Stuwadoorswet 1946 BES

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Stuwadoorswet 1946 BES

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van deze wet en van de naar aanleiding daarvan uitgevaardigde besluiten wordt verstaan onder:

    • zeeschip: ieder schip, dat wordt gebruikt tot de vaart ter zee of daartoe bestemd is, met uitzondering van oorlogsschepen en visschersvaartuigen;

    • bemanning van een zeeschip: allen, die zich blijkens de monsterrol of bij gebreke daarvan, blijkens een ander aan boord van het schip aanwezig geschrift, als schepeling hebben verbonden;

    • stuwadoorsarbeid:

      • a. alle werkzaamheden verbonden aan:

        het brengen van goederen in een zeeschip; het, in rechtstreeksch verband daarmede, verwerken der in het schip te brengen goederen op de kade, in zich aldaar bevindende pakhuizen of opslagplaatsen of in het vaartuig of voertuig, van waaruit zij rechtstreeks in het zeeschip worden gebracht;

        het stuwen of het verwerken van goederen in het zeeschip;

        het brengen van goederen uit een zeeschip; het, in rechtstreeksch verband daarmede, opstapelen der uit het schip gebrachte goederen op de kade, in zich aldaar bevindende pakhuizen of opslagplaatsen, of het stuwen of het verwerken dier goederen in het vaartuig of voertuig, waarin of waarop zij rechtstreeks uit het zeeschip worden gebracht;

        één en ander met inbegrip van het bedienen van inrichtingen of werktuigen ten behoeve van vorenbedoelde werkzaamheden.

      • b. bij ministeriële regeling zoo nodig aan te wijzen werkzaamheden, bestaande in of verband houdende met het opslaan, verwerken en afleveren van goederen in bij dat besluit aangewezen pakhuizen, opslagplaatsen, vaartuigen of voertuigen;

    • stuwadoorsonderneming: iedere onderneming, waarin, zij het niet voortdurend of uitsluitend, stuwadoorsarbeid wordt verricht;

    • havenarbeider: ieder, die stuwadoorsarbeid verricht.

  • 2 Onder goederen worden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen mede begrepen de brandstof voor de voortbeweging van het zeeschip, het water en de ballast, doch worden overigens voor zoover een en ander zonder behulp van krachtwerktuigen wordt behandeld, niet begrepen hetgeen dient tot uitrusting van het schip, de bagage van de reizigers en van de bemanning, zoomede het proviand.

Artikel 2

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven, welke gelden voor stuwadoorsbedrijven, ten aanzien van:

    • a. de veiligheid in verband met de te verrichten werkzaamheden, het vervoer in het bedrijf der havenarbeiders van en naar de plaatsen waar die werkzaamheden verricht worden inbegrepen;

    • b. het voorkomen van ongevallen en het verleenen van hulp bij ongevallen;

    • c. het voorkomen van schade aan de gezondheid ten gevolge van den arbeid;

    • d. den arbeidsduur en rusttijden;

    • e. het beschikbaar stellen van drinkwater en/of alcoholvrije dranken;

    • f. het bevorderen van de zindelijkheid;

    • g. de aanwezigheid van voldoende privaten en urinoirs;

    • h. kleedkamers, kleederbergplaatsen en schaftlokalen;

    • i. plaatsen, waar loon wordt uitbetaald;

    • j. plaatsen, waar arbeiders in dienst genomen worden.

    Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijst de ambtenaren aan, die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften.

  • 2 Het Hoofd of de Bestuurder van een stuwadoorsonderneming is verplicht te zorgen, dat vanaf den gestelden datum voldaan wordt aan de voorschriften bedoeld in het vorig lid. Tevens rust op hem de verplichting toe te zien dat deze voorschriften op voor een ieder waarneembare wijze worden bekend gesteld.

  • 3 Iedere havenarbeider, die arbeid verricht, waarop een voorschrift, gegeven bij of krachtens een in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur, betrekking heeft, is in de gevallen, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald, verplicht, voor zoover hij redelijkerwijze kan worden geacht met dat voorschrift bekend te zijn, bij of terzake van den arbeid, dien hij verricht, dat voorschrift na te leven en de op grond van dat voorschrift aanwezige en voor hem bestemde beveiligingsmiddelen aan te wenden. De voormannen hebben toe te zien dat aan deze verplichting wordt voldaan.

Artikel 3

  • 1 De beslissing omtrent het wel of niet dan wel slechts gedeeltelijk voldaan hebben aan een voorschrift bij en krachtens deze wet gegeven, berust bij Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de daartoe door hem aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de daartoe door hem aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid zijn bevoegd aan de Hoofden of Bestuurders eener stuwadoorsonderneming te bevelen den stuwadoorsarbeid door havenarbeiders onverwijld geheel of ten deele te doen staken, indien zij van oordeel zijn, dat onmiddellijk gevaar bestaat voor personen tengevolge van de niet-naleving van een of meer der voorschriften bij of krachtens deze wet gegeven. Het bevel wordt schriftelijk en gedagteekend gegeven.

  • 3 De Hoofden of Bestuurders eener stuwadoorsonderneming zijn verplicht te zorgen, dat in hunne onderneming onverwijld aan een bevel, als in de voorgaande leden bedoeld, wordt voldaan; voorts te zorgen dat de arbeid niet eerder wordt hervat dan nadat het bevel tot geheele of gedeeltelijke staking in beroep is vernietigd of nadat de ambtenaar, die het bevel gaf, tot de hervatting schriftelijk verlof heeft gegeven.

  • 4 De ambtenaar die het bevel gaf, kan ter uitvoering daarvan de hulp inroepen van den sterken arm.

  • 5 Een beschikking krachtens deze wet van de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt gegeven namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 5

  • 1 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft het Hoofd (de Hoofden) of de Bestuurder(s) van een stuwadoorsonderneming die een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift overtreedt. Geen strafvervolging wordt ingesteld en geen straf uitgesproken tegen het Hoofd (de Hoofden) of de Bestuurder(s), buiten wiens toedoen het feit is begaan.

  • 2 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft het Hoofd (de Hoofden) of de Bestuurder(s) van een stuwadoorsonderneming, die, nadat een bevel tot geheele of gedeeltelijke staking van stuwadoorsarbeid is gegeven, in strijd met dat bevel den arbeid doet of laat voortzetten of zonder de vereischte toestemming doet of laat hervatten. Geen strafvervolging wordt ingesteld en geen straf uitgesproken tegen het Hoofd (de Hoofden) of de Bestuurder(s), buiten wiens toedoen het feit is begaan.

  • 3 Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de havenarbeider, die een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift overtreedt.

  • 4 De feiten, bij lid 1 en lid 3 van dit artikel strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen, het feit bij lid 2 van dit artikel als misdrijf.

Artikel 6

  • 2 De in het vorig lid bedoelde opsporingsambtenaren hebben toegang tot alle schepen en werven, waarop deze wet en de daarop berustende bepalingen van toepassing is.

  • 3 Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien desnoods met inroeping van den sterken arm.

Naar boven