1. Bliksembeveiliging door middel van vangdraden
[Regeling vervallen per 08-12-2021]
-
1.1. Een magazijn of een complex magazijnen kan tegen blikseminslag worden beveiligd door
middel van vangdraden, die op een bepaalde hoogte boven de grond worden uitgespannen.
De beschermde zone, die aldus ontstaat, kan worden geconstrueerd op de wijze, aangegeven
in bijgaande figuren. Daarbij geldt, dat de afstand tussen enig punt van het te beschermen
object enerzijds en de vangdraden of ondersteuningsmasten anderzijds nergens kleiner
mag zijn dan 2 meter en dat bij de constructie moet worden uitgegaan van het laagste
punt van de doorhangende vangdraden.
-
1.2. Als vangdraad kan gevlochten koper- of bronskabel worden gebruikt met een doorsnede
van ten minst 25 mm2 dan wel een draad van massief koper met een doorsnede van ten minste 50 mm2.
-
1.3. De vangdraden moeten worden ondersteund door houten of metalen masten, die niet verder
dan 50 m van elkaar af mogen staan. Elke mast moet zijn voorzien van een metalen stang
of opvanger van een lengte van ten minste 1 m.
-
1.4. Vangdraad en opvanger moeten bij elke mast deugdelijk worden verbonden met een aardelektrode
met behulp van een koperkabel of koperdraad als bedoeld in punt 1.2. Bij een metalen
mast kan het mastlichaam een aparte afgaande leiding vervangen, hierbij dient het
afleidingsvermogen van de mast minimaal gelijk te zijn aan het afleidingsvermogen
van de kabels en of draden zoals omschreven in punt 1.2
-
1.5. De aardelektrode wordt in de nabijheid van de mast in de grond aangebracht. Als zodanig
bezigt men bij voorkeur een buis van bijv. gegalvaniseerd staal met een diameter van
ongeveer 5 cm, die ten minste 6 m in de grond reikt. De afstand tussen aardelektrode
en andere in de grond aanwezige geleiders, zoals waterleidingbuizen, elektrische kabels
en dergelijke, moet ten minste 2 m bedragen. De verbinding tussen aardelektrode en
afgaande leiding moet losneembaar zijn, zodat de verspreidingsweerstand van elke aardelektrode
afzonderlijk kan worden gemeten.
-
1.6. De goede werking van de bliksembeveiligingsinstallatie hangt voornamelijk af van de
verspreidingsweerstand van de aardelektroden. Men moet er naar streven, dat zij per
elektrode niet meer dan 10 ohm en voor alle elektroden tezamen – indien ze op de wijze,
aangegeven in punt 1.7 met elkaar worden verbonden – niet meer dan 1 ohm bedraagt.
-
1.7. De verspreidingsweerstand wordt verkleind – en dus de beschermende werking van de
installatie verhoogd – indien de aardelektroden worden verbonden door middel van een
draad massief koper als bedoeld in punt 1.2, aangebracht op een diepte van ongeveer
0,5 m in de grond.
-
1.8. Indien de verbinding een andere in de bodem aanwezige geleider, die een beschermd
gebouw binnengaat, op minder dan 2 m moet naderen, moet zij evenwel achterwege blijven,
met dien verstande echter, dat aardelektroden met een verspreidingsweerstand van meer
dan 10 ohm in elk geval met een of meer elektroden in de buurt moet worden verbonden,
zodat de verspreidingsweerstand van de aldus ontstane groep kleiner wordt dan 10 ohm.