Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens BES

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens BES

Hoofdstuk 1. begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • wet: de Wet verdrag chemische wapens BES;

  • CAS-registratienummer: registratienummer van de Chemical Abstracts Service (CAS), genoemd in het verdrag;

  • Lijst 1, Lijst 2 en Lijst 3: de lijsten 1, 2 en 3, opgenomen in onderdeel B van de Bijlage inzake stoffen bij het verdrag;

  • onderscheiden organische stof: elke chemische verbinding van het element koolstof, met uitzondering van zijn oxiden, sulfiden en metaalcarbonaten, te onderscheiden door middel van de chemische naam, de structuurformule, indien bekend, en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

  • produktiecapaciteit: de hoeveelheid van een stof die per jaar zou kunnen worden geproduceerd met behulp van het technologische proces dat wordt gebruikt of, indien het proces nog niet operationeel is, gebruikt zal worden in de desbetreffende inrichting;

  • ton: een metrieke ton, zijnde 1.000 kg.

Hoofdstuk 2. aanwijzing van te verstrekken gegevens

Artikel 2

  • 1 Degene die een inrichting in bedrijf neemt waarop artikel 3, tweede of derde lid, van de wet van toepassing is verstrekt tenminste zeven maanden voor de productie aanvangt aan Onze Minister de volgende gegevens:

    • a. het adres en kadastrale aanduiding van de inrichting;

    • b. een technische beschrijving van de inrichting, met inbegrip van een inventarislijst van de apparatuur en gedetailleerde schema’s.

  • 2 Van voorgenomen veranderingen ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde opgave wordt tenminste zeven maanden voordat de veranderingen zullen plaatsvinden aan Onze Minister mededeling gedaan.

  • 3 Degene die een inrichting in bedrijf houdt waarop artikel 3, tweede of derde lid, van de wet van toepassing is verstrekt jaarlijks voor 1 maart aan Onze Minister de volgende gegevens over het afgelopen kalenderjaar:

    • a. een aanduiding van de aard van de inrichting;

    • b. van elke stof van Lijst 1 die in de inrichting is geproduceerd, verkregen, verbruikt of opgeslagen:

      • de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

      • de toegepaste methoden en geproduceerde hoeveelheden;

      • de benaming en de hoeveelheid van de precursoren, genoemd in Lijst 1, 2 of 3, die voor de productie van stoffen van Lijst 1 zijn gebruikt;

      • de hoeveelheid die in de inrichting is verbruikt en de doeleinden van het verbruik;

      • de hoeveelheid die is ontvangen van of overgebracht naar andere inrichtingen binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij voor elke zending de hoeveelheid, de ontvanger en de doeleinden afzonderlijk worden vermeld;

      • de grootste hoeveelheid die op enig tijdstip gedurende het jaar was opgeslagen;

      • de hoeveelheid die aan het einde van het jaar was opgeslagen;

    • c. informatie over veranderingen in de inrichting gedurende het jaar ten opzichte van eerder verstrekte gedetailleerde technische beschrijvingen van de inrichting, met inbegrip van inventarislijsten van apparatuur en gedetailleerde schema’s.

  • 4 Voorts verstrekt degene die een inrichting in bedrijf houdt waarop artikel 3, tweede of derde lid, van de wet van toepassing is jaarlijks voor 1 september aan Onze Minister de volgende gegevens over voorgenomen activiteiten en de verwachte productie in de inrichting in het komende kalenderjaar:

    • a. een aanduiding van de aard van de inrichting;

    • b. van elke stof van Lijst 1 die naar verwachting in de inrichting zal worden geproduceerd, verbruikt of opgeslagen:

      • de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

      • de hoeveelheid die naar verwachting zal worden geproduceerd en de doeleinden van de productie;

    • c. informatie over verwachte veranderingen in de inrichting gedurende het jaar ten opzichte van eerder verstrekte gedetailleerde technische beschrijvingen van de inrichting, met inbegrip van inventarislijsten van apparatuur en gedetailleerde schema’s.

  • 5 Het tweede en derde lid gelden niet, indien de betrokken, in artikel 3, tweede lid, bedoelde inrichting een ziekenhuis betreft.

Artikel 3

  • 1 Degene aan wie een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de wet is verleend verstrekt tenminste zeven maanden voor de ingebruikneming van de betrokken inrichting aan Onze Minister de volgende gegevens:

    • a. het adres en kadastrale aanduiding van de inrichting;

    • b. een technische beschrijving van de inrichting, waarbij de inrichting die stoffen van Lijst 1 produceert in het bijzonder wordt aangeduid.

  • 2 Van voorgenomen veranderingen ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde opgave wordt tenminste zeven maanden voordat de veranderingen zullen plaatsvinden aan Onze Minister mededeling gedaan.

  • 3 Degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend verstrekt jaarlijks voor 1 maart aan Onze Minister de volgende gegevens over het afgelopen jaar:

    • a. een aanduiding van de aard van de inrichting;

    • b. van elke stof van Lijst 1 de volgende informatie:

      • de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

      • de geproduceerde hoeveelheid en, in geval van productie voor beschermingsdoeleinden, de toegepaste methoden;

      • de benaming en de hoeveelheid van de precursoren, genoemd in de lijsten 1, 2, en 3 die voor de productie van stoffen van Lijst 1 zijn gebruikt;

      • de hoeveelheid die in de inrichting is verbruikt en de doeleinden van het verbruik;

      • de hoeveelheid die is overgedragen aan andere inrichtingen binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij voor elke overdracht de hoeveelheid, de ontvanger en de doeleinden afzonderlijk worden vermeld;

      • de grootste hoeveelheid die op enig tijdstip gedurende het jaar was opgeslagen;

      • de hoeveelheid die aan het einde van het jaar was opgeslagen;

    • c. informatie over veranderingen in de inrichting of de desbetreffende delen daarvan gedurende het jaar ten opzichte van eerder verstrekte gedetailleerde technische beschrijvingen van de inrichting.

  • 4 Voorts verstrekt degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend jaarlijks voor 1 september aan Onze Minister de volgende gegevens over voorgenomen activiteiten en de verwachte productie in de inrichting in het komende kalenderjaar:

    • a. een aanduiding van de aard van de inrichting;

    • b. van elke stof van Lijst 1 die naar verwachting in de inrichting zal worden geproduceerd, verbruikt of opgeslagen:

      • de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

      • de hoeveelheid die naar verwachting zal worden geproduceerd, de tijdvakken waarin de productie naar verwachting zal plaatsvinden en de doeleinden van de productie;

    • c. informatie over verwachte veranderingen in de inrichting gedurende het jaar ten opzichte van eerder verstrekte gedetailleerde technische beschrijvingen van de inrichting.

Artikel 4

  • 1 Degene aan wie een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, van de wet is verleend stelt Onze Minister van iedere voorgenomen overdracht van stoffen van Lijst 1 tenminste acht weken voor de overdracht in kennis.

  • 2 Voorts verstrekt degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend jaarlijks voor 1 maart aan Onze Minister een opgave van de verrichte overdrachten van stoffen van Lijst 1 gedurende het voorafgaande kalenderjaar. Van elke overgedragen stof worden daarbij vermeld:

    • a. de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien bekend;

    • b. de hoeveelheid die is verkregen uit of overgedragen naar een andere staat die partij is bij het verdrag, waarbij per overdracht de hoeveelheid, de ontvanger en het doel worden vermeld.

Artikel 5

  • 1 Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet in bedrijf houdt waarin in een van de drie voorafgaande kalenderjaren of in het komende kalenderjaar naar verwachting meer wordt geproduceerd, verwerkt of verbruikt dan:

    • a. 1 kg van een stof die in Lijst 2, deel A, met een « * » is aangeduid;

    • b. 100 kg van een andere in Lijst 2, deel A, vermelde stof; of

    • c. 1 ton van een in Lijst 2, deel B, vermelde stof,

    verstrekt aan Onze Minister met betrekking tot de desbetreffende activiteiten in het verleden jaarlijks voor 1 maart, respectievelijk met betrekking tot verwachte activiteiten jaarlijks voor 1 september de gegevens overeenkomstig het tweede lid. Elke activiteit die extra wordt verwacht na het verstrekken van de jaaropgave dient uiterlijk twee weken voordat die activiteit begint te worden opgegeven.

  • 2 Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt, verstrekt voor de in dat lid genoemde data de volgende gegevens:

    • a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het in bedrijf houdt;

    • b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

    • c. het aantal fabrieken binnen het fabriekscomplex waar stoffen van Lijst 2 worden geproduceerd;

    • d. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex die grotere hoeveelheden dan de hoeveelheden genoemd in het eerste lid produceert:

      • de naam van de fabriek en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die deze in bedrijf houdt;

      • de exacte ligging binnen het complex, onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

      • de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht;

      • gegevens waaruit blijkt of de fabriek de opgegeven stoffen van Lijst 2 produceert, verwerkt of verbruikt;

      • gegevens waaruit blijkt of de fabriek speciaal bedoeld is voor die activiteiten of voor verscheidene doeleinden geschikt is;

      • gegevens waaruit blijkt of de fabriek andere activiteiten verricht met betrekking tot de opgegeven stoffen van Lijst 2, en zo ja, welke;

      • de produktiecapaciteit van de betrokken fabriek of fabrieken voor elke opgegeven stof van Lijst 2.

  • 3 Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt verschaft voorts voor elk fabriekscomplex met betrekking tot elke stof van Lijst 2 boven de in dat lid aangegeven hoeveelheid de volgende gegevens:

    • a. de chemische benaming, de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

    • b. bij de jaarlijkse kennisgeving, bedoeld in het eerste lid betreffende activiteiten in het verleden: de totale hoeveelheid stoffen van Lijst 2, geproduceerd, verwerkt, verbruikt, ingevoerd of uitgevoerd in het voorafgaande kalenderjaar;

    • c. bij de jaarlijkse opgave betreffende verwachte activiteiten: de verwachte totale hoeveelheid door het fabriekscomplex te produceren, te verwerken of te verbruiken stoffen van Lijst 2, daaronder begrepen de verwachte tijdvakken waarin deze handelingen zullen plaatsvinden;

    • d. de doeleinden waarvoor de productie, bewerking, verwerking of het verbruik van de stoffen van Lijst 2 heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden, onderverdeeld naar:

      • bewerking, verwerking en verbruik ter plaatse, onder vermelding van de soorten producten;

      • verkoop of overdracht binnen het grondgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onder vermelding of de stoffen of vervaardigde producten bestemd zijn voor industrie, handel of anderszins en, indien mogelijk, onder vermelding van de soorten eindproducten;

      • rechtstreekse uitvoer, onder vermelding van het betrokken land van uitvoer;

      • andere doeleinden, onder vermelding van deze andere doeleinden;

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot mengsels met een laag gehalte aan stoffen van Lijst 2.

Artikel 6

  • 1 Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet in bedrijf houdt waarin in een van de drie voorafgaande kalenderjaren of in het komende kalenderjaar naar verwachting meer wordt geproduceerd dan 30 ton van een stof van Lijst 3, verstrekt aan Onze Minister met betrekking tot de desbetreffende activiteiten in het verleden jaarlijks voor 1 maart, respectievelijk met betrekking tot verwachte activiteiten jaarlijks voor 1 september de gegevens overeenkomstig het tweede lid. Elke activiteit die extra wordt verwacht na het verstrekken van de jaaropgave dient uiterlijk twee weken voordat die activiteit begint te worden opgegeven.

  • 2 Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt, verstrekt voor de in dat lid genoemde data de volgende gegevens:

    • a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het complex in bedrijf houdt;

    • b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

    • c. het aantal fabrieken binnen het complex waar stoffen van Lijst 3 worden geproduceerd;

    • d. van elke fabriek die grotere hoeveelheden dan de hoeveelheden genoemd in het eerste lid produceert:

      • de naam van de fabriek en van de natuurlijke of rechtspersoon die deze in bedrijf houdt;

      • de exacte ligging van de fabriek binnen het complex, onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

      • de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht.

  • 3 Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt verschaft voorts voor elk fabriekscomplex met betrekking tot elke stof van Lijst 3 boven de in dat lid aangegeven hoeveelheid de volgende gegevens:

    • a. de chemische benaming, de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

    • b. bij de jaarlijkse kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, betreffende activiteiten in het verleden: de hoeveelheid, bij benadering, van de productie van de stof van Lijst 3 in het voorafgaande kalenderjaar, of in geval van opgave van verwachte activiteiten, de verwachte productie voor het volgende kalenderjaar, uitgedrukt in de volgende waarden: 30 tot 200 ton, 200 tot 1.000 ton, 1.000 tot 10.000 ton, 10.000 tot 100.000 ton en 100.000 ton of meer;

    • c. de doeleinden waarvoor de stof werd of zal worden geproduceerd.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot mengsels met een laag gehalte aan stoffen van Lijst 3.

Artikel 7

  • 1 Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 6 van de wet in bedrijf houdt, waarin in het voorafgaande kalenderjaar:

    • a. meer dan 200 ton door middel van synthese verkregen, niet in Lijst 1, of Lijst 2 of Lijst 3 opgenomen onderscheiden organische stoffen, of

    • b. meer dan 30 ton door middel van synthese verkregen, niet in Lijst 1, Lijst 2 of Lijst 3 opgenomen onderscheiden organische stoffen, die tevens de chemische elementen fosfor, zwavel of fluor bevatten, is geproduceerd, verstrekt aan Onze Minister jaarlijks voor 1 maart de volgende gegevens:

      • de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het fabriekscomplex in bedrijf houdt;

      • het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

      • de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht;

      • het aantal, bij benadering, van de fabrieken binnen het fabriekscomplex, dat de stoffen, bedoeld in de onderdelen a en b, produceert;

      • in geval van een inrichting als bedoeld in onderdeel a: de totale hoeveelheid, bij benadering, van de productie in het voorafgaande kalenderjaar van niet opgegeven onderscheiden organische stoffen, uitgedrukt in de volgende waarden: tot 1.000 ton, 1.000 tot 10.000 ton en 10.000 ton of meer;

      • in geval van een inrichting als bedoeld in onderdeel b: het aantal fabrieken binnen het fabriekscomplex dat de onderscheiden organische stoffen heeft geproduceerd die de chemische elementen fosfor, zwavel of fluor bevatten, en de hoeveelheid, bij benadering, van deze stoffen die in het voorafgaande kalenderjaar in die fabrieken zijn geproduceerd, uitgedrukt in de volgende waarden: tot 200 ton, 200 tot 1.000 ton, 1.000 tot 10.000 ton en 10.000 ton of meer.

  • 2 Dit artikel is niet van toepassing op inrichtingen die uitsluitend explosieven of koolwaterstoffen heeft geproduceerd.

Artikel 8

De ingevolge dit Hoofdstuk en Hoofdstuk 4 aan Onze Minister te verstrekken gegevens worden ingediend bij de douaneautoriteit op de BES.

Hoofdstuk 3. ontheffingen

Artikel 9

  • 1 Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet is gericht tot Onze Minister en wordt ten minste zeven maanden voor de aanvang van de voorgenomen handeling ingediend bij de douaneautoriteit op de BES.

  • 2 De aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens:

    • a. naam en adres van de aanvrager;

    • b. de dagtekening;

    • c. het adres en de kadastrale aanduiding van de inrichting waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;

    • d. een technische beschrijving van de inrichting.

  • 3 De douaneautoriteit op de BES doet de aanvraag, vergezeld van zijn advies, zo spoedig mogelijk toekomen aan Onze Minister.

  • 4 Ter beoordeling van de aanvraag is de aanvrager verplicht alle door of namens Onze Minister verlangde inlichtingen te verstrekken.

Hoofdstuk 4. overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

  • 1 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 3, tweede of derde lid, van de wet, in bedrijf houdt, verstrekt binnen twee weken na dat tijdstip aan Onze Minister de volgende gegevens:

    • a. het adres en de kadastrale aanduiding van de inrichting;

    • b. een technische beschrijving van de inrichting, met inbegrip van een inventarislijst van de apparatuur.

  • 2 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit handelingen verricht waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de wet is vereist dient binnen twee weken na dat tijdstip een aan Onze Minister gerichte aanvraag om ontheffing in bij de douaneautoriteit op de BES. De artikelen 3 en 9, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit handelingen verricht waarvoor een ontheffing, als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, van de wet is vereist, dient binnen twee weken na dat tijdstip een aan Onze Minister gerichte aanvraag om ontheffing in bij de douaneautoriteit op de BES. De artikelen 4 en 9, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De artikelen 3 en 4 gelden niet zolang niet op de aanvraag om een ontheffing als in het tweede of derde lid bedoeld is beslist.

Artikel 11

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de wet, in bedrijf houdt of heeft gehouden in de in dat artikel genoemde periode, waar stoffen van Lijst 2 of Lijst 3 zijn geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens, verstrekt binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit de volgende gegevens:

  • a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het complex in bedrijf houdt of heeft gehouden;

  • b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

  • c. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex waar stoffen van lijst 2 of Lijst 3 werden geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

    • de naam van de fabriek en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de fabriek in bedrijf houdt of heeft gehouden;

    • de exacte ligging binnen het fabriekscomplex waartoe de fabriek behoort, onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

    • de voornaamste activiteiten die daarin werden verricht;

    • gegevens waaruit blijkt of de fabriek stoffen van Lijst 2 heeft geproduceerd, verwerkt of verbruikt;

    • gegevens waaruit blijkt of de fabriek speciaal bedoeld was voor die activiteiten of voor verscheidene doeleinden geschikt was;

    • gegevens over eventuele andere activiteiten die werden verricht met betrekking tot stoffen van Lijst 2;

  • d. van elke stof van Lijst 2 of Lijst 3 die werd geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

    • de chemische benaming, of de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

    • de data waarop de stof werd geproduceerd en de geproduceerde hoeveelheid;

    • de plaats waar de stof is afgeleverd en de aard van het geproduceerde eindproduct, indien bekend.

Artikel 12

  • 1 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 6 van de wet in bedrijf houdt, waarin in het aan dat tijdstip voorafgaande kalenderjaar:

    • a. meer dan 200 ton door middel van synthese verkregen, niet in Lijst 1, Lijst 2 of Lijst 3 opgenomen, onderscheiden organische stoffen, of

    • b. meer dan 30 ton door middel van synthese verkregen, niet in Lijst 1, Lijst 2 of Lijst 3 opgenomen onderscheiden organische stoffen, die tevens de chemische elementen fosfor, zwavel of fluor bevatten,

    is geproduceerd, verstrekt binnen twee weken na dat tijdstip van inwerkingtreding de volgende gegevens:

    • de naam van het fabriekscomplex en de naam en de naam van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het in bedrijf houdt;

    • het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

    • de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht;

    • het aantal, bij benadering, van de fabrieken binnen het complex die de stoffen, genoemd in de onderdelen a en b, produceren;

    • in geval van een inrichting als bedoeld in onderdeel a: de totale hoeveelheid, bij benadering, van de productie in het voorafgaande kalenderjaar van niet opgegeven onderscheiden organische stoffen, uitgedrukt in de volgende waarden: tot 1.000 ton, 1.000 tot 10.000 ton en 10.000 ton of meer;

    • in geval van een inrichting als bedoeld in onderdeel b: het aantal fabrieken binnen het fabriekscomplex dat de onderscheiden organische stoffen heeft geproduceerd die de chemische elementen fosfor, zwavel of fluor bevatten, en de hoeveelheid, bij benadering, van deze stoffen die in het voorafgaande kalenderjaar in die fabrieken zijn geproduceerd, uitgedrukt in de volgende waarden: tot 200 ton, 200 tot 1.000 ton, 1.000 tot 10.000 ton en 10.000 ton of meer.

  • 2 Dit artikel is niet van toepassing op inrichtingen die uitsluitend explosieven of koolwaterstoffen heeft geproduceerd.

Naar boven