1. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-07-2022]
De aanwijzing is per 1 januari 2011 op een aantal punten geactualiseerd. In onderdeel 3A is het geval opgenomen waarin door een beanbag dodelijk of zwaar lichamelijk letsel
wordt aangebracht. De situatie waarin letsel veroorzaakt is door een ongeval met een
dienstvoertuig, is uitgebreider toegelicht.
Onderdeel 3B.I (niet aan de functie te relateren misdrijven) is uitgebreid met een passage over
misdrijven gepleegd door PIW’ers in het kader van hun functie-uitoefening. Deze misdrijven
worden in het algemeen niet onderzocht door de Rijksrecherche.
Onderdeel 3C.III is nieuw toegevoegd en bevat een ‘restcategorie’ van gevallen die weliswaar niet
beschreven worden in de aanwijzing, maar die toch de inzet van de Rijksrecherche behoeven.
De inzet van de Rijksrecherche in dit soort zaken wordt bepaald door de coördinatiecommissie
Rijksrecherche.
De Rijksrecherche is van oudsher een opsporingsinstantie met een speciale taak. Zij
richt zich op de opsporing van door (semi)overheidsfunctionarissen gepleegde misdrijven.
Niet al de door deze functionarissen gepleegde misdrijven worden door de Rijksrecherche
onderzocht. Dat zou alleen al om puur capacitaire redenen niet doenlijk zijn. Het
werkterrein van de Rijksrecherche is dan ook al sinds jaar en dag afgebakend. Het
doel van deze aanwijzing is te waarborgen dat de Rijksrecherche vooral opereert op
het terrein van de strafbare gedragingen die in ernstige mate de integriteit van de
rechtspleging en de integriteit van het openbaar bestuur raken. Dientengevolge zal
de Rijksrecherche in beginsel niet worden belast met disciplinaire (integriteits)onderzoeken.
De Rijksrecherche verricht alleen feitenonderzoeken en opsporingsonderzoeken. Voor
de feitenonderzoeken geldt dat het moet gaan om onderzoeken naar gedragingen waar
een strafrechtelijk aspect aan kleeft. Een dergelijk onderzoek kan al worden ingesteld
voordat sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Met
een feitenonderzoek wordt niet meer en ook niet minder beoogd dan het op een rijtje
zetten van de feiten. Daartoe kunnen geen opsporingsbevoegdheden of dwangmiddelen
worden toegepast. Een feitenonderzoek kan worden gevolgd door een opsporingsonderzoek.
De Rijksrecherche verricht uitsluitend opsporingsonderzoeken naar misdrijven; voor
overtredingen wordt de Rijksrecherche niet ingeschakeld. Zowel de resultaten van een
feitenonderzoek als de resultaten van een opsporingsonderzoek kunnen - met toestemming
van het OM - worden gebruikt voor een disciplinair onderzoek, met inachtneming van
de geldende privacyregelgeving.
Krachtens een besluit van het College van procureurs-generaal van 16 januari 2001
wordt op één centraal punt over de inzet van de Rijksrecherche besloten door de zogenaamde
coördinatiecommissie Rijksrecherche (CCR).
De CCR bestaat uit het lid van het College van procureurs-generaal dat is belast met
de portefeuille Rijksrecherche, de hoofdofficier van justitie van het Landelijk parket,
de directeur Rijksrecherche en de coördinerend officier van justitie rijksrecherchezaken
(COvJ-RR). De CCR wordt bijgestaan door de specialistisch beleidsmedewerker van de
coördinerend officier van justitie. De COvJ-RR is het dagelijkse aanspreekpunt voor
het Openbaar Ministerie. De CCR bepaalt het beleid voor de inzet van Rijksrecherche,
is bevoegd te beslissen tot inzet in concrete situaties en toetst periodiek de praktijk
van inzetten van de Rijksrecherche door het Openbaar Ministerie. De dagelijkse uitvoering
van de inzet van de Rijksrecherche berust bij de Directeur Rijksrecherche (tevens
CCR-lid).
Naast de landelijk coördinerend officier van justitie zijn er tevens op elk arrondissementsparket/regioparket
vaste Rijksrechercheofficieren aangewezen. Zij zijn de vaste aanspreekpunten voor
de COvJ-RR.