisvesting: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs
in drie gelijke delen (1 t/m 3).
Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:
|
Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze
bijlage.
De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters
worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.
|
|
-
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b1
|
AB, CD en EF: tussenpad (=3 plaatjes)
(nr. 1.1 t/m 1.3)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b2
|
AB, CD en EF: voersysteem (=3 plaatjes)
(nr. 2.1 t/m 2.3)
|
Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b3
|
AB, CD en EF: drinksysteem (=3 plaatjes)
(nr. 3.1 t/m 3.3)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b4
|
1, 2 en 3: kooiwand (=3 plaatjes)
(4.1 t/m 4.3)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b5
|
1 en 3: plafond (=2 plaatjes)
(nr. 5.1 en 5.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b6
|
1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)
(nr. 6.1 en 6.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b7
|
Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)
(nr. 7.1)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b8
|
ABC en DEF: kooibodem (=2 plaatjes)
(nr. 8.1 t/m 8.2)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting
|
15b9
|
Indien aanwezig: ABC en DEF: legnest (verschillende systeemrijen). (=2 plaatjes)
(nr. 9.1 t/m 9.2)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting, of geen legnest
|
15b10
|
Indien aanwezig: 1 en 3: eierband (=2 plaatjes)
(nr. 10.1 en 10.2)
|
|
|
B
|
|
geen kooihuisvesting, of geen legnest
|
15c
|
Overige staltypen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs
in drie gelijke delen (1 t/m 3).
Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:
|
Zie voor een nadere toelichting over de indeling van de stal de inleiding van deze
bijlage.
De monsters mogen van een andere codering dan de hier genoemde getallen / letters
worden voorzien, mits die codering uniek en herleidbaar is.
|
|
-
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c1
|
A t/m F: vloer (=6 plaatjes)
(nr. 1.1 t/m 1.6)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c2
|
AB, CD en EF: voersysteem (=3 plaatjes)
(nr. 2.1 t/m 2.3)
|
Bij voorkeur aan de binnenkant (van de pan / goot).
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c3
|
AB, CD en EF: drinksysteem (=3 plaatjes)
(nr. 3.1 t/m 3.3)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c4
|
1, en 3: wand (=2 plaatjes)
(nr. 4.1 t/m 4.2)
|
Van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte.
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c5
|
1 en 3: plafond (=2 plaatjes)
(nr. 5.1 en 5.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo hoog mogelijk op de wand.
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c6
|
1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (=2 plaatjes)
(nr. 6.1 en 6.2)
|
Indien niet bereikbaar afdrukken nemen zo kort mogelijk bij de inlaat.
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c7
|
Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (=1 plaatje)
(nr. 7.1)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting
|
15c8
|
Indien aanwezig: ABC en DEF: legnest (verschillende systeemrijen). (=2 plaatjes)
(nr. 8.1 t/m 8.2)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting of geen legnest
|
15c9
|
Indien aanwezig: 1 en 3: eierband (=2 plaatjes)
(nr. 9.1 en 9.2)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting, of geen eierband
|
15c10
|
Indien aanwezig: ABC en DEF: horizontaal rooster / gaas (= 2 plaatjes)
(nr. 10.1 en 10.2)
|
|
|
B
|
|
grondstal of kooihuisvesting, of geen horizontale roosters
|
16
|
Naast de monsters volgens het 'bemonsteringsschema' worden de volgende 2 monsters
genomen:
|
|
|
-
|
|
|
16a
|
Eén Rodac-plaatje wordt niet bemonsterd.
|
Dit wordt een 'negatief' monster genoemd.
Ter controle van de gebruikte platen.
|
|
B
|
|
|
16b
|
Eén Rodac-plaatje wordt binnen de 'poort van het bedrijf', maar buiten de stal bemonsterd.
|
Dit wordt een 'positief' monster genoemd. Ter controle van de gebruikte platen.
|
|
B
|
|
|
17
|
De omgang met bemonsterde Rodac-plaatjes is erop gericht om eventuele (kruis)besmetting
te voorkomen.
|
|
|
B
|
|
|
18
|
Vervoer van de bemonsterde Rodacplaatjes vindt plaats bij een temperatuur tussen de
0 en 20 graden Celsius.
|
Instantie kan dit aantoonbaar maken (bijvoorbeeld door plaatsing thermometer en logboek).
|
|
B
|
|
|
19
|
Rodac-plaatjes worden bij voorkeur dezelfde, doch uiterlijk de volgende dag verzonden.
|
Dit mag niet worden uitbesteed aan de pluimveehouder / opdrachtgever of dergelijke.
|
|
C
|
|
|
20
|
De Rodac-plaatjes worden verzonden naar een HOSOWO-instantie met een erkenning voor
analyse van hygiënogrammen.
|
Dit kan dezelfde instantie zijn als de instantie die het monster heeft genomen. Op
www.pve.nl is een overzicht van HOSOWO-instanties te vinden. Instantie kan dit aantoonbaar
maken door middel van een verzendingsbewijs, factuur of iets dergelijks.
|
|
C
|
|
|
|
BEDRIJFSBEZOEK
|
|
|
|
|
|
21
|
Eén van de in de inleiding genoemde agar samenstellingen wordt gebruikt.
|
Instantie kan dit aantoonbaar maken tijdens controle.
Indien hiervan wordt afgeweken dient hier vooraf toestemming van het productschap
voor te zijn verkregen.
|
|
C
|
|
|
22
|
Bij het vullen van het Rodac-plaatje vult de agar het volledige Rodacplaatje met een
bolle spiegel.
|
|
|
B
|
|
|
23
|
De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden
Celsius.
|
Instantie kan dit aannemelijk maken, bijvoorbeeld door geplaatste thermometer en logboek.
|
|
B
|
|
|
24
|
Tocht en temperatuurschommelingen worden voorkomen.
|
|
|
B
|
|
|
25
|
De Rodac-plaatjes worden met de deksel aan de onderzijde bewaard.
|
|
|
B
|
|
|