Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (overige dienstonderdelen)

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 09-07-2010 t/m 31-12-2010

Regeling van het College van Procureurs Generaal van 18 december 2009, nummer PaG / 14391, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het bureau Ontnemingswetgeving OM, het bureau Verkeershandhaving OM, de Centrale Verwerking OM, de Dienstverleningsorganisatie OM, het Functioneel Parket, het Landelijk Parket, het Parket Generaal en de Rijksrecherche

Het College van procureurs generaal,

Overwegende dat bij besluiten van 9 november 2009 , nummer 5602920/09 (Stcrt 2009/17519) en 5628333/09 (Stcrt 2009/17341) het mandaat, de volmacht en de machtiging verleend aan het College bij besluit van 15 december 1997, nummer 665429/897, is vervangen door een nieuwe regeling van mandaat, volmacht en machtiging;

Dat er binnen het Openbaar Ministerie sprake is van verleende ondermandaten;

Dat op grond van de besluiten van 9 november 2009, nummer 5602920/09 en nummer 5628333/09 verleende ondermandaten geacht worden gegrond te zijn op de nieuwe regeling van mandaat, volmacht en machtiging;

Dat er aanleiding is om de inhoud van het mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de onderdelen van het openbaar ministerie aan te passen;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, het Algemeen rijksambtenarenreglement, het Besluit algemene rechtspositie politie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie en de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie;

Gezien het advies van de Medezeggenschapsraad Openbaar Ministerie van 26 maart 2009, kenmerk MROM 2009/ 006;

Besluit:

Paragraaf 1. , definities

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 1. , definities

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1) College: het College van procureurs-generaal;

  • 2) Dienstonderdelen: de hierna genoemde onderdelen van het openbaar ministerie, te weten:

    • a) het bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie;

    • b) het bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie;

    • c) de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie;

    • d) de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie;

    • e) het Functioneel Parket;

    • f) het Landelijk Parket;

    • g) het Parket Generaal, en;

    • h) de Rijksrecherche.

  • 3) Directeur bedrijfsvoering: de directeur bedrijfsvoering van de dienstonderdelen bedoeld in het tweede lid, aanhef, onderdelen c, d, e en f;

  • 4) Machtiging: de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, of een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, die betrekking hebben op het openbaar ministerie;

  • 5) Mandaat: de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen die betrekking hebben op het openbaar ministerie;

  • 6) Minister: de minister van justitie;

  • 7) Niet rechterlijk ambtenaar: de rijksambtenaren en de politieambtenaren;

  • 8) Politieambtenaren: de ambtenaren die werkzaam zijn bij de Rijksrecherche krachtens een aanstelling op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie;

  • 9) Rechterlijke ambtenaar: de in de Wet op de rechterlijke organisatie als zodanig aangeduide ambtenaren;

  • 10) Rijksambtenaren: de ambtenaren die werkzaam zijn bij dienstonderdelen van het openbaar ministerie krachtens een aanstelling op grond van het Algemeen rijksambtenarenreglement;

  • 11) Volmacht: de bevoegdheid om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die betrekking hebben op het openbaar ministerie.

Paragraaf 2. , de aanwijzing tot hoofd van dienst en bevoegd gezag

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 2. , Aanwijzing tot hoofd van dienst

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

De hierna genoemde functionarissen van de hierna genoemde onderdelen worden aangewezen tot hoofd van dienst ten aanzien van de rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren werkzaam bij het betreffende dienstonderdeel in de zin van artikel 4, eerste lid, aanhef, onderdeel b, van het Algemeen rijksambtenarenreglement en als bevoegd gezag in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef, onderdeel l, sub 3 van het Besluit algemene rechtspositie politie:

  • a) De directeur van het bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie;

  • b) Het hoofd van het bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie;

  • c) De directeur van de Centrale Verwerking OM;

  • d) De directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie;

  • e) Het hoofd van het Functioneel Parket;

  • f) Het hoofd van het Landelijk Parket;

  • g) De directeur van het Parket Generaal, en;

  • h) De directeur van de Rijksrecherche.

Paragraaf 3. , de bevoegdheden

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 3. , De bevoegdheden

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 1) Beheermandaat

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de aan het College toekomende bevoegdheden inzake aangelegenheden die het beheer van het dienstonderdeel betreffen, met uitzondering van de besluiten en handelingen die op grond van artikel 4, aanhef, vierde lid, onderdelen a, b en c, zijn uitgesloten van het mandaat.

  • 2) Budgetverantwoordelijkheid

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen, voor zover deze de besteding en de uitputting van het budget van het dienstonderdeel aangaan, een en ander met inachtneming van het aan hen op grond van het vastgestelde jaarplan toegekende budget en de voor het budgethouderschap geldende voorschriften.

  • 3) Het College behoudt zich het recht voor om bij een nader aanvullend besluit nadere aanwijzingen te geven ten aanzien van de administratieve organisatie van het budgetmandaat, de wijze waarop verplichtingen worden aangegaan, de wijze waarop betaalbaarstelling ten laste van het budget plaatsheeft en de wijze waarop bestedingen van het budget worden verantwoord.

  • 4) Mandaat organisatie en formatie

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat verleend om passend binnen de hoofdlijnen van de organisatie en formatie, de budgettaire kaders zoals die in het jaarplan zijn vastgelegd, de organisatie en formatie vast te stellen van het dienstonderdeel met inachtneming van artikel 4, aanhef, onderdeel 1 en 3 en het geldende functiehuis voor de sectoren rechterlijke macht en rijk.

  • 5) Personeelsmandaat

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat verleend om:

    • a) Besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen al dan niet met rechtspositionele gevolgen, voor zover deze de rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren aangaan die werkzaam zijn bij zijn dienstonderdeel. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend op basis van de geldende voorschriften, de vastgestelde formatie en het toegekende personele budget met uitzondering van de besluiten als bedoeld in artikel 4, aanhef, vierde lid, onderdelen a, b en c.

    • b) Besluiten te nemen waarmee aan rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren een schadeloosstelling wordt toegekend tot het bedrag van € 5.000,– op jaarbasis.

    • c) Besluiten te nemen waarmee aan rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren een eenmalige of periodieke toeslag wordt toegekend tot het bedrag van € 5.000,– op jaarbasis.

  • 6) Mandaat arbeidsomstandigheden

    • a) Aan het hoofd van dienst wordt mandaat verleend om het arbeidsomstandighedenbeleid te coördineren en uit te voeren zoals dat geldt binnen het openbaar ministerie en hij volgt daarbij – voor zover het betreft de huisvesting en de materiële voorzieningen – het voor het openbaar ministerie geldende arbeidsomstandighedenbeleid.

    • b) Aan het hoofd van dienst wordt mandaat verleend de bevoegdheden uit te oefenen die op grond van de Arbeidsomstandighedenwet vereist zijn.

  • 7) Klachtenafhandeling

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat verleend om klachten als bedoeld in artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht af te handelen, met uitzondering van klachten die gedragingen betreffen van het hoofd van dienst zelf.

  • 8) Nationale Ombudsman

    Het hoofd van dienst wordt mandaat en machtiging verleend om besluiten te nemen en andere handelingen te verrichten, voortvloeiende uit aangelegenheden van de Nationale Ombudsman indien het gaat om:

    • a) het sturen van ontvangstbevestigingen;

    • b) het sturen van tussenberichten, waaronder uitstelberichten, of;

    • c) stukken naar aanleiding van pogingen van de nationale Ombudsman om ter vermijding van een volledig onderzoek te bevorderen dat alsnog aan de klacht tegemoet wordt gekomen (interventies).

  • 9) Wet openbaarheid van bestuur

    Aan het hoofd van dienst wordt mandaat en machtiging verleend om besluiten te nemen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met uitzondering van de besluiten die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben.

Artikel 4. , voorwaarden verbonden aan het uitoefenen van het mandaat, volmacht en machtiging

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Het hoofd van dienst is gehouden bij het uitoefenen van bevoegdheden:

  • 1) Indien en voor zover het betreft de onderdelen bedoeld in artikel 1, tweede lid, aanhef, onderdelen c, d, e en f, gebruik te maken van de ondersteuning die door de directeur bedrijfsvoering wordt gegeven met inachtneming van het model van de regeling ‘mandaatbesluit openbaar ministerie (directeur bedrijfsvoering overige OM onderdelen) 2009’;

  • 2) De verplichting na te leven tot het vaststellen van de hoofdlijnen van arbeidsomstandighedenbeleid gericht op het bevorderen van een zo groot mogelijke veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid en het welzijn van de binnen zijn gezagsbereik werkzame ambtenaren in verband met de arbeid.

  • 3) Een formatiebeheer te voeren dat in overeenstemming is met het justitiebrede beleid.

    • a) Het formatiebeheer dient gericht te zijn op de bewaking en bevordering van het effectief en doelmatig toedelen en inzetten van personele capaciteit.

    • b) Het mandaat ten aanzien van het formatiebeheer geldt voor alle functies die vallen onder het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en het Besluit bezoldiging politie.

    • c) Voor het waarderen van deze functies wordt het binnen Justitie geldende functiewaarderingssysteem (Fuwasys en Fuwapol) gehanteerd inclusief het daarin vervatte normmateriaal.

    • d) De waardering van functies vindt plaats op grond van een functiewaarderingsadvies van een deskundige op het terrein van Fuwasys en/of Fuwapol.

    • e) Van het organisatie en formatiemandaat zijn uitgesloten:

      • i) De vaststelling van de organisatie en formatie van de managementfuncties vanaf schaal 14 en hoger;

      • ii) Alle overige functies van schaal 14 en hoger.

  • 4) Van het beheer-, budget- en personeelsmandaat zijn uitgesloten:

  • 5) Van het beheer-, budget-, personeels-, en formatiemandaat wordt gebruik gemaakt met inachtneming van:

    • a) de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b) de Comptabiliteitswet;

    • c) de arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele regels zoals die gelden in de sector rijk, de sector rechterlijke macht of de sector politie;

    • d) de algemeen geldende regels zoals die binnen het openbaar ministerie gelden, en;

    • e) de specifieke beleidsregels zoals die gelden binnen het dienstonderdeel.

  • 6) Het hoofd van dienst legt over het gevoerde beheer verantwoording af aan het College.

  • 7) Het hoofd van dienst is gehouden schriftelijke beslissingen die op grond van het budgetmandaat, organisatie en formatiemandaat, beheermandaat, personeelsmandaat en mandaat arbeidsomstandigheden worden genomen, als volgt te ondertekenen:

    ‘De Minister van Justitie’

    ‘namens deze,’

    ‘naam ondertekenaar’

    ‘functie ondertekenaar’.

Paragraaf 4. , beslissingen op bezwaar en beroep

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 5. , beslissingen op bezwaar en beroep

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Paragraaf 5. , Verlenen van ondermandaat

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 6. , Ondermandaat

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 1) Het hoofd van dienst wordt toegestaan van het aan hen in deze regeling verleende mandaat ondermandaat te verlenen en de aan hen toegekende volmacht en machtiging door te geven aan onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2) Het krachtens dit artikel verleende ondermandaat en de doorgegeven machtiging en volmacht kunnen één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Paragraaf 6. , Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 1) Het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie van 15 december 1997, nummer 665431 L/897 wordt ingetrokken.

  • 2) Bestaande regelingen waarin de in het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie verleende mandaten, volmachten en machtigingen verder worden doorgegeven, worden geacht te zijn gegrond op deze regeling, voor zover zij daarmee niet strijdig zijn, totdat op grond van deze regeling nieuwe ondermandaten zijn vastgesteld of volmachten en machtigingen worden doorgegeven.

  • 3) Bestaande regelingen waarin de in het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie verleende mandaten, volmachten en machtigingen verder worden doorgegeven, worden geacht op 1 juli 2010 te zijn ingetrokken, tenzij deze reeds op een eerder tijdstip worden ingetrokken en zijn vervangen door een op dit besluit gegronde regeling van het ondermandaat of het doorgeven van volmacht en machtigingen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 20 november 2009.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 27-02-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (overige dienstonderdelen).

’s-Gravenhage, 18 december 2009

De

Minister

van Justitie,
namens deze:

Voorzitter van het College van procureurs generaal.

H.N. Brouwer,

Naar boven