Besluit beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren BES

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m 30-06-2014

Besluit beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren BES

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Het is verboden zich als medische beroepsbeoefenaar op een openbaar lichaam te vestigen en het medische beroep uit te oefenen, dan wel medische beroepsbeoefenaren te vervangen of hun aantal uit te breiden.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing ingeval van tijdelijke vervanging wegens ziekte, vakantie of afwezigheid om andere reden.

Artikel 3

  • 1 Het bestuurscollege kan op een daartoe strekkend verzoek van een in artikel 2 vervatte verbodsbepaling ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden of kan onder beperkingen worden verleend. Bij ministeriële regeling, kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in dit lid bedoelde voorschriften of beperkingen.

  • 2 Een aanvraag om een ontheffing wordt door de verzoeker bij het bestuurscollege ingediend.

  • 3 Alvorens over te gaan tot het nemen van een beslissing ten aanzien van het verzoek, wint Onze Minister het advies in van het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam. Indien Onze Minister afwijkt van het advies van het bestuurscollege, bericht het deze zulks schriftelijk met redenen omkleed.

  • 4 De eilandelijke dienst belast met de openbare gezondheidszorg en de eilandelijke Raad voor de Volksgezondheid, voorzover ingesteld, onderzoeken het verzoek en brengen daarover binnen twee maanden na datum van ontvangst een schriftelijk, met redenen omkleed, advies uit aan het bestuurscollege. Indien het belang van de volksgezondheid in het geding is, kan het bestuurscollege bepalen dat de adviestermijn minder dan twee maanden bedraagt.

  • 5 Indien het advies niet binnen de in het vierde lid bedoelde adviestermijn is ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat het advies ten aanzien van het verzoek om ontheffing afwijzend luidt.

  • 6 Het bestuurcollege beslist binnen vier weken na ontvangst van het laatst ontvangen advies, bedoeld in het vierde lid. Indien voorzienbaar is dat de beslissing niet binnen genoemde periode kan worden genomen, kan deze periode eenmaal met een gelijke periode worden verlengd. De verzoeker wordt van een zodanig uitstel in kennis gesteld.

  • 7 Het bestuurscollege verleent de ontheffing slechts voor zover dit past binnen de richtlijnen, bedoeld in artikel 6.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister wijkt slechts af van de richtlijnen, bedoeld in artikel 6, indien hiervoor blijkens het advies van het bestuurscollege zwaarwegende redenen aanwezig zijn.

  • 2 De krachtens artikel 3, eerste lid, verleende ontheffingen kunnen slechts gemotiveerd worden gewijzigd of ingetrokken indien daarvoor zwaarwegende redenen aanwezig zijn.

Artikel 5

Het bestuurscollege draagt zorg dat zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken na de vaststelling van de krachtens de artikelen 3, eerste lid, en artikel 4, tweede lid, vastgestelde beschikkingen:

deze in afschrift wordt gezonden aan de Inspectie voor de Volksgezondheid;

deze wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling, worden, gehoord de desbetreffende eilandelijke raad voor de volksgezondheid, richtlijnen vastgesteld ten aanzien van de behoefte aan medische beroepsbeoefenaren en de wijze waarop in die behoefte kan worden voorzien.

Artikel 7

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit besluit bepaalde zijn belast de daartoe bij ministeriële regeling aangewezen medewerkers van de Inspectie voor de Volksgezondheid. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 8

Met het opsporen van de bij dit besluit strafbaar gestelde feiten zijn, naast de bij artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES aangewezen personen, belast de daartoe bij ministeriële regeling aangewezen medewerkers van de Inspectie voor de Volksgezondheid. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 9

  • 1 Overtreding van het in artikel 2 gestelde verbod, dan wel handelen in strijd met de aan een ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen waaronder deze is verleend, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt, voor zover zij opzettelijk wordt begaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren hetzij met een geldboete van ten hoogste USD 56.000,–, hetzij met beide straffen.

  • 2 Overtreding van het in artikel 2 gestelde verbod, dan wel handelen in strijd met de aan een ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen waaronder deze is verleend, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt, voor zover zij niet opzettelijk wordt begaan, gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar hetzij met een geldboete van ten hoogste USD 28.000,– hetzij met beide straffen.

  • 3 Degene die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding, bedoeld in artikel 10 schendt, wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste zes maanden hetzij een geldboete van ten hoogste USD 14.000, – hetzij met beide straffen.

  • 4 Degene aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding, bedoeld in artikel 10 is te wijten, wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste drie maanden hetzij een geldboete van ten hoogste USD 5.600, – hetzij met beide strafffen.

  • 5 De in het eerste, derde en vierde lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven en het in het tweede lid strafbaar gestelde feit als overtreding.

  • 6 Geen vervolging van een in het derde of vierde lid bedoeld strafbaar feit heeft plaats dan op klachte van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een maatschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klachte van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, van één van hen.

Artikel 10

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van dit besluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 11

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, geldt niet voor medische beroepsbeoefenaren die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds als zodanig op een openbare lichaam gevestigd zijn en als medisch beroepsbeoefenaar hun beroep uitoefenen, met dien verstande dat voor degenen die in het bezit zijn van een vergunning tot voorlopig verblijf, dit slechts van toepassing is gedurende de geldigheid van bedoelde vergunning.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren BES.

Naar boven