Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen

[Regeling vervallen per 24-12-2010.]
Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 26-08-2010 t/m 23-12-2010

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2010, nr. 146018, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen. (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

In overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gezien het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 10 mei 2010;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gewasbeschermingsmiddel Monam Cleanstart ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 120 dagen na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen. Het zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 augustus 2010

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Bijlage

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Gebruiksvoorschriften

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Algemeen

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Toegestaan is uitsluitend het gebruik in geval van een besmetverklaring met het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci), als grondontsmettingsmiddel in de teelt in de vollegrond van bloembollen, om een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare (bloem)bolgewassen, opgelegd door de Plantenziektenkundige Dienst, op te heffen.

Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal in een periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast. In geval van een aantasting met het quarantaine organisme stengelaaltje kan één extra behandeling worden uitgevoerd. Indien na deze extra behandeling nog stengelaaltjes worden geconstateerd kan een tweede behandeling plaatsvinden.

Toepassing

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Dosering: 7,5 liter per are. Het middel moet worden ingespit.

Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur.

De injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, b.v. roestvrijstalen antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten van de scharen (bijv. systeem ‘Hartenhof’). De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond geplaats te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.

Het middel op ten minste 10 cm diepte inbrengen.

De afgifte dient ten minste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht, gestopt te worden.

Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.

Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden, doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen dragen.

Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.

Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met veel water wassen.

Handschoenen buiten de cabine opbergen.

Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.

Om het grondwater te beschermen, dit product niet gebruiken in grondwaterbeschermingsgebieden.

Om zoogdieren, vogels en grondwater te beschermen en om blootstelling aan de lucht zoveel mogelijk te voorkomen moet het met het product behandelde perceel direct na toepassing worden afgedekt voor een periode van minimaal 6 weken.

Om niet-doelwit arthropoden te beschermen, vermijd onnodige blootstelling.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 24-12-2010]

Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus. De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.

Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen ongeveer 7 en 16 ºC. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is.

Het middel onverdund toepassen.

Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.

Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van 3 tot 6 weken.

Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.

Naar boven