§ 2. Gezinshereniging en gezinsvorming
Artikel 5.9
1 De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt onder een beperking, verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, verleend aan het in artikel 5.10 genoemde gezinslid van de in artikel 5.11 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 5.12 tot en met 5.18 genoemde voorwaarden.
Artikel 5.10
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend aan:
a. de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan;
b. de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners:
1°. niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen, en
2°. ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen, waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden; of
c. het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van Onze Minister feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.
Artikel 5.11
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend aan het in artikel 5.10 bedoelde gezinslid van:
a. een Nederlander van 21 jaar of ouder, of
b. een vreemdeling van 21 jaar of ouder met toelating bij vergunning verleend, die niet-tijdelijk is als bedoeld in artikel 5.3.
Artikel 5.12
Zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een partnerschap is verbonden, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, slechts verleend aan één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd, alsmede aan de uit die vreemdeling geboren minderjarige kinderen.
Artikel 5.13
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de vreemdeling en de hoofdpersoon samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel 5.14
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de vreemdeling beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is aangevraagd of behoort tot één van de in artikel 9, derde lid, van de Wet of in artikel 5.30, tweede lid, bedoelde categorieën.
Artikel 5.15
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.
Artikel 5.16
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Artikel 5.17
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de vreemdeling bereid is een onderzoek naar of behandeling van tuberculose te ondergaan en daaraan mee te werken, dan wel de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen.
Artikel 5.18
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend, indien de hoofdpersoon:
a. duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 5.33, en
b. een garantstelling heeft ondertekend, voorzover de vreemdeling als partner van die persoon wil verblijven.
Artikel 5.19
1 De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, wordt verleend aan de in de openbare lichamen geboren vreemdeling, die het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst en die naar het oordeel van Onze Minister feitelijk is blijven behoren tot het in de openbare lichamen gevestigde gezin van de ouder, die bij vergunning is toegelaten in de openbare lichamen, en die sedert de geboorte van de vreemdeling het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst.
2 Indien de aanvraag is ontvangen voordat de vreemdeling de leeftijd van negen maanden heeft bereikt, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd eveneens verleend aan de buiten de openbare lichamen geboren vreemdeling, die naar het oordeel van Onze Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van beide ouders, die sedert de geboorte van de vreemdeling toelating hebben bij vergunning verleend en het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen hebben verplaatst.
3 Indien de vader van de in het tweede lid bedoelde vreemdeling onbekend is, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend, indien de moeder sedert de geboorte van de vreemdeling toelating bij vergunning verleend heeft en het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst.
§ 5. Geldigheidsduur
Artikel 5.25
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor ten hoogste één jaar en kan telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
Artikel 5.26
In afwijking van artikel 5.25 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking, verband houdend met gezinshereniging als minderjarige, worden verleend voor de duur van ten hoogste:
a. vijf jaren, indien de ouder bij wie de vreemdeling wil verblijven voor onbepaalde tijd of als Nederlander is toegelaten;
b. de duur van de toelating van de ouder bij wie de vreemdeling wil verblijven, indien die duur meer dan een jaar doch minder dan vijf jaren bedraagt.
Artikel 5.27
In afwijking van artikel 5.25 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst worden verleend en kan de geldigheidsduur worden verlengd voor de duur waarvoor de tewerkstellingsvergunning ten behoeve van die arbeid is verleend of verlengd.
Artikel 5.28
In afwijking van artikel 5.25 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend voor de duur van vijf jaren.
Artikel 5.29
2 In afwijking van artikel 5.25 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend of verlengd met een langere geldigheidsduur, indien de geldigheidsduur van de te verlenen of te verlengen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op het moment waarop deze wordt verstrekt ingevolge artikel 5.25 alweer zou zijn geëindigd.
§ 6. De afwijzing van de aanvraag
Artikel 5.30
2 Van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf is, op grond van artikel 9, derde lid, onder f, van de Wet, vrijgesteld de vreemdeling:
a. die voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren toelating in de openbare lichamen heeft gehad of verblijf als Nederlander en in die periode niet het hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
b. van twaalf jaar of jonger, die in de openbare lichamen is geboren en naar het oordeel van Onze Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van een ouder die
1°. sedert het moment van geboorte van de vreemdeling toelating tot verblijf in de openbare lichamen heeft of als Nederlander verblijft, of
2°. op het moment van de geboorte van de vreemdeling toelating tot verblijf in de openbare lichamen had op grond een rechterlijke beslissing en die sedertdien aansluitend toelating tot verblijf op grond van de Wet heeft, voor zover geen van beiden het hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
c. die in de openbare lichamen verblijft en bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek heeft ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van Onze Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;
d. die een aanvraag indient voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet;
e. die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met gezinshereniging met de vreemdeling, bedoeld onder d, voor zover de gezinsband reeds bestond voordat de hoofdpersoon in de openbare lichamen hoofdverblijf had en er geen gezinshereniging mogelijk is in een derde land waarmee de vreemdeling of de hoofdpersoon bijzondere banden heeft;
f. die minderjarig is, schoolgaand is en drie jaren ononderbroken hoofdverblijf in de openbare lichamen heeft en een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging bij een Nederlander of een hoofdpersoon met toelating tot verblijf op grond van de Wet;
g. van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zou zijn.
Artikel 5.31
Een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Wet afgewezen, met het oog op het algemeen belang om de enkele reden dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.
Artikel 5.32
1 De in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit:
a. wettelijk toegestane arbeid in loondienst, voorzover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;
b. wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voorzover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen, of
c. eigen vermogen, voorzover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen.
Artikel 5.34
1 De in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn duurzaam, indien zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
Artikel 5.35
1 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan met het oog op het algemeen belang op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Wet worden afgewezen, indien de vreemdeling niet bereid is een onderzoek naar of behandeling van tuberculose te ondergaan of daaraan niet meewerkt.
§ 7. Verlenging
Artikel 5.36
1 De aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is tijdig ingediend, indien deze is ontvangen uiterlijk op de dag voor de dag waarop de geldigheidsduur verstrijkt, dan wel, indien deze later is ontvangen, indien de termijnoverschrijding de vreemdeling niet kan worden toegerekend.
Artikel 5.37
Een aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt beoordeeld als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, met dien verstande dat de artikelen 5.30 en 5.35 niet van toepassing zijn, indien de aanvraag tijdig is ingediend.
Artikel 5.38
1 Indien de niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd naar het oordeel van Onze Minister is ontvangen binnen een redelijke termijn nadat de toelating of het verblijf als Nederlander is geëindigd, zijn de artikelen 5.30 en 5.35 niet van toepassing.
Artikel 5.39
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet op grond van artikel 14, onder c, van de Wet afgewezen, in geval hij slechts niet of niet langer beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.
Artikel 5.40
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet op grond van artikel 14, onder c, van de Wet afgewezen om reden dat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid, indien er sedert de verlening, verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een periode van twaalf jaren is verstreken.
Artikel 5.41
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet op grond van artikel 14, onder d, van de Wet afgewezen, indien de vreemdeling en degene bij wie hij als gezinslid verblijft gezamenlijk zelfstandig en duurzaam beschikken over een bruto-inkomen als bedoeld in artikel 5.33.
Artikel 5.42
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel, wordt niet op grond van artikel 14, onder e, van de Wet afgewezen, om de enkele reden dat een beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging van de verdachte is genomen, indien de vreemdeling tegen die beslissing schriftelijk beklag heeft gedaan bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba en op dat beklag nog niet is beslist.
Artikel 5.43
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, wordt niet op grond van artikel 14, onder c, d of e, van de Wet afgewezen op de grond dat de vreemdeling voor een periode van korter dan één jaar beschikt over arbeid in loondienst waarmee voldoende zelfstandige middelen van bestaan worden verworven. In dat geval wordt de geldigheidsduur verlengd met een periode gelijk aan de periode waarin de vreemdeling beschikt over de arbeid.