Subsidieregeling emancipatie 2011

[Regeling vervallen per 01-01-2017.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 juni 2011, nr. DE/308316, houdende regels voor het verstrekken van subsidie in het kader van homo- en vrouwenemancipatiebeleid (Subsidieregeling emancipatie 2011)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, onder e, 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 1.1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1.1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. vrouwenemancipatie: het verbeteren van de positie van vrouwen en meisjes in de samenleving;

  • c. LHBT-emancipatie: het verbeteren van de positie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgender personen in de samenleving;

  • d. transgenderemancipatie: het verbeteren van de positie van transgender personen in de samenleving.

Artikel 1.2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De minister verleent subsidie op aanvraag.

Artikel 1.3. Subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 1.4. Subsidieplafond en maximale subsidiebedragen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Het subsidieplafond voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verstrekt is gelijk aan het bedrag voor de programma-uitgaven in de ten tijde van de aanvraag geldende Rijksbegroting OCW, artikel 25 Emancipatie.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het maximaal beschikbare subsidiebedrag voor subsidieontvangers genoemd onder a tot en met f voor de jaren 2016 en 2017 maximaal:

    • a. voor de instelling bedoeld in artikel 2.2: € 300.000,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017;

    • b. voor de instelling bedoeld in artikel 2.3: € 800.000,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017;

    • c. voor de instelling bedoeld in artikel 2.4: € 150.000,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017;

    • d. voor de instelling bedoeld in artikel 2.5: € 2.648.436,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017;

    • e. voor de instelling bedoeld in artikel 2.7: € 150.000,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017;

    • f. voor de instelling bedoeld in artikel 2.8: € 150.000,– voor zowel het boekjaar 2016 als voor het boekjaar 2017.

  • 3 De minister kan bovenop de maximale subsidiebedragen in het tweede lid loon- en prijscompensatie toekennen aan de instellingen genoemd in de artikelen 2.2 tot en met 2.8.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan de minister een subsidieplafond stellen voor categorieën van projecten.

  • 5 Indien de minister een plafond stelt als bedoeld in het vierde lid, kan de minster een termijn van indiening bepalen. In dat geval voorziet de minister in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de projectsubsidie.

Artikel 1.5. Voorschot

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 In aanvulling op artikel 23 van de Regeling OCW-subsidies verleent de minister voorschotten aan de subsidieontvanger:

    • a. bedoeld in hoofdstuk 2 van deze regeling tot ten hoogste 100% van het verleende subsidiebedrag;

    • b. bedoeld in hoofdstuk 3 van deze regeling tot ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag, tenzij de minister anders bepaalt.

  • 2 Uitbetaling van voorschotten als bedoeld in het eerste lid geschiedt gelijkelijk verdeeld over de kwartalen van de verleende subsidieperiode, tenzij de minister anders bepaalt.

§ 1.2. Algemene verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1.6. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 1.7. Wijze van melding

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De melding, bedoeld in artikel 9 van de Regeling OCW-subsidies, geschiedt schriftelijk of per e-mail aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap per adres Dienst Uitvoering Onderwijs, Emancipatie, afdeling OND/ODB, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer of emancipatie@duo.nl.

Artikel 1.8. Tussentijdse rapportage

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan in de beschikking tot subsidieverlening een subsidieontvanger aan wie meer dan € 125.000,– subsidie is verleend en aan wie voor meerdere jaren subsidie is verleend, de verplichting opleggen tussentijdse rapportages over de voortgang van de gesubsidieerde prestaties en over de besteding van de subsidie in te dienen.

  • 2 De rapportages sluiten aan bij het activiteitenplan en de begroting.

  • 3 De minister bepaalt in de beschikking tot subsidieverlening tevens met welke frequentie en voor welke datum een tussenrapportage wordt ingediend met een maximum van eenmaal per twaalf maanden.

§ 1.3. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1.9. Vereisten aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidieaanvraag kan per post of per e-mail worden ingediend.

§ 1.4. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1.10. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot subsidievaststelling vinden plaats binnen dertien weken na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 3 Indien de subsidieontvanger die op grond van hoofdstuk 3 subsidie ontvangt van meer dan € 125.000,– en verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, kan in plaats van het financieel verslag de jaarrekening overleggen, indien de ontvangst en besteding van de subsidie herkenbaar daarin is opgenomen.

Hoofdstuk 2. Nadere voorschriften voor subsidies kennisinfrastructuur LHBT- en vrouwenemancipatie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 2.1. Inleidende bepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 2.1. Reikwijdte hoofdstuk 2

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit hoofdstuk is van toepassing op rechtspersonen die subsidie aanvragen op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling.

§ 2.2. Doelomschrijvingen subsidie LHBT-emancipatie infrastructuur

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 2.2. Lhbt-bibliotheek, archief en informatiecentrum

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op LHBT-emancipatie en die zich primair ten doel stelt een internationale bibliotheek, archief en informatiecentrum van het erfgoed op het terrein van homoseksualiteit te verzamelen, te beheren, te ontsluiten en toegankelijk te maken.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. te beschikken over nationaal en internationaal materiaal op het terrein van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen;

    • d. het in onderdeel c genoemde materiaal te beheren en te ontsluiten;

    • e. actief nieuw nationaal en internationaal materiaal omtrent homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen te signaleren en te verwerven;

    • f. personen bij het zoeken naar algemene en specifieke informatie over homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen te ondersteunen;

    • g. actief het materiaal zowel in papier als digitaal zichtbaar te maken en ter beschikking te stellen aan het publiek;

    • h. te beschikken over een digitale catalogus;

    • i. toegankelijk te zijn voor het publiek; en

    • j. naamsbekendheid te generen.

Artikel 2.3. Kennisinstituut LHBT-emancipatie en vertegenwoordiging homoseksuelen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op LHBT-emancipatie en die zich primair ten doel stelt landelijk de sociale acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen in de samenleving te bevorderen door middel van het vervullen van de internationaal vertegenwoordigende, de landelijke agenderende, consulterende en ondersteunende rol op het terrein van het bevorderen van sociale acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen in de samenleving.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. draagvlak te hebben binnen de groep van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen;

    • d. landelijk en internationaal te opereren;

    • e. een platform te bieden voor homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen;

    • f. algemene en specifieke informatie te bieden aan en over homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen;

    • g. projecten uit te voeren ter bevordering van de sociale acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen;

    • h. homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen te ondersteunen en te begeleiden; en

    • i. ideeën en expertise te ontwikkelen ter bevordering van de sociale acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen in de samenleving.

Artikel 2.4. Kennisinstituut transgender personen en vertegenwoordiging transgender personen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op transgenderemancipatie en die zich primair ten doel stelt landelijk de sociale acceptatie van transgender personen in de samenleving te bevorderen door middel van het vervullen van de internationaal vertegenwoordigende, de landelijke agenderende, consulterende en de ondersteunende rol op het terrein van het bevorderen van sociale acceptatie van transgender personen in de samenleving.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. draagvlak te hebben binnen de groep van transgender personen;

    • d. landelijk en internationaal te opereren;

    • e. een platform te bieden voor transgender personen

    • f. algemene en specifieke informatie te bieden aan en over transgender personen;

    • g. projecten uit te voeren ter bevordering van de sociale acceptatie van transgender personen;

    • h. transgender personen te ondersteunen en te begeleiden; en

    • i. ideeën en expertise te ontwikkelen ter bevordering van de sociale acceptatie van transgender personen in de samenleving.

§ 2.3. Doelomschrijvingen subsidie vrouwenemancipatie infrastructuur

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 2.5. Archief vrouwenbeweging en kennisinstituut vrouwenemancipatie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op vrouwenemancipatie en die zich primair ten doel stelt materiaal over de positie van vrouwen en meisjes in de samenleving en het erfgoed van de vrouwenbewegingen te verzamelen, te beheren, te ontsluiten en toegankelijk te maken en landelijk de emancipatie van vrouwen en meisjes in de samenleving te bevorderen door middel van het vervullen van de functie van kenniscentrum voor emancipatie.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. te beschikken over nationaal en internationaal materiaal omtrent de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbewegingen;

    • d. het in onderdeel c genoemde materiaal te beheren en te ontsluiten;

    • e. actief nieuw nationaal en internationaal materiaal omtrent de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbewegingen te signaleren en te verwerven;

    • f. personen bij het zoeken naar algemene en specifieke informatie over de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbeweging te ondersteunen;

    • g. actief het materiaal zowel in papier als digitaal zichtbaar te maken en ter beschikking te stellen aan het publiek;

    • h. de lokale vrouwenparticipatie te ondersteunen en te stimuleren;

    • i. het maatschappelijk debat over emancipatie te stimuleren;

    • j. beleidsadvies, beleidsimplementatie en praktijkgericht onderzoek te leveren aansluitend bij actuele maatschappelijke thema’s en politieke actualiteit;

    • k. feiten, cijfers, onderzoeksgegevens en praktijkvoorbeelden te verzamelen;

    • l. actuele en betrouwbare informatie te ontsluiten;

    • m. personen bij het zoeken naar algemene en specifieke informatie over de emancipatie van vrouwen te ondersteunen;

    • n. actief het materiaal zowel in papier als digitaal zichtbaar te maken en ter beschikking te stellen aan het publiek;

    • o. te beschikken over een digitale catalogus;

    • p. toegankelijk te zijn voor het publiek;

    • q. naamsbekendheid te generen.

Artikel 2.6. Kennisinstituut vrouwenemancipatie

[Vervallen per 01-09-2013]

Artikel 2.7. Vrouwenplatform

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op vrouwenemancipatie en die zich primair ten doel stelt een landelijke en regionale platformfunctie voor vrouwen ongeacht leeftijden, culturen en disciplines in stand te houden.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. draagvlak te hebben binnen de groep van vrouwen en meisjes;

    • d. landelijk en regionaal te opereren;

    • e. een platform te bieden voor vrouwen en meisjes;

    • f. projecten en evenementen uit te voeren ter bevordering van de emancipatie van vrouwen en meisjes;

    • g. ideeën en expertise te ontwikkelen ter bevordering van de emancipatie van vrouwen en meisjes; en

    • h. rolmodellen, die een voorbeeld kunnen zijn voor de emancipatie, te betrekken bij activiteiten.

Artikel 2.8. Vertegenwoordiging vrouwennetwerken

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op vrouwenemancipatie en die zich primair ten doel stelt landelijk de emancipatie van vrouwen en meisjes in de samenleving te bevorderen door middel van het vervullen van de internationaal vertegenwoordigende, de landelijke agenderende, consulterende en ondersteunende rol op het terrein van het bevorderen van emancipatie van vrouwen en meisjes in de samenleving.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. draagvlak te hebben binnen de groep van vrouwennetwerken;

    • d. landelijk, regionaal en internationaal te opereren;

    • e. een platform te bieden voor vrouwennetwerken;

    • f. algemene en specifieke informatie te bieden aan en over vrouwen en vrouwennetwerken;

    • g. projecten uit te voeren ter bevordering van de emancipatie van vrouwen en meisjes;

    • h. vrouwennetwerken te faciliteren, te ondersteunen en te begeleiden;

    • i. ideeën te ontwikkelen en expertise te ontsluiten ter bevordering van de emancipatie van vrouwen en meisjes en als voeding voor beleidsprocessen en politieke besluitvorming over vrouwenemancipatie; en

    • j. de coördinerende rol te vervullen voor aangesloten vouwennetwerken.

§ 2.4. Subsidieverlening infrastructuur

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 2.9. Wijze van verdeling beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Per boekjaar wordt slechts aan een instelling subsidie verleend.

  • 2 De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot hetzelfde doel op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

Artikel 2.10. Tijdvak subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister verleent subsidie voor een of twee boekjaren.

§ 2.5. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger infrastructuur

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 2.11. Bestedingsrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Subsidieontvangers, bedoeld in de artikelen 2.2 tot en met 2.8, zijn vrij de middelen naar eigen inzicht te besteden binnen het goedgekeurde activiteitenplan.

Artikel 2.12. Rechtshandelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van de minister voor rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3. Nadere voorschriften voor subsidies voor projecten die bijdragen aan de verbetering van de LHBT- en vrouwenemancipatie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 3.1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 3.1. Reikwijdte hoofdstuk 3

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit hoofdstuk is van toepassing op rechtspersonen die subsidie aanvragen op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling.

Artikel 3.2. Doelomschrijving projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De minister kan subsidie verstrekken voor de kosten van de uitvoering van een project dat in belangrijke mate bijdraagt aan de verbetering van de positie van meisjes en vrouwen, als beschreven in het ten tijde van de aanvraag geldende kabinetsbeleid betreffende vrouwenemancipatie, dan wel voor de kosten van de uitvoering van een project dat in belangrijke mate bijdraagt aan de verbetering van de positie van homoseksuelen, als beschreven in het ten tijde van de aanvraag geldende kabinetsbeleid betreffende LHBT-emancipatie en past binnen het beschikbare budget.

§ 3.2. Subsidieverlening projecten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 3.3. Criteria verdeling bij subsidieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie wordt slechts verleend indien de minister van oordeel is dat het verstrekken daarvan, mede gelet op de voor emancipatie van vrouwen en meisjes en LHBT-emancipatie beschikbare financiële middelen, in belangrijke mate bijdraagt aan het beleid, zoals is neergelegd in het huidige kabinetsbeleid op het terrein van vrouwenemancipatie en LHBT-emancipatie.

  • 2 In het geval de minister geen indieningtermijn als bedoeld in artikel 1.4, vierde lid, vaststelt, wordt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen voor projectsubsidies verdeeld.

Artikel 3.4. Uurtarief

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De minister subsidieert loonkosten op basis van een maximaal uurtarief.

  • 2 Het maximale uurtarief bedoeld in het eerste lid, komt overeen met het kostendekkende tarief per uur van schaal 11 in de Handleiding Overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag is ontvangen.

  • 3 De minister kan van het eerste lid afwijken indien toepassing van het maximale uurtarief tot een in het licht van het doel van de regeling onacceptabele uitkomst zal leiden.

Artikel 3.5. Weigeringgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie kan, onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, worden geweigerd indien de minister van oordeel is dat:

  • a. onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, voldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

  • b. te verwachten is dat de met de subsidie beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt;

  • c. de aanvrager de behoefte aan subsidie niet heeft aangetoond;

  • d. subsidie of opdracht voor soortgelijke activiteiten reeds is verleend; of

  • e. het project reeds is afgerond.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 4.1. Intrekking en overgangsrecht

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 4.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2011, met dien verstande dat deze in werking treedt na inwerkingtreding van de Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling emancipatie in verband met een wijziging van het subsidieplafond voor 2011 voor Stichting Aletta (Stc. 2011, nr. 8533).

  • 2 Indien deze regeling in de Staatscourant wordt geplaatst na 1 juli 2011, treedt deze in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2011.

  • 3 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2017.

Artikel 4.3. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling emancipatie 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven