Verdrag VS, hybride entiteiten, fiscale transparantie, goedkeuring dat verdrag met [...] Staten toch op hybride entiteiten kan worden toegepast

[Regeling vervallen per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 06-07-2005 t/m 31-12-2019

Verdrag VS, hybride entiteiten, fiscale transparantie, goedkeuring dat verdrag met Verenigde Staten toch op hybride entiteiten kan worden toegepast

De Staatssecretaris van Financiën keurt goed dat ter zake van hybride entiteiten die vanuit Nederlandse optiek fiscaal transparant zijn, recht bestaat op toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten. Aan deze goedkeuring is wel de eis verbonden dat de hybride entiteit deelneemt in een in Nederland gevestigd lichaam dat in of via Nederland reële activiteiten verricht en als zodanig voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor afgifte van een ATR. Met de goedkeuring wijkt de staatssecretaris in zoverre af van het per 1 januari 2005 in werking getreden art. 24, vierde lid, verdrag Nederland-Verenigde Staten. De goedkeuring geldt voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2006.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Op 28 december 2004 is het op 8 maart 2004 in Washington ondertekende protocol tot wijziging van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag, in Nederland goedgekeurd bij Wet van 30 juni 2004, Stb. 367, in werking getreden. De wijzigingen van dit protocol zijn per 1 januari 2005 effectief geworden, met dien verstande dat het in het nieuwe artikel 10, derde lid, van het verdrag opgenomen nultarief voor bepaalde deelnemingsdividenden per 1 februari 2005 effectief is geworden.

Een van de effectief geworden wijzigingen betreft de introductie van artikel 24, vierde lid, van het verdrag. In dat artikel is (vanuit Nederlandse optiek bezien) vastgelegd dat Nederland slechts verdragsvoordelen (vermindering van dividendbelasting) hoeft te geven voor zover de uitgekeerde dividenden in de Verenigde Staten direct in de heffing worden betrokken. Gebleken is dat deze nieuwe bepaling nadelig kan uitwerken voor bedrijven die hun belangen in Nederlandse dochterbedrijven hebben vormgegeven door tussen de Amerikaanse moeder en de Nederlandse dochter een entiteit te plaatsen - opgericht naar Nederlands recht of het recht van een derde staat - die voor Nederlandse fiscale doeleinden als transparant wordt aangemerkt, en voor Amerikaanse fiscale doeleinden als niet-transparant. Omdat de inkomsten van een dergelijke hybride entiteit niet door de Verenigde Staten worden belast, hoeft Nederland - gelet op artikel 24, vierde lid, van het verdrag - ter zake van de aan een dergelijke entiteit uitgekeerde dividenden geen vermindering van dividendbelasting te geven. Een dergelijk effect acht ik in bepaalde gevallen ongewenst. Via dit besluit keur ik goed dat onder de hierna genoemde voorwaarden ter zake van hybride entiteiten (die voor Nederlandse fiscale doeleinden als transparant worden aangemerkt en voor Amerikaanse doeleinden als niet-transparant en) die belangen hebben in een lichaam dat in Nederland is gevestigd, toepassing van artikel 24, vierde lid, van het verdrag achterwege kan blijven, mits dat lichaam in of via Nederland reële activiteiten uitoefent.

2. Reikwijdte van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Omdat de problematiek van het niet geven van verdragsvoordelen aan hybride entiteiten zich, door het nieuwe artikel 24, vierde lid, van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag, (alleen) voordoet in relatie tot de Verenigde Staten, is dit besluit bedoeld voor hybride entiteiten die worden gebruikt in structuren tussen een Amerikaanse aandeelhouders enerzijds en een Nederlands lichaam anderzijds. Het besluit heeft uitsluitend betrekking op hybride entiteiten die voor Nederlandse fiscale doeleinden als transparant worden beschouwd en voor Amerikaanse fiscale doeleinden als niet-transparant. Gelet op het voorgaande is het besluit zo vormgegeven dat als aan de in de onderdelen 3 en 4 van dit besluit beschreven voorwaarden wordt voldaan, artikel 24, vierde lid, van genoemd verdrag niet zal worden toegepast.

3. Voorwaarden voor toepassing van dit besluit: reële activiteiten in of via Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Als voorwaarde voor het achterwege laten van toepassing van artikel 24, vierde lid, van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag geldt dat de hybride entiteit moet deelnemen in een in Nederland gevestigd lichaam dat in of via Nederland reële activiteiten verricht.

De beoordeling van de vraag of in of via een in Nederland gevestigd lichaam reële activiteiten worden verricht, zal plaatsvinden door het APA/ATR-team van de Belastingdienst/Rijnmond (adres: Postbus 50960, 3007 BB Rotterdam). Hiertoe kan een schriftelijk verzoek worden ingediend bij het APA/ATR-team door het dividenduitkerende lichaam, door de tot het dividend gerechtigde hybride entiteit of door de participanten in de desbetreffende hybride entiteit met een fiscale woonplaats in de Verenigde Staten.

Bij de beoordeling zal het APA/ATR-team onder meer bezien of het dividenduitkerende lichaam (fiscaal alleen) in Nederland is gevestigd, of er bestuurders en/of werknemers in Nederland actief zijn, of deze bestuurders beschikken over voldoende professionele kennis, waar belangrijke bestuursbesluiten plaatsvinden, waar de hoofdbankrekening wordt aangehouden, waar de boekhouding wordt gevoerd, wat de omvang van het (eigen en vreemd) vermogen is, welke activiteiten er in of via Nederland worden verricht, of het in Nederland actieve personeel voldoende gekwalificeerd is, of er reële risico’s worden gelopen, of de door het lichaam ontvangen beloning(en) redelijk zijn ten opzichte van de activiteiten die worden verricht en de risico’s die worden gelopen en of (tot het toetsmoment) op correcte wijze aan alle aangifteverplichtingen is voldaan.

Als ten behoeve van een in Nederland gevestigd lichaam in het verleden al een ATR is afgegeven die nog steeds van toepassing is, zal dit als een positieve indicator worden meegewogen. In beginsel is het mijn bedoeling dat alle lichamen die in aanmerking komen voor afgifte van een ATR geacht worden voor de toepassing van dit besluit voldoende reële activiteiten in of via Nederland te verrichten.

4. Gevolgen van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Het onder voorwaarden achterwege laten van toepassing van artikel 24, vierde lid, van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag ten aanzien van hybride entiteiten die voor Nederlandse fiscale doeleinden als transparant worden aangemerkt en voor Amerikaanse fiscale doeleinden als niet-transparant, brengt met zich dat participanten met een fiscale woonplaats in de Verenigde Staten, rechtstreeks een beroep kunnen doen op toepassing van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat participanten die deelnemen in een hybride entiteit ten aanzien waarvan toepassing van artikel 24, vierde lid, van het verdrag achterwege kan blijven, voor toepassing van verdragsvoordelen moeten voldoen aan alle (overige) voorwaarden die in het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag zijn opgenomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de participanten in de hybride entiteit op grond van de in artikel 26 van het verdrag opgenomen limitation on benefits bepaling (voor toepassing van alle verdragsvoordelen) gekwalificeerde personen moeten zijn. Daarnaast zullen deze participanten, als zij in aanmerking wensen te komen voor toepassing van het in artikel 10, tweede lid, opgenomen tarief van 5% voor deelnemingsdividenden, moeten voldoen aan alle daarvoor geldende voorwaarden. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor toepassing van het in artikel 10, derde lid, opgenomen tarief van 0% voor bepaalde deelnemingsdividenden. Bij de beoordeling van de in artikel 10, tweede en derde lid, van het Nederlands - Amerikaanse belastingverdrag opgenomen criteria omtrent de omvang van de deelname, wordt uitgegaan van de omvang die (elk van) de participanten bij rechtstreekse deelname in het dividenduitkerende lichaam zou(den) hebben.

5. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Dit besluit treedt in werking met ingang van heden, en kan worden toegepast op dividenduitkeringen die worden betaald of uitgekeerd op of na de eerste dag van boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2006.

Naar boven