Onderlinge regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m 31-12-2013

Onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk inzake de verdeling over de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland van de economische waarde van de rechten en verplichtingen die van het land de Nederlandse Antillen overgaan op Curaçao, Sint Maarten of Nederland

De Nederlandse Antillen, Nederland, Curaçao en Sint Maarten;

Overwegende, dat artikel I van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen er in voorziet dat het land de Nederlandse Antillen wordt opgeheven, dat Curaçao en Sint Maarten de hoedanigheid krijgen van land binnen het Koninkrijk en dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderdeel worden van het staatsbestel van Nederland;

dat de Gouverneur van de Nederlandse Antillen bij besluit van 26 juni 2006, nr. 1, een commissie inventarisatie en waardering boedel Nederlandse Antillen heeft ingesteld die tot taak kreeg de boedel van de Nederlandse Antillen in kaart te brengen en te laten taxeren, en een voorstel te doen met betrekking tot de verdeling van de boedel over de eilandgebieden die samen het grondgebied van de Nederlandse Antillen vormen;

dat deze commissie heeft voorgesteld voor de vaststelling van een verdeelsleutel uit te gaan van een gemiddelde van het aandeel in het Bruto Binnenlands Product en het aandeel in het bevolkingsaantal van de Nederlandse Antillen en dat de politieke Stuurgroep Staatkundige Veranderingen Nederlandse Antillen op 1 juli 2010 heeft ingestemd met die verdeelsleutel;

dat de rechtsopvolging in de burgerlijke rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen wordt geregeld in het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen en, voor zover het betreft de door het land Nederlandse Antillen aangegane geldleningen, het Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten;

dat de toepassing van de in het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen opgenomen regels voor rechtsopvolging kunnen leiden tot een feitelijke toedeling van activa en passiva die op onderdelen niet overeenkomt met de beoogde verdeling van de totale waarde van de boedel zoals tot uitdrukking komt in de overeengekomen verdeelsleutels, en dat het met het oog daarop wenselijk is afspraken te maken over onderlinge verrekening tussen de landen ter compensatie van eventuele over- of onderbedelingen ten opzichte van de overeengekomen verdeelsleutels;

dat het voorts wenselijk is afspraken te maken over de feitelijke afwikkeling van de scheiding van de boedel;

Gelet op de artikelen 38, eerste lid, 38a en 60c van het Statuut voor het Koninkrijk;

Komen het volgende overeen:

Paragraaf 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder

  • a. de Nederlandse Antillen: het land de Nederlandse Antillen, zoals dat bestaat tot de transitiedatum;

  • b. landen: Curaçao, Sint Maarten en, met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Nederland;

  • c. boedel: de boedel van de Nederlandse Antillen, zoals gedefinieerd in artikel 2;

  • d. de commissie: de vereffeningscommissie, genoemd in artikel 8;

  • e. de ministers: de Ministers van Financiën van Curaçao en van Sint Maarten en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland;

  • f. tijdstip van transitie: tijdstip waarop artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.

Paragraaf 2. Vereffeningsakkoorden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Onder de boedel van de Nederlandse Antillen wordt verstaan het geheel van rechten en verplichtingen van de Nederlandse Antillen onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van transitie, met uitzondering van de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op roerende zaken, behalve voor zover het gaat om zeer waardevolle zaken, zulks ter beoordeling van de commissie.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Bij de vereffening van de boedel wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd: 73,3% voor Curaçao, 18,75% voor St. Maarten en 7,95% voor Nederland.

  • 2 De landen kunnen in onderlinge overeenstemming besluiten voor onderdelen van de boedel uit te gaan van een andere verdeelsleutel.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 In het akkoord worden de in het eerste lid bedoelde activa en passiva vermeld en de overeengekomen waarde daarvan.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Met ingang van 2012 stellen de ministers jaarlijks vast in hoeverre er nadere onderlinge vorderingen tussen de landen bestaan betreffende de verdeling van activa en passiva waarvan de waarde ten tijde van het nemen van het besluit, bedoeld in artikel 4, nog niet kon worden bepaald, alsmede van andere tot de boedel behorende activa en passiva die in 2010 nog niet bekend waren of om andere redenen niet in een eerder besluit als bedoeld in artikel 4 waren opgenomen.

  • 2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen binnen drie maanden na ontvangst van het advies, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien een besluit als bedoeld in de artikelen 4 en 5 leidt tot de verplichting tot overdracht van aandelen of tot een of meer betalingsverplichtingen, wordt binnen drie maanden na vaststelling van het desbetreffende besluit aan die verplichtingen voldaan.

  • 2 In het besluit kan van het eerste lid worden afgeweken.

Paragraaf 3. De vereffeningscommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Er is een vereffeningscommissie.

  • 2 De commissie bestaat uit vier leden, waaronder een voorzitter:

    • a. een lid namens Curaçao, aangewezen door de Minister van Financiën van Curaçao;

    • b. een lid namens Sint Maarten, aangewezen door de Minister van Financiën van Sint Maarten;

    • c. een lid namens Nederland, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland;

    • d. de voorzitter, aangewezen door de ministers gezamenlijk.

  • 3 De voorzitter en de overige leden worden benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland.

  • 4 De voorzitter heeft stemrecht. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 5 De commissie vangt met haar werkzaamheden aan met ingang van het tijdstip van transitie.

  • 6 De leden van het college oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 7 De leden worden benoemd voor de periode gedurende welke deze onderlinge regeling van kracht is.

  • 8 Een lid wordt op eigen verzoek ontslagen.

  • 9 Een lid kan worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid voor de vervulde functie, dan wel wegens andere zwaarwegende in zijn persoon gelegen redenen, dan wel wegens het aanvaarden van een ambt, betrekking of functie als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid.

  • 10 De ministers beslissen gezamenlijk over schorsing en ontslag. Schorsing en ontslag geschieden bij besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland.

  • 11 Voorafgaande aan een ontslag of een schorsing als bedoeld in het negende lid wordt de commissie gehoord, tenzij de omstandigheden met betrekking tot het ontslag of de schorsing dat horen belemmeren.

  • 12 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland stelt in overeenstemming met de beide andere ministers de vaste vergoeding van de leden van de commissie vast. Hierbij wordt de toepasselijke salarisschaal van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren en de toepasselijke deeltijdfactor aangegeven. De leden hebben voorts overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland recht op vergoeding van reis- en verblijfskosten. Daarnaast hebben de leden op declaratiebasis recht op vergoeding van kosten van internationale telefoongesprekken die zij maken in het kader van de werkzaamheden voor de commissie.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Een lid van de commissie kan niet tevens zijn:

    • a. Gouverneur;

    • b. minister of staatssecretaris;

    • c. lid van de Staten of van een daarmee vergelijkbaar orgaan van Nederland;

    • d. lid van de Raad van Advies van een van de landen;

    • e. lid van de Raad van State van het Koninkrijk;

    • f. lid van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

    • g. lid van de Algemene Rekenkamer van een van de landen of van Nederland;

    • h. ombudsman of substituut-ombudsman van een van de landen of van Nederland;

    • i. ambtenaar bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf.

  • 2 Een lid vervult ook overigens geen andere betrekking of nevenfunctie die overigens ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 3 Een lid meldt het voornemen tot het aanvaarden van een andere betrekking of nevenfunctie aan de commissie. De commissie informeert de ministers.

  • 4 De commissie maakt de nevenfuncties van een lid openbaar. Openbaarmaking geschiedt bij zijn benoeming en voorts door jaarlijkse publicatie van een opgave van deze nevenfuncties in de Staatscourant, de Curaçaosche Courant en de Landscourant Sint Maarten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De commissie adviseert de ministers over de verdeling van de aandelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en over door de hen vast te stellen onderlinge vorderingen als bedoeld in paragraaf 2. Die adviezen hebben mede betrekking op de vaststelling van:

    • a. de waarde van de onderdelen van de boedel;

    • b. de feitelijke toedeling van activa en passiva uit die boedel.

  • 2 Het advies ten behoeve van het besluit, bedoeld in artikel 4, wordt zo spoedig mogelijk na het tijdstip van transitie uitgebracht. De overige adviezen, bedoeld in het eerste lid, worden steeds uiterlijk 15 augustus uitgebracht.

  • 3 De commissie kan zich op verzoek dan wel ambtshalve met tussentijdse rapportages, verzoeken en voorstellen rechtstreeks wenden tot de ministers.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De commissie bepaalt zelf haar werkwijze.

  • 2 De commissie kan haar taak, genoemd in artikel 9, eerste lid, en andere taken geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een door de commissie zelf aan te wijzen administratiekantoor. Het kantoor voert zijn werkzaamheden uit onder verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 3 De commissie kan zich laten bijstaan door ambtenaren van de landen, aan te wijzen door de ministers en door deskundigen van buiten haar midden. Met instemming van de voorzitter kunnen deze adviseurs en deskundigen deelnemen aan bijeenkomsten en eventuele andere activiteiten van de commissie.

  • 4 De commissie kan voor haar taakvervulling voorts adviezen inwinnen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De leden van de commissie en de in artikel 10 bedoelde ambtenaren en deskundigen, hun vertegenwoordigers alsmede hun echtgenoten of geregistreerde partners en minderjarige kinderen voor zover zij met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren, worden van rechtswege toegelaten tot de landen. Aan de leden van de commissie en de desbetreffende ambtenaren, adviseurs en deskundigen, hun vertegenwoordigers alsmede hun echtgenoten of geregistreerde partners worden geen nadere voorwaarden gesteld voor de uitoefening van een beroep of het verrichten van arbeid.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De ministers verstrekken de commissie alle inlichtingen die zij voor de uitoefening van haar taken nodig acht.

  • 2 De ministers verlenen de commissie dan wel door haar aangewezen vertegenwoordigers, te allen tijde toegang tot dan wel inzage in alle goederen, administraties, documenten en andere informatiedragers.

  • 3 De commissie neemt de met betrekking tot natuurlijke personen en rechtspersonen in de desbetreffende landen geldende geheimhoudingsbepalingen in acht.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De kosten van de bezoldiging van de leden van de commissie, alsmede de bekostiging van de overige apparaatsuitgaven worden gelijkelijk verdeeld tussen de landen. Met het oog daarop dient de commissie jaarlijks voor 1 augustus een begroting in bij de ministers.

Paragraaf 4. Geschillenbeslechting

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Als de ministers niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 5, tweede lid, overeenstemming kunnen bereiken over het te nemen besluit, wordt dat geschil voorgelegd aan een ter zake van de beslechting van dat geschil in te stellen arbitragecommissie. Het advies van de arbitragecommissie is bindend.

  • 2 De arbitragecommissie is als volgt samengesteld:

    • a. een lid namens Curaçao, aangewezen door de Minister van Financiën van Curaçao;

    • b. een lid namens Sint Maarten, aangewezen door de Minister van Financiën van Sint Maarten;

    • c. een lid namens Nederland, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland;

    • d. een voorzitter, in onderlinge overeenstemming aangewezen door de leden, bedoeld onder a tot en met c.

  • 3 De voorzitter heeft stemrecht. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 4 De voorzitter en de leden kunnen niet tevens lid zijn van de vereffeningscommissie.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie en van een arbitragecommissie als bedoeld in artikel 14 wordt geregeld in de regeling van werkzaamheden van de vereffeningscommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland. De bescheiden worden in afschrift ter beschikking gesteld van Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Deze onderlinge regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip van transitie en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de ministers bij gezamenlijk besluit de werking van deze regeling steeds met een jaar verlengen. Een dergelijk besluit wordt binnen 30 dagen na de ondertekening geplaatst in de Staatscourant, de Curaçaosche Courant en de Landscourant Sint Maarten.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze onderlinge regeling wordt aangehaald als: Onderlinge regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen.

Deze onderlinge regeling wordt binnen 30 dagen na de ondertekening geplaatst in de Staatscourant, de Curaçaosche Courant en de Landscourant Sint Maarten.

Den Haag, 7 september 2010

Namens het Land Nederlandse Antillen,
De

minister-president,

E.S. de Jongh-Elhage

Namens het land Nederland,
De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Namens Curaçao,
De

gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

S. Osepa

Namens Sint Maarten,
De

gedeputeerde van Constitutionele Zaken,

W. Marlin

Naar boven