Kennis voor burgerschap en ontwikkelingssamenwerking – subsidiebeleidskader 2011–2014
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
O. Vooraf
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Als onderdeel van de moderniseringsagenda voor ontwikkelingssamenwerking is de Tweede
Kamer in 2009 akkoord gegaan met vernieuwing van het overheidsbeleid gericht op de
bevordering van maatschappelijke betrokkenheid bij en steun voor ontwikkelingssamenwerking.
Dit nieuwe beleid, waarvan de kern is verwoord in de Kamerbrief ‘Investeren in mondiaal
burgerschap’, gaat in 2011 van start. Centraal daarin staat de nadruk op het belang
van de mondiale dimensie van burgerschap, effectiviteit en toetsbaarheid, en – om
redenen van transparantie en zuiverheid – scheiding tussen advisering en subsidieverstrekking.
Als gevolg hiervan is er geen MFS-financiering meer mogelijk voor enkel draagvlakactiviteiten
in Nederland, wordt de subsidietaak die nu nog door de NCDO wordt uitgevoerd onder
ministeriële verantwoordelijkheid voortgezet via een nieuwe faciliteit, en zal de
NCDO zich ontwikkelen tot een kennis- en adviescentrum.
Dit document beschrijft het beleidskader voor de vernieuwde NCDO. Op basis hiervan
stelt de NCDO een meerjarig strategisch beleidsplan op voor de periode 2011–2014 dat
zal dienen als subsidieaanvraag. Hierin wordt de nieuw omschreven hoofdtaak zo specifiek
en meetbaar mogelijk ingevuld: naar resultaatniveaus, naar werkwijze en beoogde partners,
naar te bereiken publieksgroepen en ‘klanten’ en naar te ontwikkelen middelen en instrumenten.
I. Burgerschap in relatie tot ontwikkelingssamenwerking: beleidsuitgangspunten
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Onder meer via ontwikkelingssamenwerking
investeert de overheid in een duurzame, rechtvaardige en welvarende wereld. Naast
solidariteit gaat het daarbij uiteindelijk ook om welbegrepen eigenbelang. Een betere
wereld is immers ook goed voor Nederland.
Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is gericht op bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden,
op bevordering van duurzame ontwikkeling en op bijdragen aan oplossingen voor problemen
in de wereld die ontwikkelingsprocessen negatief beïnvloeden. Het bredere internationale
perspectief wordt gevormd door de samenhang tussen economische groei, toename van
welvaart en rechtvaardige verdeling daarvan, groeiende openheid van samenlevingen,
klimaatverandering en vraagstukken van vrede en veiligheid.
Politiek en maatschappelijk draagvlak voor internationale samenwerking en actieve
betrokkenheid van burgers daarbij zijn cruciaal, omdat burgerschap niet ophoudt bij
de landsgrenzen. Veel zaken die een direct Nederlands belang raken hebben immers een
internationale dimensie. Dit geldt ook voor sociaal-economische ontwikkelingen waarbij
Nederlanders dagelijks betrokken zijn.
De overheid hecht dan ook aan bevordering van het besef dat burgerschap over grenzen
heen reikt en een mondiale dimensie heeft. Dit besef vergt onderhoud, onder meer omdat
mondiale ontwikkelingen in Nederland geen vanzelfsprekend ankerpunt hebben. Ten aanzien
van de bevordering van maatschappelijke betrokkenheid bij hieraan gerelateerde onderwerpen
heeft de overheid een voorwaardenscheppende en katalyserende rol. Die rol is tweeledig:
subsidiëring van activiteiten én zorgen dat kennis en advies ter beschikking staat
van de samenleving.
Voor de internationale dimensie van burgerschap geldt dat om er volwaardig inhoud
aan te kunnen geven kennis nodig is. Tegelijk staat internationale samenwerking laag
op de zogenoemde ‘burgeragenda’. Kennis over dit beleidsterrein is bij het brede publiek
niet erg groot. Mensen gaan bovendien niet gemakkelijk zelf actief op zoek naar informatie.
Kennis en meningsvorming kunnen wel aanzienlijk worden bevorderd door gerichte voorlichting
en bewustwordingsactiviteiten. Ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking kan dit bijdragen
aan een groter publiek bewustzijn over armoede en ontwikkeling in de wereld – en ook
over het belang van Nederland om op deze terreinen actief te zijn – en aan een geïnformeerd
publiek debat daarover.
Kennis alleen is echter niet voldoende voor politieke en maatschappelijke steun ten
behoeve van internationale samenwerking. Het is wel onontbeerlijk voor een goed begrip
van de internationale positionering van Nederland en voor kritische toetsing van het
beleid. Met meer kennis kunnen burgers bovendien beter onderbouwd tot opvattingen
komen, en op basis daarvan weloverwogen beslissingen nemen. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de consequenties die zij aan hun opvattingen willen verbinden in termen van houding
en gedrag.
Er is nationaal en internationaal veel kennis, onderzoek en ervaring beschikbaar,
die van belang kan zijn voor de invulling van een actief burgerschap in relatie tot
ontwikkelingssamenwerking. In Nederland is die kennis te versnipperd en onvoldoende
toegankelijk. Het is van belang te investeren in verwerving, ontsluiting, verrijking
en actief ter beschikking stellen van die kennis. De NCDO – die in het nieuwe beleid
geen subsidietaak meer uitvoert – kan hier met haar kennis, ervaring en contacten
een nuttige rol vervullen.
Als onderdeel van het nieuwe beleid stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken verder
een nieuwe subsidiefaciliteit in om burgerschap in relatie tot ontwikkelingssamenwerking
te bevorderen via voorlichting, educatie en bewustwordingsactiviteiten door derden.
Het document voor de Europese openbare aanbesteding van het beheer van de Subsidiefaciliteit
voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) beschrijft de relatie tussen
de beheerder van deze subsidiefaciliteit en de NCDO.
II. Kennis- en adviescentrum
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De NCDO is vanaf 1 januari 2011 operationeel als een ‘eerstelijns’ kennis- en adviescentrum
met als doel actief bij te dragen aan het vergroten van burgerschap in relatie tot
internationale samenwerking. De NCDO doet dat door op een praktische en laagdrempelige
wijze de toegankelijkheid en beschikbaarheid van kennis over en ervaringen op dit
terrein te bevorderen en zo het effect van wat in het jargon ’draagvlakinterventies’
heten te vergroten en burgers beter in staat te stellen een goed geïnformeerd debat
te voeren over OS en weloverwogen keuzes te maken. Zij vergaart en verspreidt ook
kennis over de effectiviteit van dergelijke interventies. Kennis en expertise die
op lokaal en regionaal niveau noodzakelijk is, dan wel toegankelijk moet zijn om de
genoemde taken goed te kunnen uitvoeren dient te NCDO in samenwerking met andere partijen
beschikbaar te stellen. De NCDO kan hiertoe diensten en benodigde capaciteit en expertise
inkopen. De NCDO zal zelf geen regionale, lokale of internationale vertegenwoordigingen
opstarten.
Het werkterrein van de NCDO ‘nieuwe stijl’ omvat vier domeinen:
-
1. Kennis van voor het maatschappelijk draagvlak voor internationale samenwerking relevante
activiteiten en initiatieven;
-
2. Vermaatschappelijking en bevordering van het debat over internationale samenwerking;
-
3. Mondiaal burgerschap onder jeugd en jongeren;
-
4. Kennis van interventiemethoden ten behoeve van burgerschap in relatie tot internationale
samenwerking (inclusief effectonderzoek en evaluatie).
Op haar werkterrein vervult de NCDO ‘nieuwe stijl’ drie functies: (kennis)makelaar,
adviseur en aanjager. De (kennis)makelaarsfunctie betreft het identificeren, verwerven,
analyseren en verwerken van informatie, het op toegesneden wijze ter beschikking stellen
daarvan, en het verbinden van initiatieven en mensen. De adviesfunctie betreft het
informeren en inhoudelijk ondersteunen van particulieren en organisaties die eigen
activiteiten in Nederland (willen) ondernemen. De functie van aanjager omvat het op
basis van gedegen analyses mogelijk maken en waar nodig stimuleren van gedachte- en
meningsvorming. De invulling van de functies kan per domein verschillen.
De NCDO heeft zicht op wat er op het vlak van burgerschap en internationale samenwerking
gebeurt en beschikt hiertoe over een netwerk, onder meer binnen de overheid (in eerste
instantie het ministerie van Buitenlandse Zaken), maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen
en media. Zij hanteert effectieve instrumenten en methoden die in de praktijk hun
nut hebben bewezen. De NCDO vervult geen functie als zelfstandige denktank, maar volgt
het maatschappelijke debat en ontsluit actief informatie die op basis daarvan wordt
verkregen ten behoeve van dat debat.
III. Domeinen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
1. Kennis van voor het maatschappelijk draagvlak voor internationale samenwerking
relevante activiteiten en initiatieven
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De NCDO ‘nieuwe stijl’ heeft allereerst degelijke kennis van activiteiten en particuliere
initiatieven in brede zin die voor het maatschappelijk draagvlak voor internationale
samenwerking relevant zijn. Zij adviseert op basis daarvan particulieren en organisaties,
verwijst hen door naar (subsidie)mogelijkheden, verbindt activiteiten aan elkaar en
biedt ondersteuning.
Vanuit het oogpunt van de bevordering van de effectiviteit van activiteiten houdt
de NCDO zicht op programma’s, activiteiten, ontwikkelingen en trends. Het betreft
hier activiteiten gericht op bevordering van de mondiale dimensie van burgerschap
in het bijzonder in relatie tot ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Hierbij is
samenwerking en afstemming met andere organisaties mogelijk en waarschijnlijk noodzakelijk.
Functie: Kennismakelaar + Adviseur
Beoogd beleidsresultaat: De doeltreffendheid en evalueerbaarheid van activiteiten gericht op bevordering van
burgerschap in relatie tot internationale samenwerking zijn vergroot.
2. Vermaatschappelijking en bevordering van het debat over internationale samenwerking
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De NCDO draagt bij aan een levendig, geïnformeerd en relevant publiek debat over internationale
samenwerking en aan verdiepende gedachtewisseling en meningsvorming binnen relevante
(intermediaire) organisaties en publieksgroepen, zoals studenten, opinieleiders, politici,
docenten. Inhoudelijk betreft het thema’s op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
en van burgerschap in relatie tot internationale samenwerking. De organisatie houdt
daarbij zicht op en voeling met wat zich in de publieke arena afspeelt, identificeert
kansen en eventuele lacunes en neemt indien nodig – en zo mogelijk samen met andere
organisaties – initiatieven. Daarbij worden ook verbindingen tot stand gebracht tussen
het internationale, het nationale en het lokale/regionale niveau.
Functie: Kennismakelaar + Aanjager
Beoogd beleidsresultaat: Een levendig, geïnformeerd en relevant publiek debat over internationale samenwerking
op verschillende publieksniveaus.
3. Mondiaal burgerschap onder jeugd en jongeren
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Vooral bij jonge mensen levert investeren in burgerschap veel rendement op. Voor de
NCDO ‘nieuwe stijl’ vormen educatie en bewustwordingsactiviteiten gericht op deze
groep daarom een speciaal aandachtsveld. Verankering in het formele onderwijs van
de aandacht voor de mondiale dimensie van burgerschap en dan vooral gericht op ontwikkelingsvraagstukken
heeft daarbij prioriteit. Daarnaast ligt er ook een taak ten aanzien van initiatieven
en programma’s door en voor jongeren, zoals stages in en uitwisselingen met ontwikkelingslanden.
Tevens is het van belang oog te houden voor vernieuwende manieren die betrokkenheid
van jongeren bij internationale samenwerking kunnen bevorderen. Hierbij ligt samenwerking
voor de hand met organisaties die op dit terrein actief zijn.
Functie: Kennismakelaar + Adviseur
Beoogd beleidsresultaat: De mondiale dimensie van burgerschap is verankerd in het formele onderwijs. Jongeren
zijn betrokken bij activiteiten gericht op bevordering van de mondiale dimensie van
burgerschap.
4. Kennis en evaluatie van interventies ten behoeve van burgerschap in relatie tot
internationale samenwerking
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Dit domein betreft het identificeren, verwerven, analyseren en verwerken van actuele
praktisch toepasbare kennis van communicatiemethoden en interventies. Van speciaal
belang daarbij zijn toepasbaarheid, effectiviteit en evalueerbaarheid. Het gaat om
het systematisch inventariseren van activiteiten, het verzamelen van best practices, en het signaleren van eventuele lacunes en nieuwe ontwikkelingen. Dat kan door meting
en monitoring van activiteiten van derden. Deze kennis wordt in praktisch bruikbare
vormen ontsloten en verspreid. De NCDO ‘nieuwe stijl’ ondersteunt ook – en waar relevant
in samenwerking met andere partijen – organisaties bij het integreren van deze kennis
in hun activiteiten.
Functie: Kennismakelaar + Adviseur
Beoogd beleidsresultaat: De effectiviteit en evalueerbaarheid van activiteiten gericht op burgerschap in relatie
tot internationale samenwerking is vergroot. De kennis over maatschappelijk draagvlak
voor internationale samenwerking en de kennis over interventies ten behoeve van burgerschap
in relatie tot internationale samenwerking is vergroot.
IV. Bestuurlijk model en beheerskader
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
1. Rechtsvorm – bestuur – periode
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De NCDO beschikt over rechtspersoonlijkheid en richt de NCDO ‘nieuwe stijl’ in binnen
de kaders van deze rechtspersoon. Waar nodig brengt zij haar statuten in overeenstemming
met de hierboven omschreven taken en werkwijze. De organisatie richt haar eigen bestuur
en bureau in onder een statutaire directeur. Daarbij ziet de organisatie er op toe
dat het bestuur een goede afspiegeling vormt van degenen die zich in de maatschappij
bezig houden met internationale samenwerking en burgerschap. Die representativiteit
wordt breed uitgelegd. Dat wil zeggen, zij gaat verder dan de gebruikelijke ontwikkelingssector
en omvat ook partijen als het bedrijfsleven, kenniscentra, jongeren en andere groepen
van actieve burgers.
De artikelen 9.1 en 9.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken vormen de grondslag voor subsidiëring van activiteiten met het oog op meningsvorming,
voorlichting en bevordering van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. De NCDO
doet met het oog daarop een aanvraag voor een programmasubsidie van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014.
2. Beleidsplan – subsidiebedrag
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De NCDO stelt op basis van het onderhavige subsidiekader een meerjarig strategisch
beleidsplan op en legt dit na vaststelling door het Bestuur in de vorm van een subsidieaanvraag
voor aan de Minister. Ter onderbouwing van de gevraagde financiering wordt tevens
een bedrijfsplan en een meerjarenbegroting voorgelegd. Speciale aandachtspunten zijn
daarbij de kwaliteit van de organisatie en de inhoudelijke invulling van het beleid
(inclusief visie & missie, strategische omgevingsanalyse, beleidsrelevantie en beoogde
resultaten).
De NCDO geeft duidelijk aan hoe zij de resultaten in de komende periode zichtbaar
zal maken. Hierbij gaat het om de belangrijkste sleutelindicatoren die samen een beeld
geven van de realisatie van de beoogde resultaten (outcome) in het licht van de doelstellingen en de onderliggende aannames van het programma.
Ook wordt aangegeven welke prestaties de NCDO levert (output) om deze outcome te behalen. Hierbij wordt getoetst op de haalbaarheid en de mate waarop resultaten
specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) zijn geformuleerd
In dit verband zijn ‘nulmetingen’ van belang om de startpositie te bepalen.
De NCDO wordt gevraagd de nadere uitwerking van de doelstelling per domein in een
schema in te vullen. Dit met als doel het ministerie ervan te overtuigen dat de gevraagde
prestaties kunnnen worden geleverd en om aan te tonen aan de hand van welke veranderingen
(indicatoren) tezijnertijd kan worden vastgesteld of en in hoeverre de beoogde outputs, outcomes zijn gerealiseerd en bijdragen aan de beoogde impacts.
Afhankelijk van de goedkeuring van de subsidieaanvraag is een subsidiebedrag van maximaal
€ 44 miljoen beschikbaar voor de gehele beleidsperiode. De bedragen per jaar worden
bepaald op basis van de meerjarenbegroting.
Indien de vaststelling of goedkeuring van de begroting van het ministerie van Buitenlandse
Zaken daar aanleiding toe geeft, kunnen het subsidieplafond en het bedrag van de verleende
subsidie dienovereenkomstig worden verlaagd.
3. Jaarplannen – verantwoording – voortgang
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Voor de opeenvolgende subsidiejaren opereert de organisatie op basis van jaarplannen.
Deze worden na vaststelling door het Bestuur ter goedkeuring voorgelegd aan het Ministerie.
Het ministerie toetst de jaarplannen aan het oorspronkelijk goedgekeurde beleidsplan.
In elk jaarplan wordt flexibele ruimte opgenomen om op de actualiteit te kunnen inspelen.
Verantwoording wordt jaarlijks afgelegd in een jaarverslag, waarin op heldere wijze,
en waar mogelijk gekwantificeerd, wordt aangegeven wat de relatie is tussen de gestelde
doelen en behaalde resultaten, en de effecten daarvan. De jaarstukken (jaarverslag
en jaarrekening, vergezeld van een accountantsrapport (inclusief accountantsverslag)
worden na vaststelling door het Bestuur aangeboden aan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
en worden tevens met duidelijke vermelding op de eigen website gepubliceerd. Het Ministerie
toetst het jaarverslag aan relevante plannen als het jaarplan, het bedrijfsplan en
het meerjarig strategisch beleidsplan.
De NCDO monitort de voortgang van haar beleidsprogramma aan de hand van een door haarzelf
opgesteld en door de Minister geaccordeerd monitoringsprotocol, waarvan de basis wordt
gevormd door de indicatoren uit de goedgekeurde subsidieaanvraag. De monitoringsrapportages
zijn op aanvraag voor het ministerie beschikbaar.
Indien jaarplannen en jaarverslagen geen blijk geven van voldoende invulling van het
meerjarig beleidsplan, of van gebrek aan terugkoppeling van de resultaten van monitoring
en evaluatie, kan de subsidie worden verlaagd.
4. Timing en afstemming
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Jaarplannen worden niet later dan 1 november van het jaar voorafgaande aan het planjaar
ingediend bij het Ministerie. Het Ministerie zorgt voor bespreking van het plan in
een afstemmingsoverleg niet later dan medio december in het jaar voorafgaande aan
het planjaar. Jaarverslagen worden niet later dan 1 juni van het volgende jaar ingediend.
Tussen de verantwoordelijke directie binnen het Ministerie en de directie van de NCDO
vindt naar aanleiding van respectievelijk het jaarplan en van het jaarverslag minimaal
twee maal per jaar overleg plaats. Op verzoek van een van beide partijen kan tussentijds
overleg plaatsvinden over beleidsmatige en uitvoeringszaken.
V. Kwaliteitsbewaking
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De organisatie is verantwoordelijk voor het handhaven en toepassen van een effectief
systeem van planning, monitoring en evaluatie. Doelen van monitoring en evaluatie
zijn leren én verantwoorden. Op basis van aldus verkregen informatie kan ook tijdig
worden bijgestuurd . Zonodig moet hiervoor toestemming worden gevraagd van de Minister.
De organisatie oriënteert haar kwaliteitssysteem op basis van het INK of een soortgelijk
gangbaar kwaliteitsysteem.
In 2013 vindt er een externe evaluatie plaats die zowel product- als procesgericht
zal zijn.