Regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012

[Regeling vervallen per 01-08-2017.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-2016 t/m 31-07-2017

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 september 2011, nr. BVE/312893, houdende de landelijke standaarden voor de kwaliteit van de examens van de beroepsopleidingen (Regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

De landelijke standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage behorend bij deze regeling.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2012.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. Bijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage behorende bij artikel 1 van de Regeling standaarden examenkwaliteit mbo 2012

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

Hieronder worden drie standaarden voor de examenkwaliteit gegeven. Per standaard zijn meerdere indicatoren opgenomen. Bij elke afzonderlijke indicator is een portret gevoegd. De examenkwaliteit voldoet aan de indicator indien de situatie voor het grootste deel voldoet aan de beschrijving in het portret.

Standaard 1: Het exameninstrumentarium sluit aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen

Indicator

Portret

1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering

De instelling heeft een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de opleiding – en daarin opgenomen ontwikkelgerichte toetsen – en de examinering. Deze overgang is gemarkeerd. De examencommissie heeft geëxpliciteerd op grond van welk examen en overige eisen het diploma wordt verstrekt. De studenten weten welke beoordeling meetelt voor het behalen van het diploma.

1.2 Dekking van de kwalificatie-eisen en keuzedeeleisen

Bij de inrichting van examens is sprake van volledigheid en passende complexiteit, om de beroepsuitoefening op het vereiste beheersingsniveau zoals omschreven in het kwalificatiedossier te examineren. – Voor opleidingen gericht op de herziene kwalificatiestructuur dekt het exameninstrumentarium de kwalificatie-eisen die zijn aangegeven in het bijbehorende kwalificatiedossier en voor opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016 ook de keuzedeeleisen van de keuzedelen van de opleiding van de betreffende examenkandidaat. Het instrumentarium maakt een evenwichtige beoordeling mogelijk en de examenvorm is afgestemd op de exameninhoud.

– Voor opleidingen gericht op de beroepsgerichte kwalificatiestructuur zijn de kwalificatie-eisen opgenomen in de examens, waarbij meer dan driekwart van de werkprocessen per kerntaak – de essentie van het beroep inbegrepen – wordt geëxamineerd. Hierbij zijn de inhoud en toetsvorm zodanig afgestemd op de vereisten, dat kennis, vaardigheden en houding in een goede balans passend worden beoordeeld;

–Voor eindtermgerichte opleidingen zijn de kwalificatie-eisen opgenomen in de examens, waarbij meer dan driekwart van de eindtermen per deelkwalificatie – de essentie van het beroep inbegrepen – wordt geëxamineerd. Hierbij zijn de inhoud en toetsvorm zodanig afgestemd op de vereisten dat deze passend worden beoordeeld.

Voor alle opleidingen geldt daarbij dat:

– wettelijke beroepsvereisten – indien van toepassing – volledig zijn geëxamineerd met examens die qua inhoud en toetsvorm passend zijn;

– de exameninstrumenten de kwalificatie-eisen voor de generieke examenonderdelen Nederlandse taal en rekenen en, voor mbo-niveau 4 opleidingen, Engels zodanig afdekken dat recht wordt gedaan aan het bijbehorende CEF-niveau dan wel het referentieniveau.

1.3 Cesuur

Er is een verantwoorde procedure gevolgd voor het bepalen van de cesuur, zowel voor de onderscheiden examenonderdelen (te weten de beroepsspecifieke, de generieke en – wat betreft de opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016 – de keuzedelen) als voor het examen voor de opleiding als geheel. De cesuur van het exameninstrumentarium ligt op het niveau waarop de student voldoet aan de onderscheiden vereisten. De cesuur is zodanig opgesteld dat de beoordeling (en daarmee de waardering van de kennis, vaardigheden en houding van de student) in totaal niet lager uitpakt dan voor de vakbekwaamheid voor het beroep, voor de generieke onderdelen taal en rekenen en voor onderscheiden keuzedelen noodzakelijk is. Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke puntentoekenning die recht doet aan het belang van de kwalificatie-eisen en bij opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016 betreft dat ook de keuzedeeleisen. Er is sprake van een weging van de examenopdrachten/-toetsen onderling, die geen afbreuk doet aan de genoemde cesuur.

1.4 Beoordelingswijze

Het exameninstrumentarium is voorzien van een beoordelingsvoorschrift dat een zo objectief mogelijke beoordeling waarborgt. Dit betekent dat:

– het beoordelingsvoorschrift is voorzien van richtlijnen die leiden tot een onafhankelijke beoordeling;

– de prestatie-indicatoren of vergelijkbare beoordelingscriteria herleidbaar in het beoordelingsvoorschrift zijn opgenomen en een correct antwoordmodel of beoordelingsschema beschikbaar is;

– de beoordelaar eruit kan opmaken welke (deel)waardering aan een prestatie van een student toegekend moet worden;

– de beoordelaar eruit kan opmaken welke eindwaardering gegeven moet worden;

– de beoordelaar de gegeven waarderingen conform het beoordelingsvoorschrift herleidbaar kan onderbouwen. Uit de beoordelingsrichtlijnen blijkt dat de beoordeling in elk geval plaatsvindt:

– per deelkwalificatie bij eindtermgerichte opleidingen;

– per kerntaak bij opleidingen gericht op de beroepsgerichte kwalificatiestructuur of op de herziene kwalificatiestructuur, en

– per keuzedeel van de opleiding van de examenkandidaat bij opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016.

De beoordeling wordt gebaseerd op de prestatie-indicatoren of vergelijkbare beoordelingscriteria uit het kwalificatiedossier en (bij opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016) ook uit het keuzedeeldocument. Als een examen(onderdeel) niet is behaald, wordt op het niveau van de prestatie-indicator of vergelijkbare beoordelingscriteria verantwoord wat de oorzaak daarvan is.

1.5 Transparantie

Alle betrokkenen hebben een helder beeld van hoe het examen eruit ziet en hoe het wordt uitgevoerd en beoordeeld. Studenten en beoordelaars zijn geïnformeerd over de beoordelingscriteria en de wijze waarop het examen zal plaatsvinden en over de beoordeling. Het exameninstrumentarium is voorzien van afnamecondities en aanwijzingen voor de beoordelaars en de studenten voor de uitvoering van het examen.

Standaard 2: De examenprocessen van afname en beoordeling zijn deugdelijk

Indicator

Portret

2.1 Authentieke afname

Het examen bevat tenminste activiteiten die de student als beginnend beroepsbeoefenaar in het toekomstige beroep uitvoert, afgestemd op het kwalificatiedossier (of eindtermendocument). De werkomstandigheden en de sociale context tijdens de beoordeling van het examen komen zoveel mogelijk overeen met die in het toekomstige beroep; onderdelen van het examen vinden in de reële beroepspraktijk plaats. Het beroepenveld is betrokken bij de examinering en beoordeelt de afname en beoordeling als realistisch.

2.2 Betrouwbaarheid

De afname en beoordeling zijn deugdelijk en verlopen zoals beoogd. In gelijke gevallen wordt gelijk geoordeeld. De beoordeling is zo objectief mogelijk. Voorzieningen die zijn getroffen om dat te bereiken worden adequaat toegepast. Examenopdrachten, afnamecondities en beoordelingen zijn voor alle studenten zodanig opgezet en toegepast dat geen afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van de uitkomsten van de examenopdracht of het examenprogramma als geheel, noch aan het niveau daarvan. Er is sprake van een deskundige beoordeling van studenten gericht op het vakinhoudelijk correct beoordelen van de vereiste kennis, houding en vaardigheden van de student.

Standaard 3: De diplomering is deugdelijk

Indicator

Portret

3.1 Besluitvorming diplomering

De examencommissie neemt deugdelijke besluiten over het verstrekken van diploma’s of (indien van toepassing) certificaten en (indien van toepassing) over het verlenen van vrijstellingen voor delen van het examen als de student aan de vereiste voorwaarden heeft voldaan. De examencommissie legt op basis van registratie van de besluitvorming verantwoording af.

3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie

De examencommissie vergewist zich met gepaste grondigheid en frequentie van de kwaliteit van het exameninstrumentarium, de afname, de beoordeling, de besluitvorming betreffende de diplomering en van de deskundigheid van bij de examinering betrokken personen. Om vast te stellen of de beoordeling adequaat verloopt, wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld resultatenanalyses, deelnemerevaluaties en gegevens uit (steekproefsgewijze) dubbele beoordelingen. De examencommissie legt vast wanneer beoordelingsresultaten worden aangepast en tot welke verbeteracties deze correcties leiden of hebben geleid. De examencommissie analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als de beoordelingen niet naar wens verlopen.

De normering

[Regeling vervallen per 01-08-2017]

Een oordeel over de examenkwaliteit van een opleiding komt als volgt tot stand.

De normering bestaat uit twee stappen:

  • 1. een normering per standaard;

  • 2. een normering voor het eindoordeel over de examenkwaliteit van de opleiding.

De focus van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de examinering en diplomering richt zich op de standaarden. Per standaard wordt een oordeel uitgesproken op een tweepuntschaal (onvoldoende – voldoende). Indicatoren en portretten zijn daarvoor indicerend en richtinggevend.

Voor de examenkwaliteit van een opleiding wordt een oordeel uitgesproken op een vierpuntschaal (goed – voldoende – onvoldoende – slecht).

Goed

  • Aan alle standaarden is voldaan;

  • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.

Voldoende

  • Aan alle standaarden is voldaan;

  • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.

Onvoldoende

  • Aan één of twee standaarden is niet voldaan.

Slecht

  • Aan geen van de drie standaarden is voldaan.

Zoals hierboven is weergegeven is de examenkwaliteit van een opleiding voldoende wanneer aan alle drie de standaarden is voldaan en voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten wordt voldaan, waaronder aan de essentiële onderdelen. Een voorbeeld van een essentieel onderdeel is het examineren van de wettelijke beroepsvereisten (bij indicator 1.2).

Voor eindtermgerichte opleidingen dient elke onderzochte deelkwalificatie aan de standaarden te voldoen.

In het studiejaar 2016-2017 maken de in de portretten bij standaard 1 genoemde bepalingen betreffende keuzedelen nog geen onderdeel uit van de normering van standaard 1 (exameninstrumentarium). Worden de keuzedelen van een opleiding niet geëxamineerd of de resultaten van de keuzedelen niet meegenomen in de diplomering, dan leidt dat tot een onvoldoende voor standaard 3 (diplomering).

Naar boven